Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van den Hil, Van Campen en Sahla over het bericht “Veel vraag naar kinderopvang bij boer, maar regels belemmeren uitbreiding”
Vragen van de leden Van den Hil en Van Campen (beiden VVD) en Sahla (D66) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Veel vraag naar kinderopvang bij boer, maar regels belemmeren uitbreiding» (ingezonden 9 februari 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en van Minister
Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 24 april 2023). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1643.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Veel vraag naar kinderopvang bij boer, maar regels
belemmeren uitbreiding»?1
Antwoord 1
Ja, daar zijn wij mee bekend.
Vraag 2
In antwoord op eerdere schriftelijke vragen gaf u aan in gesprek te zijn met de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG) om te kijken hoe belemmerende regelgeving weggenomen
kan worden2; kunt u een opsomming geven van de door de agrarische kinderopvangsector benoemde
belemmeringen? Wat is de stand van zaken van deze gesprekken, kunt u per belemmering
aangeven op welke wijze u deze voornemens bent weg te nemen en wanneer wordt de Kamer
nader geïnformeerd over de uitkomsten?
Antwoord 2
Door de Verenigde Agrarische Kinderopvang (VAK) en de Land en Tuinbouw Organisatie
(LTO) zijn belemmeringen en knelpunten met betrekking tot wet- en regelgeving aangedragen,
die kunt u vinden in bijlage 1. Met de betrokken partijen zijn we in gesprek over
de belemmeringen die zijn aangekaart. Dit is ook onderdeel van gesprek aan de sectortafel
Multifunctionele landbouw van het Landbouwakkoord.
Daarnaast wordt door de Ministeries van LNV, SZW en EZK, de VNG en LTO onder leiding
van de Kamer van Koophandel de komende tijd een «Life event»-traject3 opgezet. Dit traject heeft tot doel om belemmeringen bij multifunctionele landbouw
(waaronder agrarische kinderopvang) verder in kaart te brengen en te inventariseren
waar onnodige regeldruk kan worden weggenomen. We willen eerst dit onderzoek afwachten
om vervolgens integraal te bezien welke eventuele acties nodig zijn om onnodige regeldruk
weg te nemen. Over de uitkomsten van dit «Life event»-traject en eventuele vervolgstappen
zal de Minister van LNV de Kamer dit najaar nader informeren.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat in sommige gevallen de vergunning voor een agrarische kinderopvang
gekoppeld is aan het uitoefenen van een actief agrarisch bedrijf, waarbij een specifiek
omzetpercentage is opgenomen? Is het kabinet van mening dat deze koppeling onwenselijk
is, aangezien dit deze vorm van multifunctionele landbouw belemmert? Indien ja, welke
bevoegdheden heeft het kabinet om deze koppeling weg te nemen in het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium?
Antwoord 3
Het kan zijn dat in sommige gemeenten de vergunning voor agrarische kinderopvang of
kleinschalig kamperen gekoppeld is aan het uitoefenen van een actief agrarisch bedrijf,
en dat daarbij een specifiek omzetpercentage is opgenomen. Eén van de redenen hiervoor
is mogelijk de wens tot behoud van de agrarische hoofdfunctie van een gebied. Gemeenten
kunnen die koppeling heroverwegen.
Vanuit het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium heeft het Rijk de mogelijkheid om rijksbeleid
via instructieregels door te laten werken in de gemeentelijke besluitvorming over
omgevingsvergunningen en -plannen.
Daarbij geldt wel het beginsel van subsidiariteit en proportionaliteit waarbij regelstelling
vanuit het Rijk in beginsel alleen aan de orde is als decentrale overheden het nationaal
belang niet doelmatig en doeltreffend kunnen behartigen.
Hierbij moet opgemerkt worden dat er ruimte voor gemeenten moet zijn om te kunnen
besluiten wat het beste is voor inwoners en bedrijven, op basis van zowel lokale als
nationale opgaven. Door middel van de Handreiking Multifunctionele Landbouw en Ruimtelijke
Ordening en de uitkomsten van het Life event-traject, kunnen we gemeenten ondersteunen
in het maken van de juiste afwegingen hierbij.
De Minister van LNV heeft de VNG gevraagd of een omzetpercentage gebruikelijk is bij
gemeenten. Op basis van een kleine verkenning ontstaat daaruit niet het beeld dat
een dergelijk omzetpercentage op grote schaal wordt toegepast door de gemeenten. Wel
wil de Minister van LNV ook dit als aandachtspunt terug laten komen in een bredere
uitvraag en in het traject rond belemmerende wet- en regelgeving, omdat dit inderdaad
bepaalde vormen van multifunctionele landbouw zou kunnen belemmeren.
Vraag 4
In antwoord op eerdere vragen gaf u aan agrarische kinderopvang als een kans te zien
om enerzijds het aantal kinderopvangplekken te vergroten en anderzijds mogelijkheden
aan agrariërs te bieden om het verdienmodel te verbreden en daarover te spreken met
Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland, Vereniging Agrarische Kinderopvang (VAK)
en VNG4; hoe verlopen deze gesprekken en welke oplossingen dragen deze organisaties aan om
eventuele knellende wet- en regelgeving weg te nemen en hoe neemt u deze aanbevelingen
mee?
Antwoord 4
Zoals aangegeven in reactie op vraag 2 zijn we in goed overleg met betrokken partijen
en wordt gestart met het «Life event»-traject. Als dit traject afgerond is, verwacht
ik meer zicht te hebben op hoe eventueel belemmerende regeldruk kan worden weggenomen.
Bij de publicatie van de uitkomsten van dit traject dit najaar zal ik hier nader op
ingaan.
Daarnaast wordt op dit moment in opdracht van en gefinancierd door de VNG de «Handreiking
Multifunctionele Landbouw en Ruimtelijke Ordening» uit 2011 geactualiseerd. De verwachting
is dat deze handreiking later dit voorjaar wordt gepubliceerd. De hoofdgedachte van
de handreiking is dat een duidelijk afwegingskader geboden wordt aan (gemeente)ambtenaren,
waarmee een goed doordachte keuze kan worden gemaakt in lokaal beleid, rekening houdend
met lokale autonomie. Dit kan leiden tot een efficiënter en eenduidiger besluitvormingsproces
bij vergunningverlening. De publicatie van de handreiking wordt gevolgd door workshops
voor ambtenaren en multifunctionele landbouw-ondernemers.
Vraag 5
Hoe kijkt u naar de huisvesting van kinderopvangorganisaties en de eisen die daaraan
gesteld worden, ook als het om kinderopvanglocaties op boerenbedrijven gaan? Zorgen
deze eisen aantoonbaar voor kwaliteit en toegankelijkheid van kinderopvanglocaties?
Zo ja, waar blijkt dat uit?
Antwoord 5
Vanuit de Wet kinderopvang worden eisen gesteld ten aanzien van huisvesting. Deze
zien onder andere op de minimale oppervlakte aan speelruimte en de veiligheid en gezondheid
op een kinderopvanglocatie. Het veiligheid- en gezondheidsbeleid is locatie-afhankelijk.
De GGD houdt toezicht op deze kwaliteitseisen. Deze eisen acht ik van belang om te
zorgen voor kwalitatief goede opvang waarbij kinderen voldoende, veilige en toegankelijke
ruimtes hebben om te spelen en zich te ontwikkelen. Overigens heb ik geen signalen
ontvangen dat deze eisen uit de Wet kinderopvang belemmerend zijn voor de sector of
voor agrarische kinderopvanglocaties in het bijzonder.
Naast deze eisen uit de Wet kinderopvang worden er nog enkele andere eisen gesteld
ten aanzien van de huisvesting, zoals dat het in het bestemmingsplan van de gemeente
moet passen en er een vergunning voor brandveiligheid moet zijn als er meer dan tien
kinderen worden opgevangen. Vanuit het Besluit gevoelige bestemmingen worden er voor
het waarborgen van een goede luchtkwaliteit regels gesteld ten aanzien van de afstand
van een kinderopvanglocatie tot een rijksweg of provinciale weg.
Op gemeentelijk niveau kunnen nadere regels worden gesteld rondom luchtkwaliteit die
bijvoorbeeld mee kunnen worden gewogen bij het bestemmingsplan. Gemeenten kunnen een
afweging maken van welke nadere regels zij willen stellen die passend zijn in hun
context.
Vraag 6
Bent u bereid om te kijken naar de gedifferentieerde impact van wet- en regelgeving
op grote- en kleine boerenbedrijven die een (gedeeltelijke) transitie willen maken
naar de kinderopvang? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen is het kabinet voornemens
concreet te zetten om deze transitie zo goed als mogelijk te faciliteren?
Antwoord 6
Ja, in het «Life event»-traject wordt ook de tussenschaligheid van de diverse activiteiten
op een multifunctioneel bedrijf meegenomen als aandachtspunt. Aan de hand van het
«Life event»-traject wordt verder gekeken waar onnodige regeldruk kan worden weggenomen
en wat mogelijke oplossingsrichtingen zijn. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag
2 zal de Minister van LNV uw Kamer hier dit najaar over informeren.
Vraag 7
Bent u bereid om in kaart te brengen of agrarische kinderopvanginstellingen makkelijker
personeel weten aan te trekken dan stedelijke kinderopvanginstellingen? Zo nee, waarom
niet? Hoeveel agrarische kinderopvanginstellingen zijn dit jaar in de markt actief?
Antwoord 7
Er is geen exact beeld van het aantal agrarische kinderopvangstellingen dat actief
is in de markt. De Verenigde Agrarische Kinderopvang heeft mij desgevraagd een inschatting
gegeven: circa 140 locaties voor kinderdagopvang of buitenschoolse opvang en ruim
100 voorzieningen voor gastouderopvang.
Er zijn geen gegevens waaruit blijkt of agrarische kinderopvanginstellingen makkelijker
personeel weten aan te trekken dan stedelijke kinderopvanginstellingen. Op dit moment
zie ik geen meerwaarde en een rol voor het Ministerie van SZW weggelegd om te onderzoeken
of specifiek agrarische kinderopvanginstellingen makkelijker personeel weten aan te
trekken dan reguliere kinderopvanginstellingen. Ik richt mij op de hele kinderopvangsector,
als het gaat om aanpak van het personeelstekort. In mijn brief van september 2022
ben ik ingegaan op deze aanpak. Deze maand verwacht ik uw Kamer hier een voortgangsbrief
over te sturen. Het beeld vanuit de VAK is dat het bij de agrarische kinderopvang
nog wat beter lukt om personeel aan te trekken en te behouden. Mogelijk spreekt het
concept medewerkers aan, waardoor zij makkelijker dan andere organisaties nieuw personeel
aan zich kunnen binden.
Vraag 8
U doet in het eerdergenoemde artikel een oproep aan gemeenten om het openen van een
dagverblijf door boeren te stimuleren; aan wat voor concrete maatregelen denkt u daarbij?
Bent u bereid zelf ook concrete stappen te zetten om dit te stimuleren? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Samen met de betrokken partijen worden op dit moment diverse stappen gezet om mogelijke
belemmeringen voor agrarische kinderopvang op te lossen. Denk aan de actualisering
van de Handreiking Multifunctionele Landbouw en Ruimtelijke Ordening en het eerdergenoemde
«Life event»-traject.
Er wordt geïnventariseerd welke mogelijke knelpunten er in wet- en regelgeving zijn
en hoe hiermee kan worden omgegaan. Daarnaast zie ik juist een rol voor gemeenten
weggelegd in het bedenken van maatregelen om agrarische kinderopvang te stimuleren.
Vraag 9
Wat is de positieve gezondheidsimpact op kinderen die naar de agrarische kinderopvang
gaan in plaats van naar een stedelijke kinderopvanginstelling?
Antwoord 9
Er is geen onderzoek gedaan naar de gezondheidsimpact op kinderen die naar de agrarische
kinderopvang gaan versus een stedelijke kinderopvanginstelling in Nederland. Wel zijn
er onderzoeken die aantonen dat kinderen in een omgeving met veel ruimte, dieren en
natuur meer bewegen, waardoor de kans op overgewicht afneemt. Door activiteiten als
klimmen, klauteren, graven en rennen ontdekken kinderen hun eigen kunnen en grenzen
beter, wat de ontwikkeling van de motoriek stimuleert. Contact met dieren heeft positieve
effecten op de ontwikkeling van een kind. Ook leren kinderen waar voedselproducten,
zoals melk en eieren, vandaan komen. In het artikel van het RIVM «Agrarische kinderopvang?
Gezond en veilig»5 staat ook meer over eventuele risico’s voor de gezondheid en hoe die te voorkomen.
Sinds 2011 wordt grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de gezondheid van omwonenden
van veehouderijen, middels het onderzoeksprogramma Veehouderij en Gezondheid Omwonenden
(VGO). Dit onderzoek laat zien dat het wonen nabij een veehouderij zowel positieve
als negatieve gezondheidseffecten heeft. COPD-patiënten die in de buurt van veehouderijen
wonen hebben vaker en/of meer last van hun aandoening. In het algemeen is de longfunctie
verminderd van mensen die bij veel veehouderijen wonen en komen in de buurt van pluimvee-
en geitenhouderijen longontstekingen iets vaker voor. Astma en allergie komen daarentegen
minder vaak voor rondom veehouderijen.
Iedere kinderopvang moet een veiligheids- en gezondheidsbeleid hebben. Dit beleid
gaat over hoe de organisatie kinderen beschermt tegen risico’s en beschrijft bijvoorbeeld
de afspraken over hygiëne. De GGD controleert op dit beleid en houdt toezicht.
Vraag 10
Welke stappen worden er voor het zomerreces nog gezet om het aanbieden van agrarische
kinderopvang te vergemakkelijken? Hoe sluit dat aan bij maatregelen om het aanbieden
van een niet-agrarische kinderopvang eenvoudiger en toegankelijker te maken?
Antwoord 10
Zoals eerder vermeld wordt er een «Life event»-traject opgestart. Daarnaast wordt
op dit moment in opdracht van de VNG de Handreiking Multifunctionele Landbouw en Ruimtelijke
Ordening uit 2011 geactualiseerd. De verwachting is dat deze handreiking later dit
voorjaar wordt gepubliceerd. De informatie uit deze handreiking kan door gemeenten
worden toegepast bij gemeentelijke beleidsafwegingen en bij het maken van plannen
op het terrein van ruimtelijke ordening, economie en milieu op het gebied van multifunctionele
landbouw.
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord een herziening van het financieringsstelsel
van de kinderopvang afgesproken. De herziening van het financieringsstelsel geldt
voor de hele kinderopvang, dus inclusief agrarische kinderopvang. Door deze herziening
wordt het stelsel eenvoudiger en begrijpelijk voor ouders. Daarnaast wordt de kinderopvang
betaalbaarder en financieel toegankelijker, zodat ouders makkelijker arbeid en zorg
kunnen combineren. Een betaalbaardere kinderopvang en een eenvoudiger stelsel dragen
eraan bij dat meer ouders en hun kinderen gebruik kunnen maken van kinderopvang.
Vraag 11
Bij beantwoording van eerdere vragen geeft u aan een eerste stap te zetten in het
actualiseren van de Handreiking Multifunctionele Landbouw en Ruimtelijke Ordening;
wat is de stand van zaken van deze actualisering en welke stappen onderneemt u het
komende jaar voor deze actualisering?
Antwoord 11
De actualisering van de Handreiking Multifunctionele Landbouw en Ruimtelijke Ordening
wordt op dit moment uitgevoerd in opdracht van de VNG. De verwachting is dat deze
handreiking dit voorjaar wordt gepubliceerd. Het Ministerie van LNV en VNG zullen
vervolgens na de publicatie van de handreiking workshops voor ambtenaren en multifunctionele
landbouw-ondernemers organiseren om de handreiking onder de aandacht te brengen.
Vraag 12
Bent u het in algemene zin eens met de uitspraak dat agrarische kinderopvang een onderdeel
is van het ondernemerschap in de kinderopvang en dat wet- en regelgeving ondernemerschap
niet in de weg mag zitten zolang de kwaliteit en toegankelijkheid behouden blijven?
Antwoord 12
Dit soort innovatieve vormen van kinderopvang zijn een goede toevoeging aan de kinderopvangsector,
zeker in deze tijd van arbeidsmarktkrapte. Het is uiteraard wel van belang dat de
kinderopvang veilig en van hoge kwaliteit is en dus voldoet aan de kwaliteitseisen
die vanuit de Wet kinderopvang worden gesteld. Deze gelden voor alle vormen van kinderopvang,
dus ook voor agrarische kinderopvang.
Daar waar wet- en regelgeving houders in de kinderopvang onnodig belemmert, moeten
we proberen dat op te lossen. Specifiek voor de agrarische kinderopvang gaan we daar
ook mee aan de slag middels de genoemde «Life Event» traject.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.