Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Akerboom en Van Raan over Nederlandse investeringen in een oliepijplijn in Oeganda met grote risico’s voor mens, dier en natuur
Vragen van de leden Akerboom en Van Raan (beiden PvdD) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Financiën over Nederlandse investeringen in een oliepijplijn in Oeganda met grote risico’s voor mens, dier en natuur (ingezonden 16 november 2022).
Antwoord van Minister Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking)
(ontvangen 21 april 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023,
nr. 1016.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het feit dat TotalEnergies nieuwe olievelden aan het boren
is, in een natuurreservaat in Oeganda, met grote risico’s voor de natuur, wilde dieren
en water- en voedselvoorziening van de lokale bevolking?1
Antwoord 1
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van het artikel.
Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van het feit dat TotalEnergies een 1.443 km lange oliepijplijn
aanlegt naar de haven in Tanzania (de East African Crude Oil Pipeline (EACOP)), om
de olie uit het natuurreservaat naar de rest van de wereld te kunnen krijgen?2
Antwoord 2
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van het artikel.
Vraag 3 en 4
Klopt het dat het aanleggen van de oliepijplijn tot nu toe gepaard is gegaan met onder
andere landroof, intimidatie van de lokale bevolking en natuurschade?
Kunt u bevestigen dat de bouw van de pijplijn het leefgebied van wilde dieren zoals
chimpansees en leeuwen verwoest?
Antwoord 3 en 4
Het kabinet maakt geen eigen appreciatie van de gevolgen van dit project, maar stimuleert
partners wereldwijd om sociale- en milieugevolgen van infrastructuurinvesteringen
systematisch in kaart te brengen en te adresseren aan de hand van een milieu en sociale
effectrapportage (m.e.r.). Nederland financiert de Commissie Milieueffectrapportage
(m.e.r.) om in ontwikkelingslanden de kwaliteit van m.e.r. rapporten te beoordelen,
m.e.r. systemen te verbeteren en m.e.r. capaciteit op te bouwen. De Commissie m.e.r.
heeft op verzoek van de Oegandese National Environmental Management Authority de milieu en sociale effectrapportage van EACOP beoordeeld en concludeerde dat diverse
zorgpunten in de rapportage onvoldoende belicht en geadresseerd zijn.3
Vraag 5
Wat is uw standpunt over het feit dat 120.000 mensen moeten verhuizen om plaats te
maken voor de pijplijn en de kostbare landbouwgrond die de lokale bevolking hard nodig
heeft voor haar zelfvoorziening, wordt opgeslokt door de fossiele pijplijn?3
Antwoord 5
In algemene zin verwacht het kabinet van Nederlandse bedrijven dat zij in lijn met
de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) ondernemen. Dit betekent onder meer dat zij voorafgaand aan een investering,
zoals een pijpleiding, de risico’s in kaart brengen voor mens en milieu, zoals het
verhuizen van mensen, en deze risico’s voorkomen of mitigeren. Als er mensen negatief
getroffen zijn door de investering dan moet het bedrijf in kwestie een klachtenmechanisme
hebben waar de getroffenen terecht kunnen om herstel te verkrijgen. Het kabinet kan
geen uitspraken doen over of TotalEnergies op de juiste wijze gepaste zorgvuldigheid
heeft toegepast, aangezien het kabinet hierop geen toezicht houdt.
Vraag 6
Hoeveel waarde wordt er op de hierboven beschreven manieren aan Oeganda onttrokken?
Antwoord 6
Het kabinet heeft hier geen zicht op.
Vraag 7
Kunt u bevestigen dat protesten tegen de pijplijn meteen de kop in worden gedrukt
en activisten worden gearresteerd en gevangengezet? Hoeveel protesteerders zijn er
tot nu toe al opgepakt in Oeganda?
Antwoord 7
Op 4 oktober 2022 zijn er 9 mensen gearresteerd die protesteerden tegen de EACOP pijpleiding
en die voorstander zijn van de resolutie van het Europees Parlement5. Volgens de woordvoerder van de politie in Kampala hadden de demonstranten geen autorisatie
verkregen. Zij zijn aangeklaagd voor het aanzetten tot geweld en illegale samenscholing
en zijn op borgtocht vrijgelaten6. Op 14 december 2022 zijn de 9 demonstranten voor een rechtbank in Kampala verschenen,
waar zij geïnformeerd werden dat hun rechtszaak waarschijnlijk op 20 februari 2023
zal beginnen7.
Vraag 8
Deelt u de analyse dat de 34.3 miljoen ton kg CO2 die de pijplijn per jaar zal uitstoten strijdig is met de klimaatdoelen van Parijs,
vooral gezien het feit dat 65% van de concessie in handen is van een Frans bedrijf
en dus niet toegerekend zou moeten worden aan Oeganda?
Antwoord 8
Op basis van de bevindingen van het Internationaal Energie Agentschap (IEA) en het
Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) deelt het kabinet de analyse dat voor investeringen in nieuwe olie- en gasvelden
en fossiele infrastructuur geen ruimte bestaat onder het 1,5°C scenario. Het kabinet
ziet het dilemma van Oeganda, dat als lage-inkomensland zelf relatief weinig bijdraagt
aan klimaatverandering en in exploitatie van fossiele voorraden kansen ziet om te
kunnen investeren in economische ontwikkeling. Het kabinet speelt daarop in door Oeganda
te helpen bij het aantrekken van investeringen in toegang tot hernieuwbare energie.
Vraag 9
Klopt het dat de Deutsche Bank haar financiering van de oliepijplijn heeft stopgezet
nadat klimaat- en mensenrechtenorganisaties hun zorgen hadden geuit?
Antwoord 9
Volgens een bericht van Reuters van 16 mei 2022 verleent de Deutsche Bank geen financiering
aan de pijpleiding.8 In het artikel wordt niet aangegeven welke redenen de Deutsche Bank hiervoor heeft.
Vraag 10 en 11
Deelt u de mening dat andere investeerders hun investeringen ook terug zouden moeten
trekken? Zo nee, hoeveel schade aan klimaat, milieu, biodiversiteit, dierenlevens
en mensenrechten vindt u aanvaardbaar?
Wat is uw standpunt over feit dat dat 23 Nederlandse financiële instellingen, waaronder
pensioenfondsen ABP, BPL, PMT en PFZW, verzekeraars AEGON en Allianz en de ABN AMRO
bank, investeren in TotalEnergies en ze daarmee dus beleggen in mensenrechtenschendingen,
milieuvervuiling, klimaatverandering en mogelijk ecocide?
Antwoord 10 en 11
Het kabinet verwacht van Nederlandse financiële instellingen en investeerders dat
zij gepaste zorgvuldigheid conform de OESO-richtlijnen en UNGP-s toepassen, als zij
investeren in bedrijven zoals bijvoorbeeld TotalEnergies. Dit betekent dat zij de
risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart brengen, hun invloed aanwenden
om deze risico’s te voorkomen of aan te pakken, en hierover verantwoording afleggen.
Daarnaast heeft de Nederlandse financiële sector in 2019 een commitment uitgesproken
om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Akkoord van Parijs en het Klimaatakkoord.
Het kabinet verwacht van de ondertekenaars van het commitment dat zij ambitieus invulling
geven aan de op te stellen actieplannen met doelstellingen voor CO2-reductie van hun beleggingen en leningen, en dat financiële instellingen bij het
opstellen hiervan uitgaan van een 1,5°C scenario. De precieze invulling van het beleggingsbeleid
is echter de verantwoordelijkheid en keuze van de financiële instellingen zelf. Dit
geldt ook voor de beslissing in welke bedrijven financiële instellingen investeren
Vraag 12, 13 en 14
Vindt u dat de Nederlandse financiële instellingen voldoende zicht hebben op de risico’s
(en hun omvang) die deze beleggingen met zich meebrengen voor hun eigen weerbaarheid
en hun omvang?
Wat zijn volgens de Nederlandse financiele instellingen de risico’s in verschillende
scenario’s en zijn deze risico’s integraal ingeschat?
Wat is de omvang van deze risico’s en waar baseert u uw reactie op?
Antwoord 12, 13 en 14
Financiële instellingen zijn in het algemeen wettelijk verplicht beleid te voeren
dat gericht is op het beheersen van relevante risico’s.9 Ook duurzaamheidsrisico’s kunnen voor financiële ondernemingen materieel zijn. Zoals
de Minister van Financiën ook in haar beleidsagenda voor duurzame financiering schrijft,
is het van belang dat financiële ondernemingen duurzaamheidsrisico’s op goede wijze
identificeren en beheersen. Dit is van belang voor de financiële stabiliteit, zorgt
ervoor dat financiële instellingen hun maatschappelijke rol kunnen blijven vervullen
en de transitie naar een duurzame economie kunnen blijven financieren.
Uit het rapport «Op weg naar een duurzame balans» van DNB blijkt dat financiële instellingen
zich bewust zijn van duurzaamheidsrisico’s, maar dat zij deze risico’s nog maar beperkt
meenemen in hun kernprocessen. Het kabinet vindt het van belang dat alle financiële
instellingen een adequate inbedding van duurzaamheidsrisico’s in de risicobeheercyclus
kennen. Het kabinet heeft echter geen inzicht in individuele risicoanalyses van Nederlandse
financiële instellingen.
Vraag 15
Wat is uw standpunt over het feit dat slechts één verzekeraar een onderzoek startte
naar de mensenrechtenschendingen in Oeganda?
Antwoord 15
Verzekeraars behoren gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO-richtlijnen en UNGP’s
toe te passen en zijn hierbij zelf verantwoordelijk voor de afwegingen die zij daarbij
maken. De verzekeraars behoren over deze afwegingen te rapporteren.
Vraag 16
Bent u bereid om bij Nederlandse investeerders erop aan te dringen uit TotalEnergies
te stappen?
Antwoord 16
Nee, het kabinet verwacht van Nederlandse financiële instellingen en investeerders
dat zij gepaste zorgvuldigheid conform de OESO-richtlijnen en UNGP’s toepassen. Dit
betekent dat zij de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart brengen,
hun invloed aanwenden om deze risico’s te voorkomen of aan te pakken, en hierover
verantwoording afleggen. Financiële instellingen en investeerders maken echter hun
eigen afweging over welke investeringen zij doen. Nederlandse investeerders maken
dus ook een eigen afweging of zij in TotalEnergies investeren. Berichtgeving over
negatieve gevolgen van een investering kan aanleiding geven tot aanvullend onderzoek
en eventuele mitigerende acties bij investeerders.
Vraag 17
Hoe kan het dat Nederlandse financiële instellingen nog steeds in controversiële projecten
van olie- en gasbedrijven investeren, terwijl de Minister van Financiën al jaren zegt
dat niet-bindend beleid met niet-afrekenbare doelstellingen voldoende zou moeten zijn
om financiële instellingen op het juiste pad te brengen?
Antwoord 17
Het is mij niet duidelijk aan welke uitspraak u refereert. Het kabinet verwacht van
Nederlandse financiële instellingen gepaste zorgvuldigheid wanneer zij investeren
in projecten.
Ondanks goede stappen die door veel bedrijven worden gezet, is uit evaluatie gebleken
dat beleid vooral gericht op vrijwillige maatregelen onvoldoende effectief was. Om
die reden is het IMVO-beleid aangepast en wordt ingezet op een doordachte mix van
vrijwillige en verplichtende maatregelen, met als kernelement een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting10. In het coalitieakkoord is vervolgens de afspraak opgenomen dat het kabinet EU IMVO-wetgeving
bevordert en nationale IMVO-wetgeving invoert die rekening houdt met een gelijk speelveld
met de omringende landen en implementatie van EU-regelgeving. Over de uitvoering van
deze afspraak bericht het kabinet uw Kamer geregeld.
Vraag 18
Gezien het feit dat het kabinet van financiële instellingen verwacht dat zij gepaste
zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen, maar financiële instellingen
blijven investeren in bedrijven die mensenrechten en dierenwelzijn niet respecteren
en fossiel activiteiten blijven uitvoeren, deelt u de mening dat het tijd wordt om
dwingende maatregelen op te leggen aan financiële instellingen?
Antwoord 18
Op 1 december 2022 is er op het Commissievoorstel voor een due diligence richtlijn (CSDDD) een Raadspositie vastgesteld in de Raad voor Concurrentievermogen.
Nederland heeft tot het einde van de onderhandelingen in de Raad gepleit voor volledige
en verplichte opname van de financiële sector in de richtlijn, om recht te doen aan
de hefboomfunctie van deze sector bij het tegengaan van misstanden in de waardeketen.
In de onderhandelingen over deze Raadspositie is op het laatste moment echter de toepassing
van de verplichtingen op klantrelaties van financiële instellingen optioneel gemaakt
voor de lidstaten en dit kon op voldoende steun rekenen binnen de Raad. Op verzoek
van de Vaste Kamer Commissie Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is uw
Kamer onlangs met een Kamerbrief geïnformeerd over deze uitkomst en de te zetten stappen
na de vaststelling van de raadspositie11.
Naast de Europese richtlijn loopt een nationaal traject voor IMVO-wetgeving. Op 1 november
2022 is het initiatiefvoorstel Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen12 opnieuw ingediend in de Tweede Kamer, na advisering door de Raad van State. Dit initiatiefvoorstel
zou ook van toepassing zijn op financiële instellingen. Naar aanleiding van de indiening
van het initiatiefvoorstel wordt door het kabinet te bezien of samen met de initiatiefnemers
tot een gedragen wetsvoorstel gekomen kan worden.
Vraag 19
Kunt u bevestigen dat Nederlandse pensioenfondsen niet onder de Europese IMVO-richtlijn
zullen vallen omdat zij minder dan 500 werknemers tellen?
Antwoord 18
Het voorstel van de Europese Commissie voor een IMVO-richtlijn heeft een reikwijdte
waar pensioenfondsen met minder dan 500 werknemers niet onder vallen. Pas na definitieve
vaststelling van de Europese richtlijn kan het kabinet bevestigen of de betreffende
pensioenfondsen wel of niet onder de IMVO-richtlijn zullen vallen en welke verplichtingen
op hen rusten.
Vraag 20
Gezien het feit dat Nederlandse pensioenfondsen nog steeds in bedrijven zoals TotalEnergies
investeren, deelt uw de mening dat het cruciaal is dat zij wel onder IMVO-wetgeving
gaan vallen?
Antwoord 20
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven, met een internationale waardeketen
dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de internationale kaders, de
OESO-richtlijnen en de UNGP’s, ongeacht of zij onder aanstaande IMVO-wetgeving vallen.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 18, heeft Nederland tot het einde van
de onderhandelingen in de Raad over de CSDDD gepleit voor volledige en verplichte
opname van de financiële sector in de richtlijn, om recht te doen aan de hefboomfunctie
van deze sector bij het tegengaan van misstanden in de waardeketen. Hoe de financiële
sector onder Europese en nationale IMVO-wetgeving komt te vallen wordt momenteel bezien.
Vraag 21
Bent u bereid om de dwingende maatregelen die opgenomen zullen worden in de nationale
IMVO-wet ook te laten gelden voor financiële instellingen die minder dan 500 werknemers
hebben?
Antwoord 21
Zie vraag 18.
Vraag 22 en 23
Aan welke landen zal de olie uit de oliepijplijn verkocht worden? Zal Nederland ook
olie afnemen uit dit gebied?
Kunt u uitsluiten dat van alle olie die hier zal worden gewonnen, de meest laagwaardige
olie (terug) naar Afrika zal gaan? Zo nee, kunt u dan bevestigen dat deze oliepijplijn
vooral bedoeld is voor andere landen?
Antwoord 22 en 23
De oliepijplijn moet nog aangelegd worden. Volgens de planning van EACOP zal de eerste
olie pas in 2025 gewonnen worden. Het kabinet heeft geen informatie aan wie de olie
verkocht zal worden.
Vraag 24
Bent u bereid om in Europees verband aan te dringen op het uitbreiden van de IMVO-verordening
naar financiële instellingen die minder dan 500 werknemers hebben?
Antwoord 24
Als u refereert aan de Europese richtlijn op het gebied van IMVO, verwijs ik u graag
naar de Kamerbrief van 22 november 2022 (Kamerstuk 2022Z22814
13) waarin is aangegeven dat Nederland in overeenstemming met het BNC-fiche om onderbouwing
heeft gevraagd voor de positie van de financiële sector in het Commissievoorstel.
Voor de laatste stand van zaken verwijs ik u graag naar de Kamerbrief over de vaststelling
van de Raadspositie met betrekking tot de Europese richtlijn die het kabinet op verzoek
van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
op 16 december heeft toegestuurd.14
Vraag 25
Bent u bereid zich uit te spreken tegen de bouw van de pijplijn?
Antwoord 25
Het kabinet respecteert en waardeert de soevereiniteit van Oegandese overheid om projecten
te ontwikkelen, inclusief in de extractieve sectoren. Het kabinet verwacht daarbij
dat door alle partijen, zowel de overheid als bedrijven geldende wet- en regelgeving
en zorgvuldigheid met betrekking tot mens en milieu worden nagestreefd.
Vraag 26
Bent u bereid de Oegandese autoriteiten aan te spreken op de arrestaties van Oegandese
activisten die zich tegen de pijplijn verzetten?
Antwoord 26
Het kabinet hecht groot belang aan het naleven van mensenrechten in Oeganda. Nederland
spreekt publiekelijk en achter gesloten deuren in zowel EU-verband als bilateraal
regelmatig met de Oegandese autoriteiten over mensenrechten.
Het kabinet verwacht dat de Oegandese autoriteiten de rechten van de verdachten naleven
en iedereen een eerlijk proces krijgt en zal daar ook op aandringen. Nederland ondersteunt
via verscheidene strategische partnerschappen verschillende organisaties die zich
inzetten voor milieubehoud en het naleven van de rechten van milieu en mensenrechtenactivisten
in Oeganda, en specifiek ook in relatie tot EACOP.
Daarnaast blijft Nederland zich in het algemeen inspannen voor het behoud van ruimte
voor maatschappelijk middenveld in Oeganda, inclusief voor milieuorganisaties, zoals
gedaan tijdens het bezoek van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
in februari 2022, en trekt daarin ook samen op met de EU. Ook onderhoudt Nederland
– zowel in Kampala als in Den Haag – reguliere contacten met Oegandese activisten,
oppositie en mensenrechtenverdedigers.
Vraag 27
Hoe gaat u zich verder inzetten voor de Oegandese omwonenden die hun levensvoorziening
in gevaar zien komen door de pijplijn?
Antwoord 27
Het kabinet vindt dit primair de taak van de Oegandese overheid en TotalEnergies omdat
Nederland geen partij is in het desbetreffende project. Nederland heeft wel een brede
ontwikkelingssamenwerking relatie met Oeganda die gericht is op het creëren van een
inclusieve, welvarende en weerbare samenleving. Nederland bespreekt in de context
van die relatie, samen met de EU en EU-lidstaten, wel de voortgang van het project
met alle betrokkenen, waaronder TotalEnergies, de autoriteiten en lokale organisaties.
Daarbij wordt ook aandacht gevraagd voor het belang van het respecteren van mensenrechten
en adequate compensatie voor omwonenden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.