Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Nijboer en Van der Lee over de verhuizing van Ferrovial
Vragen van de leden Nijboer (PvdA) en Van der Lee (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Financiën over de verhuizing van Ferrovial (ingezonden 21 maart 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën) (ontvangen 7 april 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met de plannen van het Spaanse bouwbedrijf Ferrovial om naar Nederland
te verhuizen?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met het voornemen van het bedrijf Ferrovial om de locatie van de tophoudster
te verplaatsen van Spanje naar Nederland.
Vraag 2
Ziet u het Nederlandse belastingsysteem als een van de redenen voor Ferrovial om naar
Nederland te verhuizen?
Antwoord 2
Voor de motieven achter het voornemen kan ik alleen afgaan op de uitlatingen van het
bedrijf zelf. Daaruit maak ik op dat het bedrijf geen fiscale redenen heeft voor de
verplaatsing. Ferrovial stelt meer internationale investeerders te willen aantrekken,
en daarvoor haar aandelen zowel in Spanje, Nederland als de Verenigde Staten (VS)
te willen laten verhandelen. Een notering aan een Nederlandse beurs maakt het volgens
Ferrovial eenvoudiger om een duale notering in de VS aan te vragen dan een beursnotering
in Spanje.2
Vraag 3
Heeft de Nederlandse belastingdienst of een andere Nederlandse overheidsdienst contact
gehad met vertegenwoordigers van Ferrovial voorafgaand aan de aankondiging tot verhuizing?
Op welke momenten vond dit plaats en welke instanties waren daarbij betrokken?
Antwoord 3
Ferrovial heeft al langere tijd meerdere vestigingen in Nederland. Daarom heeft het
bedrijf hoogstwaarschijnlijk weleens contact met een of verscheidene Nederlandse overheidsdienst(en).
Ik neem aan dat de vragenstellers vooral willen weten of het bedrijf contact heeft
gehad met een Nederlandse overheidsdienst over het voornemen tot verplaatsing.
Ik heb navraag gedaan bij de overheidsdiensten (i) die relevant zijn in het licht
van de door de leden van uw Kamer gestelde vragen; of (ii) waarmee eventueel contact
in de rede zou liggen gezien de door het bedrijf gegeven motivatie voor de voorgenomen
verplaatsing. Het gaat om het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, het Ministerie
van Financiën, de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), de Belastingdienst,
de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandse ambassade in Spanje.
Voor de Belastingdienst geldt het volgende. Het is onderdeel van het toezichtconcept
bij grote ondernemingen dat er contact plaatsvindt tussen belastingplichtigen en de
Belastingdienst. Op basis van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen is het
echter niet toegestaan informatie over de fiscale positie van een individuele belastingplichtige
voor iedereen kenbaar te maken. Hieronder valt ook de vraag over de inhoud van een
eventueel contact met de Belastingdienst en het al dan niet bestaan van een afspraak
die in het kader van zekerheid vooraf wordt overeengekomen tussen de Belastingdienst
en een individuele belastingplichtige. Wel kunnen we bevestigen dat er geen recentelijk
contact is geweest tussen Ferrovial en de Belastingdienst voorafgaand aan de bekendmaking
van het voornemen van het bedrijf Ferrovial om de locatie van de tophoudster te verplaatsen
van Spanje naar Nederland.
De AFM heeft mij laten weten dat Ferrovial contact heeft gehad met hen in het kader
van het goedkeuringstraject van het prospectus dat nodig zal zijn voor de toelating
tot de handel van de aandelen op Euronext. Wat een onderneming bespreekt met de toezichthouder
is vertrouwelijke informatie en is dan ook niet met mij gedeeld.
Voor de andere overheidsdiensten waarbij ik navraag heb gedaan geldt dat het bedrijf,
voor zover ik heb kunnen nagaan, voorafgaand aan de aankondiging van het voornemen
tot verplaatsing daarover geen contact heeft gehad.
Vraag 4, 5 en 6
Is er tijdens deze contacten gesproken over het Nederlandse belastingsysteem?
Zijn er afspraken gemaakt met Ferrovial over de toepassing van de belastingregels
en de te betalen belastingen?
Zo ja, wat is er afgesproken en in welke vorm (bijvoorbeeld een vooroverleg of een
ruling)?
Antwoord 4, 5 en 6
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3. In reactie op vraag 5 merk ik in zijn algemeenheid
op dat in het kader van zekerheid vooraf – binnen de kaders van wet, beleid en jurisprudentie
– met de Belastingdienst enkel afspraken kunnen worden gemaakt over de fiscale gevolgen
van een voorgenomen rechtshandeling.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de wenselijkheid van belastingconcurrentie met andere EU-landen?
Schaart u de reden van deze verhuizing onder het mom van belastingconcurrentie?
Antwoord 7
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 2, heeft het bedrijf bij mijn weten
geen fiscale motieven voor het voornemen om de tophoudster naar Nederland te verplaatsen.
Daarom zie ik niet in hoe de reden van deze verplaatsing onder belastingconcurrentie
geschaard zou kunnen worden.
Over belastingconcurrentie met andere EU-landen in het algemeen is mijn positie als
volgt. Het kabinet vindt het onwenselijk als het streven naar een aantrekkelijk investeringsklimaat
leidt tot intensieve belastingconcurrentie tussen landen. Nederland wil een race naar
de bodem voorkomen en de mogelijkheden voor bedrijven om belasting te ontwijken aanpakken.
Nederland is daarom voorstander van internationale afspraken op het gebied van de
belastingheffing van internationaal opererende bedrijven. Internationale afspraken
dragen bij aan een zo groot mogelijk gelijk speelveld en (binnen de EU) aan een sterke
interne markt. Nederland loopt voorop bij de implementatie van het EU-richtlijnvoorstel
voor een minimumniveau aan winstbelasting («Pijler 2») die een ondergrens stelt aan
belastingconcurrentie in de winstbelasting. Nederland heeft zelf een effectief tarief
in de vennootschapsbelasting van 22,5% (niveau 2021),3 wat rond het Europees gemiddelde is en ruim boven het in Pijler 2 afgesproken minimumniveau
van 15%. Ten aanzien van belastingontwijking heeft Nederland zich de afgelopen jaren
op internationaal terrein als een voortrekker getoond en daarin ook unilateraal veel
stappen gezet. Het IMF, de OESO en de Europese Commissie onderkennen de goede stappen
van Nederland. In tegenstelling tot voorgaande edities doet de Europese Commissie
aan Nederland geen landspecifieke aanbevelingen meer op het terrein van belastingontwijking
in het kader van het Europees Semester.
Vraag 8
Kunt u iets zeggen over de misgelopen belastingopbrengsten voor de Spaanse Staat en
de verwachte extra inkomsten voor Nederland?
Antwoord 8
Nee. In algemene zin merk ik op dat internationaal als uitgangspunt geldt dat winstbelasting
geheven wordt op de plek waar waarde wordt gecreëerd. Dat betekent dat de verplaatsing
van de vestigingsplaats van een tophoudster niet als gevolg heeft dat de gehele winst
van een bedrijf voortaan in een ander land belast wordt. Er zijn te veel onzekere
factoren, zoals de aard en omvang van de activiteiten die in Nederland worden ontplooid
en de winstgevendheid daarvan, om een betrouwbare inschatting te kunnen maken van
de consequenties voor de vennootschapsbelastingopbrengst van Nederland. Ook van het
effect op andere belastingsoorten zoals de dividendbelasting en de loonbelasting kan
geen betrouwbare inschatting gemaakt worden. Ik heb tot slot geen inzicht in het effect
van deze bedrijfsbeslissing op de belastingafdracht aan de Spaanse overheid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.