Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Becker over het in Nederland oprichten van zogenaamde Fatwa-units
Vragen van het lid Becker (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het in Nederland oprichten van zogenaamde Fatwa-units (ingezonden 13 februari 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 6 april
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1780.
Vraag 1
Kent u het artikel «Nieuwe Fatwa-service steunt islamisering»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 4, 6, 7, 8 en 9
Is het juist dat de Turkse overheid via het Ministerie van Geloofszaken en Islamtische
Stichting Nederland (ISN)/Diyanet in Nederland zogenaamde fatwa-units heeft opgericht?
Is de Nederlandse overheid van tevoren op de hoogte gesteld van het voornemen tot
oprichting van deze units door de Turkse overheid en zo ja op welk moment? Zo nee,
wat vindt u daarvan?
Wanneer heeft uw ministerie voor het laatst contact gehad met ISN/Diyanet en hoe staat
het met de naleving van afspraken met deze organisatie?
Kunt u aangeven wat volgens u het oogmerk van deze units is, hoe ze tot nu toe functioneren
en of er ook dergelijke units of soortgelijke initiatieven in Nederland bestaan uit
andere landen?
Kunt u aangeven om hoeveel units het gaat en op welke locaties en met hoeveel vragen
per week ze functioneren en zo nee, kunt u hier onderzoek naar doen?
Hoe en via welke organisaties worden de fatwa-units precies gefinancierd en om welke
bedragen gaat het?
Antwoord 2, 4, 6, 7, 8 en 9
Islamitische Stichting Nederland (ISN) heeft tijdens een overleg met ambtenaren van
mijn ministerie op 13 maart jl. aangegeven niet bekend te zijn met de in het artikel
genoemde zogenaamde «Fatwa-units». Mijn ministerie staat in contact met ISN en kan
dit onderwerp agenderen waar nodig.
Tijdens dit gesprek zijn ook uw Kamervragen en de in het verleden gemaakte afspraken
tussen SZW en ISN besproken2. ISN heeft op 13 maart jl. nogmaals bevestigd dat in de nieuwe organisatiestructuur
geen Turkse vertegenwoordiger met diplomatieke of consulaire status zit. Die afspraak
heeft SZW na intreding van het nieuwe bestuur in 2021 regelmatig in de reguliere contacten
met ISN herhaald. ISN heeft tijdens het gesprek op 13 maart jl. nogmaals benadrukt
dat ISN een onafhankelijke en op Nederland gerichte stichting is.
Moslims, of andere gelovigen, kunnen zich wenden tot een geestelijke of voorganger
voor een advies of religieus oordeel (binnen de Islam een zogenaamd «fatwa») bij maatschappelijke
of religieuze vraagstukken. Het is mij niet bekend of dit binnen de islamitische traditie
in Nederland in georganiseerd verband gebeurt. Wel kennen we soortgelijke initiatieven
vanuit andere religieuze denominaties. Vanuit de Joodse en Christelijke tradities
bestaan er kerkelijke en rabbinale «rechtbanken», waar gelovigen religieuze oordelen
kunnen krijgen over zaken zoals het huwelijk en scheiding. Hier is sprake van een
georganiseerd verband waar gelovigen kunnen aankloppen voor hulp.
Daarnaast is het voor mij niet inzichtelijk hoe vaak, waar en wanneer moslims, of
andere gelovigen, dergelijke adviezen of oordelen inwinnen en hoe eventuele advisering
wordt gefinancierd. De vrijheid van godsdienst biedt gelovigen ruimte om advies in
te winnen van een religieuze instantie of voorganger, zoals een imam of predikant.
Als er sprake is van advies of alternatieve vormen van geschilbeslechting, zoals bemiddeling,
biedt het Nederlandse rechtssysteem daar ruimte voor onder de strenge voorwaarde dat
dit volledig vrijwillig plaatsvindt en deze adviezen binnen de grenzen blijven die
de Nederlandse wet en de openbare orde daaraan stellen. Ook bij religieuze bemiddeling
of advisering moet het gegarandeerd zijn dat de Nederlandse wet leidend is en gerespecteerd
wordt.
Vraag 3
Deelt u de zorgen over het mogelijke schadelijke effect van units die er op gericht
zouden zijn te voorkomen dat er een te Westerse en liberale interpretatie van de islam
ontstaat en mensen hier teveel integreren?
Antwoord 3
Het kabinet staat ervoor dat iedereen in Nederland vrij is om zijn of haar geloof
op de eigen manier te beleven. De vrijheid van godsdienst biedt gelovigen de ruimte
om advies in te winnen van een religieuze instantie of voorganger, zoals een imam
of predikant. Die vrijheid hoort eenieder op dezelfde manier te ontvangen. Deze vrijheid
geldt voor niet-gelovigen, gelovigen met een liberale beleving en voor gelovigen met
een orthodoxe beleving. Daarbij is de Nederlandse wet- en regelgeving en respect voor
eenieder leidend.
Als er sprake zou zijn van religieuze advisering, waarbij de doelstelling is te «voorkomen
dat mensen een te westerse en liberale interpretatie van de Islam zouden krijgen en
te voorkomen dat mensen integreren», vindt het kabinet dit zeer zorgelijk.
ISN is transparant in zijn religieuze boodschap: de vrijdagpreken worden onder andere
in het Nederlands op de website van ISN gepubliceerd.
Vraag 5
Wat zijn feitelijk de juridische mogelijkheden om dergelijke vanuit het buitenland
gefinancierde units tegen te gaan en als dat niet kan op z’n minst onder toezicht
te plaatsen?
Antwoord 5
Zoals in het antwoord op vraag 2, 4, 6, 7, 8 en 9 aangegeven biedt de vrijheid van
godsdienst gelovigen ruimte om advies in te winnen van een religieuze instantie of
voorganger. Het is mogelijk dat dergelijke instanties of voorgangers financiering
vanuit Turkije ontvangen. Het staat Turkije vrij banden te onderhouden met mensen
met de Turkse nationaliteit die in het buitenland wonen, mits op basis van vrijwilligheid.
Een dergelijk internationaal geaccepteerd diasporabeleid is in Nederland toegestaan,
zolang dit past binnen de grenzen van onze rechtsstaat en de participatie van Nederlandse
burgers niet belemmert.
De beoordeling of er sprake is van strijd met beginselen van de Nederlandse democratische
rechtsstaat is aan de Nederlandse rechter. Uitspraken van religieuze voorgangers die
religieuze wetgeving toepassen, hebben in Nederland geen bindende kracht en kunnen
derhalve de Nederlandse wet niet opzijzetten.
Vraag 10
Zouden deze units in de toekomst onder de beoogde wetgeving komen te vallen voor het
transparant maken en kunnen tegengaan van ongewenste buitenlandse financiering en
zo nee waarom niet? Wanneer kan de Kamer deze wetgeving tegemoet zien?
Antwoord 10
Op grond van het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties (Wtmo) krijgen
de burgemeester en het Openbaar Ministerie (OM) de bevoegdheid om een informatieverzoek
te doen aan een maatschappelijke organisatie en op die manier inzicht te krijgen in
buitenlandse donaties.
De burgemeester of het OM kan dat doen bij alle maatschappelijke organisaties zoals
gedefinieerd in de Wtmo, namelijk stichtingen, verenigingen, kerkgenootschappen en
vergelijkbare rechtspersonen of juridische entiteiten opgericht naar een ander recht
dan Nederlands recht. Daarnaast voorziet de Wtmo in meer transparantie bij en toezicht
op stichtingen. Na inwerkingtreding van de Wtmo moeten alle stichtingen een staat
van baten en lasten bij het handelsregister deponeren.
Voor zover een «unit» of andere eenheid valt onder de definitie van maatschappelijke
organisatie van de Wtmo, kunnen de bevoegdheden in dat wetsvoorstel ook daarvoor worden
ingezet. Indien een «unit» of andere eenheid een stichting zou zijn, wordt deze bovendien
verplicht een staat van baten en lasten te deponeren bij het handelsregister.
Het streven is om de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging
bij de Wtmo voor de zomer naar uw Kamer te sturen.
Vraag 11
Hoe kunt u voorkomen dat kwetsbare doelgroepen zoals jongeren zich voor hulp en ondersteuning
tot dergelijke units richten in plaats van tot de Nederlandse overheid en instanties?
Antwoord 11
Zoals in het antwoord op vraag 2, 4, 6, 7, 8 en 9 aangegeven blijkt uit het gesprek
tussen mijn ambtenaren en ISN op 13 maart jl. dat zij aangeven onbekend te zijn met
de oprichting van dergelijke units.
Daarnaast zet mijn ministerie zich in op het versterken van de veerkracht en weerbaarheid.
Het kabinet vindt het belangrijk dat jongeren op positieve wijze in hun identiteitsontwikkeling
kunnen worden ondersteund. Hiervoor wordt o.a. de Agenda Veerkracht en Weerbaarheid
opgesteld. Naast een positieve identiteitsontwikkeling zal deze agenda zich ook op
het versterken van andere beschermende factoren richten, zoals digitale weerbaarheid
en zelfbeschikking. Het streven is uw Kamer hier voor de zomer over te informeren.
Tenslotte biedt de vrijheid van godsdienst, zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven,
gelovigen ruimte om advies in te winnen van een religieuze instantie of voorganger.
Het kabinet staat ervoor dat iedereen in Nederland vrij is om zijn of haar geloof
op de eigen manier te beleven. Die vrijheid hoort eenieder ook op dezelfde manier
te kunnen beleven.
Vraag 12
Is de ontwikkeling van fatwa-units in beeld bij de Taskforce Problematisch Gedrag
en Ongewenste beinvloeding en zo ja, welke actie is ondernomen? Zo nee, waarom niet
en indien wel bekend en geen actie, waarom niet?
Antwoord 12
De Taskforce problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering kan gemeenten
ondersteunen bij hun vragen over (algemene) fenomenen die raken aan problematisch
gedrag, maar niet over casuïstiek waarbij persoonsgegevens worden verwerkt. Tot op
heden hebben gemeenten geen vragen gesteld die raken aan zogenaamde «fatwa-units».
Daarom is deze ontwikkeling ook niet in de taskforce besproken.
Vraag 13
Bent u bereid een meer stevige contrastrategie te maken tegen dit soort diasporapolitiek
en daarbij ook in beeld te brengen wat u kunt en gaat doen tegen onvrije beinvloeding
vanuit zogenaamde fatwa units? Zo ja, kan de Kamer deze strategie nog voor zomer 2023
ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Een meer stevige contrastrategie tegen dit soort diasporapolitiek acht ik niet nodig.
Zoals reeds in het antwoord op vraag 2, 4, 6, 7, 8 en 9 aangegeven blijkt uit het
gesprek met ISN op 13 maart jl. dat zij onbekend zijn met de oprichting van dergelijke
units.
Voor ongewenste vormen van diasporapolitiek hanteert het kabinet sinds 2018 een aanpak
tegen ongewenste buitenlandse inmenging (OBI), waarover uw kamer meermaals is geïnformeerd3. Deze landen-neutrale aanpak is in 2023 ook onverminderd van kracht en bestaat uit
3 sporen, te weten:
1. Weerbaarheidsspoor: het verhogen van de weerbaarheid van groepen in Nederland, die
mogelijk negatieve gevolgen ondervinden van ongewenste buitenlandse inmenging.
2. Bestuurlijk/strafrechtelijk spoor: gecoördineerd en verstorend optreden bij actuele
of dreigende incidenten, waarbij in nauwe samenwerking tussen het nationale en lokale
niveau een mix van bestuurlijke en strafrechtelijke maatregelen kunnen worden ingezet.
3. Diplomatiek spoor: consequent de dialoog aangaan met landen die zich schuldig maken
aan ongewenste inmenging in Nederland, waarbij duidelijk wordt aangeven wat binnen
de grenzen van de Nederlandse democratische rechtsorde toelaatbaar is.
Voortdurend wordt bezien of de actualiteit en effectiviteit van de OBI-aanpak volstaat.
Momenteel wordt interdepartementaal gewerkt aan een Kamerbrief over de geïntensiveerde
aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging. Uw Kamer zal hier begin april over worden
geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.