Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Meenen en Paul over het bericht ‘Ondanks ophef wijzen meer reformatorische scholen homohuwelijk af’
Vragen van de leden Van Meenen (D66) en Paul (VVD) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het bericht «Ondanks ophef wijzen meer reformatorische scholen homohuwelijk af» (ingezonden 2 juni 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 30 maart
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3281.
Vraag 1
Kent u het bericht «Ondanks ophef wijzen meer reformatorische scholen homohuwelijk
af»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat in de meest recente online schoolgidsen en identiteitsprofielen 36 van
de 161 scholen seksuele relaties tussen twee mensen van hetzelfde geslacht nog steeds
afkeuren? Zo ja, gaat u met de betreffende scholen in gesprek om hier verandering
in te brengen en wat doet u nog meer om dit in de toekomst te voorkomen?
Antwoord 2
Ja, er zijn schoolgidsen en identiteitsverklaringen die seksuele relaties tussen twee
mensen van hetzelfde geslacht afkeuren. Ik vind het niet wenselijk dat scholen zich
op deze manier uitspreken. Scholen hebben de wettelijke verplichting om een vrij en
veilig schoolklimaat te creëren waar leerlingen zich (sociaal) veilig voelen. De Inspectie
houdt hier toezicht op en zal niet schromen om in te grijpen wanneer scholen zich
niet aan deze wettelijke verplichting houden. Ik informeer uw Kamer in de loop van
dit jaar over het mogelijk verbieden van (bepaalde vormen van) identiteitsverklaringen
in reactie op de motie-Kwint c.s. en de motie-Gündoğan/Simons.2 Daartoe doe ik eerst zorgvuldig onderzoek. In die reactie zal ik nader ingaan op
dit punt.
Vraag 3
Hoe verklaart u dat er sprake is van een toename in plaats van een afname, mede gelet
op alle stappen die de Inspectie en u de afgelopen tijd hebben gezet om de sociale
veiligheid te waarborgen en het aandringen van de Kamer om dit onderwerp te prioriteren?
Antwoord 3
Ik heb geen pasklaar antwoord op de vraag waarom meer reformatorische scholen het
huwelijk voor echtparen van hetzelfde geslacht afwijzen. Of een gemeenschap een specifieke
overtuiging heeft is op zich niet relevant. Binnen artikel 23 GW mag deze opvatting
ook bestaan, maar mag niet leiden tot onveiligheid. Dat laatste staat voor mij buiten
kijf.
Het gaat er om dat scholen verplicht zijn om te zorgen voor de sociale veiligheid
van leerlingen en medewerkers, en daarnaast vorm te geven aan burgerschapsonderwijs
waarin de basiswaarden van de democratische rechtstaat centraal staan. Belangrijker
nog: ook de schoolcultuur moet in overeenstemming zijn met die basiswaarden. Daar
ziet de inspectie ook op toe.
Vraag 4
Hoe duidt u daarbovenop de woorden van de voorzitter van de Vereniging voor Gereformeerd
Schoolonderwijs dat «alle reformatorische scholen een homoseksuele relatie afwijzen»3?
Antwoord 4
De voorzitter van de VGS gaat over zijn eigen woorden. Net als in reactie op vraag 3
gaat het erom dat scholen deze opvatting mogen hebben, maar dat dit niet mag leiden
tot onveiligheid. Ik zie ook dat dit soms op gespannen voet staat met elkaar. Daarom
zijn scholen bovenal verplicht om zorg te dragen voor een veilig schoolklimaat. Iedere
leerling in Nederland heeft het recht om zichzelf te zijn, los van zijn of haar seksuele
gerichtheid. Daar doen de opvattingen van de voorzitter van de VGS niets aan af. Daar
waar scholen verzuimen om ervoor te zorgen dat elke leerling zich veilig en geaccepteerd
weet, zal de inspectie ingrijpen. Dat is ook één van de speerpunten van mijn beleid.
Ik beraad mij momenteel op de mogelijkheden om dit ook in navolging van oproepen uit
uw Kamer verder te verduidelijken.
Vraag 5
Hoe verhoudt deze ontwikkeling zich tot de afspraak uit het coalitieakkoord, die het
volgende stelt: «Onderscheid bij toelating vanwege de grondslag van de school mag
niet tegelijk direct onderscheid inhouden op grond van ras, nationaliteit, seksuele
geaardheid of burgerlijke staat.»?
Antwoord 5
Scholen hebben de wettelijke taak om te zorgen voor een veilig schoolklimaat voor
alle leerlingen. Scholen mogen geen leerlingen discrimineren op grond van ras, nationaliteit,
seksuele gerichtheid etc. Daar waar scholen dat wel doen zal de Inspectie daarop toezien
en waar nodig handhaven. Halverwege 2023 ontvangt u de beleidsreactie op het Onderwijsraadadvies
«Grenzen stellen, ruimte laten». In die reactie zal ik verder ingaan op dit punt.
Vraag 6
Wanneer is de Inspectie gereed om sneller te handelen inzake gevallen van sociale
onveiligheid in lijn met de gemaakte afspraken in het coalitieakkoord?
Antwoord 6
Het inspectietoezicht is gebaseerd op wet- en regelgeving. Waar het coalitieakkoord
een wijziging van wet- of regelgeving vraagt, bepaalt de herziening daarvan ook de
herziening van het inspectietoezicht. Waar het gaat om aanpassing van het toezicht
binnen bestaande wet- en regelgeving en daarop gebaseerde toezichtkaders, kan aanpassing
van de werkwijze sneller worden gerealiseerd. Dit betreft onder meer de respons op
signalen of risico’s. Afhankelijk van de situatie is reeds nu sprake van aangescherpt
optreden bij signalen van sociale onveiligheid. In mijn brief «Samen voor beter onderwijs,
duidelijk over kwaliteit»4 beschrijf ik welke maatregelen de inspectie en ik nemen om het toezicht verder aan
te scherpen. Zie hiervoor uitgebreider ook het antwoord op vraag 10.
Zoals ik in de Kamerbrief «Vrij en veilig onderwijs»5 heb aangekondigd houdt de inspectie op basis van de sectorwetgeving toezicht op de
sociale veiligheid op scholen. Zo ontvangt zij van iedere school de resultaten van
de verplichte jaarlijkse schoolmonitor en pakt zij signalen op afkomstig van besturen,
schoolleiders, docenten, ouders en leerlingen. Dit toezicht is met ingang van dit
schooljaar geïntensiveerd. Dit betekent dat tekortkomingen rond de uitvoering van
de jaarlijkse monitoring van de sociale veiligheid, signalen, en de reactie van de
school op risico’s en incidenten, sneller zullen leiden tot onderzoek en handhavend
optreden door de inspectie. Daarnaast zijn de beslisregels rond herstelopdrachten
aangescherpt door de standaard «Veiligheid» zwaarder te laten wegen, en wordt er door
de inspectie een specifieke escalatieladder uitgewerkt voor sociale veiligheid. Dit
kader helpt bij het bepalen van de soort maatregel, die passend is bij de zwaarte
van een tekortkoming.
Vraag 7 en 8
Wat vindt u ervan dat organisaties die opstaan tegen seksuele diversiteit en de «homolobby»
gastcolleges geven op middelbare scholen?
Bent u van mening dat dergelijke gastcolleges zorgen voor een veilig schoolklimaat
waarin elke leerling het gevoel heeft dat hij of zij zichzelf kan zijn?
Antwoord 7 en 8
Ik heb al aangegeven dat scholen een belangrijke verantwoordelijkheid hebben om zorg
te dragen voor een veilig schoolklimaat en het welzijn van al hun leerlingen. Verder
zijn scholen verplicht om te zorgen dat al het onderwijs, ook dat van gastlessen,
voldoet aan wettelijke eisen en dat het van goede kwaliteit is.
Scholen hebben veel vrijheid bij het inrichten van hun onderwijs en hun grondslag
en overtuigingen kunnen daarvoor een belangrijke basis vormen. Zo mogen scholen gastlessen
organiseren die aansluiten bij hun grondslag of identiteit. Wel moeten leerlingen
in het onderwijs worden begeleid om zelfstandig een mening te vormen, ook als die
mening niet overeenkomt met die van de school. Daarbij is het van belang dat zij gedegen
en correcte informatie aangereikt krijgen. Indien leerlingen doelbewust onjuist geïnformeerd
worden, is dat onacceptabel. Het maakt niet uit welke opvatting dan ook wordt verkondigd,
als die eenzijdig of onjuist is en desinformatie betreft is dat niet in de haak. Als
er naar aanleiding van gastlessen klachten komen, kan dit voor de inspectie een signaal
zijn om hier in hun toezicht aandacht aan te geven. Hier ga ik bij vraag 9 verder
op in.
Vraag 9
Wordt toezicht gehouden op welke gastcolleges scholen organiseren? Zo ja, hoe? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 9
Het bestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de lessen, en daarmee ook voor
de kwaliteit van gastlessen. Ook dat onderwijs moet namelijk voldoen aan de wettelijke
eisen en van goede kwaliteit zijn. Dat betekent bijvoorbeeld dat er een veilig schoolklimaat
is en de inhoud van de lessen feitelijk juist is. Ook begeleiding van kritische meningsvorming
en het maken van eigen keuzes vallen daaronder. De inspectie houdt toezicht op het
bestuur, en daarmee indirect ook op gastlessen.
De inspectie ziet in het algemeen onder meer toe op de manier waarop scholen invulling
geven aan de kerndoelen en de bevordering van burgerschap. Het bestuur is te allen
tijde verantwoordelijk voor de inhoud en kwaliteit van onderwijs, voor alle onderdelen
daarvan, dus ook voor gastlessen. Als sprake is van signalen, ongeacht waarop deze
betrekking hebben, betrekt de inspectie ook deze bij haar toezicht. Waar nodig spreekt
de inspectie besturen aan, doet zij onderzoek en treedt zij handhavend op. Als er
specifieke zorgen zijn is het altijd mogelijk om contact op te nemen met de inspectie.
Dat kan via het contactformulier van de inspectie6.
Vraag 10
Kunt u toelichten wat de laatste stand van zaken is omtrent de motie van het lid Van
Meenen die oproept de Inspectie van het Onderwijs opdracht te geven altijd werk te
maken van individuele meldingen en signalen van onveiligheid (Kamerstuk 31 289, nr. 484)? Is al meer duidelijk over de inrichting van het klantcontact bij de Inspectie?
Antwoord 10
Aandacht voor meldingen, signalen en risico’s zijn een vast onderdeel van het toezicht
en worden altijd betrokken bij de bepaling van de manier waarop het toezicht in concrete
situaties wordt ingevuld. De ernst en urgentie van een signaal of risico, en de situatie
en context spelen daarbij een belangrijke rol. Als het signaal daartoe aanleiding
geeft, kan dat zo nodig leiden tot directe opvolging van het signaal in de vorm van
onderzoek en zo nodig handhaving door de inspectie. In andere situaties kan er bijvoorbeeld
sprake van zijn dat de inspectie zich op een andere wijze van de situatie op de hoogte
stelt, een bestuur opdracht geeft tot het verstrekken van nadere informatie, een opdracht
geeft tot herstel en toezicht houdt op de naleving daarvan, of het signaal betrekt
bij toezichtactiviteiten op een later moment.
Omdat het toezicht van de inspectie voor een deel risicogestuurd is ingericht, spelen
meldingen, signalen en risico’s daarbij op bovengenoemde manier stelselmatig een rol
en bepalen mede de inrichting daarvan. De invulling daarvan is in de afgelopen periode
al aangescherpt en zal nog verder worden versterkt.
De al gerealiseerde aanscherpingen hebben betrekking op achtereenvolgens de volgende
punten. De meldingsroute op de website van de inspectie is verduidelijkt. Dit maakt
het voor melders gemakkelijker snel de juiste weg te vinden en verlaagt de drempel
contact te zoeken. Het informeren van melders over de opvolging die aan een melding
gegeven wordt is eveneens versterkt. Op die manier wordt de transparantie van het
proces vergroot en het inzicht van melders in de acties die ondernomen worden. Signalen
worden eveneens betrokken bij het toezicht gebaseerd op de jaarlijkse monitoring van
de sociale veiligheid door scholen. De aanscherping van dit toezicht draagt daarmee
eveneens bij aan verscherping van de opvolging van signalen, en is een vast onderdeel
van de jaarlijkse risicoanalyse die de inspectie uitvoert voor alle scholen. Ten slotte
worden signalen en meldingen structureel in het toezicht, bijvoorbeeld bij het bestuursbezoek,
meegenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.