Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de vragen van de leden Erkens en Haverkort over wind op land
Vragen van de leden Erkens en Haverkort (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Klimaat en Energie over wind op land (ingezonden 20 februari 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens
de Minister voor Klimaat en Energie (ontvangen 27 maart 2023).
Vraag 1
Is de planning, zoals beschreven in antwoord op eerdere Kamervragen van het lid Erkens
nog haalbaar?1 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
In het antwoord op de eerdere Kamervragen van het lid Erkens is de verwachting aangegeven
dat de nieuwe windturbinenormen medio 2023 worden vastgesteld en in werking zullen
gaan. Op dit moment wordt gewerkt aan het opstellen van nieuwe algemene milieuregels
voor windturbines op basis van een milieueffectrapportage (plan-m.e.r.). Zoals aangegeven
bij brief van 23 december 2023 van de Minister voor Klimaat en Energie2 vergen diverse procedurele stappen meer tijd dan voorzien. De nieuwe algemene milieuregels
kunnen naar verwachting rond de zomer 2023 ter inzage worden gelegd, zodat iedereen
de mogelijkheid heeft om hierop te reageren. De verwachting is dat de nieuwe regels
begin 2024 gereed zijn.
Vraag 2
Hoe staat het met de uitwerking van de tijdelijke normen conform de motie-Leijten/Erkens
(Kamerstuk 32 813, nr. 985)?
Antwoord 2
Bij brief van 6 juli 20223 van de Minister voor Klimaat en Energie is de Kamer geïnformeerd over de uitvoering
van de motie Leijten / Erkens. Deze informatie is nog steeds actueel. In de motie
is verzocht te onderzoeken of een afstandsnorm van 4x tiphoogte (Deense norm) tijdelijk
toegepast kan worden. Het is juridisch niet mogelijk om – vooruitlopend op de plan-m.e.r.
en AMvB-procedure – vanuit het Rijk algemene of tijdelijke regels te geven voor nieuw
te realiseren windparken zonder het uitvoeren van een plan-m.e.r. Dit kan ook niet
tijdelijk. Ook voor afspraken met decentrale overheden die voorzien in een afstandsnorm
kan geoordeeld worden dat deze in strijd zijn met de Europese richtlijn voor strategische
milieubeoordeling (smb-richtlijn) als er geen plan-m.e.r. voor is uitgevoerd. Een
tijdelijk streven naar een bepaalde afstand vanuit het Rijk zou bovendien de plan-m.e.r.
en AMvB-procedure en de besluitvorming daarover in uw Kamer kunnen doorkruisen. Het
zorgvuldig doorlopen van deze wettelijke procedures is belangrijk binnen dit proces.
Naar aanleiding van de motie Leijten/Erkens is de afstandsnorm van 4x tiphoogte, meegenomen
in de plan-m.e.r. procedure.
Totdat nieuwe landelijke milieunormen zijn vastgesteld kunnen decentrale overheden
per windpark milieuvoorschriften in de vergunning opnemen. De voorbereiding daarvan
gebeurt in een zorgvuldig proces op basis van een lokale milieubeoordeling. Daarbij
helpt het onderling delen van kennis en werkwijzen om elkaar te ondersteunen, te leren
van elkaar en uniformiteit te bevorderen. Het Rijk ondersteunt gemeenten hierbij.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de wens van de Kamer.
Vraag 3
Hoe staat het met uw toezegging tijdens het vragenuur van 13 december 2022 aan het
lid Haverkort, waarbij u aangaf met omgevingsdiensten in gesprek te gaan over het
tijdelijk toepassen van het Deense model?
Antwoord 3
In reactie op de heer Haverkort heb ik aangegeven aandacht te zullen vragen bij omgevingsdiensten
voor de handhaving. Het Rijk is in overleg over lopende zaken rond windturbinegeluid
en gezondheid met onder meer provincies. De provincies staan in dit kader direct in
contact met omgevingsdiensten over aspecten van de uitvoering en handhaving.
Vraag 4
Hoe staat het specifiek met de uitwerking van de vergelijking met het Deense model
voor de permanente afstandsnormen?
Antwoord 4
Het Ministerie van IenW werkt aan de totstandkoming van nieuwe milieunormering voor
windturbines op land op basis van een plan-m.e.r. Het milieueffectrapport (planMER)
dient als informatiebron bij het opstellen van de nieuwe windturbinebepalingen. In
het rapport komt bescherming van diverse milieuaspecten van windturbines aan de orde,
en ook komen daarin afstandsnormen inclusief de variant 4 maal tiphoogte (Deense norm)
als instrument voor het tegengaan van hinder aan de orde.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat deze normen snel in werking moeten treden en dat het onwenselijk
is dat er nu lokaal verschillende normen gelden?
Antwoord 5
De Staatssecretaris van IenW zet zich ervoor in dat begin 2024 nieuwe regelgeving
voor windturbines op land in werking kan treden. Deze nieuwe regels voor windturbines
kennen een zorgvuldige voorbereidingsprocedure waarbij een zienswijzeprocedure voor
het planMER, het ontwerpbesluit en een voorhangprocedure (bij de Tweede Kamer en Eerste
Kamer) en consultatieprocedure over het ontwerpbesluit (met andere overheden) worden
doorlopen. Daarnaast zullen verschillende adviezen worden ingewonnen, zoals van de
Afdeling advisering van de Raad van State.
Zolang nieuwe windturbinebepalingen nog niet in werking zijn getreden, zullen gemeenten
als gevolg van het Nevele-arrest voor zover het nieuwe windparken betreft in de omgevingsvergunning
en het bestemmingplan zelf moeten voorzien in een adequaat, op de lokale situatie
toegesneden beschermingsniveau. Ook onder de oude landelijke normen was het voor gemeenten
al mogelijk om in specifieke gevallen een hoger beschermingsniveau te realiseren.
Gemeenten die maatwerkvoorschriften hebben gesteld hebben hierin geen normen gesteld
die minder streng zijn dan de voorheen geldende normen uit het Activiteitenbesluit
milieubeheer (Abm). Overigens is in de brief van 21 april 20224 over het onderzoek naar afstandsnormen voor windturbines toegelicht dat het instrument
van een generieke afstandsnorm in de praktijk een ongelijke milieubescherming aan
omwonenden van windturbines in Nederland biedt, terwijl specifieke milieunormen wel
kunnen zorgen voor een gelijk minimumniveau van milieubescherming. Dit onderzoek is
meegenomen in het planMER.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat die permanente normen er snel moeten komen, zodat ze toegepast
kunnen worden in de Regionale Energie Strategie (RES), zodat de RES geen vertraging
oploopt en burgers vertrouwen kunnen hebben in de deugdelijkheid van de afstandsnormen?
Antwoord 6
Het kabinet vindt het belangrijk dat het doel van de Regionale energiestrategieën,
namelijk opwekking van ten minste 35 TWh aan grootschalige hernieuwbare energie op
land (zon en wind), gerealiseerd wordt.
Totdat er nieuwe normen zijn vastgesteld, hebben de betrokken overheden met elkaar
de verantwoordelijkheid om windturbines op basis van locatie-specifieke afwegingen
en met oog voor de verschillende betrokken belangen zorgvuldig in te passen. Adequate
bescherming van milieu en gezondheid, en externe veiligheid zijn daarbij randvoorwaarden.
Samen met het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES), RVO, IPO en
VNG wordt daarom ondersteuning geboden aan decentrale overheden om een zorgvuldig
proces in te richten voor locatie-specifieke normen, bijvoorbeeld door het organiseren
van informatiebijeenkomsten, kennisdelingssessies en een helpdesk. Provincies en gemeenten
geven aan dit te waarderen en zelf door te willen met de regionale energieopgave.
Vraag 7
Wie betrekt u bij de uitwerking van deze normen?
Antwoord 7
Bij de totstandkoming van de nieuwe milieunormen voor windturbines zijn IPO en VNG
betrokken; ook zijn er contacten met andere partijen zoals de branchevereniging van
de windsector (Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA) en de Nederlandse Vereniging
Omwonenden Windturbines (NLVOW). Een concept van de regelgeving zal voor eenieder
ter inzage gelegd worden voor publieke inspraak, tegelijk met een zienswijzeprocedure
over het planMER die eveneens zal openstaan voor inspraak van eenieder.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.