Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Grinwis over de herziening van de Capital Requirements Regulation (CRR) door de Europese Commissie
Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Ministers voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en van Financiën over de herziening van de Capital Requirements Regulation (CRR) door de Europese Commissie (ingezonden 15 februari 2023).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën), mede namens de Minister voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening (ontvangen 23 maart 2023).
Vraag 1
Wat is uw standpunt ten aanzien van de herziening van de CRR, die van banken verlangt
reserveringen aan te houden voor (potentiële) probleemleningen, ook indien er een
sluitende overheidsgarantie aanwezig is, met name omdat deze verplichting daarmee
ook geldt voor de Nederlandse Waterschapsbank en de Bank Nederlandse Gemeenten, ondanks
de aanwezigheid van een sluitende garantie van het waarborgfonds voor sociale woningbouw?
Antwoord 1
Het gaat in dit geval specifiek op de herziening van de voorzieningen voor zogenoemde
niet-presterende leningen (NPL’s). Dit zijn leningen waarbij een kredietnemer een
betalingsachterstand van minimaal 90 dagen heeft of volgens boekhoudregels waarschijnlijk
niet in staat wordt geacht de lening af te lossen. Sinds april 2019 is een minimumdekking
voor NPL’s, het zogeheten achtervangmechanisme, van kracht. Dit betekent dat banken
een reservering ter omvang van een voorgeschreven percentage van een NPL aan dienen
te houden. Deze minimumdekking binnen de verordening kapitaaleisen (CRR) heeft tot
doel te waarborgen dat banken tijdig en voldoende voorzieningen treffen voor niet-presterende
leningen NPL’s.
De hoogte van de minimumdekking is afhankelijk van het risico dat een bank bij bepaalde
NPL’s loopt. Als een blootstelling geen achterliggende garanties kent, moet er in
het derde jaar van NPL-classificatie volledig worden voorzien. Voor NPL’s die een
garantie hebben van bepaalde vastgestelde garantieverstrekkers, bijvoorbeeld het Waarborgfonds
Sociale Woningbouw (WSW) en het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ), geldt voor
de eerste zeven jaar van classificatie als NPL dat de bank hiervoor geen voorzieningen
hoeft te treffen. Vanaf het begin van het achtste jaar als NPL dient een bank voor
de volledige blootstelling voorzieningen te treffen. Hiervoor dient een bank additioneel
kapitaal aan te houden en dit brengt kosten met zich mee.
Ik onderschrijf ten volle het nut van een minimumdekking voor NPL’s zodat banken tijdig
en voldoende voorzieningen treffen voor NPL’s. Dit geldt in algemene zin ook voor
de minimumdekking voor blootstellingen, waarvoor de zeer uiteenlopende garantieverstrekkers
in de verschillende lidstaten garant staan. Hiermee wordt de soliditeit van banken
gewaarborgd en gezorgd dat banken zijn voorbereid op mogelijke verliezen en hun balans
gezond houden. Deze minimumdekking vormt daarmee een belangrijk onderdeel van risicoreductie
in de Europese bankensector.
Tegelijkertijd ben ik ook van mening dat zich in Nederland een specifieke situatie
voordoet ten aanzien van blootstellingen gegarandeerd door WSW en WfZ, die niet goed
past in deze Europese regelgeving. De waarborgfondsen en uiteindelijk de Nederlandse
Staat staan garant voor deze blootstellingen. Het kredietrisico van dit type NPL’s
is voor een bank daardoor klein. Echter, omdat de overname van de betalingsverplichting
door de waarborgfondsen de NPL-status niet wijzigt en de NPL op de balans van de betreffende
banken blijven staan, dienen banken op grond van de huidige regelgeving in de CRR
voorzieningen te treffen. Ik ben van mening dat de garanties die de NWB Bank en BNG
Bank op hun door de waarborgfondsen gegarandeerde blootstellingen hebben, beter gereflecteerd
kunnen worden in het prudentiële raamwerk voor banken.
Vraag 2
Kunt u duiden wat de omvang van eventueel aan te houden reserves is? Kunt u de gevolgen
van de CRR voor de beschikbaarheid van financiering voor de corporatiesector schetsen?
Antwoord 2
Van de door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw gegarandeerde uitstaande schuld stond
eind 2021 ongeveer 89% op de balans van de NWB Bank en de BNG Bank. De minimumdekking
voor NPL’s heeft potentieel gevolgen voor financieringen aan de corporatiesector als
de financieringsruimte van deze banken afneemt, doordat ze moeten voorsorteren op
toenemende voorzieningen in de toekomst. Naast de afname van de financieringsruimte
zou een aanvullende kapitaalbehoefte ook additionele kosten met zich brengen omdat
het aanhouden van kapitaal kostbaar is.
Informatie over de verwachte NPL’s die langer dan zeven jaar op de balans van de betreffende
banken staan of in de toekomst zou kunnen staan is niet publieke, concurrentiegevoelige
informatie. Zodoende is het niet mogelijk om de kwantitatieve gevolgen van de minimumdekking
voor NPL’s voor de corporatiesector concreet te duiden, anders dan dat dit zowel de
kosten van financiering als de beschikbaarheid ervan negatief zou beïnvloeden.
Vraag 3
Kunt u de gevolgen van de CRR voor de uitvoering van de Nationale Prestatieafspraken
woningcorporaties schetsen? Hoe schat u het risico in dat de uitvoering van de Nationale
Prestatieafspraken woningcorporaties in het geding komt?
Antwoord 3
Een verslechterde betaalbaarheid en beschikbaarheid van financiering zou gevolgen
hebben voor de investeringscapaciteit van de corporatiesector. Dit zou de uitvoering
van de Nationale Prestatieafspraken negatief beïnvloeden. Ik zal me er dan ook voor
inzetten om dit te voorkomen.
Vraag 4
Waarom is tijdens de onderhandelingen over de Algemene Oriëntatie door de lidstaten
niet ingezet op een uitzondering voor situaties waarbij een sluitende overheidsgarantie
aanwezig is? Is het mogelijk om een dergelijke uitzondering alsnog toe te voegen?
Antwoord 4
Zoals beschreven in de beantwoording van vraag 1, is de minimumdekking voor NPL’s
al sinds april 2019 van kracht. Deze stond niet ter discussie in het huidige bankenpakket
noch de Raadsonderhandelingen. De onderhandelingen in de Raad waren al in een vergevorderd
stadium toen de mogelijke consequenties van deze bestaande regelgeving voor de financiering
van de sociale woningbouw en het zorgvastgoed duidelijker werden. Omdat de positie
van het Europees Parlement, die eind januari vastgesteld is, een amendement op het
achtervangmechanisme bevat, zal de minimumdekking terugkomen in de triloogonderhandelingen
voor het bankenpakket die begin maart van start zijn gegaan.
Vraag 5
Kunt u ingaan op de mogelijkheden om tijdens de triloogonderhandelingen een uitzondering
voor situaties waarbij een sluitende overheidsgarantie aanwezig is te realiseren?
Bent u daartoe bereid? Wat kunt u doen om de slagingskansen te verhogen?
Antwoord 5
Zoals beschreven in de beantwoording van vraag 1 ziet het kabinet in het algemeen
het belang van de minimumdekking voor NPL’s zodat banken tijdig en voldoende voorzieningen
treffen. Tegelijkertijd lijkt dit onnodig voor de blootstellingen die gegarandeerd
worden door WSW en WfZ. Daarom ga ik me in de triloog inzetten voor een gerichte uitzondering
op de minimumdekking voor NPL’s, zodat de garanties die de NWB Bank en BNG Bank op
hun door de waarborgfondsen gegarandeerde blootstellingen hebben, beter worden gereflecteerd
in het prudentiële raamwerk voor banken. Ik wil deze uitzondering zo gericht mogelijk
houden om te voorkomen dat de minimumdekking wordt ondermijnd. Ik zet me ervoor in
om voor een gerichte uitzondering tijdens de triloog ook in de Raad voldoende steun
te vinden.
Vraag 6
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het commissiedebat Staat van de volkshuisvesting
beantwoorden?
Antwoord 6
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.