Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over examens 2023
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 533
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 maart 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de
brief van 21 november 2022 over examens 2023 (Kamerstuk 31 289, nr. 526).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 januari 2023 aan de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 9 maart 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Huls
Inhoud
I
• Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
• Inbreng van de leden van de SP-fractie
3
• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
4
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
6
• Inbreng van de leden van de SGP-fractie
6
• Inbreng van de leden van de Groep Van Haga
7
II
Reactie van de bewindspersoon
7
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Examens 2023» van de
Minister en onderschrijven het besluit van de Minister om zoveel mogelijk terug te
gaan naar de situatie voor corona. De leden hebben nog enkele vragen hierover.
De leden vragen of de Minister in gesprek is met het onderwijsveld over hoe scholen
omgaan met de problematiek rond examens, zoals het mogelijk ontoereikende niveau vanwege
leerachterstanden en de mentale gezondheid van leerlingen. In hoeverre heeft de Minister
hier zicht en vat op, zo vragen zij.
De leden als voornoemd vragen verder hoe de Minister ervoor zorgt dat de NPO-gelden
doelgericht besteed worden, zodat leerlingen die ernstige hinder hebben ondervonden
tijdens de coronacrisis, bijvoorbeeld doordat veel lessen uitvielen of doordat online
lessen niet altijd van voldoende kwaliteit zijn geweest, nu goed voorbereid aan hun
examen kunnen beginnen. Is duidelijk in hoeverre die achterstanden nu allemaal zijn
ingelopen of ingelopen worden voordat de centrale eindexamens van start gaan, zo vragen
zij.
Voornoemde leden vragen waarom de Minister ervoor kiest om het tweede tijdvak opnieuw
te verlengen en de afnameperiode van bepaalde digitale flexibele examens te verbreden.
Is de Minister het met de leden eens dat het in het belang van eindexamenleerlingen
zelf is om het vastgestelde kennisniveau te verwachten en daarmee ook de waarde van
het diploma te borgen? Wat is de ratio om de examenperiode uit te breiden? Is dat
om leerlingen meer flexibiliteit te bieden of wordt rekening gehouden met een scenario
waarin een nieuwe golf coronabesmettingen voor veel ziekte zal zorgen? Hoe wordt bepaald
of deze aanpassingen proportioneel zijn, nu verlenging ook gevolgen heeft voor werkdruk
van leraren, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de examens 2023. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij willen voorleggen
aan de Minister.
De leden constateren dat uit de derde voortgangsrapportage Nationaal Programma Onderwijs1 nog steeds veel zorgen naar voren komen over het welzijn van leerlingen. Vooral meisjes
in het vo2 scoren op het vlak van welbevinden en concentratie veel lager dan voor corona. Ook
ervaren ze meer prestatiedruk, aldus de leden. De leden vinden dit erg zorgelijk.
Is de Minister van mening dat de het Nationaal Programma Onderwijs voldoende handvatten
biedt aan scholen en docenten om het welzijn van leerlingen te bevorderen? Kan de
Minister extra stappen zetten om het welzijn van leerlingen te bevorderen? Is hij
het met deze leden eens dat het zorgelijk is dat het welbevinden nog steeds laag is,
ondanks extra inzet van de gelden uit het Nationaal Programma Onderwijs, zo vragen
zij.
Voornoemde leden vragen de Minister wat de laatste stand van zaken is omtrent de verbeteragenda
staatsexamens. Welke stappen heeft de Minister genomen om de rol van de vertrouwenspersoon/bijzitdocent
voor het mondelingcollege-examen te verduidelijken en beter te laten aansluiten op
de praktijk? Daarbij vragen deze leden wat de huidige achterstanden zijn van leerlingen
in het voortgezet speciaal onderwijs en welke invloed dit heeft op de af te nemen
examens. Herkent en erkent de Minister de signalen van het LBVSO3 dat de corona-achterstanden, het lerarentekort en de impact van de problemen in het
leerlingenvervoer een negatieve impact hebben op leerlingen en hun welzijn? Is de
Minister van mening dat het Nationaal Programma Onderwijs inmiddels voldoende handvatten
biedt voor het vso4 om de achterstanden te beperken, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief Examens
2023.
Deze leden steunen het voorstel van de Minister om voor de examens in 2023 grotendeels
terug te gaan naar de situatie van voor corona en kwaliteit voorop te stellen. Zij
hebben momenteel geen verdere vragen.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over examens 2023. Zij
hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
Examens 2023: terug naar normaal, wel meer flexibiliteit
De leden van de SP-fractie zijn het niet eens met de Minister dat leerlingen die in
2023 examen doen een prestatie leveren die vergelijkbaar is met die van voor corona.
De omstandigheden waarin de examens worden afgenomen zijn misschien weer zoals normaal,
maar de periode ervoor was dat zeker niet, aldus deze leden. Juist de leerlingen die
in 2023 examen doen hebben de afgelopen jaren veel last ondervonden van de coronapandemie.
Het langdurig doorlopen van de gelden van het Nationaal Programma Onderwijs toont
aan dat achterstanden niet even snel ingehaald zijn. Al helemaal niet voor de leerlingen
die dit jaar examen doen, want zij krijgen volgens de leden die kans niet meer. Welke
verschillen ziet de Minister tussen 2023 en 2022 wanneer het gaat om de examenregeling
en de tweede herkansing? En de verspreiding over twee tijdvakken zoals die eerder
wel gold? Is het niet zo dat ook deze leerlingen vol last hebben gehad van het onderwijs
in coronatijden? En als leerlingen geacht worden om nu al hun achterstanden te hebben
ingelopen, waarom hebben we dan juist bij de inzet van de middelen uit het Nationaal
Programma Onderwijs besloten dat die over een langere periode mogen worden uitgegeven?
Kan de Minister expliciet reageren op de voorstellen van het LAKS5 in hun actie #REDMIJNDIPLOMA6 en kan hij de voorstellen langslopen, zo vragen zij.
De leden als voornoemd constateren dat er daarnaast veel problemen spelen in het voortgezet
speciaal onderwijs. Naast de nog bestaande corona-achterstanden, zorgen ook het lerarentekort
en de chaos in het leerlingenvervoer voor grote problemen, aldus deze leden. Allereerst
vragen de leden of de Minister bereid is de duimregeling voort te zetten voor de leerlingen
die in de periode 2020 tot en met 2023 begonnen zijn aan hun examens, zoals ook LBVSO
voorstelt. Daarnaast blijkt dat de uitvoering van de motie van het lid Kwint c.s.7 nog altijd te wensen overlaat. Op welke wijze heeft de Minister dit gecommuniceerd?
En is hij bereid dit nogmaals te doen en erop te wijzen dat examenvragen herhaald
mogen worden en verhelderende opmerkingen mogen worden gemaakt door de mentor of vertrouwenspersoon,
zo vragen zij.
Overige vragen met betrekking tot examens
Voornoemde leden geven aan dat, om ervoor te zorgen dat er genoeg staatsexaminatoren
zijn om het staatsexamen goed te laten verlopen, een passende vergoeding die aansluit
bij de bekostiging van het voortgezet onderwijs noodzakelijk is. Wat vindt de Minister
hiervan? En is hij bereid om al dit jaar te zorgen voor een hogere en passende vergoeding
voor alle examenbetrokkenen vooroplopend op het onderzoek daartoe, zo vragen zij.
Daarnaast vragen deze leden hoe het staat het met het gelijktrekken van de examenuitslag
van staatsexamenkandidaten en kandidaten uit het voortgezet onderwijs. Klopt het dat
de Minister dit gaat regelen, maar het door verouderde systemen nog jaren kan duren?
Waarom is dat zo? Hoe kan dit proces versneld worden? Is de Minister bereid om door
te pakken zodat dit in 2023 al geregeld is, zoals ook Henk Vegter wil bereiken met
zijn petitie8
9, zo vragen zij.
Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie signalen ontvangen dat het examen Nederlands
dit jaar op het vmbo10 als een van de laatste vakken wordt getoetst. Het nakijken van dit examen is zeer
arbeidsintensief, zo hebben deze leden vernomen. Is het mogelijk dit examen nog naar
voren te verplaatsen? Of in ieder geval dit vanaf volgend jaar zodanig te regelen
dat het examen vroeg in de examenperiode wordt afgenomen, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de brief over examens
2023.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister heeft besloten om voor de eindexamens
van 2023 grotendeels terug te gaan naar de situatie van voor corona en alleen nog
kleine maatregelen te treffen in de vorm van verlenging van het tweede tijdvak en
de afnameperiodes van de digitale examens in het vmbo en het centraal schriftelijk
en praktisch examen. Doet de Minister daarmee voldoende recht aan de gevolgen van
de coronapandemie, welke gevolgen nog altijd worden gevoeld, zo vragen zij.
Volgens de leden als voornoemd benoemt de Minister terecht ook zelf dat er veel zorgen
zijn over het welbevinden van leerlingen, dat een deel van de leerlingen meer moeite
heeft om tot leren te komen, minder gemotiveerd is en moeite heeft met plannen. Scholierenorganisatie
LAKS wijst daarnaast in de petitie, die zij afgelopen dinsdag aan de Kamer heeft aangeboden11, erop dat vmbo’ers geen enkel jaar op de middelbare school hebben gezeten zonder
corona en dat ditzelfde geldt voor de bovenbouw van leerlingen op havo12 en vwo13. Bovendien wijst het LAKS op de problematiek van lesuitval door ziekteverzuim en
het lerarentekort, waarmee leerlingen nog steeds veel mee te maken krijgen. Waarom
weegt de Minister deze problemen zo anders dan het LAKS, zo vragen de leden.
Voornoemde lezen hebben bijzondere belangstelling voor de in de brief vermelde Tabel
1 over de slagingspercentages per examenniveau voor de jaren 2016 tot en met 2022.
Volgens de leden heeft de Minister in zijn brief over staatsexamens van 22 december
202214 een vergelijkbare tabel opgenomen: «Tabel 2: slagingspercentages». Het valt de leden
op dat de slagingspercentages bij alle examenniveaus van het vso structureel fors
lager liggen. Hoe verklaart de Minister dit? Moet zijn «Verbeteragenda staatsexamen
vo» ook hierin verbetering brengen? Zo ja, kan de Minister dan ook kwantificeren welke
verbetering hij op dit punt wil realiseren, zo vragen zij.
Volgens deze leden stelt het LAKS voor om in 2023 de examenkandidaten een extra herkansing
te bieden en hen de mogelijkheid te geven om hun examen te spreiden over twee tijdvakken.
De leden lijken dit bescheiden wensen. Nu al ondertekenden ruim 6.000 scholieren de
petitie en ook de Vo-Raad en SPV15 ondersteunen hun wensen. Wat zegt dit de Minister? Kan de Minister nader toelichten
waarom hij niet aan deze wensen tegemoet komt? Kan de Minister zich voorstellen dat
de behoefte aan spreiding van de examens over twee tijdvakken en een extra herkansing
juist zal groeien, nu de duimregeling van eerdere coronajaren komt te vervallen? De
leden vragen of de Minister nu met zijn starre houding een risico accepteert dat dit
jaar de eindexamens uitlopen op een massaslachting. Of verwacht de Minister dan enkel
met zeer soepele N-termen16 de dramatische resultaten te gaan maskeren? Zouden een spreiding van de examens en
een extra herkansing dan geen betere waarborg vormen van de waarde van de diploma’s,
omdat deze maatregelen niets afdoen aan het kunnen van de examenkandidaten, maar hen
wel betere kansen bieden op slagen, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse de brief gelezen van de Minister
over de Examens 2023. De leden begrijpen het dilemma waar de Minister voor heeft gestaan
en hebben nog enkele vragen over het genomen besluit.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister heeft besloten om bij de
examens in 2023 grotendeels terug te gaan naar de situatie voor corona en enkel het
tweede tijdvak te verlengen van het centraal examen en de afnameperiodes van de digitale
examens in het vmbo en het centraal schriftelijk en praktisch examen. Deze leden kunnen
zich goed vinden in het verlengen van het tijdvak. Wel vragen de leden of de Minister
nog iets uitgebreider kan toelichten waarom er niet gekozen is voor het toekennen
van een extra herkansing. In de beslisnota van 3 oktober 202217 wordt namelijk nog het voorstel gedaan om te kiezen voor een extra herkansing en
een verlengd tweede tijdvak. In de volgende beslisnota van 16 november 202218 is dit voorstel ineens verdwenen en wordt enkel gekozen voor het verlengen van het
tweede tijdvak. Waarom is uiteindelijk besloten om niet te kiezen voor een extra herkansing,
zoals wordt voorgesteld in de beslisnota van 3 oktober 2022? De leden begrijpen dat
de Minister strategisch gedrag van leerlingen wil ondermijnen en een gebrek aan motivatie
en beheersing van vaardigheden wil voorkomen door verzachtende maatregelen. Maar dit
lijkt bij een extra herkansing niet het geval, aldus de leden. Ook bij een extra herkansing
moeten leerlingen de stof beheersen en zullen hun vaardigheden op peil blijven. Is
de Minister het hiermee eens? Hebben financiële consequenties een reden gespeeld bij
het nemen van dit besluit, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Examenbrief
2023. Deze leden vragen met name af of de voorgestelde regeling voldoende recht doet
aan de fase waarin leerlingen examen moeten maken, terwijl ze nauwelijks een normaal
schooljaar in de bovenbouw hebben meegemaakt.
Effecten van de maatregelen
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister de specifieke effecten van maatregelen
in voorgaande jaren heeft gewogen in zijn besluit voor dit jaar. In de brief wordt
bijvoorbeeld beschreven dat de groep (vmbo)leerlingen, die dit vak wel konden duimen,
een substantiëlere daling van de resultaten te zien is. Deelt de Minister de inschatting
dat het duimen van een vak een ander, voor de kwaliteit ongunstiger effect heeft dan
het bieden van een extra herkansing en biedt dit ruimte om ook dit jaar soepeler te
zijn met herkansingen, zo vragen zij.
De leden als voornoemd vragen of de voorgestelde beleidslijn voldoende recht doet
aan het gegeven dat dit examencohort de langste coronageschiedenis heeft, die de hele
bovenbouwperiode heeft bestempeld. Deze leden vragen ook een reactie op het praktijkvoorbeeld
dat een leerling dit jaar bijvoorbeeld op 16 mei het examen Grieks en Economie dient
te maken, waarbij het vak Economie populair was in de duimregeling en bovendien dit
jaar sprake is van een nieuw examenonderdeel. Is het voorgestelde afbouwpad tegen
deze achtergrond niet te abrupt, zo vragen zij.
Extra herkansingen en spreiding
Voornoemde leden lezen dat volgens de Minister het beperkte gebruik van de mogelijkheden
tot spreiding en herkansing verband kan houden met de mogelijkheid om te duimen. Deze
leden vragen waarom deze constatering geen aanleiding vormt om de uitgebreidere mogelijkheid
tot spreiding en herkansing juist dit jaar nog te behouden, zodat leerlingen de gevolgen
van het vervallen van de duimregeling op verantwoorde wijze kunnen dempen en op geleidelijke
wijze kunnen toewerken naar de oude situatie. Bovendien biedt deze tussenstap meer
mogelijkheden om het gedrag van leerlingen te vergelijken dan het afschaffen ineens
van de belangrijkste maatregelen, aldus de leden.
Speciaal onderwijs
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister de situatie in het speciaal onderwijs
heeft gewogen, waar leerlingen vaak nog met extra problemen, zoals gebrekkig leerlingenvervoer,
te maken hebben gehad. Waarom heeft de Minister er bijvoorbeeld niet voor gekozen
om de duimregeling in het voortgezet speciaal onderwijs wel dit jaar ook te laten
gelden? Kan de Minister ook toelichten in hoeverre de duimregeling van toepassing
is op resultaten die in de coronajaren zijn behaald wanneer een leerling pas volgend
jaar opgaat voor een diploma?
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister de zorgen van het LBVSO herkent
dat de regeling voor de vertrouwenspersoon bij het mondeling examen niet goed werkt
en onduidelijk zou zijn. Is de Minister bereid om met het LBVSO te bezien hoe verduidelijking
mogelijk is, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga – fractie hebben kennisgenomen van de brief over de
eindexamens 2023 en hebben nog enkele opmerkingen.
De leden lezen dat leraren zich zorgen maken en denken dat qua examens nu voortaan
altijd genoegen moet worden genomen met «minder», maar dat lijkt deze leden een voorbarige
conclusie. De leden menen dat deze zorgen vooralsnog niet nodig zijn, dat het terug
gaan naar «normaal» zeker zal volgen in 2024 of later en zij denken dat de impact
van de coronamaatregelen en het lerarentekort momenteel meer reden tot zorg zijn.
Het peil met betrekking tot de eindexamens van vóór de coronacrisis zal absoluut terugkeren,
maar de leden geven aan dit niet te overhaasten. Zij geven aan dat de jongeren natuurlijk
goed moeten worden voorbereid op de samenleving en op de arbeidsmarkt en succesvol
kunnen beginnen aan hun vervolgopleiding, maar dit hangt volgens de leden als voornoemd
meer af van de kwaliteit van het onderwijs gedurende de gehele schoolperiode dan van
enkel het laatste testmoment.
Voornoemde leden hebben zeker begrip voor het feit dat de Minister stelt dat er qua
normering weer terug moet worden gegaan naar de periode van vóór corona. Deze periode
is wellicht voor volwassenen relatief makkelijker achter zich te laten dan voor jonge
geesten die de wereld nog moeten ontdekken, aldus deze leden. Zij vinden dat de schade
die is opgelopen dan ook niet een-twee-drie kan worden weggevaagd. De meeste scholieren,
die nu eindexamen doen, waren destijds in de leeftijd van 14 of 15 jaar en dat zijn
enorm belangrijke jaren op zowel cognitief als emotioneel gebied, aldus de leden.
De leden zijn van mening dat de nasleep van de lockdown niet moet worden onderschat.
Het enige positieve dat het leren op afstand tijdens de coronaperiode wellicht heeft
opgeleverd, is volgens de leden dat men het belang van fysieke lessen nu zoveel meer
inziet.
De voornoemde leden snappen dat leerkrachten graag snel weer willen overgaan tot «normaal»
en dat de Minister hen tegemoet wil komen, echter deze leden zouden ten zeerste willen
bepleiten om dit niet te overhaasten. De leden zijn van mening dat voor dit examenjaar
minimaal de mogelijkheid om één extra herkansing te geven geen overbodigheid is, bij
voorkeur aangevuld met de mogelijkheid om de examens te spreiden over twee periodes.
II Reactie van de bewindspersoon
Ik dank de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor
hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder ga ik thematisch in op de vragen. Deze
thema’s zijn de keuze voor de maatregelen 2023, de verlenging van het tweede tijdvak
en het rooster 2023, het Nationaal Programma Onderwijs, de achterstanden van leerlingen,
het welbevinden van leerlingen, de LAKS petitie #redmijndiploma, de verbeteragenda
staatsexamen, de rol van vertrouwenspersoon en bijzitdocent bij de mondelinge college-examens,
de duimregeling staatsexamen, de vergoeding voor staatsexamenbetrokkenen, de examenuitslag
staatsexamen, de staatsexamenmonitor, en het Voortgezet Speciaal Onderwijs. Op een
enkel punt zijn de reacties op bijna gelijkluidende vragen van de leden van de verschillende
fracties samengevoegd, of is er verwezen naar de beantwoording van soortgelijke vragen.
Keuze huidige maatregelen 2023
De leden van de VVD-fractie vragen of ik het met deze leden eens ben dat het in het
belang van eindexamenleerlingen zelf is om het vastgestelde kennisniveau te verwachten
en daarmee ook de waarde van het diploma te borgen.
Ik ben het met deze leden eens dat het van groot belang is om de lat voor het behalen
van het diploma te waarborgen. Hiermee bieden we leerlingen de beste kansen in hun
verdere (studie)loopbaan en op succes in het vervolgonderwijs.
De leden van de SP-fractie vragen welke verschillen ik zie tussen 2023 en 2022 wanneer
het gaat om de examenregeling en de tweede herkansing en de verspreiding over twee
tijdvakken zoals die eerder wel gold. Deze leden vragen of het niet zo is dat ook
deze leerlingen vol last hebben gehad van het onderwijs in coronatijden.
Uiteraard ondervinden leerlingen nog altijd in bepaalde mate de gevolgen van corona
en dit geldt ook voor de leerlingen die in 2023 hun eindexamen afleggen. Het belangrijkste
verschil dat ik zie tussen de cohorten van 2022 en 2023 is dat het huidige cohort
een volledig schooljaar heeft zonder vorm van algehele schoolsluitingen. Hierdoor
hebben deze leerlingen de afgelopen maanden volledig kunnen werken aan hun voorbereidingen
op het eindexamen. Daarnaast heeft het cohort 2023 ook langer gebruik kunnen maken
van de NPO-gelden, doordat dit cohort voordat zij aan examens toe zijn zowel extra
ondersteuning in schooljaar 2021/2022 als in 2022/2023 heeft gehad.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de maatregelen die zijn aangekondigd
voor de examens van 2023 en vragen of hiermee voldoende recht wordt gedaan aan de
gevolgen van de coronapandemie, welke gevolgen nog altijd worden gevoeld. De leden
van de SGP-fractie vragen of de voorgestelde regeling voldoende recht doet aan de
fase waarin leerlingen examen moeten maken, terwijl ze nauwelijks een normaal schooljaar
in de bovenbouw hebben meegemaakt. Deze leden vragen eveneens of de voorgestelde beleidslijn
voldoende recht doet aan het gegeven dat dit examencohort de langste coronageschiedenis
heeft, die de hele bovenbouwperiode heeft bestempeld.
Leerlingen hebben de afgelopen jaren op verschillende manieren effecten op hun onderwijs
ondervonden door de coronapandemie. Scholen hebben een grote inspanning geleverd om
ondanks lockdowns en andere beperkingen zo veel mogelijk onderwijs te blijven bieden.
Dit huidige schooljaar kan gelukkig weer zonder onderbrekingen van de onderwijscontinuïteit
doorgang vinden. Ik herken dat een deel van de leerlingen nog steeds de gevolgen van
de coronapandemie ervaart en er wordt door scholen hard gewerkt om deze gevolgen te
beperken. Alles afwegend ben ik van mening dat ik met de aangekondigde aanpassingen
voldoende recht doe aan de omstandigheden.
De leden van de PvdA-fractie verwijzen naar de petitie van het LAKS19 en vragen waarom ik de problematiek waaraan in de petitie verwezen wordt anders weeg
dan het LAKS. De leden van de PvdA-fractie vragen eveneens wat het mij zegt dat er
ruim 6.000 ondertekenaars zijn van de petitie en ook de VO-raad en SPV deze steunen.
Zij vragen waarom ik niet aan de wensen uit de petitie tegemoet kom. Deze leden vragen
of ik mij kan voorstellen dat de behoefte aan spreiding van de examens over twee tijdvakken
en een extra herkansing juist zal groeien, nu de duimregeling van eerdere coronajaren
komt te vervallen.
De keuze om wel of niet compenserende maatregelen te nemen voor 2023 was een ingewikkelde
keuze, zoals ik in mijn brief van 21 november ook heb toegelicht. Ik heb de problemen
die het LAKS terecht aansnijdt zeer zeker meegewogen in mijn besluit. Dat er veel
ondertekenaars van de petitie zijn en de VO-raad en SPV deze steunen zegt mij dat
er veel aandacht voor de eindexamens is binnen het onderwijsveld. Het is goed om te
zien dat zo veel betrokkenen zich met het eindexamen bezighouden. Ik kan mij ook voorstellen
dat de behoefte aan spreiding en een extra herkansing toeneemt bij het wegvallen van
de duimregeling. Vanuit het belang van de leerling kom ik echter op een andere afweging
dan het LAKS. Ik vind het namelijk belangrijk dat leerlingen zo goed mogelijk voorbereid
doorstromen naar een vervolgopleiding, om de kans op uitval te verkleinen. Dit wordt
gestimuleerd door van leerlingen weer een normale prestatie voor hun eindexamens te
vragen. Een volledig examen bereidt de leerlingen op een normale manier voor op hun
vervolgopleiding. Met dit standpunt wil ik overigens geen afbreuk doen aan de waarde
van het diploma dat leerlingen in 2020, 2021 en 2022 hebben behaald. Gelet op de omstandigheden
van dat moment zijn er destijds maatregelen genomen en hebben we daarmee een passende
prestatie van leerlingen gevraagd. Leerlingen die in de coronajaren hun diploma hebben
behaald hebben volwaarde diploma, waarmee zij (hebben) kunnen doorstromen naar het
vervolgonderwijs.
De leden van de PvdA-fractie vragen of ik met de gekozen maatregelen voor 2023 slechte
resultaten onder leerlingen accepteer en of deze met zeer soepele N-termen gemaskeerd
zullen worden.
Op basis van de nu beschikbare informatie en op basis van signalen die ik uit het
veld heb ontvangen over hoe leerlingen er voor staan, verwacht ik geen opvallend slechte
resultaten dit jaar. De slagingspercentages lagen tijdens de corona-jaren (fors) hoger
dan normaal, een effect dat voor een belangrijk deel toe te wijzen is aan de genomen
maatregelen. Het valt te verwachten dat deze in 2023 weer zullen normaliseren, en
dus lager uitvallen dan in de afgelopen drie examenjaren. De N-termen worden niet
ingezet om tegenvallende resultaten te maskeren. Er is, net als de afgelopen twee
jaar, sprake van een aangepaste manier van normeren. In reguliere jaren wordt de score
op een centraal examen afgezet tegen de prestatie-eis (de lat) voor het betreffende
vak. Voor deze manier van normeren moet de aanname worden gedaan dat leerlingen ten
opzichte van voorgaande jaren niet ineens vaardiger of minder vaardig zijn geworden
en wordt deze aanname via metingen gecontroleerd. Door de (effecten van de) coronamaatregelen
kon de aanname van een gelijk blijvende vaardigheid niet worden gedaan en waren de
benodigde metingen ook niet mogelijk. Daarom heeft het CvTE een methodiek ontwikkeld
waarbij de score wordt afgezet tegen de scores van andere leerlingen in 2023, in plaats
van de normale methode van het afzetten tegen de lat. Om te zorgen dat de lat dit
jaar wel zoveel mogelijk op dezelfde hoogte ligt als voorheen worden ook de historische
N-term (de N-termen van de afgelopen jaren) en het oordeel van docenten over de moeilijkheidsgraad
van het examen meegenomen in de bepaling van de N-termen dit jaar. Dit is de dezelfde
werkwijze als die de afgelopen twee examenjaren is gehanteerd. De N-termen zullen
daarom niet per definitie zeer soepel zijn, maar wel, binnen de hierboven geschetste
kaders, rekening houden met de huidige situatie.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen mij nog iets uitgebreider toe te lichten
waarom er niet gekozen is voor het toekennen van een extra herkansing. De leden van
de PvdA-fractie vragen of een spreiding van de examens en een extra herkansing geen
betere waarborg vormen van de waarde van de diploma’s, omdat deze maatregelen niets
afdoen aan het kunnen van de examenkandidaten, maar hen wel betere kansen bieden op
slagen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ik het met hen eens ben dat ook
bij een extra herkansing leerlingen de stof moeten beheersen en hun vaardigheden op
peil blijven. Tevens vragen deze leden of financiële consequenties een rol hebben
gespeeld in mijn besluit om geen extra herkansing te bieden. De leden van de SGP-fractie
merken op dat het beperkte gebruik van de mogelijkheden tot spreiding en herkansing
verband kan houden met de mogelijkheid om te duimen. Deze leden vragen waarom deze
constatering geen aanleiding vormt om de uitgebreidere mogelijkheid tot spreiding
en herkansing juist dit jaar nog te behouden, zodat leerlingen de gevolgen van het
vervallen van de duimregeling op verantwoorde wijze kunnen dempen en op geleidelijke
wijze kunnen toewerken naar de oude situatie.
Het geheel van de voorwaarden voor het behalen van het diploma vormen gezamenlijk
een lat waar leerlingen overheen moeten om het diploma te verkrijgen. Onderdelen hiervan
zijn de regels rond het maximaal aantal onvoldoendes, de kernvakken-regel20, de 5,5-regel21 en de aanwezigheid van één herkansing bij het centraal examen. Deze verschillende
onderdelen wegen uiteraard verschillend in hoe zij de kansen van de leerling op het
behalen van een diploma beïnvloeden. Ik ben het met de leden van de GroenLinks-fractie
eens dat bij het afleggen van een extra herkansing leerlingen hun vaardigheid op een
vak nog steeds moeten laten zien, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een duimregeling
of het toestaan van extra onvoldoendes. Echter is het wel zo dat hoe vaker een vak
herkanst mag worden en hoe meer vakken herkanst kunnen worden, hoe groter de kans
is dat het diploma wordt behaald. Het aantal herkansingen heeft daarom invloed op
hoe moeilijk of makkelijk het is om het diploma te behalen. Dat is de reden dat ik
er voor heb gekozen om in 2023 geen extra herkansing te bieden aan leerlingen en weer
het normale niveau van leerlingen te vragen. Op basis van de huidige omstandigheden
en de extra ondersteuning die we scholen bieden, onder meer in de vorm van middelen
uit het Nationaal Programma Onderwijs, acht ik dit ook een reële en redelijke verwachting
die ik van leerlingen kan vragen. Ook hebben deze leerlingen een volledig schooljaar
gehad zonder vorm van algehele schoolsluitingen, waardoor zij de afgelopen maanden
volledig hebben kunnen werken aan hun voorbereidingen op het eindexamen. Daarnaast
hebben de huidige examenleerlingen ook langer gebruik kunnen maken van de inzet van
de NPO-gelden. Financiële consequenties van een extra herkansing zouden met name voortvloeien
uit een compensatie voor scholen voor de extra werklast die hiermee gepaard zou gaan.
In 2021 en 2022 hebben scholen hiervoor een dergelijke compensatie ontvangen (6 uur
per extra herkansing).22 Deze potentiële kosten hebben geen rol van betekenis gehad in mijn besluit voor 2023.
Ik heb er voor gekozen ook geen spreiding over de tijdvakken mogelijk te maken in
2023, zoals in 2021 en 2022 wel mogelijk was. De belangrijkste reden hiervoor is dat
ik deze maatregel, net als de extra herkansing, niet nodig acht om de hierboven geschetste
redenen. Daarnaast blijkt uit de gegevens van vorig jaar dat een relatief klein aandeel
van de leerlingen (zo’n 10% in 2022) hiervan gebruik maakte terwijl deze maatregel
wel zeer ingrijpend is voor scholen en de examenketen en er hierdoor hoge kosten tegenover
staan. Zo had deze maatregel tot gevolg dat elk jaar een deel van de scholen nog examens
moest corrigeren terwijl de zomervakantie al begonnen was en was er voor elk vak een
extra examen nodig.
Voor zowel de extra herkansing als het spreiden over de tijdvakken geldt dat deze
maatregelen op dit moment in het schooljaar niet meer goed uitvoerbaar zijn, gelet
op de gevolgen hiervan voor zowel scholen als voor de examenketen.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe ik de specifieke effecten van maatregelen in
voorgaande jaren heeft gewogen in mijn besluit voor dit jaar.
Ik heb de effecten van de maatregelen van alle corona-examenjaren zorgvuldig meegewogen
in mijn besluit. Zo heb ik gezien dat de combinatie van maatregelen tot (fors) hogere
slagingspercentages heeft geleid dan voor de coronapandemie. Dit ondanks de uitdagingen
waar leerlingen en scholen mee te maken kregen door onder meer schoolsluitingen en
lesuitval en ondanks dat onderzoek van CvTE en Cito een (lichte) vaardigheidsdaling
in 2021 en 2022 heeft aangetoond.23 Daarnaast deel ik de observatie van de SGP-fractie dat de duimregeling een effect
had op de prestaties van leerlingen. Naar verwachting kunnen deze lagere prestaties
ook een afspiegeling zijn van een lagere leeropbrengst, wat in het nadeel van de leerling
is.
De leden van de SGP-fractie vragen of ik de inschatting deel dat het duimen van een
vak een ander, voor de kwaliteit ongunstiger effect heeft dan het bieden van een extra
herkansing en vragen of dit ruimte biedt om ook dit jaar soepeler te zijn met herkansingen.
Het bieden van een duimregeling heeft een groter effect dan het bieden van een extra
herkansing, deze inschatting deel ik met de SGP-fractie op basis van de Examenmonitor
2021 en 2022.24 Desalniettemin heeft ook een extra herkansing een effect op de lat voor het behalen
van het diploma en heb ik er daarom dit jaar voor gekozen deze maatregel niet nogmaals
te nemen.
De leden van de SGP-fractie vragen mij om te reageren op het praktijkvoorbeeld dat
een leerling dit jaar bijvoorbeeld op 16 mei het examen Grieks en Economie dient te
maken, waarbij het vak Economie populair was in de duimregeling en bovendien dit jaar
sprake is van een nieuw examenonderdeel. Is het voorgestelde afbouwpad tegen deze
achtergrond niet te abrupt, zo vragen zij.
Het kan voorkomen dat leerlingen maximaal twee examens op dezelfde dag moeten afleggen.
In de resultaten van 2021 en 2022 kwam inderdaad naar voren dat de vakken die leerlingen
verplicht volgen binnen hun specifieke profiel het meest werden geduimd. Dit is te
verklaren doordat dit vak voor alle leerlingen met dat profiel verplicht is en er
dus meer leerlingen zijn die het vak volgen, dan voor bijvoorbeeld een keuzevak het
geval is. Daarbij geldt dat andere verplichte vakken, zoals die in het gemeenschappelijk
deel, grotendeels niet geduimd mogen worden. Tegen deze achtergrond acht ik het afbouwen
van de maatregelen dan ook niet als te abrupt.
Verlenging tweede tijdvak en rooster 2023
De leden van de VVD-fractie vragen waarom ik er voor kies om het tweede tijdvak opnieuw
te verlengen en de afnameperiode van de digitale flexibele examens te verbreden. Deze
leden vroegen eveneens wat de ratio was om de examenperiode te verlengen en of dit
is om leerlingen meer flexibiliteit te bieden of omdat er rekening gehouden wordt
met een scenario waarin een nieuwe golf coronabesmettingen voor veel ziekte zal zorgen.
Deze leden vroegen ook hoe wordt bepaald of deze aanpassingen proportioneel zijn,
nu verlenging ook gevolgen heeft voor werkdruk van leraren.
Het verlengen van het tweede tijdvak heeft met name voordelen voor leerlingen die
door ziekte of quarantaine één of meer examens in het eerste tijdvak moeten missen.
Deze examens kunnen makkelijker worden ingehaald in een verlengd tweede tijdvak omdat
hiermee voorkomen wordt dat de examens van meerdere vakken op hetzelfde moment vallen
voor een leerling. Hoewel de situatie op scholen op dit moment geen aanleiding geeft
om te denken dat er rond de examenperiode veel uitval door coronabesmettingen zal
zijn, biedt het verlengen van het tweede tijdvak een uitkomst voor het geval dit wel
aan de orde is. Dit kan zich ook op (zeer) lokale schaal voordoen. Het verlengen van
het tweede tijdvak is in beperkte mate werkdrukverhogend omdat de correctie van het
tweede tijdvak door de verlenging ook een week langer doorloopt. Scholen hebben hierdoor
minder tijd voor het plannen van de diploma-uitreiking. Voor de digitale flexibele
examens en de centraal schriftelijk en praktische examens in het vmbo geldt dat de
verlengde afnameperiode maximale flexibiliteit biedt voor scholen en leerlingen om
zowel de eerste kans als de herkansing van een bepaald vak af te leggen. Deze examens
kunnen flexibel worden ingepland en daarmee worden afgestemd op de behoeften van leerlingen,
het rooster, de beschikbaarheid van praktijklokalen etc. Het verlengen van de afnameperiodes
voor de digitale flexibele examens en de cspe's (centraal schriftelijk en praktische
examens) is niet werkdrukverhogend, scholen kiezen zelf in hoeverre zij gebruik maken
van de extra flexibiliteit.
De leden van de SP-fractie vragen naar de planning van het vmbo examen Nederlands,
dat dit jaar als een van de laatste vakken wordt getoetst. Het nakijken van dit examen
is zeer arbeidsintensief, zo hebben deze leden vernomen en zij vragen of het mogelijk
is dit examen nog naar voren te verplaatsen. Of in ieder geval dit vanaf volgend jaar
zodanig te regelen dat het examen vroeg in de examenperiode wordt afgenomen.
Elk jaar zoekt het College voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) voor de verschillende
typen vakken naar een zo goed mogelijk moment in het examenrooster. Er zijn echter
verscheidene aandachtspunten waarmee rekening gehouden moet worden in het rooster
en die aandachtspunten zitten elkaar soms ook in de weg. Het rooster wordt gemaakt
door collega’s uit de schoolpraktijk, namelijk examensecretarissen die zitting hebben
in de roosteradviescommissie van het Platform Examensecretarissen (PLEXS). De commissie
doet voor elk examenjaar een voorstel voor een rooster aan het CvTE op basis van meerdere
uitgangspunten zoals door het CvTE opgesteld en na te lezen op Examenblad.25 Eén van de uitgangspunten is de correctielast, een andere is dat bijvoorbeeld de
examens voor de moderne vreemde talen vooraan in het rooster moeten staan vanwege
de organisatie van de posttests26 bij deze examens voor de normering. Ook wordt rekening gehouden met de afname van
examens in Caribisch Nederland en gestreefd naar een zo evenwichtig mogelijk rooster
voor de leerlingen. Het komt regelmatig voor dat de verschillende uitgangspunten op
gespannen voet met elkaar staan, zoals het uitgangspunt bij posttestvakken (moderne
vreemde talen) ten opzichte van het uitgangspunt voor vakken met een grote correctielast.
Op zo’n moment wordt een afweging gemaakt wat het beste past, rekening houdend met
een goed rooster voor de leerlingen, voldoende correctietijd voor de docenten, een
zorgvuldige normering etc. Naast alle geldende uitgangspunten wordt ook gekeken of
niet steeds eenzelfde vak met een hoge correctielast te ver achterin het rooster belandt.
De plaats van het examen Nederlands vmbo GL/TL is voor 2023 minder gunstig uitgevallen
dan in andere jaren, maar wel bepaald in lijn met de gehanteerde uitgangspunten voor
het opstellen van het rooster. De plek van Nederlands vmbo GL/TL zal voor 2023 daarom
niet worden aangepast. Voor komende jaren zal het rooster ook weer langs de hierboven
geschetste uitgangspunten worden vastgesteld.
Nationaal Programma Onderwijs
De leden van de VVD-fractie vragen mij hoe ik ervoor zorg dat de NPO-gelden doelgericht
worden besteed, zodat leerlingen die ernstige hinder hebben ondervonden tijdens de
coronacrisis nu goed voorbereid aan hun examen kunnen beginnen.
Scholen hebben in het kader van het Nationaal Programma Onderwijs extra middelen gekregen
om de vertragingen die leerlingen hebben opgelopen aan te pakken. Met dit programma
is voor het primair en voortgezet onderwijs in totaal € 5,8 miljard extra beschikbaar
gesteld. Het is in de eerste plaats aan scholen om op basis van een schoolscan te
bepalen wat leerlingen nodig hebben en welke interventies van de menukaart zij inzetten
voor welke leerlingen. Zij kunnen de middelen ook inzetten om leerlingen in de (voor)examenklassen
extra te ondersteunen, bijvoorbeeld met extra lessen ter voorbereiding op het examen.
Gezien het belang van goede eindexamenresultaten verwacht ik niet dat scholen onvoldoende
oog hebben voor deze groep. Op verschillende manieren wordt gekeken hoe en of scholen
de NP Onderwijs middelen besteden. Besturen verantwoorden zich na afloop van het boekjaar
op schoolniveau aan welk type interventie de middelen zijn uitgegeven. Dat geeft echter
geen inzicht of die middelen specifiek naar leerlingen zijn gegaan die nu in de in
de examenklas zitten. Om de bevragingslast voor besturen te beperken wordt niet gevraagd
om die uitsplitsing te maken. Daarnaast wordt er implementatieonderzoek gedaan (2x
per jaar bevraging van schoolleiders) waarin gevraagd wordt naar het type interventies
waar scholen voor gekozen hebben, bij welke groepen ze problemen zien, wat de aard
is van die problemen en het effect van de interventies.
Schoolleiders zijn niet verplicht27 om mee te doen aan dit onderzoek, maar tot nog toe is de respons hoog.28 Op basis van de eerste voortgangsrapportage29 heb ik vorig jaar februari overigens besloten om in het vo per leerling een hoger
basisbedrag te geven dan in het po.30 Dat geeft vo-scholen ook de ruimte om hun eindexamenleerlingen de ondersteuning te
geven die ze nodig hebben.
De leden van de D66-fractie vragen of ik van mening ben dat het NP Onderwijs voldoende
handvatten biedt aan scholen en docenten om het welzijn van leerlingen te bevorderen.
Vanaf de start heeft het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) een tweeledig
doel gehad: herstel van de corona gerelateerde leervertragingen en herstel van de
sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen en hun welbevinden. In de menukaart
van het NP Onderwijs zijn verschillende interventies opgenomen die scholen kunnen
inzetten om het welbevinden van leerlingen te vergroten. In het kader van NP Onderwijs
wordt er op verschillende manieren voor gezorgd dat scholen voldoende in handen hebben.
Zo is er naast de menukaart ook geïnvesteerd in «Onderwijskennis.nl»: een website
waar per thema voor scholen overzichtelijk op een rij wordt gezet wat bekend is uit
onderzoek, en tot welke onderbouwde handvatten dit heeft geleid. Ook zijn hier praktijkvoorbeelden
voor scholen te vinden. Eén van de thema’s is de sociaal-emotionele ontwikkeling van
leerlingen waaronder welbevinden. De Kenniscommunity van het NP Onderwijs heeft in
2022 vijftien tutorials gemaakt over welbevinden voor leraren en schoolteams. Deze
zijn te bekijken op www.kennis.nponderwijs.nl. Op deze website kunnen scholen ook webinars over het onderwerp terugzien. Verder
kunnen schoolleiders en bestuurders zich aansluiten bij leernetwerken over welbevinden.
Daarnaast organiseert het Nederlands Jeugdinstituut, naast de informatie die zij online
aanbieden, ook webinars voor o.a. schoolleiders, leraren en IB’ers over het bevorderen
van welbevinden. Vanuit verschillende bronnen worden er diverse handvatten geboden
rondom welbevinden. Vanuit de voortgangsrapportage van het NP Onderwijs en vanuit
verschillende gesprekken in het veld is bekend geworden dat scholen zelf actief met
welbevinden bezig zijn. Zo zijn interventies gericht op het welbevinden van leerlingen
populair bij scholen. Vooral in het vo wordt deze interventie vaak gekozen: 88% van
de schoolleiders geeft aan deze interventie in het schooljaar 2022/2023 uit te voeren.
Schoolleiders zijn overwegend positief over de interventies die zij inzetten op het
gebied van welbevinden en het positief effect daarvan op hun leerlingen.
De leden van de D66-fractie vragen of ik van mening ben dat het NP Onderwijs inmiddels
voldoende handvatten biedt voor het vso om de achterstanden te beperken.
Het implementatieonderzoek laat zien dat schoolleiders in het vso zich aan het begin
van dit schooljaar veel minder zorgen maakten over de impact van corona op de ontwikkeling
van hun leerlingen dan een jaar eerder. Juist in deze sector is het verschil tussen
de twee metingen opvallend. De sectororganisaties voor gespecialiseerd en praktijkonderwijs
hebben er wel bij mij op gewezen dat de menukaart en bijbehorende praktijkkaarten
niet altijd bruikbaar zijn voor dezen onderwijstypen. Momenteel inventariseert het
Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) welke aanvullende informatie gewenst
is voor scholen voor gespecialiseerd onderwijs, evenals voor het beroepsgericht en
praktijkgericht onderwijs dat wordt gegeven in het vmbo. Op basis van deze inventarisatie
worden aanvullende producten ontwikkeld. Dit wordt gedekt binnen de huidige middelen
voor het voortgezet onderwijs.
De leden van de SP-fractie vragen mij waarom ervoor is gekozen om scholen toe te staan
de middelen uit het NP Onderwijs over een langere periode in te zetten, terwijl leerlingen
geacht worden om nu al hun achterstanden te hebben ingelopen.
Wat betreft de verlenging van het programma heb ik in februari 2022 besloten om scholen
meer tijd te geven, namelijk tot en met schooljaar 2024–2025 voor het funderend onderwijs,
omdat bleek dat scholen soms moeite hadden om de plannen uit te voeren door het lerarentekort
en doordat zij in het schooljaar 2021–2022 wederom te maken hadden met schoolsluiting
en lesuitval door corona. Ik heb scholen daarmee in staat gesteld om meer weloverwogen
keuzes te maken in plaats van snelle keuzes om het geld maar op tijd uit te geven.
Uit de derde voortgangsrapportage over NP Onderwijs van november 2022 blijkt overigens
niet dat leerlingen hun vertragingen over de hele linie alweer hebben ingehaald. Voor
scholen ligt er dit schooljaar en in de verlengde looptijd van het Nationaal Programma
Onderwijs nog steeds een grote uitdaging. Dat neemt niet weg dat ik het belangrijk
vind om in 2023 zoveel als mogelijk terug te gaan naar normaal en weer een vergelijkbare
prestatie van leerlingen te vragen als voor corona. Bijvoorbeeld door een maatregel
als de duimregeling, die aantoonbaar negatieve effecten heeft, niet te continueren.
Achterstanden
De leden van de VVD-fractie vragen of ik in gesprek ben met het onderwijsveld over
hoe scholen omgaan met de problematiek rond examens, zoals het mogelijk ontoereikende
niveau vanwege leerachterstanden en de mentale gezondheid van leerlingen. In hoeverre
heb ik hier zicht en vat op, zo vragen zij.
In de aanloop naar de besluitvorming over examens 2023 is er op ambtelijk niveau contact
geweest met een brede vertegenwoordiging van partijen. Uit deze, en andere gesprekken,
komt een beeld naar voren waarin er zorgen zijn over zowel het mentaal welbevinden
als over het uitstroomniveau van leerlingen. Uit deze gesprekken blijkt ook dat dit
zeker niet alle leerlingen betreft en dat scholen aan beide aspecten hard werken,
mede ondersteund door de middelen vanuit het Nationaal Programma Onderwijs.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de achterstanden nu allemaal zijn ingelopen
of ingelopen worden voordat de centrale examens van start gaan.
Omdat de inrichting van het onderwijs in de bovenbouw en de inrichting van de schoolexamens
sterk kunnen verschillen per school is er geen landelijk overzicht te genereren van
eventuele achterstanden onder examenleerlingen. Op basis van gesprekken met veldpartijen
kunnen we concluderen dat het per leerling verschilt of er achterstanden zijn en in
welke mate. Het zal dan ook per leerling verschillen of het lukt om eventuele achterstanden
in te lopen voor de start van de examenperiode.
Welbevinden leerlingen
De leden van de D66-fractie vragen of ik extra stappen kan zetten om het welzijn van
leerlingen te bevorderen. Tevens vragen voornoemde leden of ik het met de leden eens
ben dat het zorgelijk is dat het welbevinden van leerlingen nog steeds laag is, ondanks
extra inzet van de gelden uit het Nationaal Programma Onderwijs.
De coronaperiode is een lastige periode geweest, zeker ook voor leerlingen. Dat zij
hier nog steeds de gevolgen van ondervinden heb ik vanuit verschillende hoeken vernomen.
Het welbevinden van leerlingen is een moeilijk probleem waar door verschillende betrokkenen
hard aan gewerkt wordt. Daar ben ik blij om omdat het zorgelijk is dat het welbevinden
van leerlingen laag is. Middels de voortgangsrapportage van het Nationaal Programma
Onderwijs wordt de progressie die er gemaakt wordt gevolgd. Er zijn verschillende
interventies vanuit het programma die zowel gericht zijn op het inlopen van leervertragingen
als op het verhogen van het welbevinden van leerlingen. De afgelopen anderhalf jaar
hebben scholen hier al gebruik van gemaakt. De gelden van het Nationaal Programma
Onderwijs blijven de komende periode beschikbaar voor scholen om hun interventies
voort te zetten. Bovendien verken ik mogelijke additionele stappen om te zetten om
het welzijn van leerlingen te bevorderen. In dit kader is met het LAKS gesproken over
het welbevinden van leerlingen, en blijft OCW in contact staan met LAKS om vinger
aan de pols te houden en te bespreken welke aanvullende acties zinvol kunnen zijn.
Scholen hebben hiervoor financiële middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs.
Op dit moment is er ook contact met LAKS en andere sectorpartijen over mijn toezegging
aan uw Kamer om te kijken hoe toetsdruk bij leerlingen verminderd kan worden.31 In de volgende voortgangsrapportage van het Nationaal Programma Onderwijs kom ik
hier nader op terug.
LAKS petitie #redmijndiploma
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister expliciet kan reageren op de voorstellen
van het LAKS in hun actie #redmijndiploma en of hij de voorstellen kan langslopen.
Middels mijn Kamerbrief van 21 februari jl. heb ik gereageerd op de voorstellen van
het LAKS in hun petitie #redmijndiploma.32 In mijn reactie op de vragen over de keuze van de maatregelen 2023 ga ik onder andere
in op de voorstellen van het LAKS, namelijk van het spreiden van de examens over de
twee tijdvakken en de extra herkansing.
Verbeteragenda staatsexamen
De leden van de D66-fractie vragen wat de laatste stand van zaken is omtrent de verbeteragenda
staatsexamens.
In de Kamerbrief staatsexamens vo 2022 van 22 december jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd
over de voortgang van de verbeteragenda staatsexamens vo.33 Hierbij heb ik vermeld dat inmiddels de eerste resultaten binnen projecten van de
verbeteragenda zijn bereikt en dat naar verwachting eind 2023 de eerste scenario’s
over het flexibiliseren van het staatsexamen en blijvend passend maken voor de doelgroep
worden opgeleverd. De verwachting is dat eind 2024 de complete set aan voorstellen
wordt opgeleverd, waarna gestart kan worden met de implementatie daarvan. Voor kandidaten
betekent dit dat onder meer verkend wordt of en hoe een herkansingsmogelijkheid geboden
kan worden voor alle staatsexamenkandidaten, college-examens mogelijk verspreid kunnen
worden over het jaar zodat kandidaten meer ruimte krijgen om het examen af te leggen
zodra ze er klaar voor zijn en het daardoor mogelijk wordt om eerder inzicht te geven
in behaalde examencijfers. Om dit mogelijk te maken wil ik benadrukken dat het van
belang is dat het CvTE en DUO de ruimte krijgen om aan alle acties uit de verbeteragenda
te werken zonder dat er aanvullende wensen bij de staatsexamenorganisatie worden neergelegd.
Enkel door in te zetten op de volle breedte van de verbeteragenda kan in de toekomst
worden toegewerkt naar een robuustere staatsexamenorganisatie. Voor de concrete acties
die hebben plaatsgevonden onder de verschillende actielijnen uit de verbeteragenda
verwijs ik u naar de Kamerbrief die ik uw Kamer op 22 december heb verstuurd.34
Rol van vertrouwenspersoon en bijzitdocent bij de mondelinge college-examens
De leden van de D66-fractie, de leden van de SP-fractie en de leden van de SGP-fractie
hebben vragen gesteld over de rol van vertrouwenspersoon en bijzitdocent bij het mondelinge
college-examen. Zo vragen de leden van de D66-fractie welke stappen ik heb genomen
om de rol van de vertrouwenspersoon of bijzitdocent voor het mondelinge-college examen
te verduidelijken en beter te laten aansluiten op de praktijk. Aanvullend hierop vragen
de leden van de SP-fractie op welke wijze hierover gecommuniceerd is en of er bereidheid
is om dit nogmaals te doen en erop te wijzen dat examenvragen herhaald mogen worden
en verhelderende opmerkingen mogen worden gemaakt door de mentor of vertrouwenspersoon.
Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie of de zorgen van LBVSO worden herkend
dat de regeling voor de vertrouwenspersoon bij het mondelinge examen niet goed werkt
en onduidelijk zou zijn. Daarbij wordt gevraagd of er bereidheid is om met LBVSO te
bezien hoe verduidelijking mogelijk is.
Allereerst wil ik benadrukken dat ik samen met het CvTE als verantwoordelijke voor
de afname van de staatsexamens, het belang van de vertrouwenspersoon en de bijzitdocent
voor kandidaten ten zeerste ondersteun. De examensetting zoals die zich bij een mondeling
college-examen voordoet kan voor kandidaten zorgen voor spanning. Bijvoorbeeld omdat
het voor sommige kandidaten moeilijk is om contact te maken of omdat ze faalangstig
zijn. In deze gevallen kan het voor de kandidaat geruststellend werken als een vertrouwd
persoon bij het examen aanwezig is zodat de kandidaat zich comfortabeler en veiliger
voelt. Naar aanleiding van de motie van het lid Kwint c.s.35 is het sinds 2022 structureel toegestaan dat de vertrouwenspersoon of bijzitdocent
uitleg mag geven over de situatie van de kandidaat en mogen verhelderende opmerkingen
gemaakt worden gedurende het examen. In de praktijk wordt geconstateerd dat het maken
van een verhelderende opmerking als spannend wordt ervaren door zowel de examinatoren
als vertrouwenspersonen. De verhelderende opmerkingen mogen immers niet over de inhoud
van het examen gaan of hints bevatten over het antwoord. Het is niet mogelijk om hierover
strikte regels op te stellen vanwege de veelheid aan opmerkingen waarover het gaat.
Het is aan zowel de examinatoren als de vertrouwenspersonen om te leren, te weten
en aan te voelen wanneer en hoe de verhelderende opmerking op de juiste wijze kan
worden toegepast. Het CvTE heeft hier ter voorbereiding op het staatsexamen 2022 nadrukkelijk
aandacht aan besteed in de informatievoorziening aan examenbetrokkenen, vso-scholen,
staatsexamenkandidaten en vertrouwenspersonen. Daarnaast is de rol van de vertrouwenspersoon
specifiek aanbod gekomen in de professionaliseringstrajecten van examenbetrokkenen.
Het CvTE blijft investeren in het verduidelijken van wat de rol van de vertrouwenspersoon
of bijzitdocent is tijdens de mondelinge college-examens zodat het beter aansluit
bij de wensen en behoeften van de kandidaat. Hierin zal samen opgetrokken worden met
LBVSO en andere relevante veldpartijen zoals PO-raad, Sectorraad GO, Ouders & Onderwijs,
Balansdigitaal en LAKS. Het CvTE zal in ieder geval de informatievoorziening van vorig
jaar herhalen en uitbreiden om er voor te zorgen dat het bereik onder vso-scholen,
kandidaten en vertrouwenspersonen wordt vergroot. Daarnaast worden door het CvTE een
aantal aanvullende activiteiten georganiseerd, gericht op het kennisniveau van examenbetrokkenen,
scholen, vertrouwenspersonen, bijzitdocenten en examenbetrokkenen over de inzet van
de vertrouwenspersoon.
Duimregeling staatsexamen
De leden van de SP-fractie vragen of ik bereid ben de duimregeling voort te zetten
voor leerlingen die in de periode 2020 tot en met 2023 zijn begonnen aan hun examen,
zoals LBVSO voorstelt. Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie waarom er niet
voor is gekozen om de duimregeling in het voortgezet speciaal onderwijs wel dit jaar
ook te laten gelden en of kan worden toegelicht in hoeverre de duimregeling van toepassing
is op resultaten die in de coronajaren zijn behaald wanneer een leerling pas volgend
jaar opgaat voor het diploma.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de uitvoering van de staatsexamenmoties hebben
diplomakandidaten bij het staatsexamen in 2023 recht op een duimregeling waarmee een
duim mag worden gelegd op alle resultaten, niet zijnde een resultaat van een kernvak,
die bij de uitslagbepaling in 2023 worden betrokken.36 Dit geldt voor alle diplomakandidaten bij het staatsexamen waaronder de leerlingen
uit het voortgezet speciaal onderwijs die in 2023 via het staatsexamen opgaan voor
het diploma. Indien een kandidaat in 2024 opgaat voor een diploma maar wel een resultaat
inbrengt uit een coronajaar heeft hij of zij geen recht op de duimregeling. Deze maatregel
is speciaal bedoeld om de diplomakandidaten die een certificaat behaald hebben in
een van de coronajaren te compenseren voor de uitdagingen waarmee zij in deze jaren
geconfronteerd zijn conform de motie van het lid Van Meenen c.s.37De inzet van duimregeling is een zeer substantiële maatregel die van invloed is op
de waarde van het diploma. Dat vraagt om een zorgvuldige afweging of het noodzakelijk
is om deze maatregel langer in te zetten. Als kandidaten in 2024 opgaan voor het diploma
hebben zij twee jaar de tijd gehad om opgelopen achterstanden in te lopen en niet
behaalde deelcertificaten alsnog te behalen of eventuele tegenvallende resultaten
uit eerdere jaren te verbeteren. Op dit moment zie ik onvoldoende redenen om kandidaten
langer te compenseren voor eventuele eerder opgelopen achterstanden en blijf ik bij
mijn besluit om de duimregeling enkel te laten gelden voor 2023.
Vergoeding staatsexamenbetrokkenen
De leden van de SP-fractie constateren dat een passende vergoeding die aansluit bij
de bekostiging van het voortgezet onderwijs noodzakelijk is om te zorgen dat er genoeg
staatsexaminatoren zijn om het staatsexamen goed te laten verlopen. De leden van de
SP-fractie vragen wat ik hiervan vind en of ik er toe bereid ben om al dit jaar te
zorgen voor een hogere en passende vergoeding voor alle examenbetrokkenen vooruitlopend
op het onderzoek daartoe.
Voor een goede uitvoering van het staatsexamen zijn jaarlijks gemiddeld 2000 examenbetrokkenen
nodig die verschillende soorten taken uitvoeren. Examenbetrokkenen hebben uiteenlopende
redenen om zich in te zeten voor het staatsexamen. Hierbij valt te denken aan het
leveren van een bijdrage aan kansen van leerlingen, verdieping van vakkennis, versterken
van onderlinge samenwerkingen of voor extra bijverdiensten. De afgelopen jaren hebben
maatschappelijke ontwikkelingen zoals het arbeidsmarkttekort, druk vanuit de eigen
school of de waarde van vrije tijd druk gelegd op de beschikbaarheid van examenbetrokkenen
voor het staatsexamen. Staatsexamenbetrokkenen ontvangen een vergoeding voor de taken
die zij uitvoeren. Ik ben het ermee eens dat deze vergoeding marktconform en passend
moet zijn bij de inspanning die de examenbetrokkenen leveren. Om die reden wordt binnen
de verbeteragenda staatsexamens vo onderzoek uitgevoerd naar de vergoedingenstructuur
voor examenbetrokkenen en de mate waarin vergoedingen voor alle taken en rollen passend
zijn. Eind 2023 worden de resultaten van het onderzoek verwacht. Het is nog te vroeg
om vooruitlopend op deze resultaten uitspraken te doen over wat een passende vergoeding
is. Daarentegen ben ik mij bewust van de hoge tekorten onder staatsexamenbetrokkenen
in de afgelopen jaren en de druk waaronder staatsexamenbetrokkenen zich inzetten veelal
naast hun baan in het onderwijs. Daarom heb ik besloten om vooruitlopend op de uitkomsten
van het onderzoek een bedrag van € 300.000 vrij te maken om het CvTE in de gelegenheid
te stellen om al dit jaar de vergoedingen voor staatsexamenbetrokkenen te verhogen.
Examenuitslag staatsexamen
De leden van de SP-fractie vragen hoe het staat met het gelijktrekken van de examenuitslag
van staatsexamenkandidaten uit het voortgezet onderwijs. Klopt het dat door verouderde
systemen dit nog jaren gaat duren om te regelen en waarom is dat zo, zo vragen zij.
Tevens vragen zij of dit proces versneld kan worden en of ik bereid ben om ervoor
te zorgen dat het in 2023 al geregeld is zoals Henk Vegter wil bereiken in zijn petitie.
Op dit moment ontvangen staatsexamenkandidaten het resultaat van het centrale eindexamen
pas na afloop van het college-examen, op de locatie waar het college-examen wordt
afgenomen. Hierdoor weten zij voordat ze het (mondelinge) college-examen afleggen
nog niet hoe ze het centrale examen hebben gemaakt. Dit wijkt af van de uitslagbepaling
in het reguliere voortgezet onderwijs. Ik ben het er ten zeerste mee eens dat het
onwenselijk is voor staatsexamenkandidaten om pas na het (mondelinge)college-examen
te weten hoe het centrale examen gemaakt is. Dit creëert kansenongelijkheid die ik
te allen tijden tegen wil gaan. Binnen de verbeteragenda staatsexamen vo heeft dit
onderwerp dan ook hoge prioriteit gekregen en wordt gewerkt aan een structurele oplossing
voor dit probleem. De reden waarom dit niet geregeld kan worden voor de staatsexamens
2023 komt door hoe de staatsexamenorganisatie en de planning van het staatsexamens
op dit moment zijn ingericht. Binnen het staatsexamen wordt het centrale eindexamen,
net als in het reguliere vo, gecorrigeerd door twee correctoren. Deze correctoren
zijn, net als de examinatoren van het mondelinge college-examen afkomstig uit het
reguliere vo en voeren deze werkzaamheden uit naast hun reguliere (correctie)werkzaamheden
op hun eigen school. Binnen het staatsexamen gebeurt de correctie van de centrale
examens deels thuis en deels op daarvoor georganiseerde correctiedagen. Deze correctiedagen
overlappen met de start van de (mondelinge) college-examens. Hierdoor is het niet
mogelijk om een garantie af te geven dat voor alle kandidaten voorafgaand aan het
(mondelinge) college-examen het centrale examen is gecorrigeerd. Een alternatief zou
kunnen zijn dat de (mondelinge) college-examens op een later moment starten zodat
wel met zekerheid alle centrale examens nagekeken zijn. Echter is dit lastig vanwege
de doorlooptijd van de college-examens. Deze moeten voor 5 augustus zijn afgenomen
zodat er voldoende tijd is voor de start van het derde tijdvak en om tijdig, voor
de start van het collegejaar, de examens afgerond te hebben. Kortom, het structureel
mogelijk maken dat de resultaten van de centrale-examens voor de start van de college-examens
aan de kandidaten bekend worden gemaakt, vraagt om een grootschalige aanpassing van
de planning van de staatsexamens en de staatsexamenorganisatie. Binnen de verbeteragenda
wordt hier in brede zin onderzoek naar gedaan, met als uitgangspunt de resultaten
voor alle kandidaten eerder bekend te maken. Eind 2024 worden vanuit de verbeteragenda
kansrijke voorstellen opgeleverd voor het aanpassen van de staatsexamenorganisatie
waar dit vraagstuk onderdeel van is. Besluitvorming over deze voorstellen zal te zijner
tijd plaatsvinden. Een dergelijke aanpassing van de systemen die het mogelijk maakt
om de resultaten eerder inzichtelijk te maken wordt op zijn vroegst pas vanaf 2025
mogelijk. Een andere mogelijkheid is om een tijdelijke oplossing te bieden. Echter
blijft dan het probleem bestaan dat geen garantie afgegeven kan worden dat alle kandidaten
voor de start van het (mondeling) college-examen het cijfer te horen krijgen. Hiermee
ontstaat een ongelijke uitgangspositie tussen staatsexamenkandidaten die ik zeer onwenselijk
vind. Daarbij is een tijdelijke oplossing erg arbeidsintensief en foutgevoelig en
zorgt voor een negatieve en vertragende werking op de aanpak om te komen tot een structurele
oplossing voor dit probleem.
Staatsexamenmonitor
De leden van de PvdA-fractie constateren op basis van de staatsexamenmonitor en de
examenmonitor dat de slagingspercentages van leerlingen in het voortgezet speciaal
onderwijs structureel lager liggen dan de slagingspercentages in het regulier voortgezet
onderwijs. De leden vragen naar een verklaring voor dit verschil. Ook vragen de leden
of de verbeteragenda staatsexamens vo hier een verbetering in teweeg moet brengen
en zo ja, of ik kan kwantificeren op welke punten ik verbetering wil realiseren.
Bij de interpretatie van de slagingspercentages in het regulier vo en de slagingspercentages
van vso-leerlingen die deelnemen aan het staatsexamen moet allereerst worden opgemerkt
dat er een groot verschil zit in de omvang van de groepen examenkandidaten waarover
de percentages zijn berekend. Daarmee zijn de cijfers uit de staatsexamenmonitor en
de examenmonitor niet één op één vergelijkbaar. Het aantal vso-leerlingen dat jaarlijks
deelneemt aan het staatsexamen ligt met ruim 3500 kandidaten vele maler lager dan
de circa 200.000 examenkandidaten waarover de examenmonitor rapporteert. Om die reden
zijn er relatief snel fluctuaties zichtbaar in de slagingspercentages van staatsexamenkandidaten
door de jaren heen en de percentages per schoolsoort. Daarnaast is een vergelijking
van beide groepen examenkandidaten niet terecht vanwege het verschil in samenstelling
van beide groepen. Het vso is vanwege de specifieke ondersteuningsbehoefte van veel
leerlingen niet vergelijkbaar met het regulier vo. Desondanks is het aantal vso-leerlingen
dat een diploma behaalt in de afgelopen jaren sterk gegroeid, wat ik een zeer positieve
ontwikkeling vind. De verbeteragenda staatsexamen heeft niet als doel om de slagingspercentages
van specifieke groepen kandidaten te beïnvloeden. De verbeteragenda richt zich op
het verstevigen van de examenvoorziening staatsexamens zodat deze op een toekomstbestendige
manier wordt ingericht. Daarbij is nadrukkelijke aandacht voor het verbeteren van
de aansluiting met de doelgroep staatsexamenkandidaten vanuit het vso zonder daarbij
de overige doelgroepen van het staatsexamen uit het oog te verliezen. Een dergelijke
aanpassing van de examenvoorziening, waardoor de manier van examineren optimaal aansluit
bij de behoeften van kandidaten, zou van invloed kunnen zijn op de kans om het diploma
te behalen van vso-staatsexamenkandidaten.
Voortgezet Speciaal Onderwijs
De leden van de D66-fractie vragen naar de huidige achterstanden van leerlingen in
het vso en de mogelijke invloed daar van op de af te nemen examens. Tevens vragen
zij of de Minister de signalen van LBVSO (h)erkent dat het welzijn van leerlingen
in het vso wordt beïnvloed door de corona-achterstanden, het lerarentekort en de problemen
in het leerlingenvervoer. De leden van de SGP-fractie vragen in dit kader specifiek
naar de overweging om voor het vso geen uitzondering te maken en de maatregel van
extra spreiding en herkansing als tussenstap in stand te houden.
Ik (h)erken de problemen in het leerlingenvervoer en het lerarentekort in het voortgezet
speciaal onderwijs (vso) en neem alle signalen van LBVSO hierover zeer serieus. Ik
ben het ook met u eens dat deze problemen hun weerslag hebben op de leerlingen in
het vso, terwijl die ook nog bezig zijn met het inlopen van vertragingen die ontstaan
zijn voor de coronapandemie. Helaas kunnen we over de werkelijk opgelopen leervertragingen
niets zeggen, omdat die in het voortgezet (speciaal) onderwijs niet als zodanig worden
bijgehouden.
In de resultaatmonitor van de voortgangsrapportage NP Onderwijs is gevraagd aan schoolleiders
in welke mate zij zich zorgen maken over leerprestaties hun leerlingen.38 Het valt op dat een beduidend kleiner aandeel schoolleiders in het vso zich zorgen
maken over de leerprestaties dan in het reguliere po en vo. Uit gesprekken met het
veld komt naar voren dat de impact van de coronapandemie op de resultaten van vso-leerlingen
beperkter lijkt. Dit komt waarschijnlijk doordat een groot deel van de leerlingen,
gezien zij behoren tot een kwetsbare groep, naar school bleef gaan gedurende de schoolsluitingen.
Uit de Implementatiemonitor van Regioplan blijkt dat in het (v)so de schoolleiders
zich vooral zorgen maken over het welbevinden van de leerlingen. Gelukkig is er tussen
oktober 2021 en november 2022 een afname van 58% naar 35% van de schoolleiders die
zich hier over zorgen maakt.39 Beide onderzoeken geven in dit opzicht geen extra aanleiding voor het creëren van
een uitzonderingspositie in de examenvereisten, naast de al eerder genomen examenmaatregelen
voor het staatsexamen in 2023; de duimregeling en een extra herkansingsmogelijkheid.
Daarom zie ik op dit moment geen reden om af te wijken van de eerder aangekondigde
maatregelen.
Inbreng leden van de CDA-fractie en leden van de Groep Van Haga
De leden van de CDA-fractie en de leden van de Groep Van Haga stellen geen vragen
in dit schriftelijk overleg, maar hebben diverse opmerkingen geplaatst.
Ik ben blij met de steun van de leden van de CDA-fractie voor het voorstel om voor
de examens in 2023 grotendeels terug te gaan naar de situatie van voor corona en kwaliteit
voorop te stellen.
Ik dank de leden van de Groep Van Haga-fractie voor hun betoog over de eindexamens
2023. Ik heb kennis genomen van hun opmerking dat jongeren goed moeten worden voorbereid
op de samenleving en hun vervolgopleiding, en dat een goede kwaliteit van het onderwijs
hiervoor van belang is. Ik herken de zorgen dat scholieren last hebben gehad van (de
nasleep van) de coronaperiode, en deel het inzicht dat fysieke lessen voor de ontwikkeling
van leerlingen belangrijk zijn. De leden van de Groep Van Haga-fractie stellen dat
zij begrijpen dat leerkrachten weer graag snel willen overgaan tot «normaal». De leden
stellen ook dat voor dit examenjaar minimaal de mogelijkheid om één extra herkansing
te geven geen overbodigheid is, bij voorkeur aangevuld met de mogelijkheid om de examens
te spreiden over twee periodes. In deze brief ben ik in gegaan op mijn keuzes voor
de maatregelen in 2023.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier