Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ellian en Brekelmans over moorden in Nederland en de Iraanse Revolutionaire Garde
Vragen van de leden Ellian en Brekelmans (beiden VVD) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over moorden in Nederland en de Iraanse Revolutionaire Garde (ingezonden 8 februari 2023).
Antwoord van de Ministers Hoekstra (Buitenlandse Zaken) en Yeşilgöz-Zegerius (Justitie
en Veiligheid), mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(ontvangen 6 maart 2023).
Vraag 1
Klopt het dat op basis van Common Position 931 van de EU en de daarbij behorende factsheet,
een onderzoek naar het mogelijk faciliteren van een terroristische daad in een EU-land
voldoende is om een entiteit op de terreurlijst van de EU te plaatsen?
Antwoord 1
Ja, indien er door een bevoegde autoriteit een beslissing is genomen tot het instellen
van een onderzoek en er bewijzen of serieuze en geloofwaardige aanwijzingen zijn voor
het plegen van een terroristische daad, poging tot het plegen van een dergelijke daad
of deelname aan of het vergemakkelijken van een dergelijke daad kan een entiteit op
de EU-terrorismelijst worden geplaatst.
Vraag 2 en 3
Hoe kwalificeert u de acties van het Iraanse regime op Nederlands grondgebied in 2015
in Almere en 2017 in Den Haag, respectievelijk de moorden op Ali Motamed en Ahmad
Molla Nissi?
Wat vindt u van de woorden van de ambtsvoorganger van de Minister van Buitenlandse
Zaken die aan de Tweede Kamer schreef dat «De AIVD heeft sterke aanwijzingen dat Iran
betrokken is geweest bij de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf in
Almere in 2015 en in Den Haag in 2017» en «dat Iran waarschijnlijk achter deze ernstige
zaken zit»?1
Antwoord 2 en 3
Zoals destijds ook in een brief aan uw Kamer medegedeeld, had de AIVD sterke aanwijzingen
dat Iran betrokken was bij de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf
in Almere in 2015 en in Den Haag in 2017. Het betrof in deze gevallen tegenstanders
van het Iraanse regime.
Het kabinet vond en vindt dat dergelijke vijandige acties de Nederlandse soevereiniteit
op flagrante wijze schenden en onaanvaardbaar zijn. Vanwege deze bevindingen van de
AIVD heeft Nederland in juni 2018 diplomatieke maatregelen getroffen. De Iraanse ambassadeur
is ontboden en er zijn twee medewerkers van de Iraanse ambassade uitgewezen. Daarbij
is het belangrijk om te benadrukken dat deze diplomaten niet zijn uitgezet vanwege
een vastgestelde betrokkenheid bij (de aansturing van) de liquidaties, maar als duidelijk
signaal dat Nederland het ontoelaatbaar vindt dat Iran waarschijnlijk achter deze
ernstige zaken zit.2
Vraag 4
Hoe ziet u de rol van de Iraanse Revolutionaire Garde bij deze moorden, nu het een
feit van algemene bekendheid is, dat acties in het buitenland door de Quds-divisie
van de Iraanse Revolutionaire Garde worden uitgevoerd, uitgezet of gefaciliteerd?
Antwoord 4
Zoals in antwoord op vraag 2 en 3 gesteld, had de AIVD sterke aanwijzingen dat Iran
betrokken was bij de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf in Almere
in 2015 en in Den Haag in 2017. In het openbaar kan de AIVD niet ingaan op de aard
van deze aanwijzingen.
Vraag 5 en 6
In hoeverre is het onderzoek dat zowel door de AIVD als door de opsporingsinstanties
verricht is naar de moorden in Almere en in Den Haag, voldoende om te spreken van
«onderzoek naar het mogelijk faciliteren van een terroristische daad»?
Bent u bereid om zo snel mogelijk te onderzoeken of de betrokkenheid van het Iraanse
regime bij de moorden in Almere en in Den Haag, voldoende is om te kwalificeren als
«onderzoek naar het mogelijk faciliteren van een terroristische daad»? Zo ja, kunt
u de uitkomst zo snel mogelijk aan de Kamer toesturen? Zo nee, waarom kwalificeren
twee in Nederland door het Iraanse regime uitgevoerde moorden dan niet?
Antwoord 5 en 6
De AIVD is geen bevoegde nationale autoriteit die besluiten kan nemen op basis waarvan
de EU kan overgaan tot plaatsing van een persoon of entiteit op de EU-terrorismelijst.3 De AIVD doet onderzoek naar dreigingen tegen de nationale veiligheid. In algemene
zin kan het kabinet u melden dat inlichtingendiensten informatie uit hun kanaal kunnen
delen met opsporingsdiensten indien dit opportuun is. In gevallen waarbij de inlichtingendiensten
overgaan tot het ontsluiten van informatie aan de opsporingsdiensten, houdt dat overigens
niet zonder meer in dat die specifieke informatie ook leidt tot vaststelling van strafbare
feiten of zelfs een verdenking.
De strafrechtelijke onderzoeken naar de liquidaties bevatten geen bewijzen of serieuze
en geloofwaardige aanwijzingen dat de Islamitische Republiek Iran betrokken zou zijn
bij de liquidaties van twee Nederlanders van Iraanse komaf in Almere in 2015 en in
Den Haag in 2017. Zo is in het hoger beroep tegen de verdachten van de moord op Ali
Motamed in Almere in 2015 niet komen vast te staan dat er sprake is van betrokkenheid
van de Islamitische Republiek Iran bij de gepleegde moord.4
Op basis van de genoemde strafrechtelijke onderzoeken kan IRGC daarom niet op de EU-terrorismelijst
worden geplaatst.
Vraag 7
Deelt u de mening van de VVD-fractie dat Nederland, gelet op de in Nederland gepleegde
moorden, het voortouw zou kunnen nemen in Europees verband om de Iraanse Revolutionaire
Garde op de terreurlijst van de EU te plaatsen? Zo ja/nee, waarom?
Antwoord 7
Het kabinet pleitte er in EU-verband herhaaldelijk voor om de Iraanse Revolutionaire
Garde op de terrorismelijst van de EU te plaatsen indien dit juridisch mogelijk is.
Nederland heeft hierbij een voortrekkersrol gespeeld. Mede op verzoek van Nederland
heeft de Juridische Dienst van de Raad van de EU een advies uitgebracht over de juridische
mogelijkheden om de IRGC op de EU-terrorismelijst te plaatsen. Dit advies stelt dat
het op dit moment helaas juridisch niet mogelijk is om de IRGC te listen als terroristische
organisatie. Het kabinet blijft zich inzetten om schendingen van het internationale
recht door de IRGC tegen te gaan en kijkt daarbij naar alle mogelijke instrumenten
(inclusief listings en sancties) in samenwerking met andere lidstaten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.