Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over ‘De latente stikstofruimte en extern salderen’
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Ministers voor Natuur en Stikstof, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Infrastructuur en Waterstaat, van Financiën en voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Minister-President over de latente stikstofruimte en extern salderen (ingezonden 7 februari 2023).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 22 februari
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1662.
Vraag 1
Herinnert u zich het verzoek bij de regeling van werkzaamheden op 17 november 2022
om een overzicht te geven van welke stikstofrechten zijn opgekocht door overheden
en daaraan gelijk gestelde organisaties?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u een lijst aan de Kamer doen toekomen van alle ministeries, provincies, gemeentes,
staatsbedrijven (bedrijven waarin overheden gezamenlijk een meerderheidsaandeel hebben,
zoals Schiphol), agentschappen en andere overheidsorganisaties die vanaf het vervallen
van het Programma Aanpak Stikstof (PAS), op 29 mei 2019, bedrijven hebben opgekocht
met als doel het verkrijgen van stikstofruimte? Kunt u ook de datum van aankoop aangeven
en de omvang van de aankoop?
Antwoord 2
Op dit moment is de evaluatie van het instrument extern salderen in voorbereiding.
Onderdeel daarvan is het verkrijgen van een kwantitatief beeld van natuurvergunningen
die zijn verleend op basis van extern salderen sinds het vervallen van het PAS. Daarbij
kunnen de data en omvang van de transacties worden uitgevraagd. Ik verwacht de resultaten
van de evaluatie medio 2023 met de Kamer te kunnen delen.
Vraag 3
Is er op enig moment contact en/of coördinatie geweest tussen de bij vraag 1 en 2
genoemde actoren met betrekking tot het opkopen van bedrijven met als doel het verkrijgen
van stikstofruimte? Zo ja, kunt u deze communicatie aan de Kamer doen toekomen (inclusief
data)?
Antwoord 3
Zoals gezegd is op dit moment de evaluatie van het instrument extern salderen in voorbereiding.
Onderdeel daarvan is het verkrijgen van een kwalitatief beeld van natuurvergunningen
die zijn verleend op basis van extern salderen sinds het vervallen van het PAS. Daarbij
kan de informatie-uitwisseling tussen bevoegde gezagen worden uitgevraagd. Ik verwacht
de resultaten van de evaluatie medio 2023 met de Kamer te kunnen delen.
Vraag 4
Bent u van mening dat het op zijn minst gezegd vreemd is dat door het opkopen van
latente stikstofruimte de stikstofemissie op papier daalt, maar in werkelijkheid juist
kan stijgen gezien het feit dat de totale latente stikstofruimte in de Wet natuurbescherming
(Wnb)-vergunningen wordt geschat tussen de 21 procent en 40 procent (sector landbouw)?1
Antwoord 4
Rijk en provincies hebben voorwaarden aan extern salderen gesteld en deze vastgelegd
in beleidsregels, juist om feitelijke depositiestijging te beperken. Hierin is bepaald
dat alleen extern gesaldeerd mag worden met feitelijk gerealiseerde capaciteit. Daarvan
wordt 30% afgeroomd. Het bedrijf van de saldogever moet bovendien in gebruik zijn
of zonder nieuwe vergunning in gebruik genomen kunnen worden. Het bevoegd gezag controleert
of aan deze voorwaarden is voldaan.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 25 november 2022 maakt het kabinet interbestuurlijke
afspraken met provincies om de beleidsregels voor extern salderen zo snel mogelijk
verder aan te scherpen, o.a. om salderen met zogenaamde slapende vergunningen te voorkomen.
Het kabinet vindt dat het niet mogelijk mag zijn om nieuwe ontwikkelingen mogelijk
te maken op basis van activiteiten die al geruime tijd zijn gestopt. Ook zet het kabinet
in op een generieke verhoging van het afroompercentage naar 40% en worden momenteel
de mogelijkheden onderzocht om een afroompercentage van 20% te hanteren voor specifieke
projecten die op korte termijn tot stikstofreductie leiden, zoals de MIEK-projecten.
Vraag 5
Klopt het dat de latente stikstofruimte, de vergunde capaciteit en de feitelijk benutte
capaciteit nu niet (centraal) worden geregistreerd?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Klopt het dat voor de vergunde capaciteit en de feitelijk benutte capaciteit er nu
veelal inschattingen worden gemaakt op basis van andere (landbouw)gegevens of op basis
van opeenvolgende vergunningsbeschikkingen? Klopt het dat dit de vaststelling van
de totale hoeveelheid latente stikstofruimte bemoeilijkt?2
Antwoord 6
In het kader van de aanpak van latente ruimte heb ik onderzoeksbureau Sweco gevraagd
om een desk research uit te voeren naar bestaande onderzoeken over de omvang van latente
ruimte in Wnb-vergunningen. Uit deze desk research komt naar voren dat de vergunde
capaciteit moet worden afgeleid uit opeenvolgende vergunningsbeschikkingen en -meldingen.
Voor de feitelijk benutte capaciteit wordt meestal een inschatting gemaakt op basis
van gegevens uit de jaarlijkse landbouwtelling voor de sector landbouw en de Emissieregistratie
voor de sector industrie. Het is niet mogelijk om een compleet beeld van latente ruimte
in Wnb-vergunningen te krijgen, omdat dit op individueel bedrijfsniveau moet worden
vastgesteld. De desk research laat zien dat het op basis van steekproeven wel mogelijk
is om een representatieve schatting te maken.
Vraag 7
Op welke manier bent u voornemens om de vergunde capaciteit en de feitelijk benutte
capaciteit (centraal) te registreren?
Antwoord 7
Ik ben niet voornemens om de totale latente ruimte in beeld te brengen. Het is niet
mogelijk om een compleet beeld van latente ruimte in Wnb-vergunningen te krijgen,
omdat dit op individueel bedrijfsniveau moet worden vastgesteld. Zoals aangekondigd
in de Kamerbrief van 25 november 2022 ben ik wel voornemens om er samen met de bevoegde
gezagen voor te zorgen dat natuurvergunningen worden geactualiseerd bij intern salderen
en andere stikstofgerelateerde wijzigingen aan een bedrijf, zodat de latente ruimte
in natuurvergunningen op individueel bedrijfsniveau wordt beperkt.
Vraag 8
Zou de latente stikstofruimte, op voorwaarde dat de vergunde capaciteit en de feitelijk
benutte capaciteit centraal worden geregistreerd, in kaart kunnen worden gebracht
door het verschil te bepalen tussen het aantal dieren (op basis van de Landbouwtelling)
en de vergunde ruimte? Zou het verschil kunnen worden bepaald tussen de vergunde ruimte
en feitelijk benutte ruimte of het verschil tussen de vergunde ruimte en feitelijk
gerealiseerde ruimte? Kunt u een toelichting geven?
Antwoord 8
Zoals gezegd is het niet mogelijk om een compleet beeld van latente ruimte in Wnb-vergunningen
te krijgen, omdat dit op individueel bedrijfsniveau moet worden vastgesteld. De desk
research laat zien dat het op basis van steekproeven wel mogelijk is om een representatieve
schatting te maken. De omvang van latente ruimte in de agrarische sector bedraagt
ongeveer tussen de 25% en 40%. Voor de industrie is die variatie groter. In deze percentages
is geen onderscheid te maken tussen bedrijfsmatige en latente ruimte.
Vraag 9
Herinnert u zich, gelet op het gegeven dat bij extern salderen 30 procent van de feitelijk
gerealiseerde capaciteit wordt afgeroomd om een feitelijke stijging van de depositie
te beperken, dat u in antwoorden op Kamervragen over of en hoe de afgeroomde stikstofruimte
in kaart wordt gebracht schrijft:
«Afgeroomde stikstofruimte wordt niet in beeld gebracht. Dit is ook geen verplichting
die volgt uit de Wsn. Bij extern salderen kan de initiatiefnemer 70% van de stikstofruimte
inzetten voor nieuwe activiteiten. Het afromings-percentage van 30% is bedoeld om
het risico op feitelijke depositiestijging op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden,
als gevolg van ingebruikname van latente ruimte, zo veel mogelijk te beperken.»?3
Antwoord 9
Ja.
Vraag 10
Bent u voornemens de afgeroomde stikstofruimte in kaart te brengen? Zo ja, hoe?
Antwoord 10
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 25 november 2022 zet het kabinet in op registratie
van alle vrijkomende en vrijvallende ruimte die beschikbaar komt uit de piekbelastersaanpak
in een register. De wijze waarop deze registratie wordt vormgegeven, moet nog worden
uitgewerkt.
Vraag 11
Zou een verhoging van het afromingspercentage kunnen bijdragen aan het sneller legaliseren
van PAS-melders (op voorwaarde dat de afgeroomde stikstofruimte wordt opgeslagen in
een stikstofbank)? Kunt u een toelichting geven?
Antwoord 11
Het afromingspercentage is bedoeld om feitelijke depositiestijging op stikstofgevoelige
Natura2000-gebieden te beperken. Deze afroming kan dus niet worden ingezet voor nieuwe
ontwikkelingen. Dat geldt ook voor PAS-meldingen.
Vraag 12
Heeft u kennisgenomen van de column «en toen mocht de boer toch blijven»?4
Antwoord 12
Ja.
Vraag 13
Zijn er de afgelopen jaren boerderijen opgekocht of zijn er vergunning geweigerd op
basis van het oude AERIUS-model, die in het nieuwe model niet zouden worden geweigerd
of niet zouden worden opgekocht? Zo ja, om hoeveel vergunningen gaat het dan?
Antwoord 13
Jaarlijks wordt AERIUS Calculator geactualiseerd om bij toestemmingverlening uit te
gaan van de meest actuele gegevens en wetenschappelijke inzichten. Hierbij worden
bijvoorbeeld de meest recente emissiegegevens verwerkt, waarmee de effecten van doorgevoerd
beleid terug te zien zijn.
De in AERIUS Calculator berekende depositiebijdrage is niet het enige waar het bevoegd
gezag op toetst bij de beoordeling van een vergunningaanvraag. Ook de staat van instandhouding
van de natuur wordt betrokken. Mede hierdoor zal de impact van de actualisatie op
de beslissing om een vergunning te verlenen of te weigeren beperkt zijn.
Vraag 14
Kunt u een kaartbeeld maken en aangeven waar het model leidt tot een berekend stikstofverschil
van meer dan 10 mol per hectare per jaar?
Antwoord 14
In het actualisatierapport5 dat het RIVM op 26 januari heeft gepubliceerd, zijn de verschillen ten opzichte van
de vorige versie weergegeven en toegelicht. Hierin is ook een kaartbeeld te vinden
met de verschillen in totale depositie.
Vraag 15
Is het AERIUS-model juridisch houdbaar voor vergunningverlening nu duidelijk is dat
een verschillende berekeningsmethodiek leidt tot andere uitkomsten voor het wel of
niet verlenen van vergunningen?
Antwoord 15
Het actualiseren van AERIUS is nodig om bij toestemmingverlening uit te gaan van de
meest actuele gegevens en wetenschappelijke inzichten. Dit is een juridisch vereiste.
Op dit moment is AERIUS Calculator het best beschikbare instrument om de depositiebijdrage
van individuele projecten in Natura 2000-gebieden in beeld te brengen.
De resultaten van een berekening in AERIUS Calculator zijn in het proces van vergunningverlening
ondersteunend bij het opstellen van de passende beoordeling. Het besluit van het bevoegd
gezag over een vergunningaanvraag is dus gebaseerd op een bredere afweging dan enkel
de berekening.
Vraag 16
Klopt het dat in het nieuwe model er een afkapgrens is van 25 kilometer, zodat op
plekken die verder dan 25 kilometer van een Natura 2000-gebied zijn verwijderd vergunningen
met onbeperkte stikstofuitstoot kunnen worden afgegeven?
Antwoord 16
Bij een depositieberekening van een plan of project met AERIUS Calculator wordt een
maximale rekenafstand van 25 kilometer gehanteerd. Op grotere afstand is de depositie
niet met voldoende zekerheid toe te rekenen aan een individuele bron of individueel
project.
Er zijn plekken in Nederland waar geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden binnen
een straal van 25 kilometer liggen. Dit betekent echter niet dat er ongelimiteerd
stikstof kan worden uitgestoten op die locatie. Hiervoor geldt bijvoorbeeld ook milieuwetgeving.
Vraag 17
Kunt u deze vragen voor het plenaire debat over het NPLG en de stikstofproblematiek
in week acht (afzonderlijk) beantwoorden?
Antwoord 17
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.