Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bontenbal over de kwaliteitscriteria voor waterstof
Vragen van het lid Bontenbal (CDA) aan de Minister voor Klimaat en Energie over de kwaliteitscriteria voor waterstof (ingezonden 1 februari 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 21 februari 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Nederland start riskant waterstofavontuur»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat in de adviesbureaus KIWA en DNV een minimaal vereiste zuiverheidsgraad
van 98% adviseren, maar dat waterstofproducenten inzetten op een percentage van 99,5
of hoger?
Antwoord 2
Kiwa en DNV hebben vorig jaar in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat (EZK) een adviesrapport over de kwaliteitseisen voor waterstof geschreven.
Zij adviseren om te starten met het stellen van een minimale zuiveringsgraadeis van
98% (mol%).
Daarbij adviseren Kiwa en DNV om drie jaar na ingebruikname van het waterstofnetwerk
de specificaties te evalueren.
Eind 2022 heeft EZK een marktconsultatie uitgezet over de conclusies en aanbevelingen
van Kiwa en DNV. Veel respondenten geven aan geen voorstander te zijn van een aanpassing
na een aantal jaren omdat aanpassingen resulteren in extra kosten. Eventuele wijzigingen
van de specificaties, moeten bedrijven nu al in de investeringsplannen meewegen.
Vervolgens geeft de meerderheid van de respondenten de voorkeur aan een minimaal zuiverheidspercentage
van 99,5% of hoger. Er zijn ook bedrijven die pleiten voor een lagere zuiverheid of
aangeven dat zij zelf nog onderzoek doen naar de zuiverheid die ze kunnen aanbieden.
Toekomstig netbeheerder HNS (dochteronderneming van Gasunie) heeft aangegeven dat
het net een zuiverheidspercentage van 99,5% zou kunnen garanderen. De consultatie
heeft waardevolle signalen opgeleverd die ik meeneem in de besluitvorming over de
kwaliteitseisen.
Vraag 3
Kunt u uitleggen wat de oorzaak is van dit verschil in inzicht tussen de adviesbureaus
en waterstofproducenten?
Antwoord 3
Kiwa en DNV hebben geadviseerd eerst een minimale zuiverheidspercentage vast te stellen
van 98% en een aantal jaar later dit te evalueren en eventueel te verhogen. In die
zin is er geen verschil in inzicht dat op termijn een hogere minimumwaarde optimaal
is, maar adviseren Kiwa en DNV daar gefaseerd naar toe te werken. Ze verwachten namelijk
dat op termijn een hogere minimum zuiverheid optimaal is en de kwaliteitseisen dus
kunnen worden verhoogd. Reden voor deze verwachting is dat het aandeel van elektrolyse
(groene waterstof met hoge zuiverheidsgraad) in de waterstofproductie toeneemt en
er over een aantal jaar meer kennis is opgedaan over het transporteren en opslaan
van waterstof en de mogelijkheden voor reiniging van waterstof.
Vraag 4
Wat is uw reactie op het standpunt van waterstofproducenten dat er investeringen in
zuiveringssystemen nodig zullen zijn om groene waterstof te transporteren indien de
minimale zuiverheidsgraad op 98% wordt gesteld? Wat zal daarvan de impact zijn op
de kosten van groene waterstof, de systeemkosten voor de netgebruikers, de vraag naar
groene waterstof en de uitrol van groene waterstof in Nederland?
Antwoord 4
Met behulp van elektrolyse wordt waterstof geproduceerd met een zeer hoge zuiverheid.
Partijen die elektrolyse-projecten ontwikkelen, geven aan dat zij marktvraag zien
naar waterstof met een hoge zuiverheid. Deze partijen hebben daarom ook de voorkeur
voor een waterstofnet met zo hoog mogelijke eisen aan de zuiverheidsgraad. Afnemers
die zuivere waterstof willen gebruiken hoeven minder (zuiverings)kosten te maken indien
de minimale zuiverheidsgraad hoger is, Aan de andere kant geldt dat bij een relatief
hoge ondergrens van de zuiverheidsgraad bepaalde waterstofproducenten (blauwe waterstof)
en importterminals meer moeten zuiveren ten opzichte van een zuiverheid van 98% en
dus meer kosten moeten maken om in te kunnen voeden op het net.
Een hoge ondergrens voor de minimale zuiverheid verlaagt dus relatief de kosten voor
gebruik van groene waterstof ten opzichte van blauwe waterstof en geïmporteerde waterstof.
Vraag 5
Wie zal de kosten voor het investeren in deze zuiveringsinstallaties moeten dragen?
Op welke plek in de keten komen deze terecht?
Antwoord 5
Bij een relatief hoge zuiverheidseis zijn het producenten van minder zuivere waterstof
die de kosten van zuiveringsinstallaties moeten dragen. Uiteindelijk zijn het afnemers
voor wie waterstof van lagere kwaliteit ook zou volstaan die deze kosten dragen. Bij
een lagere zuiverheidseis zijn het gebruikers die een hoge kwaliteit nodig hebben
die geconfronteerd worden met kosten omdat zij het waterstof dat zij uit het waterstofnetwerk
betrekken, moeten zuiveren.
Zowel de hoogte van de kosten van zuivering als de verdeling van de kosten zijn dus
afhankelijk van de kwaliteitseis. Daarom moet ik voor de vaststelling van die eis
een belangenafweging maken.
Vraag 6
Door wie zullen de kwaliteitscriteria worden vastgesteld? Is Gasunie daarvoor verantwoordelijk
of bent u degene die daarover besluit?
Antwoord 6
Ik zal de kwaliteitscriteria vaststellen. Het gaat daarbij overigens niet alleen om
de zuiverheid van de waterstof maar ook om andere kwaliteitsparameters zoals de temperatuur
van de waterstof.
Vraag 7
Op welke wijze zullen onder andere waterstofproducenten worden betrokken in de besluitvorming
over de uiteindelijke kwaliteitscriteria?
Antwoord 7
Ik heb de marktconsultatie georganiseerd om marktpartijen bij de besluitvorming over
de criteria te betrekken. De resultaten van aanvullend onderzoek zal ik daarnaast
met representatieve organisaties bespreken.
Vraag 8
Wat is uw reactie op de suggestie om de kwaliteitscriteria voor waterstof al in een
vroeg stadium te bespreken met onder andere de Duitse, Belgische en Britse overheid?
Bent u bereid dit toe doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik vind het van belang om bij de vaststelling van de kwaliteitscriteria nauw op te
trekken met buurlanden. Medewerkers van mijn ministerie hebben contact met ministeries
in omringende landen en medewerkers van de Europese Commissie met de vraag of zij
vergelijkbare signalen hebben ontvangen.
Vraag 9
Klopt het dat in de studie van DNV en KIWA is gewerkt is met een simpel model waarin
grote toekomstige waterstofgebruikers uit onder andere de staalsector en raffinage
niet zijn meegenomen? Zo ja, wat betekent dit voor de uitkomst van de studie en het
advies met betrekking tot de minimaal vereiste zuiverheidsgraad?
Antwoord 9
Zie de beantwoording van vraag 10.
Vraag 10
Bent u bereid om voordat de kwaliteitscriteria worden vastgesteld een nieuw, uitgebreider
onderzoek te doen waarin alle sectoren worden betrokken om daarmee te komen tot een
norm die voor een zo groot mogelijk aantal partijen hanteerbaar is?
Antwoord 10
Ja. Ik ga opdracht geven voor aanvullend onderzoek waarin inzichten uit de marktconsultatie
worden meegewogen en ook de door uw Kamer aangegeven wens om de ambities ten aanzien
van de productie van groene waterstof te verhogen.
Ik zal daarbij vragen om er vanuit te gaan dat de kwaliteitscriteria in één keer voor
een langere periode moeten worden vastgesteld (dus zonder aanpassing na een aantal
jaren). De onderzoekers zal daarnaast gevraagd worden om te beschrijven met welke
aannames zij werken over (1) het aanbod en het gebruik van waterstof in specifieke
sectoren en (2) het deel van de waterstofproductie dat ingevoed wordt in het landelijke
net. Voor afronding van het onderzoek zullen de gebruikte scenario’s met representatieve
organisaties worden besproken.
Na afronding van het onderzoek zal ik een beslissing nemen over de kwaliteitscriteria.
Voor de zomer zal ik u informeren over de vervolgstappen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.