Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over het besluit over het concentreren van de kinderhartchirurgie in Nederland
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het besluit over het concentreren van de kinderhartchirurgie in Nederland (ingezonden 18 januari 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 20 februari
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1466.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kuipers negeert advies zorgautoriteit en zet
concentratie kinderhartchirurgie door»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u uitleggen waarom het risico van het concentreren van de kinderhartchirurgie,
dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in kaart heeft gebracht voor de algehele kinderhartzorg
en andere urgente/acute zorg voor kinderen in Nederland, wat u betreft ondergeschikt
is aan de vermeende urgentie om de kinderhartchirurgie te concentreren in twee centra
in Nederland? Kunt u inzichtelijk maken hoeveel meer kinderen een gezondheidsrisico
lopen als de hartchirurgie niet op korte termijn geconcentreerd wordt ten opzichte
van het aantal kinderen (en volwassenen) die belangrijke zorg mislopen als gevolg
van deze concentratie?
Antwoord 2
Het proces van concentratie van de interventies bij aangeboren hartafwijkingen bij
kinderen en de complexe interventies bij volwassenen, is juist bedoeld om risico’s
te voorkomen. De wijze waarop deze vorm van zorg is georganiseerd is kwetsbaar, zeker
op de langere termijn. Concentratie van de interventies leidt tot betere zorg doordat
in grotere teams chirurgen gezamenlijk operaties kunnen uitvoeren, voor elkaar kunnen
invallen en verder kunnen specialiseren. De verenigingen van betrokken artsen hebben
vastgesteld dat concentratie nodig is om deze patiënten de beste kansen op een goede
kwaliteit van leven te geven.2 De patiëntenorganisaties geven aan blij te zijn dat dit eindelijk gebeurt.
Het transitieproces zal zorgvuldig en beheerst moeten verlopen zodat kinderen of volwassenen
geen belangrijke zorg mislopen als gevolg van concentratie. De discussie hierover
loopt al dertig jaar. Het is van belang dat er duidelijkheid komt voor patiënten en
zorgverleners, om de beste zorg te kunnen bieden in Nederland.
Vraag 3
Hoe denkt u de verwachte personele problemen die gepaard gaan met de concentratie
van de kinderhartchirurgie op te gaan lossen? Hoe denkt u bijvoorbeeld de benodigde
verpleegkundigen over te halen in een ander centrum te gaan werken? Waarom zouden
hartchirurgen minder diensten gaan draaien als niet alle (hoogspecialistische) kinderhartchirurgen
meegaan naar de aangewezen centra? Wat gaat u doen als de centra benodigde personele
bezetting voor de geconcentreerde hartzorg niet rond krijgen?
Antwoord 3
De NFU heeft in haar advies aangeboden daar met mij over in gesprek te gaan. In mijn
brief van 13 februari3 heb ik daar naar verwezen en heb ik ook aan gegeven dat ik in overleg met de NFU
een commissie van onafhankelijke, gezaghebbende deskundigen zal instellen om deze
transitie te begeleiden. In dit transitieproces zal uiteraard ook de personele bezetting
aan de orde komen.
Vraag 4
Heeft u in kaart gebracht wat het betekent als door deze concentratie van hartzorg
bepaalde centra hun kinder-Intensive Cares (IC’s) zullen moeten sluiten, zoals de
NZa heeft aangegeven dat waarschijnlijk het geval zal zijn? Wat betekent dat voor
de regiofuncties van deze centra en de toegankelijkheid van zorg voor de gemeenschap
in de betreffende regio’s? Weet u hoeveel kinderen voor acute zorg zullen moeten worden
overgebracht naar centra verder van huis en wat dat voor gevolgen heeft voor hun acute
gezondheid, de behandelingen die zij moeten ondergaan en hun gezondheid en prognoses
op de langere termijn?
Antwoord 4
Voor mij staat de beste kwaliteit van zorg voor patiënten voorop. Dat betekent dat
de zorg zo wordt ingericht dat kinderen (en volwassenen) toegang hebben en ook blijven
hebben tot zorg die hen de beste kansen biedt op een goede kwaliteit van leven. Door
deze interventies te concentreren krijgen kinderen met een aangeboren hartafwijking,
zoals gezegd, betere kansen op een goede kwaliteit van leven, ook op de langere termijn.
De (kinder)IC en acute zorg moeten altijd voor iedereen toegankelijk zijn, in alle
regio’s. Daarover zullen dan dus ook goede afspraken moeten worden gemaakt. Het is
niet mogelijk nu al precieze uitspraken te doen over óf er maatregelen nodig zijn
om ic’s open te houden en hoe die vorm krijgen. Dat is maatwerk en moet aansluiten
bij de precieze situatie van het betreffende umc en de wensen en mogelijkheden van
betrokken zorgverleners en patiënten. Ook dat komt in het in vraag 3 bedoelde transitieproces
aan de orde.
Vraag 5
Kunt u garanderen dat de capaciteit van de kinder-IC’s die het sluiten van andere
kinder-IC’s moeten opvangen, toereikend is? Zijn de ziekenhuizen waar deze kinderen
naartoe gebracht worden, berekend op deze extra patiëntjes en wat gebeurt er als deze
kinder-IC’s vol liggen?
Antwoord 5
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3 en 4.
Vraag 6
Wat zijn de gevolgen van het verliezen van de academische status van een ziekenhuis,
bijvoorbeeld als gevolg van het noodgedwongen moeten sluiten van een kinder-IC? Welke
gevolgen heeft dat voor het krijgen van subsidies, het aantrekken van artsen en verpleegkundigen,
opleidingstrajecten en plaatsen, internationale kennisdeling en samenwerking, etc.?
Hoe gaat u eventuele schade van een dergelijk statusverlies opvangen? Wat zal dit
doen met de kwaliteit van zorg in een bepaalde regio?
Antwoord 6
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) bepaalt wanneer
sprake is van een academisch ziekenhuis. Academische ziekenhuizen zijn werkzaam op
het gebied van de patiëntenzorg en staan mede ten dienste van het wetenschappelijk
geneeskundig onderwijs en onderzoek aan de universiteiten waaraan zij zijn verbonden.
Zij vervullen mede topklinische en topreferentiefuncties in de gezondheidszorg. Voorts
verlenen zij medewerking aan de opleiding tot medisch specialist. Dat hangt dus niet
af van één discipline, zoals de congenitaal cardiothoracale chirurgie. Van noodgedwongen
sluiting van kinder-IC’s is ook geen sprake. Mocht een ziekenhuis onvoldoende bezetting
hebben van de kinder-IC doordat de interventies voor patiënten met een aangeboren
hartafwijking elders worden geconcentreerd, dan zal in de transitiefase gekeken moeten
worden hoe dat opgevangen wordt. Het belang van de patiënt staat hierbij, zoals vermeld,
voor mij voorop. Ook heb ik reeds aangegeven dat er altijd voldoende (kinder)ic capaciteit
beschikbaar moet zijn.
Vraag 7
Weet u wat de concentratie van de kinderhartchirurgie gaat doen met de personeelstekorten
in de zorg en de druk op de zorgverleners? Is het aannemelijk dat nog meer mensen
de zorg zullen verlaten, omdat zij niet langer hun specialisme kunnen uitoefenen en/of
niet meer op de afdeling van hun keuze kunnen werken? Wordt het overvraagde personeel
in de centra waar deze hartzorg wordt geconcentreerd dan niet nog verder belast, met
uitval van personeel, uitstel en vertraging van urgente zorg en verdere verschraling
van het zorgstelsel als gevolg? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat u een dergelijk scenario
voorkomen?
Antwoord 7
Eén van de doelen van concentratie is juist de druk op de specialistische zorgverleners
die bij deze interventies betrokken zijn, te verminderen. Door te concentreren kan
de dienstbelasting bijvoorbeeld beter worden afgewisseld en ontstaat ruimte voor een
evenwichtigere werk-privé balans. Aan de hand van de impactanalyse van de NZa en mitigerende
maatregelen die nodig zullen zijn zal gekeken moeten worden hoe de transitie voor
zorgverleners zo goed mogelijk kan worden vorm gegeven. Die transitie zal zorgvuldig
moeten plaatsvinden om de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg voor patiënten te
borgen. Daarbij zal speciale aandacht worden besteed aan de werkomstandigheden voor
zorgverleners en de uitdagingen van de arbeidsmarkt.
Vraag 8
Wat zal de impact zijn van het feit dat ouders straks verder zullen moeten reizen
om hun kind te voorzien van benodigde hartzorg, bijvoorbeeld op het mentale welzijn
en daarmee de gezondheid van deze ouders en hun participatie op de arbeidsmarkt die
potentieel in gevaar komt door de grote afstand ten opzichte van hun zieke kind en
alles wat daarbij (logistiek) komt kijken?
Antwoord 8
In mijn brief aan de NFU van 16 januari heb ik aangegeven dat ik toegankelijkheid
van zorg en regionale spreiding een belangrijk aspect vind op basis waarvan de locatie
voor concentratie moet worden vastgesteld. Daarmee wil ik juist voorkomen dat mensen
straks onnodig ver moeten reizen.
Overigens is een grotere afstand alleen aan de orde voor interventies, en dan ook
nog afhankelijk van de locaties waar concentratie zal plaatsvinden. Die interventie
hoeft een patiënt zoals gezegd, slechts één of enkele keren te ondergaan in het leven.
Alle reguliere cardiologische zorg, zoals controles, onderzoek, poliklinische behandelingen,
voor- en nazorg voor interventies, blijft beschikbaar in het eigen ziekenhuis voor
alle patiënten. Daarom verwacht ik geen direct effect van de reistijd voor deze interventies
op het mentale welzijn of de arbeidsmarktparticipatie van ouders. Ook patiëntenorganisaties
onderstrepen de noodzaak tot concentratie van deze interventies, omdat betere kansen
op een goede kwaliteit van leven zich goed verhouden tot de eenmalige extra reistijd.
Patiënten geven aan dat de kwaliteit van zorg een belangrijke reden is om een interventie
elders te willen ondergaan.4
Vraag 9
Heeft een dergelijke concentratie van kinderhartzorg mogelijk tot gevolg dat huisartsen
minder snel door zullen verwijzen naar een gespecialiseerd centrum en/of dat ouders
er in sommige gevallen voor zullen kiezen om hartzorg uit te stellen, of daarvan af
te zien, aangezien de grote afstand obstakels voor hen zal opwerpen? Indien u hiervan
geen inschatting kunt maken, gaat u hiernaar dan onderzoek doen?
Antwoord 9
Volgens de betrokken beroepsgroepen van artsen verbetert de kwaliteit van deze zorg
door concentratie.5 Daardoor verwacht ik niet dat huisartsen minder snel gaan verwijzen naar een gespecialiseerd
centrum. Uit de impact analyse van de NZa blijkt niet dat ouders afzien van operaties
vanwege de reisafstand, of ze uitstellen. Integendeel, de meeste mensen zijn bereid
naar een ander centrum te gaan voor een betere kwaliteit van zorg.6
Vraag 10
Waarom bent u van mening dat de verschillende medische centra in Nederland nu wel
in staat zullen zijn om zelf met een beslissing over de concentratie van de kinderhartchirurgie
in Nederland te komen, terwijl zij hier al jaren niet toe in staat blijken en er veel
(financiële) belangen en overwegingen spelen die niet specifiek in het belang zijn
van het zorgbehoevende kind en/of zijn/haar gezin?
Antwoord 10
De reden om nu wederom de umc's te vragen zelf met een voorstel te komen was tweeledig.
Ten eerste gaven de umc's eind 2021 aan er zelf niet uit te komen maar was het argument
ook dat de coronapandemie hen zou beletten om er voldoende tijd aan te besteden om
met een gedegen en gedragen voorstel te komen. Inmiddels zijn we ruim een jaar verder.
De tweede reden is dat er nu een impactanalyse van de NZa ligt die de centra ondersteunt
bij het nemen van gemeenschappelijke, passende maatregelen om ongewenste effecten
te mitigeren. Deze twee redenen brachten mij er toe de vraag nogmaals aan de umc's
voor te leggen.
Vraag 11
Als de medische centra aangeven de risico’s die de NZa signaleert als gevolg van de
concentratie van de kinderhartchirurgie niet adequaat te kunnen opvangen, wat is dan
uw plan van aanpak? Hoe gaat u deze potentieel problematische gevolgen oplossen, als
de ziekenhuizen zelf aangeven dat zij daartoe geen mogelijkheid zien?
Antwoord 11
Het plan is maatwerk. Wat nodig is om de bijkomende onwenselijke gevolgen op te kunnen
vangen, hangt af van de centra waar wel en niet geconcentreerd wordt en de maatregelen
die zij (al dan niet samen) kunnen nemen. Ik heb aangegeven dat van de kant van het
Ministerie van VWS alle medewerking en ondersteuning zal worden geboden die nodig
is, juist ook in de transitie.
Vraag 12
Heeft u een risicoanalyse gemaakt ten aanzien van de vraag hoeveel kinderen potentieel
zullen sterven doordat er geen kinderhartcentrum in hun relatieve nabijheid meer is
en wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Antwoord 12
Toegang tot acute zorg moet altijd geborgd zijn. Zoals de beroepsgroepen en de NZa
aangeven komt spoed bij deze operaties zelden voor. Een ambulance of traumahelikopter
kan in zeldzame gevallen dat toch spoed nodig is ingezet worden. De verwachting is
juist dat door deze interventies meer bij elkaar te brengen bij twee teams op twee
locaties, zorgverleners er meer routine in krijgen en vermijdbare risico’s voorkomen
kunnen worden. De effecten van de transitie worden vanzelfsprekend zorgvuldig gemonitord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.