Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beertema over het bericht ‘UvA neemt afstand van uitspraak docent over ‘het verschijnsel non-binair’'
Vragen van het lid Beertema (PVV) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «UvA neemt afstand van uitspraak docent over «het verschijnsel non-binair»» (ingezonden 25 januari 2023).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 20 februari
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «UvA neemt afstand van uitspraak docent over «het verschijnsel
non-binair»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat sociaal wetenschapper Laurens Buijs als Universiteit van
Amsterdam (UvA)-docent het recht heeft om de wokecultuur binnen de universiteit te
bekritiseren als hij vaststelt dat volwassen wetenschappelijke argumentatie door die
wokecultuur dreigt plaats te moeten maken voor ideologische argumenten, die betrekking
hebben op gevoelens van onveiligheid en het schenden van «safe spaces»? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 2
Elke medewerker van een universiteit heeft het recht om de cultuur van de organisatie
te bekritiseren. Dit geldt ook voor de heer Buijs.
Vraag 3
Vindt u dat de betrokken opleidingsdirecteur van Interdisciplinaire sociale wetenschap
(ISW) aan de UvA de wetenschappelijke standaarden uit het oog heeft verloren en zich
heeft laten leiden door ideologische argumenten door nadrukkelijk afstand te nemen
van de uitspraken van Laurens Buijs? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Die mening deel ik niet. Ik hecht eraan dat de universiteit een veilige leer- en werkomgeving
biedt waarin iedereen zich thuis voelt en zich kan ontplooien en waar een diversiteit
aan perspectieven betrokken en overwogen wordt. Studenten en docenten moeten zichzelf
kunnen zijn. Dat geldt dus ook voor transgender personen, waaronder non-binaire studenten
en docenten. In een brief aan studenten schrijft de betrokken opleidingsdirecteur
dat docenten, bestuurders en ondersteunende staf afstand nemen van de oordelen en
uitingen van de heer Buijs over non-binariteit. Daarmee draagt de opleidingsdirecteur
uit dat iedereen welkom is bij de opleiding en op respect kan rekenen, en dat een
opvatting van een van de medewerkers geen uitdrukking is van het beleid van de organisatie.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat de opleidingsdirecteur van ISW aan de UvA de zorgen van
Laurens Buijs over het gebrek aan debat en de dominantie van de wokecultuur juist
heeft bevestigd door in haar brief aan de studenten te bevestigen dat hij zich schuldig
zou hebben gemaakt aan discriminatie, microagressie en het schenden van de safe space
van studenten, waar dat op geen enkele wijze het geval is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Die mening deel ik niet. De opleidingsdirecteur heeft het beleid van de organisatie
verduidelijkt. De opleidingsdirecteur draagt uit dat iedereen welkom is bij de opleiding
en op respect kan rekenen, en dat een opvatting van een van de medewerkers geen uitdrukking
is van het beleid van de organisatie. Uit de berichtgeving maak ik niet op dat de
opleidingsdirecteur de docent heeft beticht van discriminatie, microagressie en het
schenden van de safe space van studenten.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het zwaarder laten wegen van de zogeheten sociale veiligheid
van studenten haaks staat op het recht van docenten van de UvA om zonder consequenties
en ruggespraak vrijelijk te kunnen publiceren in een journalistiek medium van en voor
studenten, docenten en medewerkers van de UvA? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Uw vraag suggereert dat de UvA de sociale veiligheid van studenten zwaarder laat wegen
dan de mogelijkheid van een docent om vrijelijk te publiceren in het universiteitsblad.
Die veronderstelling deel ik niet. Folia is een onafhankelijk journalistiek medium
en heeft de heer Buijs een podium geboden voor zijn opvattingen. Het publiceren van
een opinie is zelden zonder consequenties; het kan lezers overtuigen, weerstand oproepen
of een bijvoorbeeld discussie teweeg brengen. In dit specifieke geval heeft de heer
Buijs kritiek gekregen vanuit de academische gemeenschap en op sociale media.
Dit neemt niet weg dat de sociale veiligheid van studenten en medewerkers soms op
gespannen voet kan staan met de vrijheid van meningsuiting en de academische vrijheid.
In eerste instantie is het aan de bestuurders binnen de universiteiten om daar een
verstandige weg in te vinden. De opleidingsdirecteur in kwestie heeft dan ook aangekondigd
het gesprek binnen de opleiding te willen voeren over respect voor de identiteit van
ieder mens én voor de academische vrijheid. Dit voornemen ondersteun ik van harte.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u de handelwijze van de UvA richting een kritische docent die ook nog
eens gebruik heeft gemaakt van de klokkenluidersregeling? Acht u deze handelwijze
wenselijk? Zo ja, waarom?
Antwoord 6
De heer Buijs heeft onder andere kritiek geuit op het diversiteitsbeleid van de UvA.
Dit is zijn goed recht. De betrokken opleidingsdirecteur en de chief diversity officer
van de UvA hebben in reactie op zijn kritiek het beleid van de UvA – naar mijn inschatting
op een respectvolle wijze – toegelicht en verdedigd. Het college van bestuur heeft
inmiddels een onafhankelijke commissie ingesteld om de melding te onderzoeken. Ik
heb vertrouwen in de handelwijze van het college van bestuur.
Vraag 7
Deelt u onze mening dat academie ideologische opvattingen, die altijd tijd-, hype-
en modegebonden zijn, strikt moeten worden gescheiden van het wetenschappelijke werk?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat stimuleren?
Antwoord 7
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van wetenschappelijk onderzoek is vastgelegd
als principe in de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit. Ik citeer
uit de gedragscode: «Onafhankelijkheid houdt onder andere in dat men zich in de keuze
van de methode, bij de beoordeling van de data en in de weging van alternatieve verklaringen,
maar ook bij het beoordelen van onderzoek of onderzoeksvoorstellen van anderen, niet
laat leiden door buiten-wetenschappelijke overwegingen (bijvoorbeeld overwegingen
van commerciële of politieke aard).» Dit principe onderschrijf ik.
Inzake het hoger onderwijs zijn docenten vrij om politieke opvattingen te uiten maar
dienen ze zich altijd bewust te zijn van de academische omgeving en hun positie daarin.
Een goede docent nodigt studenten daarbij uit tot dialoog. Voorts is het op universiteiten
een goed gebruik dat debatten voldoen aan de eisen die aan het academische debat worden
gesteld. Denk daarbij aan weerlegbaarheid, argumentatie, kritiek, nieuwsgierigheid
en respect.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Dekker (FvD),
ingezonden 25 januari 2023 (vraagnummer 2023Z01001).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.