Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Strategisch Vastgoedplan 2022
36 124 Defensienota 2022 – sterker Nederland, veiliger Europa
Nr. 28 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 14 februari 2023
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Defensie over de brief van 2 december 2023 inzake het Strategisch Vastgoedplan
2022 (Kamerstuk 36 124, nr. 12).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 februari 2023. Vragen
en zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Vragen en antwoorden
1)
Welke gevolgen heeft de forse budgetverhoging voor de eerder voorgenomen plannen om
35% tot 40% van de vastgoedportefeuille te reduceren, conform de in het interdepartementaal
beleidsonderzoek (IBO) Vastgoed Defensie (2021) vastgestelde disbalans in beschikbaar
budget en omvang van de vastgoedportefeuille?
2)
In hoeverre staan de conclusies van het IBO Vastgoed Defensie (2021) nog dat er sprake
is van een disbalans in het beschikbare budget en de omvang van de vastgoedportefeuille?
3)
Dient het IBO Vastgoed Defensie (2021) te worden herzien nu er sprake is van een structurele
forse verhoging van het Defensiebudget onder dit kabinet?
Het strategisch perspectief dat in het Strategisch Vastgoedplan 2022 (SVP 2022) wordt
gehanteerd, is de groei van de krijgsmacht richting de NAVO-norm van twee procent
van het bruto binnenlands product. Ondanks de budgetverhoging is en blijft fors ingrijpen
in het huidige vastgoed van Defensie ook vanuit financieel perspectief hoognodig:
de uitgaven aan achterstallig onderhoud vormen op dit moment een kostenpost die blijft
oplopen. Mede doordat Defensie kosten moet maken voor het onderhoud van gebouwen die
we niet meer nodig hebben, blijven onvoldoende middelen over om te investeren in de
toekomst van het vastgoed. Linksom of rechtsom moet de portefeuille de komende jaren
in balans worden gebracht door investeringsmiddelen in te zetten voor de (ver)bouw
van (nieuwe) moderne kazernes en het afstoten of slopen van oude kazernes. Op die
manier gaan we beschikken over het vastgoed dat we nodig hebben en krijgen we grip
op de kosten. De conclusies van het IBO Vastgoed Defensie (2021) blijven op dit punt
dan ook overeind.
4)
Is er bij de verkenning voor een nieuwe kazerne in Zeewolde ook rekening gehouden
met het gegeven dat de locatie zich onder NAP bevindt?
Ja, daar is rekening mee gehouden. De ligging ten opzichte van NAP is één van de afwegingscriteria
in de verkenning. De locatie ligt tussen –1,5m NAP en –3m NAP. Voor Flevoland is dat
hoog gelegen. Relevanter dan ligging ten opzichte van NAP is het overstromingsrisico.
Als maat voor dat risico zijn verschillende scenario’s beschouwd en gewaardeerd in
de verkenning. Overstromingen met een groot (eens in de 10 jaar) of middelgroot risico
(eens in de 100 jaar) leiden niet tot een waterlaag op de voorlopige voorkeurslocatie.
Alleen in geval van een overstroming met een klein risico (eens in de 1.000 jaar)
ontstaat een waterlaag op het terrein van maximaal 1,5 meter. In de verkenning is
dit aspect als één van de aandachtspunten aangemerkt. Hiervoor dienen in de planuitwerking
mitigerende maatregelen te worden getroffen, zoals ophoging van vitale infrastructuur.
5)
Is het vanuit militair oogpunt aannemelijker dat een kazerne gericht wordt uitgeschakeld
in plaats van indirect via het vernietigen van dijken?
Dat is geheel afhankelijk van de intenties, de (militaire)capaciteiten en de beoogde
effecten van de militaire operatie van de vijandelijke actor.
6)
Mocht de Nulderdijk (Zeewolde) breken, betekent dat dat het achterliggende terrein
direct onder water komt te staan, of is daar eveneens bijvoorbeeld een storm of een
ongewoon hoge waterstand voor nodig?
7)
Mocht de Afsluitdijk breken, betekent dat dat het beoogde terrein voor een nieuw te
bouwen kazerne in Zeewolde onder water komt te staan, of is daar eveneens bijvoorbeeld
een storm of een ongewoon hoge waterstand voor nodig?
Als een scheur in de Afsluitdijk ontstaat of een sluis instort, kan het water in het
IJsselmeer zo ver stijgen dat de achterliggende dijken, zoals de Nulderdijk, doorbreken.
Echter na de benodigde aanpassingen door Rijkswaterstaat voldoet de Afsluitdijk zeker
tot 2050 aan de veiligheidsnorm. Het is niet de verwachting dat een storm of een ongewoon
hoge waterstand ertoe zal leiden dat een nog te bouwen kazerne in Zeewolde onder water
komt te staan. Om de risico’s verder te verkleinen, dienen in de planuitwerking mitigerende
maatregelen te worden getroffen, zoals ophoging van vitale infrastructuur.
8)
Klopt het dat de locatie aan de overzijde van het Nijkerkernauw niet bebouwd mag worden
omdat dit een Natura 2000-gebied is?
9)
Acht u het wenselijk om een grote kazerne te realiseren die dicht bij een Natura 2000-gebied
is gelegen?
Nee dit klopt niet. Natura 2000-gebieden zijn beschermde gebieden, maar bebouwing
is niet per definitie verboden. Als een project mogelijk significante effecten kan
hebben op een Natura 2000-gebied, dient een passende beoordeling en een aanvraag voor
een natuurvergunning (Wnb) te worden ingediend1. Een vergunning kan pas worden verleend als vaststaat dat het project de natuurlijke
kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
Nee, in beginsel achten we het niet wenselijk om dicht bij een Natura-2000 gebied
te bouwen. Daarom is bij de bepaling van de voorlopige voorkeurslocatie rekening gehouden
met de ligging ten opzichte van Natura 2000-gebieden. Voor stikstofgevoelige Natura
2000 is een minimale afstand gehanteerd van 7,5 kilometer tot de voorkeurslocatie2. De voorkeurslocatie ligt niet in een Natura 2000-gebied, aan de overzijde van het
Nijkerkernauw (bezien vanuit het perspectief van Flevoland) ligt wel een Natura 2000-gebied.
10)
Zijn er andere Defensielocaties die momenteel nabij een Natura 2000-gebied zijn gelegen?
Vele Defensielocaties liggen (gedeeltelijk) in of nabij een Natura 2000-gebied. Dat
maakt uitbreiding van deze locaties complex.
11)
Hoeveel procent van de huidige Defensielocaties ligt onder NAP?
Van de huidige Defensielocaties ligt ongeveer vijf procent onder NAP.
12)
Welk gebied bestrijkt volgens u «het midden van het land»?
Het midden van het land omvat wat betreft Defensie globaal de provincie Utrecht en
omliggende landsdelen zonder ergens een grens te trekken.
13)
Kunt u in percentages per locatie en aantal medewerkers de aanwezigheid van Defensielocaties
per provincie uitdrukken?
De vastgoedportefeuille van Defensie is een dynamische portefeuille, waarbij voortdurend
sprake is van objecten die nieuw in de portefeuille komen, maar ook overtollige objecten
die worden afgestoten. Hetzelfde geldt voor het personeel, waarbij continu wijzigingen
kunnen optreden in de standplaats. Het onderstaande overzicht betreft daarom slechts
een momentopname. Daarbij valt op te merken:
– Objecten die op de grens van meerdere provincies liggen zijn ondergebracht bij de
provincie waar het grootste objectoppervlakte zich bevindt;
– Aantal objecten betreft het aantal afzonderlijke objecten; deze kunnen variëren in
grootte van 1 m2 tot ca. 40 ha.;
– Objectoppervlak is bepaald inclusief oefenterreinen;
– Standplaats medewerkers betreft alle militaire en burger medewerkers, geen inhuur.
– Door afrondingseffecten tellen de kolommen mogelijk niet op tot 100%
Objecten
Aantal objecten
Objectoppervlakte
Standplaats
Drenthe
5%
5%
6%
Flevoland
1%
0%
0%
Friesland
5%
7%
1%
Gelderland
16%
37%
24%
Groningen
4%
5%
0%
Limburg
12%
7%
2%
Noord-Brabant
19%
21%
25%
Noord-Holland
12%
7%
16%
Overijssel
6%
2%
0%
Utrecht
9%
7%
15%
Zeeland
2%
0%
0%
Zuid-Holland
10%
2%
10%
14)
Wordt er met provincies en gemeenten gesproken om in het verleden afgestoten Defensielocaties
weer terug in bezit te krijgen?
Nee.
15)
Welke Defensielocaties in Noord- en Zuid-Holland zijn er sinds de Tweede Wereldoorlog
afgestoten?
Thans is te achterhalen dat Defensie in de provincies Noord- en Zuid-Holland totaal
217 objecten heeft afgestoten sinds de Tweede Wereldoorlog. De meest in het oog springende
objecten zijn Marine Vliegkamp Valkenburg, Vliegbasis Ypenburg, de Alexanderkazerne,
de Prinses Julianakazerne en de Binckhorsthof in Den Haag, de Prins Willem-Alexanderkazerne
in Gouda en het Coengebouw en de kolonel Six kazerne in Amsterdam.
16)
Ziet u mogelijkheden om bijvoorbeeld het voormalige Vliegkamp Valkenburg opnieuw in
bezit te krijgen en daar een kazerne te realiseren?
Nee. Voormalig Marinevliegkamp Valkenburg is meer dan 15 jaar geleden afgestoten door
Defensie. Het is toen overgedragen aan het Rijksvastgoedbedrijf voor het ontwikkelen
van woningen en overige maatschappelijke opgaven, ter uitvoering van beleidsdoelen
van onder andere de toenmalige Ministeries van VROM en EZ. Na een langjarig proces
is vorig jaar het bestemmingplan voor woningbouw tot stand gekomen op het nu te noemen
Valkenhorst. Hiermee wordt invulling gegeven aan de realisatie van de maatschappelijke
doelstelling woningen.
17)
Acht u het wenselijk dat er meer kazerneterreinen komen in de Randstad?
Zoals aangegeven in het SVP 2022 zet Defensie in op landelijke spreiding, omdat dit
goed is voor de regionale werkgelegenheid en landelijke zichtbaarheid. Het concentreren
van eenheden is het beste te realiseren op grotere Defensielocaties waar voldoende
ontwikkelruimte is. Omdat Defensie al verspreid over het land zit en via het revitaliseren
van bestaande kazernes een grote efficiencyslag te behalen is, zal bij voorkeur vooral
worden geconcentreerd op bestaande objecten. Dat is niet altijd mogelijk vanuit operationeel
perspectief. Ook de benodigde vergunningen zijn op deze objecten al aanwezig. De werving
en het behoud van personeel blijft een opgave voor Defensie. Er dient hiertoe slim
te worden nagedacht over het concentreren van eenheden of over de ligging van kazernes.
Daarom wordt gekeken op welke plekken Defensie minder vertegenwoordigd is, maar waar
relatief gezien veel arbeidspotentieel aanwezig is. Dit is een van de factoren die
wordt meegenomen in de zoektocht naar een geschikte locatie voor de voorgenomen nieuwe
kazerne voor de ondersteunende eenheden. De voorkeurslocatie van een nieuwe kazerne
in het midden van het land bevindt zich net buiten de Randstad.
18)
Is het mogelijk om op Defensielocaties woningbouw te realiseren die kan worden bewoond
door militairen en hun gezinnen, zoals dat ook reeds in landen als de Verenigde Staten
en het Verenigd Koninkrijk het geval is?
Vanwege de grotere afstanden in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk
is een vaste woonlocatie daar voor militairen en hun gezin veelal niet haalbaar. Daarom
wordt in voorkomende gevallen huisvesting op Defensieterreinen aangeboden. In Nederland
streeft Defensie ernaar haar personeel gedurende hun loopbaan minder vaak en minder
ver over te plaatsen, zodat een Defensiecarrière goed te combineren is met een vaste
woonlocatie. Dit beperkt de noodzaak tot het overnachten op kazernes, vanwege de kortere
woon-werkafstand en draagt bij aan een stabiele thuisbasis. Defensie beschikt over
legering op haar kazernes; daar kan personeel gebruik van maken indien de reisafstand
groot is. Als onderdeel van het project «Kazerne van de toekomst» wordt bezien of
en zo ja hoe ons legeringsconcept moet worden vernieuwd. Ook speelt bij het Defensiepersoneel
de krapte op de woningmarkt. Mogelijk kunnen militairen in bepaalde gemeenten in aanmerking
komen voor voorrang aan woningzoekenden die een vitaal beroep uitoefenen (MvT Kamerstuk
36 190, nr. 33).
19)
Tot wanneer was het mogelijk voor militairen en hun gezinnen om woningen op Defensielocaties
te bewonen?
In het verleden is op een klein aantal locaties in zeer beperkte mate woonruimte beschikbaar
geweest voor militairen en hun gezinnen. Het ging daarbij bijvoorbeeld om commandanten
en militairen met een 24-uurs functie die konden beschikken over een dienstwoning.
20)
Hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten na de aanpassing van de Huisvestingswet 2014
– waardoor 50% van de woningen aan bijzondere groepen, waaronder militairen, kunnen
worden toegewezen – ook de verantwoordelijkheid voelen hen nabij Defensielocaties
te huisvesten?
Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot wijziging van de Huisvestingswet 2014
kunnen gemeenten voorrang geven aan de in de huisvestingsverordening aangewezen vitale
beroepsgroepen. Het is aan gemeenten om te bepalen welke beroepsgroepen zij vitaal
achten, hierover een afweging te maken en dit kan daardoor per gemeente verschillen.
Het kan hier onder andere gaan om verpleegkundigen, politieagenten en onderwijzers,
maar ook over bijvoorbeeld militairen die in de buurt van een kazerne moeten wonen
(zie aanbiedingsbrief en nota van 26 januari jl. van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken Koninkrijkrelaties naar aanleiding van het verslag inzake het wetsvoorstel tot
wijziging van de Huisvestingswet 2014 – Kamerstuk 36 190, nr. 8). Defensie beziet het legeringsconcept en daar waar woningen uit gemeenten een bijdrage
kunnen leveren, zal dat worden meegenomen in de besprekingen met die gemeenten.
21)
In welke mate kunnen de doelstellingen van het Strategisch Vastgoedplan (SVP) 2022
nader geconcretiseerd worden, bijvoorbeeld: hoeveel vastgoed heeft Defensie nodig,
hoeveel wordt afgestoten, geconcentreerd en geïnvesteerd, wanneer voldoet het vastgoed
aan de behoefte die Defensie heeft en wat zijn de financiële kaders?
22)
Wat is de financiële raming behorend bij de plannen uit het SVP 2022? Wordt met het
SVP 2022 nu daadwerkelijk de balans tussen financiële middelen en de staat van het
vastgoed hersteld?
42)
Kunt u duidelijkheid verschaffen over de financiële consequenties van het SVP 2022,
zoals welke investeringen, afstotingen en concentraties plaats zullen vinden?
Het strategisch perspectief dat in het SVP 2022 wordt gehanteerd, is de groei van
de krijgsmacht richting de NAVO-norm van twee procent van het bruto binnenlands product.
Door uitvoering van het SVP 2022 met de vierledige doelstelling kan Defensie de ongeveer
zes miljoen m2 bruto vloeroppervlak naar verwachting met ongeveer één derde reduceren. De uitvoering
van het plan wordt gefaseerd opgelopen, waarbij steeds aan de hand van actuele ontwikkelingen
en de dynamiek van de organisatie zal worden bijgestuurd om de balans te herstellen
en de juiste capaciteit beschikbaar te hebben.
Met de beschikbare investerings- en instandhoudingsmiddelen voor vastgoed uit het
Defensiematerieelbegrotingsfonds, de aanvullende middelen van het Coalitieakkoord
2021 (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) – voor het vastgoed incidenteel 2,3 miljard euro en structureel 165 miljoen euro –
en de vrijval van het exploitatiegeld dat beschikbaar komt door verkleining van de
vastgoedportefeuille, kan Defensie het SVP de komende vijftien jaar verder uitwerken
en grondig investeren in het vastgoed. Tezamen vormen deze middelen het financiële
kader voor het SVP. Vanuit de vierledige doelstelling van het SVP houdt Defensie minder
vierkante meters bruto vloeroppervlak over. Er zal bij voorkeur geen vierkante meter
worden gefinancierd die we niet nodig hebben want dat gaat ten koste van de versterking
van de krijgsmacht en van onze mensen.
23)
Welke tijdlijnen horen bij de plannen in het SVP 2022?
Het is de intentie om de transformatie van het vastgoed binnen een periode van vijftien
jaar te hebben gerealiseerd. Uiteraard realiseer ik me dat Defensie hierbij ook te
maken heeft met andere brede maatschappelijke opgaven. Over de tijdlijnen van de zes
individuele onderdelen, zoals genoemd in het Strategisch Vastgoedplan 2022, wordt
u per project geïnformeerd met de respectievelijke A-brieven en vervolgens via de
jaarlijkse geïntegreerde rapportage die in september naar de Tweede Kamer wordt gestuurd
(zie ook «Toekomst van de krijgsmacht, lijst van vragen en antwoorden», Kamerstuk
33 763, nr. 156 van 18 januari 2023) en het Defensie Projectenoverzicht.
24)
Hoe wordt geborgd dat de vastgoedplannen gerealiseerd worden, gezien de stapsgewijze
aanpak en het ontbreken van een eindbeeld?
Met het SVP wordt gewerkt volgens een gefaseerde aanpak, waarbij de vier doelen in
samenhang met elkaar worden bekeken en per locatie en provincie worden gewogen. Eerst
worden enkele strategische projecten in gang gezet, die richtinggevend zijn voor de
ontwikkeling van Defensie en waardoor er ruimte wordt gecreëerd voor de concentratie,
verduurzaming en vernieuwing van andere delen van de vastgoedportefeuille. De delen
van de ambtelijke verkenning die hebben geleid tot mijn bestuurlijk voornemen, staan
vermeld in het SVP 2022. Op deze manier behoud ik overzicht en kan ik bestuurlijk
overleg, afspraken, uitkomsten van vergunningstrajecten en de stikstofopgave, spiegelen
aan mijn doelstellingen en aanpassingen aan mijn plan maken indien nodig.
25)
Hoe wordt het integrale portefeuillemanagement vormgegeven zodat Defensie ook duidelijk
kan sturen op de Defensiebelangen en uiteindelijk het benodigde vastgoed voor de toekomstbestendige
krijgsmacht gerealiseerd wordt?
Het integrale portefeuillemanagement is op directieniveau belegd binnen de Bestuursstaf.
Op dit niveau worden adviezen opgesteld over de omvang en de kwaliteit van het vastgoed
van Defensie en wordt sturing gegeven aan de onderliggende niveaus. Bij beslissingen
over de portefeuille van Defensie kunnen zo alle belangen worden gewogen.
26)
In welke mate kan er inzicht geboden worden in het monitoren van de plannen en de
voortgangsinformatie die aan de Kamer verstrekt wordt?
27)
Naar welke concrete KPI’s wordt in het SVP 2022 verwezen? Kunt u bij de KPI’s streefwaarden
formuleren?
28)
In welke mate is het mogelijk om de Kamer in de toegezegde voortgangsrapportage in
ieder geval te informeren over de aspecten tijd, geld en realisatie van gestelde doelstellingen/uitgangspunten
met vastgoed?
Het SVP 2022 is een gefaseerd plan, dat incrementeel wordt uitgewerkt als onderdeel
van de transitie tot een moderne krijgsmacht en waarbij de financiële randvoorwaarde
is dat de middelen in balans komen met de omvang van de vastgoedportefeuille. De voortgang
van de projecten die ik in de Kamerbrief SVP 2022 van 2 december jl. heb genoemd,
zal door Defensie nauwgezet worden gevolgd aan de hand van interne en externe (Rijksvastgoedbedrijf)
informatie. Deze informatie biedt inzicht in de aspecten tijd, geld en realisatie
van gestelde doelstellingen / uitgangspunten met vastgoed. De jaarlijkse voortgangsbrief
over het SVP, zoals beschreven in de Kamerbrief SVP 2022, zal worden opgenomen in
de geïntegreerde rapportage (zie ook «Toekomst van de krijgsmacht, lijst van vragen
en antwoorden», Kamerstuknummer 33 763, nr. 156 van 18 januari 2023). De Tweede Kamer zal in die rapportage mede worden geïnformeerd
over nog te formuleren kritische prestatie indicatoren (KPI’s); ik kom daar in de
geïntegreerde rapportage op terug.
29)
Op welke wijze is er in de aan de Kamer te verstrekken informatie onderscheid te maken
tussen investeringsprojecten, afstotingsprojecten en onderhoudsprojecten?
Over investeringsprojecten wordt u geïnformeerd via de geïntegreerde rapportage, het
Defensie Projectenoverzicht en de A-brieven. Afstotingen worden opgenomen in de geïntegreerde
rapportage. Onderhoud van het Defensievastgoed is een continu proces en maakt deel
uit van de reguliere bedrijfsvoering. Hierover rapporteert Defensie niet separaat
aan de Kamer. De ontwikkeling van de onderhoudskosten van de totale vastgoedportefeuille
wordt opgenomen in de geïntegreerde rapportage.
30)
In welke mate kan er worden ingegaan op de factoren die de voortgang van de vastgoedplannen
eventueel zouden kunnen belemmeren?
31)
Kan de Kamer ook informatie ontvangen over de risicoanalyse en het risicomanagement?
Zonder een uitputtende opsomming te willen geven, kunt u denken aan belemmerende factoren
zoals de krapte op de arbeidsmarkt en bouwsector, woningschaarste en de complexe situatie
als het gaat om inpassingen in het ruimtelijk domein gezien bijvoorbeeld de uitdagingen
op het gebied van stikstof en natuur en landbouw. In de geïntegreerde rapportage en
voor individuele projecten in de A-brieven wordt uw Kamer ook geïnformeerd over risico’s,
mogelijke effecten van de risico’s en wijze van beheersing.
32)
In welke mate kan de Kamer geïnformeerd worden over de voortgang van het overleg met
de regio en het personeel?
Ik onderstreep dat het betrekken van de regio en het personeel in de voorbereiding
en bij de uitvoering van de plannen rondom het vastgoed voor mij cruciaal is. Ik zal
uw Kamer daarover informeren in de geïntegreerde rapportage en, waar logisch, in A-brieven
van individuele projecten.
33)
Hoe wordt de overdracht van het Defensievastgoed naar het Rijksvastgoedbedrijf (RVB)
vormgegeven? Heeft het RVB voldoende capaciteit en middelen om deze eigenaarsrol goed
uit te kunnen voeren?
34)
Hoe gaat de governance tussen Defensie en het RVB eruit zien als Defensie zeggenschap
houdt? Wordt er nu voorzien in voldoende mandaat en uitvoeringskracht, waarvan in
het IBO werd geconstateerd dat die er moet zijn?
35)
Heeft het RVB genoeg capaciteit en middelen om ervoor te zorgen dat dit optimaal verloopt?
36)
Wat zijn de praktische gevolgen van het principebesluit het vastgoedstelsel gefaseerd
onder te brengen in een specialty stelstel bij het RVB? Wat gaat er concreet veranderen?
Defensie heeft naar aanleiding van de aanbeveling uit het IBO een principebesluit
genomen om over te gaan op een nog nieuw te ontwikkelen stelsel bij het Rijksvastgoedbedrijf,
met daarbij voorwaarden, die onder andere voortkomen uit het IBO. Belangrijke voorwaarden
zijn:
– Defensie houdt zeggenschap over de beschikbaarheid en het gebruik van het Defensievastgoed;
– De overgang naar het nieuwe stelsel is budgetneutraal;
– De overgang vindt gefaseerd plaats.
Het onderzoek naar de uitwerking van dit stelsel en de invulling van de randvoorwaarden
is onlangs gestart en duurt naar verwachting een jaar. Na dit onderzoek wordt een
definitief besluit genomen. Het onderzoek moet inzicht geven in de praktische uitwerking,
de consequenties voor Defensie en het Rijksvastgoedbedrijf en de benodigde capaciteit
en middelen.
37)
Betekent het afstoten en concentreren van locaties dat er nog voldoende locaties ter
beschikking zijn?
Ja. Internationale omstandigheden kunnen snel veranderen en leiden tot ontwikkelingen,
die soms aanvullende ruimte vragen voor Defensie. Ons vastgoed moet hier flexibel
op kunnen inspelen. Defensie heeft daarom met het oog op toekomstige groei van de
organisatie enige manoeuvreerruimte nodig. Het SVP 2022 houdt daarom rekening met
de groei naar de NAVO-norm van twee procent van het bruto binnenlands product. Daar
staat tegenover dat ik niet wil vasthouden aan locaties die naar verwachting niet
nodig zijn, ook vanwege de druk op de ruimte in Nederland. Door sommige locaties die
op dit moment niet meer nodig zijn aan te wijzen als strategische reserve, kan in
geval van noodzakelijke opschaling en uitbreiding relatief snel worden geschakeld.
Onderdeel van uitwerking van het SVP is daarom het aanwijzen van enkele locaties als
strategische reserve op basis van een afwegingskader, waarbij onder meer wordt gekeken
naar de geschiktheid van de locatie voor toekomstig Defensiegebruik.
38)
Hoe wordt de afweging gemaakt welke gebouwen af te stoten?
Met het revitaliseren van de vastgoedportefeuille van Defensie wordt per locatie onderzocht
welke gebouwen nog nodig zijn voor de eenheden die daar zijn gehuisvest. Daarna wordt
onderzocht welke gebouwen moeten worden vernieuwd en welke gebouwen nog kunnen worden
onderhouden. Hierbij worden de gebouwen getoetst op een aantal aspecten op het gebied
van technische kwaliteit, veroudering van de inbouwpakketten en duurzaamheid. Afhankelijk
van het benodigde financieel volume en de resterende levensduur van het gebouw wordt
een keuze gemaakt.
39)
Welke precieze doelstellingen heeft u voor de omvang van het vastgoed en aan welke
kwaliteit moet het vastgoed voldoen?
Het aanpakken van ons vastgoed is allereerst noodzakelijk om de komende jaren onze
taak goed uit te voeren. Daarnaast wil ik ons personeel – het hart van onze organisatie
– de leef- en werkomstandigheden geven die ze verdienen. Ook is ons Defensievastgoed
nu nog onvoldoende duurzaam. Met het klimaatneutraal en fossielvrij maken van ons
vastgoed kan Defensie een belangrijke bijdrage leveren aan het verminderen van de
CO2-footprint van het Rijk, in gebouwen maar bijvoorbeeld ook door aanleg van bos. De
laatste doelstelling is het op orde brengen van de financiën binnen het vastgoeddomein.
De huidige portefeuille(omvang) transformeert naar een die hoort bij de toekomstige
defensieorganisatie. Defensie volgt bij de realisatie van nieuwe gebouwen de geldende
wet- en regelgeving en houdt daarbij rekening met de politiek-maatschappelijke ontwikkelingen.
Voor bestaande gebouwen heeft Defensie een onderhoudsnormering die aangeeft wat het
kwaliteitsniveau moet zijn.
40)
Deelt u de mening dat de gebouwen en terreinen van Defensie kwalitatief in goede staat
moeten zijn en veilig moeten zijn.
Ja.
41)
Wanneer en in welke volgorde worden de zes projecten van het SVP 2022 in gang gezet?
De voorbereidingen voor de uitvoering van het SVP 2022 zijn reeds in volle gang. Niet
alle locaties kunnen gelijktijdig worden opgepakt. De locaties, die nu worden genoemd
in het SVP 2022, zijn die locaties die als eerste worden opgepakt. In sommige gevallen
worden al uitgebreide gesprekken gevoerd. Concreet worden reeds gesprekken gevoerd
met:
• Regio Drenthe/Overijssel, voor de concentratie van de eenheden die nu in Assen en
Havelte zitten (zie Kamerbrief «Besluit concentratie Assen-Havelte» van 6 februari
2023;
• Regio Schaarsbergen, voor de concentratie van de Luchtmobiele Brigade in (de regio)
Schaarsbergen;
• Regio Midden-Nederland, met het oog op het onderzoek naar een nieuwe kazernelocatie
in het midden van het land waar meerdere ondersteunende eenheden kunnen worden geclusterd;
• Regio Roosendaal/Rucphen, waar een oplossing wordt gezocht voor de ruimtevraag van
het Korps Commandotroepen;
• Regio Soesterberg, voor de concentratie van eenheden op logistiek en operationeel
gebied in de regio Soesterberg;
• Regio Den Helder, met het oog op het concentreren van eenheden op de Nieuwe Haven
in Den Helder.
43)
Is het waar dat Defensie vanaf 2023 jaarlijks minimaal € 400 miljoen nodig heeft om
het vastgoed niet verder achteruit te laten gaan?
Dit bedrag voor instandhouding is opgetekend door de Algemene Rekenkamer in het Verantwoordingsonderzoek
2021. Defensie onderkent dat er achterstand in het onderhoud van het vastgoed is.
Met de beschikbare middelen voor het vastgoed in het Defensiebegrotingsfonds, de aanvullende
middelen uit het Coalitieakkoord 2021 en de vrijval van het exploitatiegeld dat beschikbaar
komt door verkleining van de vastgoedportefeuille, kan Defensie het SVP de komende
vijftien jaar verder uitwerken en grondig investeren in het vastgoed. De uitvoering
van het transformatie programma leidt tot het vernieuwen van de portefeuille waardoor
de achterstand in het onderhoud wordt teruggedrongen en weer financiële balans kan
worden bereikt.
44)
Kunt u met het huidige budget ervoor zorgen dat het Defensievastgoed niet verder verslechtert?
46)
Hoe denkt u de disbalans tussen de omvang van de huidige vastgoedportefeuille en het
daarvoor beschikbare budget recht te trekken?
We gaan investeren in ons vastgoed met de beschikbare middelen voor het vastgoed in
het Defensiebegrotingsfonds, de aanvullende middelen uit het Coalitieakkoord 2021
en de vrijval van het exploitatie-geld dat beschikbaar komt door verkleining van de
vastgoedportefeuille. Daarmee wordt de gemiddelde leeftijd van de portefeuille teruggebracht
van zo’n 45 jaar naar 25 jaar en daarmee kan het achterstallig onderhoud worden teruggedrongen
zodat er weer financiële balans kan worden bereikt.
45)
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het budget in het Defensiematerieelbegrotingsfonds wordt
aangevuld zodat er voldoende financiële middelen zijn om het SVP 2022 uit te voeren?
Defensie is voornemens het huidige budget voor investeringen en instandhoudingskosten
voor vastgoed in het Defensiematerieelbegrotingsfonds aan te vullen met middelen uit
het Coalitieakkoord 2021 die nu nog op de aanvullende post bij Financiën staan: 2,3
miljard euro incidenteel en 165 miljoen euro structureel. Over de inzet van deze middelen
wordt u bij de Voorjaarsnota 2023 geïnformeerd.
47)
Welke gevolgen hebben het achterstallige onderhoud en het huidige vastgoedbudget voor
de inzetbaarheid van de krijgsmacht?
De meeste kazernes in ons land zijn gebouwd voor 1970, in een periode dat de krijgsmacht
er nog anders uitzag en voorbereid moest zijn op andere dreigingen. Omdat de vastgoedbehoefte
een afgeleide is van hoe de Defensieorganisatie zich ontwikkelt, vraagt dit om verandering.
De staat van het onderhoud en de omvang van het benodigde onderhoudsbudget brengen
daarnaast risico’s met zich mee voor de opbouw en de instandhouding van de operationele
capaciteiten van de krijgsmacht. Het kan bovendien leiden tot een verslechtering van
het werk- en leefklimaat met negatieve consequenties voor het behoud en de werving
van personeel.
48)
Hoe en waar wilt u precies (tijdelijke) invulling geven aan de strategische reserves,
zodat dit geen problemen veroorzaakt voor Defensie?
49)
Is het gebruik van reservelocaties nodig wanneer er vastgoed wordt afgestoten? Zo
ja, kan Defensie gebruik blijven maken van de reservelocaties? Hoe ziet u de regionale
spreiding van het Defensievastgoed precies voor zich?
Defensie heeft behoefte aan ontwikkelruimte binnen de eigen vastgoedportefeuille om
in te kunnen spelen op veranderende omstandigheden in een onzekere en complexe wereld.
Dit kan zich onder meer uiten in aanpassing van aantallen en soorten eenheden en middelen.
De huidige groei van de Defensieorganisatie is hier een voorbeeld van. Defensie realiseert
met de huidige investering ruimere inzetvoorraden, een uitbreiding van de geneeskundige-,
vuursteun- en luchtverdedigingsketens en versterking van de capaciteiten voor militaire
bijstand en strategische mobiliteit. Dit blijft ook in de toekomst noodzakelijk bij
een eventuele aanvullende groei van de krijgsmacht richting de NAVO-norm van twee
procent van het bruto binnenlands product. Om de noodzakelijke flexibiliteit te behouden
heeft Defensie behoefte aan objecten die als strategische reserve dienen. Bestaande
objecten opnieuw in gebruik nemen is sneller gerealiseerd dan nieuwe objecten aankopen.
Ja, daarnaast kan Defensie gebruik blijven maken van de reservelocaties. Tijdelijk
alternatief gebruik, zoals huisvesting van specifieke doelgroepen of energieopwekking,
is mogelijk in overleg met andere overheden. Defensie heeft de intentie om verspreid
over het land, zoveel mogelijk geconcentreerd op grote objecten zich te huisvesten.
Ik hanteer een aantal criteria voor de afweging over waar ik strategische reserve
aanhoud:
– Grootte van het object (het heeft de voorkeur om grote objecten aan te houden);
– Beschikbare vergunningsruimte van een object;
– Oefen- en trainingsmogelijkheden in de directe nabijheid van het object;
– Beschikbaarheid van arbeidspotentieel;
– Ontsluitingsmogelijkheden;
– Directe omgeving van andere geconcentreerde objecten, zodat uitbreidingsruimte mogelijk
blijft.
50)
Wat zijn de overwegingen voor de mogelijke bouw van een nieuwe «superkazerne» in Zeewolde?
Defensie heeft haar onderzoek naar het verbeteren van de huisvesting uitgevoerd aan
de hand van de criteria zoals in de Kamerbrief Strategisch Vastgoedplan 2022 van 2 december
jl. is toegelicht. Het Strategisch Vastgoedplan 2022 heeft daarbij een vierledige
doelstelling: ondersteuning van de operationele gereedstelling, werving en behoud
van personeel, verduurzaming en het herstellen van de financiële balans. De bouw van
de nieuwe kazerne is een strategische stap met het oog op de krijgsmacht van de toekomst
in een samenleving waar de ruimte schaars is.
Op de nieuwe kazerne worden ondersteunende eenheden gehuisvest uit meerdere Defensieonderdelen,
welke dat zijn en om hoeveel arbeidsplaatsen dat precies gaat is op dit moment nog
niet concreet te zeggen. Deze ondersteunende eenheden, die een belangrijke schakel
vormen in de operationele gereedheid, zijn nu nog verspreid gehuisvest over diverse
locaties. Het maken van een realistische inschatting over aantallen vanuit bestaande
eenheden en nieuwe functies is onderdeel van de verdere uitwerking.
Concentratie op één nieuwe locatie leidt operationeel tot synergie tussen verschillende
soorten ondersteunende eenheden. Door daarbij opleidingen en operationele eenheden
bij elkaar te brengen, worden nieuwe militairen opgeleid in de omgeving waar ze later
gaan werken, wat naar verwachting een gunstige invloed heeft op werving en behoud.
Dit maakt het mogelijk voor medewerkers om een loopbaan bij Defensie op te bouwen
zonder veel verplaatsingen met vaak bijbehorende verhuizingen. Daarnaast zijn duurzaamheidsdoelstellingen
waar Defensie aan moet voldoen naar verwachting eenvoudiger op een nieuwe locatie
te realiseren en leidt de beoogde schaalgrootte tot een hogere financiële doelmatigheid.
Defensie heeft een verkenning gedaan waarbij meerdere locaties in en buiten Flevoland
zijn beoordeeld. Op basis van het onderzoek is er een selectie gemaakt van vier mogelijke
locaties, drie locaties in Flevoland en een locatie in Gelderland.
Daaruit is de locatie brug bij Nijkerk in de gemeente Zeewolde als voorlopige voorkeurslocatie
van het kabinet naar voren gekomen. Deze locatie voldoet aan de eisen van Defensie
en heeft naar verwachting relatief beperkte negatieve effecten op de omgeving. Daarnaast
draagt een nieuwe kazerne op de voorkeurslocatie in Flevoland, waar Defensie nu nog
geen kazerne heeft, bij aan de gewenste spreiding van onze aanwezigheid over het land.
De impact op het huidige personeel lijkt beperkt doordat een kazerne in Flevoland
relatief dicht bij de mogelijk bestaande locaties met ondersteunende eenheden ligt.
Een nieuwe kazerne in het midden van het land ligt dichter bij voor Defensie kansrijk
arbeidspotentieel. Er is nog geen besluit genomen over de locatie van de nieuwe kazerne
maar een voorlopige voorkeur is door het kabinet uitgesproken. Dat was nodig omdat
we transparant zijn over onze plannen en we de gesprekken met de omgeving willen opstarten.
Maar ook omdat Flevoland voor een omvangrijke NOVEX-puzzel staat en wij een substantiële
ruimtevraag hebben die gelijktijdig moet worden gewogen door Flevoland en de gemeente.
Zie ook het antwoord op de vragen 3, 4 en 6 van de schriftelijke vragen van het lid
Eppink (JA21) over de komst van een grote militaire kazerne in Zeewolde (Aanhangsel
Handelingen II 2022/23, nr. 1384).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier