Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over leidraad omgang met wilde vogels met vogelgriep en andere vogelgrieponderwerpen
28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)
Nr. 285
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 februari 2023
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 30 november 2022 over leidraad omgang met wilde vogels met vogelgriep
en andere vogelgrieponderwerpen (Kamerstuk 28 807, nr. 279).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 december 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 31 januari 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Geurts
De Adjunct-griffier van de commissie, Holtjer
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie vanuit de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de leidraad «omgang met wilde
vogels met vogelgriep en andere vogelgrieponderwerpen». Deze leden hebben daarbij
nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat niet wettelijk expliciet
is geregeld wie er verantwoordelijk is voor het opruimen van dode wilde dieren, die
al dan niet zijn doodgegaan aan vogelgriep. Deze leden vragen de Minister of het juist
niet nodig is om dit te stroomlijnen. Vindt het kabinet dat deze verantwoordelijkheden
momenteel helder zijn belegd? Zo ja, hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat betrokken
organisaties hier voldoende van op de hoogte zijn? Wanneer verwacht de Minister het
centrale meldpunt voor dode wilde vogels met vogelgriep te lanceren, zoals eerder
toegezegd in het commissiedebat van 13 oktober jongstleden (Kamerstuk 28 286, nr. 1263)? Op welke manier gaat dat centrale meldpunt onder de aandacht worden gebracht bij
pluimveehouders, terreinbeheerders, vrijwilligers, recreanten en andere betrokkenen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in januari 2023 de Minister van plan is een
eerste weegmoment te houden omtrent de inzet van vaccinatie. Op basis van de resultaten
van de proeven, waaronder die worden uitgevoerd in andere lidstaten, een expertbeoordeling
en enkele scenario’s zal de Minister op dat moment afwegen of vaccinatie in de praktijk
al een begaanbare weg is. De Minister geeft daarbij aan dat het belangrijk is dat
verspreiding van het virus wordt tegengegaan. Kan het kabinet aangeven hoe de Kamer
in dit proces wordt betrokken en vooral of het kabinet daarbij voornemens is om nog
komend jaar aan de slag te gaan met vaccinatie?
Antwoord
Zoals aangegeven in mijn brief 30 november 2022 (Kamerstuk 28 807, nr. 279) vind ik het belangrijk dat het opruimen van dode wilde vogels met vogelgriep in
heel Nederland goed geregeld is. Het vraagstuk rondom het opruimen van dode wilde
vogels is complex. Er is niet expliciet wettelijk geregeld wie verantwoordelijk is
voor het opruimen van dode wilde dieren die al dan niet doodgegaan zijn aan vogelgriep.
De leidraad heeft als doel duidelijkheid te geven over de rollen en verantwoordelijkheden
van diverse betrokkenen en ook de wettelijke kaders weer te geven die daaraan ten
grondslag liggen. Zoals eerder gezegd zal de leidraad aangepast worden met nieuwe
inzichten aan de hand van de uitkomsten van de landelijke werkgroep. Ik stroomlijn
dit proces door, zoals in mijn Kamerbrief aangekondigd, samen met het Ministerie van
VWS een landelijke werkgroep in te stellen. De eerste bijeenkomst van deze werkgroep
zal begin maart 2023 plaatsvinden. Voor die werkgroep zal ik experts, ervaringsdeskundigen
en betrokkenen uit het land uitnodigen. Deze werkgroep heeft als doel de regionale
coördinatie te stimuleren en te faciliteren door onder andere relevante inhoudelijke
vraagstukken en onderwerpen nader uit te werken, voorstellen te doen om de leidraad
aan te vullen en hierover de communicatie naar regionale partijen vorm te geven.
De leidraad is verstuurd naar relevante partijen. Verdere communicatie zal ik vormgeven
binnen de landelijke werkgroep «vogelgriep in wilde vogels». Het melden van vogels
voor onderzoek kan nu al via het meldformulier van het Dutch Wildlife Health Centre
en hun telefoonnummer. De landelijke «vogelgriep app» die meldingen van dode wilde
vogels zal registreren, verwacht ik in april 2023 te lanceren. De app is voornamelijk
bedoeld voor partijen die vanuit professioneel oogpunt wilde vogels met vogelgriep
tegenkomen, zoals terreinbeherende organisaties, waterschappen en dierenhulporganisaties.
Hierover zal ik de Kamer informeren en ik zal de landelijke terreinbeherende organisaties
op de hoogte brengen en via hun contacten de app verder bekendmaken. Voor lokale overheden,
terreinbeheerders maar ook burgers die vragen hebben over vogelgriep werk ik aan een
landelijk vogelgrieptelefoonnummer. Ik streef ernaar dit nummer voor de zomer actief
te hebben.
In de brief van 23 december 2022 (Kamerstuk 28 807, nr. 283) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de vertraging van de vaccinatieproef die in
het najaar van 2022 is uitgevoerd bij Wageningen Bioveterinary Science. WBVR heeft
aangegeven dat het rapport met de resultaten van deze proef niet eerder dan in de
loop van februari 2023 wordt verwacht. Deze vertraging betekent dat ook het eerste
weegmoment, dat ik had voorzien voor medio januari, naar achteren schuift. Ik verwacht
dit nu in de tweede helft van februari te kunnen doen en streef ernaar de Kamer begin
maart te informeren.
Met de resultaten kan ook verder invulling worden gegeven aan de uitvoering van de
veldproef, die eind van dit kwartaal moet starten. De voorbereidingen daarvoor, uitgevoerd
door de Gezondheidsdienst voor Dieren, lopen. Tenslotte werk ik ook aan enkele scenario’s
voor een vaccinatiepilot op wat grotere schaal dan de veldproef. Ook daarvoor is het
van belang inzicht te hebben in de resultaten van de vaccinproef van WBVR en de proeven
die in enkele andere lidstaten zijn gedaan of nog lopen. De Chief Veterinary Officer
(CVO) heeft contact met de CVO’s van de betreffende lidstaten om, zodra de resultaten
bekend zijn, hierover te overleggen. Voor het ontwerpen van een scenario is het onder
andere van belang te weten welk vaccin geschikt is voor welk type pluimvee, en ook
om te kijken of en zo ja hoe vaccinatie interfereert met bestaande vaccinatieschema’s.
De kosten van vaccinatie en monitoring moeten in kaart worden gebracht, evenals de
praktische uitvoering ervan. Dit project loopt en ook hierover zal de Tweede Kamer
geregeld worden geïnformeerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de leidraad «omgang
met wilde vogels met vogelgriep en andere vogelgrieponderwerpen». Deze leden hebben
nog enkele vragen en opmerkingen die zij willen voorleggen aan de Minister gezien
de urgentie van het bestrijden van vogelgriep. Immers, het afgelopen jaar zijn zo’n
zes miljoen dieren (preventief) geruimd. Deze leden zijn van mening dat eenzelfde
situatie koste wat kost moet worden voorkomen in het aankomende jaar. De Minister
moet alles op alles zetten om zo veel als mogelijk besmettingen en ruimingen te voorkomen.
De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Minister aan de slag gaat met moties
van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 28 807, nrs. 247, 248, 270 en 271) en de motie van de leden Van Campen en Tjeerd de Groot (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1396) met betrekking tot het bestrijden van vogelgriep. Echter, hebben deze leden nog
wel een aantal vragen over de uitwerking van de aanpak van de Minister. Zo signaleren
deze leden dat het goed is dat door de Minister wordt opgeroepen om zoveel mogelijk
slachtoffers van vogelgriep te behandelen of op te ruimen. Op die manier kan immers
de verspreiding van het virus worden beperkt, wat goed is voor het behouden van kwetsbare
soorten én voor het verminderen van de kans dat pluimvee besmet raakt met het virus.
Deze leden constateren helaas dat de leidraad nog te vrijblijvend is. Welke verplichtingen
vloeien er voor de overheid voort uit de Europese Diergezondheidsverordening bij het
behandelen en opruimen van door vogelgriep besmette wilde vogels? Hoe gaat de Minister
de leidraad bekend maken bij veiligheidsregio’s, gemeenten, provincies en andere medeoverheden?
Is de Minister bereid om hen ook actief aan te spreken op hun verantwoordelijkheden?
Zo ja, hoe gaat hij dat doen? Zo nee, waarom niet? Waarom is nog steeds niet duidelijk
wie van de veiligheidsregio’s, gemeenten, provincies en andere medeoverheden de primaire
verantwoordelijkheid draagt voor het bestrijden van vogelgriep? In de leidraad is
te lezen dat de «regie zowel bij Veiligheidsregio’s, provincies als bij gemeenten»
kan liggen. Zij zijn van mening dat door dit zo open te houden de kans bestaat dat
niet genoeg regie wordt gepakt. Hoe ziet de Minister dit? Is de Minister bereid dit
aan te passen? Is de Minister bereid om een landelijke campagne op te starten om mensen
alert te maken op de gevaren van vogelgriep? Is de Minister het met deze leden eens
dat zo’n campagne kan bijdragen aan bewustzijn bij mensen wat zij moeten doen indien
zij een slachtoffer vinden van vogelgriep? Kan de Minister toelichten wanneer hij
met de langetermijnaanpak komt met daarin duidelijkheid over het spreiden van bedrijven
in bijvoorbeeld waterrijke gebieden?
De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Minister aan de slag gaat met de
motie van het lid Tjeerd de Groot over het starten met veldproeven om zo snel mogelijk
te kunnen beginnen met het vaccineren van de pluimveestapel (Kamerstuk 28 807, nr. 270). Deze leden kijken uit naar januari, gezien de Minister dan hoopt meer te kunnen
zeggen over de uitkomsten. Deze leden zijn van mening dat zo snel als mogelijk met
vaccinatie moet worden begonnen. Niet enkel voor de volksgezondheid, maar ook met
oog op pluimveeboeren die nu veel te vaak noodgedwongen hun gehele bedrijf zien worden
geruimd. Deze leden vragen wat de laatste stand van zaken is van de gesprekken die
de Minister in Europa voert. Indien er begin volgend jaar een vaccin is dat kan gaan
worden toegepast, hoe kijken andere Europese lidstaten daar tegenaan? Moet de Minister
dan nog steeds de gesprekken voeren over handelsbeperkingen of zijn andere lidstaten
inmiddels zo ver dat handel in gevaccineerde kippen zal worden toegestaan?
De leden van de D66-fractie lezen dat experts stellen dat wilde dieren kunnen herstellen
van vogelgriep en resistentie kunnen opbouwen tegen het virus, door bijvoorbeeld isolatie
en verzorging. Heeft de Minister hier ook kennis van genomen? Ziet de Minister hierbij
kansen voor het vrijlaten van vogels die herstellen van vogelgriep, indien verantwoord?
Antwoord
De Europese verordening legt een plicht neer bij de bevoegde autoriteit (Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA)) om te zorgen dat dode wilde vogels, waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn
met een lijst A-ziekte, worden opgeruimd. Die plicht richt zich op de coördinerende
rol. Voor de uitvoering ervan is het nodig dat ook andere partijen vanuit hun eigen
rol en verantwoordelijkheid meewerken. Dit betekent dat ik zal zorgen voor een landelijke
structuur waarbinnen partijen de uitvoering kunnen organiseren. De leidraad, het melden
van vogels voor onderzoek via Dutch Wildlife Health Centre (DWHC); een landelijke
meldpunt en de vogelgriep app dragen al aan deze structuur bij. Binnen de landelijke
werkgroep die ik samen met het Ministerie van VWS opzet, zal ik verkennen wat verder
nodig is. De leidraad is al verstuurd naar relevante partijen, waaronder de Veiligheidsregio’s.
Verdere communicatie zal ik vormgeven binnen de landelijke werkgroep «vogelgriep in
wilde vogels».
De leidraad maakt duidelijk in hoeverre partijen een verantwoordelijkheid hebben op
basis van de wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Daaruit volgt dat het opruimen
van dode vogels een aangelegenheid is van de eigenaar of beheerder van de grond. Ik
zie de oplossing niet in regelgeving. Ik wil samen met partijen een invulling geven
en zal met de landelijke werkgroep onderzoeken wat daarvoor nodig is; er is veel bereidheid
bij partijen om dit probleem samen op te lossen.
Met de werkgroep zal ik ook communicatielijnen gaan uitwerken tussen mijn ministerie
en lokale overheden. En zoals eerder toegezegd zal ik een landelijk meldpunt oprichten.
Hier kunnen mensen terecht met hun vragen over vogelgriep, zieke vogels en het opruimen
van dode vogels. Ik ben bezig de details hierover uit te werken en zal de Kamer hier
binnenkort over informeren.
Eén van de acties binnen het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid is het
verhogen van de zoönosengeletterdheid bij burgers en professionals. Aangezien wildopvangmedewerkers
vaak in contact komen met zieke dieren, zijn zij één van de doelgroepen waarop ingezet
wordt. Dutch Wildlife Health Centre is gevraagd een cursus voor deze doelgroep te
ontwikkelen. Met deze cursus wordt de zoönosengeletterdheid vergroot. Daarnaast wordt
bekeken voor welke andere professionals een verhoogde zoönosengeletterdheid gewenst
is.
Voor burgers heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een marktonderzoek
uitgezet om te inventariseren voor welke transmissieroutes en doelgroepen aanvullende
communicatie zinvol is. In dit onderzoek zijn ook vragen opgenomen over wat burgers
doen als zij wilde, zieke of dode dieren zien. Ook is hen gevraagd welke maatregelen
volgens hen effectief zijn om te voorkomen dat je zelf ziek wordt bij contact met
deze dieren. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting dit voorjaar beschikbaar.
Op basis van deze resultaten wordt bepaald of intensivering van bestaande communicatie
of aanvullende communicatie-inzet gericht op verhoging van de kennis en bewustwording
voor burgers nodig is.
In mijn Kamerbrief van 11 oktober jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 269) heb ik, mede namens de Minister van VWS, een intensiveringsplan preventie vogelgriep
aangekondigd. In die brief heb ik ook aangegeven dat de huidige situatie vraagt om
een verkenning van alle denkbare maatregelen voor de korte en lange termijn. Het verkennen
van preventieve maatregelen in risicogebieden is hier onderdeel van. Ik zal u in het
eerste kwartaal op hoofdlijnen informeren over het intensiveringsplan. Voor het zomerreces
zal ik u informeren over het definitieve intensiveringsplan. Omdat er breed maatregelen
worden verkend die een zorgvuldige haalbaarheids- en impactanalyse vergen, kost dit
tijd. Daarnaast worden dierziekten en zoönosen als meekoppelende structurerende keuze
meegenomen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Dit met het doel om
het risico op insleep en verspreiding van (zoönotische) ziekteverwekkers te verkleinen.
Er worden adviezen opgesteld die provincies als handvatten kunnen gebruiken voor hun
gebiedsplannen en besluitvormingsprocessen. Een deel van deze adviezen ziet specifiek
toe op vogelgriep.
De resultaten over effectiviteit van vaccins betreft de resultaten van de proef onder
gecontroleerde omstandigheden bij Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). Mede afhankelijk
van die resultaten zal een keuze worden gemaakt voor het vaccin in de veldproef, die
bij enkele bedrijven zal worden uitgevoerd. In de tussentijd wordt ook gewerkt aan
het voorbereiden van een pilot waar op grotere schaal zal worden gevaccineerd. Het
scenario hiervoor hangt onder andere af van de resultaten van de proef bij WBVR, de
resultaten van proeven bij andere lidstaten, de risicobeoordeling door deskundigen
wat betreft het volksgezondheidsaspect van vaccinatie met een suboptimaal vaccin,
de haalbaarheid en mogelijkheden van de uitvoering.
Er is geregeld overleg binnen de Europese Unie, tussen de Chief Veterinary officers,
bij de Landbouw- en Visserijraad en bij het SCoPAFF (Standing Committee on Plants,
Animals, Food and Feed). De Europese Commissie zal begin 2023 een werkgroep instellen
die verschillende zaken ten aanzien van vaccinatie vogelgriep zal adresseren.
Daarnaast is er in dit traject ook aandacht voor de gevolgen van vaccinatie voor de
handel in de Europese Unie en met derde landen. De Europese verordening, met voorwaarden
voor vaccinatie tegen categorie A-ziekten, waaronder HPAI, is zo goed als gereed.
Wanneer deze precies van toepassing wordt hangt af van de Europese Commissie. In deze
verordening staat onder andere dat verplaatsing van levende gevaccineerde kippen tussen
lidstaten niet is toegestaan; wel is handel in vlees van gevaccineerd pluimvee en
in consumptie- en broedeieren en eendagskuikens onder voorwaarden mogelijk. Los van
de wettelijke regels zouden private partijen, zoals winkelketens, een voorkeur kunnen
hebben voor producten van niet-gevaccineerd pluimvee. Gesprekken met andere lidstaten
over de acceptatie van producten van gevaccineerde dieren worden daarom geregeld gevoerd.
De internationale handelsaspecten van vaccinatie hebben onze volle aandacht, het is
van groot belang om samen met de sector- en marktpartijen te werken aan brede internationale
acceptatie van vaccinatie tegen vogelgriep.
Het is bekend dat in bepaalde gevallen dieren een infectie kunnen overleven. De verordening
laat in bepaalde gevallen ruimte om dieren op een besmette locatie niet te ruimen,
bijvoorbeeld met het oog op de instandhouding van beschermde of met uitsterven bedreigde
soorten (bijvoorbeeld wildopvang) of dieren met gerechtvaardigde hoge genetische,
culturele of educatieve waarde (bijvoorbeeld dierentuinen). De NVWA weet dit en houdt
hier rekening mee in haar risicobeoordeling. Als besloten wordt om besmette vogels
op basis van bovengenoemde gronden niet te ruimen, kunnen deze vogels buiten de beperkingszone,
of nadat de beperkingszone ingetrokken is, weer uitgezet worden. Bij een verdenking
van vogelgriep moet gemeld worden. Of vogels geruimd worden of niet hangt altijd af
van de risicobeoordeling van de NVWA. Dit is geen beoordeling die de houder van een
vogel eigenhandig mag maken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet met als
onderwerp leidraad «omgang met wilde vogels met vogelgriep en andere vogelgrieponderwerpen».
Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie vinden het positief dat er meer aandacht aan het opruimen
van vogels die mogelijk getroffen zijn door vogelgriep wordt besteed. Effectief opruimen
en verwijderen van mogelijke slachtoffers van vogelgriep kan bijdragen aan het indammen
van de pandemie. Deze leden vinden het echter nog zeer onduidelijk wie precies verantwoordelijk
gaat worden voor het opruimen en verwijderen van zieke en dode vogels die mogelijk
zijn getroffen door het vogelgriepvirus. Kan de rolverdeling duidelijker worden geschetst
wie waar precies verantwoordelijk voor is bij het verwijderen en opruimen van zieke
en dode dieren die (mogelijk) zijn besmet met het vogelgriepvirus, zo vragen deze
leden. Kan de precieze Europese verplichting inzake de verwijdering van deze dieren
nader worden geduid? Deze leden vragen of het niet veel logischer is om vanuit de
rijksoverheid, een veel strakker gecoördineerd netwerk op te zetten, met plaatsen
waar organisaties en particulieren kadavers of zieke vogels heen kunnen brengen?
De leden van de SP-fractie zien een belangrijke rol weggelegd voor dierenhulporganisaties
in het helpen bestrijden en indammen van het vogelgriepvirus. Deze leden vragen of
het kabinet deze mening deelt. Voorts vragen deze leden of er duidelijk in kaart is
gebracht welke dierenhulporganisaties een bijdrage kunnen leveren aan het indammen
van dit probleem en of er duidelijk is welke organisaties nog minder bijdragen. Deze
leden zijn van mening dat er veel meer middelen beschikbaar moeten komen voor dierenhulporganisaties
die zich al zeer sterk inzetten om deze zieke dieren te genezen en dode dieren op
verantwoordelijke wijze te ruimen. Deze leden vragen welke mogelijkheden het kabinet
hiertoe ziet. De kosten voor pluimveebedrijven worden wel vergoed maar de kosten die
deze dierenhulporganisaties maken vaak niet of veel minder. Deze leden vragen wat
het kabinet extra kan doen voor deze organisaties. Hoeveel geld is er beschikbaar
voor de pluimveesector in relatie tot het vogelgriepvirus en hoeveel voor dierenhulporganisaties?
De leden van de SP-fractie vragen of duidelijker kan worden gemaakt wat precies onder
het vervoersverbod valt en hoe het kabinet denkt over een grote nationale voorlichtingscampagne
over vogelgriep. Hoe zou deze eruit kunnen zien?
Antwoord
Er is niet expliciet wettelijk geregeld wie verantwoordelijk is voor het opruimen
van dode wilde dieren die al dan niet doodgegaan zijn aan vogelgriep. De Europese
verordening legt een plicht neer bij de bevoegde autoriteit (Minister van LNV en de
NVWA) om te zorgen dat dode wilde vogels waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn
met een lijst A-ziekte worden opgeruimd. Die plicht richt zich op de coördinerende
rol. Voor de uitvoering ervan is het nodig dat ook andere partijen vanuit hun eigen
rol en verantwoordelijkheid meewerken. Zoals in eerdere antwoorden aangegeven zie
ik de oplossing niet in regelgeving. Ik ben het met u eens dat een strakker gecoördineerd
netwerk nuttig kan zijn en ik wil samen met partijen invulling geven hieraan. Ik zal
met de landelijke werkgroep «vogelgriep in wilde vogels», die ik samen met het Ministerie
van VWS ga opzetten, bekijken wat nodig is. Daarbij voel ik me verantwoordelijk voor
een landelijke structuur. Partijen moeten de gelegenheid krijgen om hun rol in te
vullen zoals zij denken dat dat het beste is. De aanpak in Fryslân vind ik een voorbeeld
van hoe partijen samen een oplossing uitgewerkt hebben en het opruimen hebben ingericht.
Daar wil ik een voorbeeld aan nemen en dit in gemeenschappelijkheid met partijen organiseren.
De inspanningen die dierenhulporganisaties bieden in het opruimen en de zorg voor
zieke dieren, waardeer ik enorm. Zij zetten zich vaak ongevraagd en onbetaald in voor
dierenzorg. Dierenhulporganisaties zijn geen terreineigenaren of beheerders, zodoende
zijn zij wat mij betreft niet als eerste aan zet om het opruimen van dode vogels te
organiseren. Er zijn gemeenten die goede afspraken hebben met dierenhulporganisaties
over het opruimen van dode vogels, die goed werken. Zoals gezegd voel ik me verantwoordelijk
voor een landelijke structuur. Financiële steun voor de kosten die regionale en lokale
partijen maken in de uitvoering past daar niet bij.
De uitgaven ter voorkoming en bestrijding van vogelgriep in gehouden dieren worden
betaald uit het Diergezondheidsfonds. Dat fonds wordt deels gevuld door de sector,
via jaarlijkse heffingen, en deels door LNV en de Europese Unie. Uit dat fonds worden
ook de uitgaven betaald voor ruimingen bij een besmetting. Dit met als enig doel de
veehouders te stimuleren snel melding van verschijnselen van mogelijke besmetting
te melden bij de overheid, zodat een uitbraak zo snel mogelijk in de kiem kan worden
gesmoord en erger kan worden voorkomen. De Europese regelgeving verplicht tot ruimingen.
De Wet dieren verplicht de Minister van LNV tot het vergoeden van ruimingen. Het gaat
hier om een gezamenlijk belang van het bedrijfsleven en de overheid voor de preventie
en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Het bedrijfsleven financiert daarom
deels mee aan deze vergoedingen voor ruimingen, tot aan een plafond. Daarmee komt
het eigen belang van de sector tot uitdrukking. Wanneer het plafonds is bereikt, komt
de financiering ten laste van de overheid. Bij de zorg voor wilde vogels is sprake
van een andere situatie: de Europese en nationale regelgeving verplicht niet tot het
bestrijden van besmettelijke ziektes bij wilde vogels door middel van ruimingen zoals
bij gehouden dieren. Dat is ook onmogelijk.
In 2020 heb ik eenmalig een subsidie verstrekt aan dierenhulporganisaties voor hun
hulp bij het ophalen van wilde vogels met vogelgriep. Ik waardeer het werk dat de
dierenhulporganisaties doen, maar ik ben niet van plan om dierenhulporganisaties structureel
te gaan ondersteunen.
Binnen een beperkingszone, 10 km rondom een besmette locatie, is het verboden om vogels,
vogelproducten en mest te vervoeren van en naar een inrichting. Een inrichting is
een locatie waar dieren gehouden worden, met uitzondering van een huishouden waar
gezelschapsdieren gehouden worden of een veterinaire kliniek. Locaties waar kippen,
kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven fazanten, patrijzen en
loopvogels gehouden worden zijn altijd een inrichting. Een locatie waar andere vogels
dan diegene die hierboven genoemd worden, niet commercieel worden gehouden (zoals
papagaaien, kanaries en parkieten) is géén inrichting maar een huishouden met gezelschapsdieren.
Dierenambulances mogen vogels ophalen van straat, maar mogen deze niet naar een opvang
brengen binnen het gebied, wel naar een dierenarts.
Eén van de acties binnen het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid is het
verhogen van de zoönosengeletterdheid bij burgers en professionals. Aangezien wildopvangmedewerkers
vaak in contact komen met zieke dieren, zijn zij één van de doelgroepen waarop ingezet
wordt. Dutch Wildlife Health Centre is gevraagd een cursus voor deze doelgroep te
ontwikkelen. Met deze cursus wordt de zoönosengeletterdheid vergroot. Daarnaast wordt
bekeken voor welke andere professionals een verhoogde zoönosengeletterdheid gewenst
is.
Voor burgers heeft het RIVM een marktonderzoek uitgezet om te inventariseren voor
welke transmissieroutes en doelgroepen aanvullende communicatie zinvol is. In dit
onderzoek zijn ook vragen opgenomen over wat burgers doen als zij wilde, zieke of
dode dieren zien. Ook is hen gevraagd welke maatregelen volgens hen effectief zijn
om te voorkomen dat je zelf ziek wordt bij contact met deze dieren. De resultaten
van dit onderzoek zijn naar verwachting dit voorjaar beschikbaar. Op basis van deze
resultaten wordt bepaald of intensivering van bestaande communicatie of aanvullende
communicatie-inzet gericht op verhoging van de kennis en bewustwording voor burgers
nodig is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie en reactie van
de bewindspersoon
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties maken zich zorgen over de ontwikkelingen
rondom de vogelgriep: een virus dat zich niet meer tot een bepaald seizoen beperkt.
Deze leden zien deze ontwikkelingen als een gevolg van de verziekte verhouding tussen
mens en dier. Als de Nederlandse pluimveesector zes miljoen dieren moet ruimen om
te functioneren, zit er iets in de kern mis.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zien dat de Minister zijn pijlen richt
op de omgang met (kadavers van) wilde vogels. Deze leden missen een reflectie op de
rol van de pluimveesector, waarin opgehokte vogels vrij baan bieden voor het virus
om te tieren, in de woorden van de Minister. In hoeverre zijn de plannen van de Minister
gericht op het voorkomen van verdere mutaties? Welke rol speelt de pluimveesector,
naast het tijdig ruimen van vogels, in de preventie van vogelgriepuitbraken? Deelt
de de Minister de mening dat het verlagen van de veedichtheid een uitgangspunt moet
zijn in de preventie van vogelgriepuitbraken, zoals ook werd aanbevolen in het rapport
«Zoönosen in het vizier»?1
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties wijzen op enkele aanbevelingen uit het
rapport-Bekedam. Hoe geeft de Minister invulling aan de aanbeveling om de zoönosegeletterdheid
te ontwikkelen, nu het virus het hele jaar aanwezig is? Heeft de Minister een draaiboek
uitgewerkt voor het geval dat de vogelgriep zich op korte termijn op gevaarlijke wijze
ontwikkelt? Zo ja, wanneer gaat hij dit delen met de Kamer? Wanneer komt de Minister
met maatregelen om de dichtheid van veehouderijen en de aantallen dieren op de bedrijven
te verminderen?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zetten kanttekeningen bij de gepresenteerde
leidraad. Hoewel de Minister toegeeft dat een duidelijke rolverdeling nodig is zodat
decentrale overheden effectief kadavers kunnen ruimen, houdt hij het antwoord in het
midden. Deelt de Minister de mening dat een eenduidige aanbeveling over de rolverdeling,
waarvan kan worden afgeweken indien noodzakelijk, meer houvast zou geven voor de organisaties
die dit moeten uitvoeren? Hoe gaat de Minister toezien op de uitvoering van deze taken,
als elke regio toch een eigen werkmethode gebruikt?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties vinden het kwalijk dat uitvoerende organisaties
niet worden gecompenseerd voor het ruimen van kadavers, terwijl deze dienst in het
belang is van onze volksgezondheid en het aantal getroffen vogels waarschijnlijk alleen
maar zal toenemen. De motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 28 807, nr. 217) vraagt óók om de kosten van de uitvoering in kaart te brengen. Gaat de Minister
deze berekening delen?
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties constateren dat de vogelgriep zich niet
aan landsgrenzen houdt, daarom verwachten deze leden een bredere aanpak. Hoe coördineert
de Minister deze aanpak met onze buurlanden en andere EU-lidstaten? Is de Minister
van mening dat Nederland, als land met de grootste veedichtheid, een bijzondere verantwoordelijkheid
draagt in het tegengaan van verdere virusmutaties? Hoe past deze opgave binnen andere
lopende processen, zoals het Nationaal Programma Landelijk Gebied en het Landbouwakkoord?
Tot slot zijn de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties van mening dat er meer
actie nodig is om de risico’s van de vogelgriep écht in te perken. De plannen die
zijn gericht op wilde vogels moeten niet afleiden van de grotere omschakeling die
nodig is naar een landbouwsector met respect voor mens, dier en natuur. Deze leden
vrezen dat er onder onze neus een gigantisch gezondheidsrisico zal blijven ontstaan
met mogelijk ongekende en wereldwijde gevolgen zonder beleid dat is gericht op deze
lange termijn. Gaat de Minister dit aanpakken met de urgentie die het nodig heeft?
Antwoord
De aanpak van vogelgriep in de pluimveehouderij is al gericht op het voorkomen van
mutaties. Besmette bedrijven worden snel geruimd zodat de bron van virusvermeerdering
op bedrijven wordt weggehaald. Daarnaast neem ik maatregelen om verspreiding naar
andere bedrijven te voorkomen. Ook het opruimen van dode wilde vogels op plekken waar
(huis)dieren of mensen in contact kunnen komen met besmette vogels draagt hieraan
bij. De sector is nauw betrokken bij de vogelgriep aanpak en denkt en werkt mee aan
oplossingsrichtingen, bijvoorbeeld op het gebied van bioveiligheid.
Er bestaan verschillende risicofactoren voor de kans op insleep en verspreiding van
vogelgriep. De combinatie van bedrijfs- en dierdichtheid is een van deze risicofactoren.
In mijn Kamerbrief van 11 oktober 2022 (Kamerstuk 28 807, nr. 269) heb ik, mede namens de Minister van VWS, een intensiveringsplan preventie vogelgriep
aangekondigd. In die brief heb ik ook aangegeven dat de huidige situatie met urgentie
vraagt om een verkenning van alle denkbare maatregelen voor de korte en lange termijn.
Hierbij zal ook worden verkend welke maatregelen haalbaar en effectief zijn in pluimveedichte
gebieden. Ik zal u in het eerste kwartaal op hoofdlijnen informeren over het intensiveringsplan.
Voorde zomer zal ik u informeren over de verdere invulling van het intensiveringsplan.
Dit omdat ook de maatregelen, die worden verkend, een zorgvuldige haalbaarheids- en
impactanalyse vergen.
Daarnaast zijn in het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid verschillende
acties benoemd die de respons op een zoönose moeten versterken, zoals het updaten
van draaiboeken, en het opstellen van een landelijk crisisplan infectieziektebestrijding
(waarvan zoönosen een onderdeel zijn). Het nationaal actieplan is opgesteld in het
kader van de beleidsagenda pandemische paraatheid.
Eén van de acties binnen het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid is het
verhogen van de zoönosengeletterdheid bij burgers en professionals. Aangezien wildopvangmedewerkers
vaak in contact komen met zieke dieren, zijn zij één van de doelgroepen waarop ingezet
wordt. Dutch Wildlife Health Centre is gevraagd een cursus voor deze doelgroep te
ontwikkelen. Met deze cursus wordt de zoönosengeletterdheid vergroot. Daarnaast wordt
bekeken voor welke andere professionals een verhoogde zoönosengeletterdheid gewenst
is.
Voor burgers heeft het RIVM een marktonderzoek uitgezet om te inventariseren voor
welke transmissieroutes en doelgroepen aanvullende communicatie zinvol is. In dit
onderzoek zijn ook vragen opgenomen over wat burgers doen als zij wilde, zieke of
dode dieren zien. Ook is hen gevraagd welke maatregelen volgens hen effectief zijn
om te voorkomen dat je zelf ziek wordt bij contact met deze dieren. De resultaten
van dit onderzoek zijn naar verwachting dit voorjaar beschikbaar. Op basis van deze
resultaten wordt bepaald of intensivering van bestaande communicatie of aanvullende
communicatie-inzet gericht op verhoging van de kennis en bewustwording voor burgers
nodig is.
Dierziekten en zoönosen worden als meekoppelende structurerende keuze meegenomen in
het NPLG. Dit met het doel om het risico op insleep en verspreiding van (zoönotische)
ziekteverwekkers te verkleinen. Er worden adviezen opgesteld die provincies als handvatten
kunnen gebruiken voor hun gebiedsplannen en besluitvormingsprocessen. Een deel van
deze adviezen ziet specifiek toe op vogelgriep.
De leidraad maakt duidelijk in hoeverre partijen een verantwoordelijkheid hebben op
basis van de wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Ik neem daar regie in met
de landelijke werkgroep «vogelgriep in wilde vogels» die ik opzet. Ik wil samen met
partijen een invulling geven en zal met de werkgroep onderzoeken wat nodig is. Ik
ga er op toezien dat alle relevante partijen betrokken worden en dat zij de uitvoering
kunnen organiseren binnen de landelijke structuur waar ik samen met partijen aan zal
bouwen.
Het is onmogelijk om voor iedere gemeente, provincie, of terreinbeheerder de kosten
voor het opruimen van dode wilde vogels in kaart te brengen. De inzet en daarmee de
kosten die gemaakt moeten worden voor het opruimen van dode wilde vogels met vogelgriep
zal in de tijd verschillen. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen plaatsen en
is het afhankelijk van hoe efficiënt de uitvoering geregeld kan worden. Met de landelijke
werkgroep zal ik in kaart brengen wat er nog meer nodig is voor een goede uitvoering
en of en zo ja hoe, ik daar vanuit de landelijke structuur aan kan bijdragen.
Er is geregeld overleg binnen de Europese Unie, tussen de Chief Veterinary Officers,
bij de Landbouw- en Visserijraad en bij het SCoPAFF (Standing Committee on Plants,
Animals, Food and Feed). De Europese Commissie zal begin 2023 een werkgroep instellen
die verschillende zaken ten aanzien van vaccinatie vogelgriep zal adresseren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PvdD-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de Kamerbrief
over de leidraad «omgang met wilde vogels met vogelgriep» en hebben hier nog enkele
kritische vragen over. De hoogpathogene vogelgriep, die momenteel door het land en
de wereld raast, vormt één van de grootste bedreigingen voor mensen en dieren. Experts
en virologen spreken van een tikkende tijdbom. Hoe meer kans het virus krijgt om over
te springen op de mens en te muteren, des te waarschijnlijker is het dat er een gevaarlijke
lijn ontstaat die een pandemie in gang kan zetten, aldus de Britse hoogleraar gezondheidszorg
Devi Sridhar2.
Opruimen van kadavers om verdere verspreiding van vogelgriep tegen te gaan
De leden van de PvdD-fractie constateren het gevaar van de vogelgriep voor de volksgezondheid.
Erkent de Minister dit gevaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt de Minister de mening
dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat de vogelgriep zich verspreidt over vogels
of andere wilde dieren? Zo nee, waarom? Zo ja, deelt de Minister de mening dat het
opruimen van dode vogels en het behandelen van zieke vogels een zeer belangrijk onderdeel
is van het inperken van de verspreiding van het vogelgriepvirus? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, waarom neemt het kabinet dan geen regie? Kan de Minister uitleggen waarom er
nog steeds wordt ingezet op vrijwilligheid bij eigenaren van de grond waar een dier
met vogelgriep terecht komt, oftewel provincies, gemeenten, natuurorganisaties, waterschappen,
boeren en zelfs particulieren?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het opruimen van vogels besmet met vogelgriep
een verplichting is vanuit Europese wetgeving en geen kwestie van vrijwilligheid.
Kan de Minister dit bevestigen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om een
coördinerende rol te nemen en zorg te dragen voor een toegankelijk en goed gespreid
netwerk met locaties waar kadavers op een verantwoorde wijze vernietigd kunnen worden?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?
Vogelgriep onder in het wild levende (zoog)dieren
De leden van de PvdD-fractie constateren dat onder wilde vogels een slachting van
ongekende omvang plaatsvindt. Broedvogels, veelal in kolonies, leggen massaal het
loodje. Kan de Minister aangeven hoeveel schade de vogelgriep tot nu toe heeft toegebracht
aan vogelpopulaties in Nederland, graag uitgesplitst naar vogelsoort? Wat betekent
dit voor de populaties van in het wild levende vogels in Nederland? Wat betekent dit
voor de goede staat van instandhouding voor die vogelpopulaties? Hoe lang zal het
duren voor de populaties zijn hersteld? Zal dit spontaan gebeuren of zijn herstelmaatregelen
nodig?
Daarbij merken de leden van de PvdD-fractie op dat ook steeds meer zoogdieren met
het vogelgriepvirus besmet raken. Het virus is inmiddels wereldwijd gevonden bij onder
andere vossen, zeehonden, bunzingen, otters, dassen, nertsen en een zwarte beer. Kan
de Minister aangeven welke andere (zoog)dieren al wereldwijd besmet zijn met het vogelgriepvirus
geweest? Wat is de impact van de vogelgriep voor de vossenpopulatie en de goede staat
van instandhouding? Kan de Minister aangeven hoeveel mutaties hebben plaatsgevonden
die de verspreiding van het virus onder zoogdiersoorten mogelijk hebben gemaakt? Wat
is de impact van de vogelgriep op in het wild levende dierpopulaties? Wat betekenen
de mutaties voor de in het wild levende dierpopulaties? Wat is de Minister van plan
te doen om vogelgriep onder in het wild levende dieren te beperken?
Dierenhulporganisaties
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat dierenhulporganisaties een onmisbare
rol spelen bij het beperken van de verspreiding van het vogelgriepvirus, het beschermen
van de volksgezondheid en het behandelen van zieke, wilde vogels. In de praktijk zijn
deze organisaties vaak het eerste aanspreekpunt voor burgers die een dier met vogelgriep
aantreffen en degene die de overleden vogels ophalen.
De leden van de PvdD-fractie zijn er daarom van overtuigd dat het in het belang van
de samenleving is dat dierenhulporganisaties de mogelijkheden hebben om hun werk naar
behoren te kunnen uitvoeren, wat op dit moment niet het geval is. Veel wildopvangcentra
kampen met ernstige financiële problemen omdat ze grotendeels of volledig afhankelijk
van giften en donaties zijn. Wildopvangcentra ontvangen onvoldoende of geen enkele
structurele financiering van provincies en/of gemeenten en geen (structurele) financiering
van het Rijk. Ook worden ze niet gecompenseerd voor de extra gemaakte kosten vanwege
vogelgriep. De afwezigheid van structurele financiering heeft ertoe geleid dat sommige
wildopvangcentra al noodgedwongen de deuren hebben moeten sluiten en anderen op korte
termijn dreigen te moeten sluiten. Dierenhulporganisaties vragen «een passende regeling
te treffen met een structurele vergoeding om het werk van dierenhulpverleners te continueren».3 Ook de Raad voor Dierenaangelegenheden heeft in haar zienswijze «Dilemma’s in de
wildopvang» geconcludeerd dat hulp vanuit de overheid nodig is om de wildopvangcentra
hun werk te kunnen laten doen. Deze leden constateren dat de Minister aangeeft zijn
verantwoordelijkheid te nemen, maar zien deze verantwoordelijkheid niet terug in het
beleid aangezien er wordt geweigerd om op welke wijze dan ook financiële steun te
bieden aan dierenhulporganisaties. Deze leden vinden het niet uit te leggen dat de
overheid wel tientallen miljoenen euro’s bijdraagt aan het compenseren van pluimveehouders
die te maken krijgen met een vogelgriepuitbraak, maar geen enkele bijdrage lijkt te
gaan leveren aan de organisaties die in het wild levende dieren met vogelgriep helpen.
Graag ontvangen deze leden een reactie van de Minister.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de ambtsvoorganger van deze Minister
in maart 2021 eenmalig 50.000 euro aan subsidie heeft toegekend aan dierenhulporganisaties.
Dit betrof een dekking van ongeveer 50% van de extra kosten die dat seizoen vanwege
de vogelgriep zijn gemaakt. Is het de Minister bekend hoeveel extra kosten dit seizoen
door dierenhulporganisaties zijn gemaakt vanwege de vogelgriep? Waarom kiest de Minister
er niet opnieuw voor om een eenmalige subsidie uit te keren nu er nog steeds verhoogde
kosten zijn?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat naast de belangrijke rol die dierenhulporganisaties
spelen bij de aanpak van vogelgriep, ze het ook mogelijk maken dat de zorgplicht uit
artikel 2.1 lid 6 en lid 7 van de Wet Dieren kan worden nageleefd. Dit artikel verplicht
eenieder de nodige zorg te verlenen aan een hulpbehoevend dier, als het een niet-gehouden
dier betreft. In de schriftelijke beantwoording vragen gesteld tijdens de eerste termijn
van de begrotingsbehandeling Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit schrijft de Minister
dat wildopvangorganisaties zelf het initiatief nemen om hier invulling aan te geven,
dat dit wordt gewaardeerd, maar wel een eigen initiatief blijft (Noot bij de Handelingen
II 2022/23, nr. 32, item 13). Deze leden vragen hoe particulieren aan de zorgplicht kunnen voldoen als wildopvangcentra
dit initiatief niet zouden nemen. Kan de Minister bevestigen dat wildopvangcentra
een essentieel én noodzakelijk onderdeel zijn van het uitvoeren van deze zorgplicht
aangezien het voor particulieren onmogelijk is om hulp te bieden aan in het wild levende
dieren, omdat zij doorgaans niet beschikken over de benodigde expertise en opvangmogelijkheden
om hulp te bieden aan een hulpbehoevend dier uit het wild? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister van mening is dat het noodgedwongen
moeten sluiten van wildopvangcentra het voor particulieren moeilijker of zelfs onmogelijk
kan maken om aan de zorgplicht te voldoen? Deelt de Minister de mening dat het omvallen
van wildopvangcentra ertoe kan leiden dat de leidraad niet adequaat kan worden uitgevoerd
en dat er geen invulling kan worden gegeven aan artikel 2.1 lid 6 en 7 van de Wet
dieren? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om het besluit om wildopvangcentra
op geen enkele manier financieel te ondersteunen te heroverwegen? Graag ontvangen
deze leden hierop een reactie.
Antwoord
Het opruimen van kadavers
Natuurlijk ben ik mij bewust van het risico voor de volksgezondheid. Daarom werk ik
aan een intensiveringsplan vogelgriep en doe ik dit in nauwe samenwerking met de Minister
van VWS. De maatregelen die ik nu neem zijn gericht op het voorkomen van insleep en
verspreiding van het virus en daarmee mutaties te voorkomen zoals het ruimen van besmette
dieren. Met het opruimen van dode wilde vogels wordt zo goed als mogelijk voorkomen
dat (huis)dieren en mensen in contact kunnen komen met besmette wilde vogels.
Er is niet expliciet wettelijk geregeld wie verantwoordelijk is voor het opruimen
van dode wilde dieren die al dan niet doodgegaan zijn aan vogelgriep. De Europese
verordening legt een plicht neer bij de bevoegde autoriteit (Minister van LNV en de
NVWA) om te zorgen dat dode wilde vogels waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn
met een lijst A-ziekte worden opgeruimd. Die plicht richt zich op de coördinerende
rol. Voor de uitvoering ervan is het nodig dat ook andere partijen vanuit hun eigen
rol en verantwoordelijkheid meewerken. Zoals in eerdere antwoorden aangegeven zie
ik de oplossing niet in regelgeving. Ik ben het met u eens dat een strakker gecoördineerd
netwerk nuttig kan zijn en ik wil samen met partijen een invulling geven en zal met
de landelijke werkgroep «vogelgriep in wilde vogels» onderzoeken wat daarvoor nodig
is. Er moet ruimte zijn om partijen de gelegenheid te geven hun rol in te vullen zoals
zij denken dat dat het beste is.
Vogelgriep onder in het wild levende (zoog)dieren
De impact van vogelgriep op vogelsoorten is onderzocht, onder andere naar aanleiding
van de motie Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 28 807, nr. 247). Uw Kamer ontvangt in februari van de Minister voor N&S het rapport van Sovon over
de impact van hoogpathogene vogelgriep op vogelpopulaties in Nederland, waarin wordt
ingegaan op de schade aan vogelpopulaties, wat het betekent voor populaties en de
goede staat van instandhouding en herstel. De Minister voor N&S zal haar appreciatie
van het rapport meesturen.
Wereldwijd zijn er verschillende carnivoren zoogdieren besmet geraakt met het vogelgriepvirus.
Ik heb geen complete lijst met de soorten die besmet geraakt zijn. Op dit moment is
er geen impact op de Nederlandse vossenpopulatie bekend en is ook geen enkel effect
op deze populatie merkbaar.
Dierenhulporganisaties
De uitgaven ter voorkoming en bestrijding van vogelgriep in gehouden vogels worden
betaald uit het Diergezondheidsfonds. Dat fonds wordt deels gevuld door de sector,
via jaarlijkse heffingen, en deels door LNV en de Europese Unie. Uit dat fonds worden
ook de uitgaven betaald vanwege de vergoedingen voor ruimingen bij besmetting. Dit
met als doel de veehouders te stimuleren snel melding van verschijnselen van mogelijke
besmetting te melden bij de overheid, zodat een uitbraak zo snel mogelijk in de kiem
kan worden gesmoord en erger kan worden voorkomen. De Europese regelgeving verplicht
tot ruimingen. De Wet dieren verplicht de Minister van LNV tot het vergoeden van ruimingen.
Het gaat hier om een gezamenlijk belang van het bedrijfsleven en de overheid van preventie
en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Het bedrijfsleven financiert daarom
deels mee aan deze vergoedingen voor ruimingen, tot aan een plafond. Wanneer het plafonds
is bereikt, komt de financiering ten laste van de overheid. Bij de zorg voor wilde
vogels is sprake van een andere situatie: de Europese en nationale regelgeving verplicht
niet tot het bestrijden van besmettelijke ziektes bij wilde vogels door middel van
ruimingen. Dat zou ook onmogelijk zijn.
Het is mij niet bekend hoeveel kosten dierenhulporganisaties afgelopen jaar gemaakt
hebben vanwege vogelgriep. In 2020 heb ik eenmalig een subsidie verstrekt aan dierenhulporganisaties
voor hun hulp bij het ophalen van wilde vogels met vogelgriep gezien de onvoorziene
en uitzonderlijke situatie toen. Ik waardeer het werk dat de dierenhulporganisaties
doen maar ik ben niet van plan om dierenhulporganisaties structureel te gaan ondersteunen.
De zorgplicht in de Wet dieren verplicht een ieder de nodige zorg te verlenen aan
een hulpbehoevend dier. Dit is ook van toepassing voor in het wild levende dieren.
Zoals de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) aanbeveelt in haar zienswijze «Dilemma’s
in de wildopvang» moeten burgers op de hoogte zijn wanneer een dier wel of niet hulpbehoevend
is. Mensen zouden eerst deskundige hulp moeten zoeken voordat ze actie ondernemen
en een dier uit de natuur weghalen, dit is immers niet altijd in het belang van het
dier en de natuur. Deze deskundige hulp kan bestaan uit dierenartsen, dierenambulances
of wildopvangorganisaties. Zoals is aangegeven in de beantwoording van de vragen tijdens
de begrotingsbehandeling van 7 december 2022 (Noot bij Handelingen II 2022/23, nr.
32 item 13) is het ministerie voornemens meer aandacht te besteden aan de communicatie
richting de burgers over de omgang met hulpbehoevende wilde dieren. De leidraad «omgang
met wilde vogels met vogelgriep» is een document dat informatie moet geven, onder
andere, over wettelijke kaders, die als basis kan dienen voor de uitvoering. Ik zie
primair andere partijen voor het opruimen van dode wilde vogels aan de lat staan dan
dierenhulporganisaties; het opruimen van kadavers in de eerste plaats een aangelegenheid
van de beheerder of eigenaar van de grond.
Het ministerie heeft op 12 januari jl. een gesprek met de wildopvangorganisaties en
decentrale overheden gevoerd. Daarbij is gesproken over welke opgaves wildopvangorganisaties
tegen komen. Het ministerie gaat kijken of en op welke manier het ministerie kan bijdragen
aan deze opgaves. In ieder geval ziet het ministerie een rol weggelegd om tegemoet
te komen aan de bestaande kennis- en informatiebehoefte bij wildopvangcentra, in de
vorm van onderzoek bijvoorbeeld. Ook wordt er een verkenning gestart met dierenartsen
en paraveterinairen om te bezien of en in welke vorm veterinaire handelingsbevoegdheden
verlegd kunnen worden. Het ministerie ziet meerdere manieren, anders dan structurele
financiële ondersteuning, om tegemoet te komen aan de opgaves die er liggen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de stukken bij de leidraad «omgang
met wilde vogels met vogelgriep en andere vogelgrieponderwerpen en heeft daarover
nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie is van mening dat het een goede zaak is om landelijk de
regie te voeren bij de aanpak van wilde vogels met vogelgriep en het opruimen daarvan.
Het virus kan, zoals blijkt, onder bepaalde omstandigheden nog maanden in de karkassen
aanwezig blijven, waarmee het andere vogels nog kan besmetten. Het opruimen van karkassen
lijkt dus een belangrijk element om verdere verspreiding te voorkomen. Te lezen in
het verslag van de deskundigen dierziekten is dat de circulatie van het virus onder
wilde vogels aanzienlijk is en dit in de komende periode nog verder kan toenemen door
de aankomst van bij ons overwinterende watervogels (de najaarstrek van watervogels
is nog niet ten einde). Het beeld in Europa blijkt soortgelijk. Kan de Minister aangeven
of het uitbreiden van bepaalde populaties vogels bijdraagt aan de hoge mate van virale
circulatie onder vogels? Voor de voor vogelgriep gevoelige populaties, kan de Minister
een overzicht delen met de omvang van die populaties vanaf de jaren tachtig tot nu,
waarbij de initiële streefwaarde bij vermeld is? Dit lid vindt het goed om te lezen
dat Sovon binnenkort de actuele populatiecijfers over ganzen publiceert. Dit lid zou
echt deze aangevuld willen zien in een overzicht met de eerder genoemde vogelsoorten,
om de drukfactor van de populatieomvang te kunnen inschatten. Denkt de Minister, in
hypothese, dat het terugbrengen van bepaalde populaties bij zou kunnen dragen aan
het reduceren van de virale circulatie onder wilde vogels, omdat de drukkende factor
daarmee vermindert? Graag ontvangt dit lid hierop een onderbouwd antwoord.
Het lid van de BBB fractie leest met betrekking tot het vaccineren van pluimvee dat
er een expertbeoordeling komt op basis van proeven, onder andere in het buitenland.
Dit lid is van mening dat de belemmeringen voor vaccineren niet snel genoeg uit de
weg kunnen zijn geruimd. Kan de Minister meer vertellen over de stand van zaken met
betrekking tot eventuele handelsbelemmeringen?
Antwoord
De Kamer ontvangt begin februari het rapport van Sovon Vogelonderzoek Nederland over
de impact van hoogpathogene vogelgriep op vogelpopulaties in Nederland. Voor de overzichten
van populatieaantallen verwijs ik u naar de site van Sovon4. Ik kan niet aangeven wat de invloed is van een toename van- of het terugdringen
van een of meerdere van die soorten op de circulatie van vogelgriep onder wilde vogels.
Echter hebben we afgelopen zomer gezien dat er nog veel uitbraken waren bij pluimveehouderijen,
toen er in relatie tot het najaar weinig watervogels waren, terwijl er in het najaar
en winter toch minder uitbraken zijn en wel meer watervogels. Een verklaring kan zijn
dat vogels beschermd zijn nadat zij een eerdere infectie hebben overleefd. In mijn
Kamerbrief over stand van zaken vogelgriep januari 2023 (Kamerstuk 28 807, nr. 284) stuur ik de recente analyse van de deskundigengroep dierziekten5 mee over, onder andere, de situatie in wilde en gehouden vogels ten aanzien van vogelgriep.
De Europese Commissie zal begin 2023 een werkgroep instellen die verschillende zaken
ten aanzien van vaccinatie zal adresseren. Nederland zal bij de Europese Commissie
aangegeven de gevolgen van vaccinatie voor de handel te willen bespreken en ook de
mogelijkheden te willen verkennen om onder de vlag van de EC een vaccinatiepilot uit
te voeren. Wat betreft het draagvlak voor vaccinatie en afnemen van producten van
gevaccineerde dieren in de EU hangt veel af van de ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie
en hoe de lidstaten deze bestrijden met de huidige maatregelen. De nieuwe conceptverordening
over onder andere het gebruik van vaccins ter preventie van vogelgriep zal begin volgend
jaar van toepassing worden. Hierin staan de voorwaarden voor toepassing van vaccinatie,
monitoring en veilige handel. Deze conceptverordening is afgestemd met alle lidstaten,
en is daarmee een indicatie voor het draagvlak voor vaccinatie. Handel in producten
van gevaccineerde dieren is mogelijk. Het is echter de vraag of lidstaten uiteindelijk
daadwerkelijk tot vaccinatie zullen overgaan of producten zullen afnemen. De conceptverordening
geeft importerende lidstaten de mogelijkheid om op basis van hun eigen risicobeoordeling
te bepalen of ze daartoe bereid zijn. Het al dan niet afnemen van producten van gevaccineerde
dieren is daarmee aan private partijen in lidstaten. Met enkele belangrijke handelspartners
zal worden gekeken hoe zij staan tegenover vaccinatie en aanpassingen om certificaten
aan te passen. Er wordt ook geïnventariseerd hoe derde landen producten van gevaccineerd
pluimvee zullen beoordelen om hierop te anticiperen. De internationale handelsaspecten
van vaccinatie hebben de volle aandacht van het ministerie, het is van groot belang
om samen met de sector- en marktpartijen te werken aan brede internationale acceptatie
van vaccinatie tegen vogelgriep. De Tweede Kamer zal geregeld over de besprekingen
worden geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.L. Geurts, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
A. Holtjer, adjunct-griffier