Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het rapport 'onderzoek backpay weduwen' (Kamerstuk 20454-172)
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 182
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 februari 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de brief van 1 oktober 2021 over het rapport «onderzoek backpayregeling
weduwen» (Kamerstuk 20 454, nr. 172).
De vragen en opmerkingen zijn op 29 maart 2022 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 31 januari 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
Adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
4
II.
Reactie van de Staatssecretaris
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de onderzoekers voor het uitvoerige onderzoek dat
zij gedaan hebben naar een backpayregeling voor weduwen. Zij hebben nog enkele vragen
en opmerkingen over het rapport.
Allereerst krijgen genoemde leden graag een reflectie van de Staatssecretaris op de
voortgang van de gesprekken met vertegenwoordigers uit de Indische gemeenschap. Kan
de Staatssecretaris toelichten hoe dit traject tot nu toe is verlopen? De leden van
de VVD-fractie zijn benieuwd of de vertegenwoordigers die hij heeft gesproken zich
kunnen vinden in de conclusies van dit rapport. Hebben de vertegenwoordigers bij de
Staatssecretaris hun voorkeur uitgesproken voor een bepaald scenario? Zo ja, welke?
Wat is de visie van de Staatssecretaris hierop?
Voorts horen de leden van de VVD-fractie graag hoe de Staatssecretaris de conclusies
uit het rapport beziet. Komt er, in aanvulling op de brief van voormalig Staatssecretaris
Blokhuis, nog een officiële reactie op het rapport?
In de conclusie worden verschillende knelpunten benoemd, zoals financiën, uitvoerbaarheid
en draagvlak. Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre hij deze knelpunten onoverkomelijk
dan wel oplosbaar vindt? En kan hij daarbij ook ingaan op hoe hij deze knelpunten
in relatie tot elkaar weegt?
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris hoe de vervolgstappen eruit
komen te zien met betrekking tot dit vraagstuk. Welk tijdspad ziet de Staatssecretaris
voor zich?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het rapport naar een backpayregeling
voor weduwen van ambtenaren of KNIL-militairen die ten tijde van de Japanse bezetting
(van 1942 tot 1945) in dienst waren van het Nederlands-Indisch Gouvernement, en aan
wie gedurende de Japanse bezetting onvolledig salaris is uitbetaald. Tevens waren
zij aanwezig bij de petitie-aanbieding van het Indisch Platform 2.0 op 22 februari
jl. De leden van de D66-fractie willen vooropstellen dat snelheid geboden is om snel
tot een regeling te komen, zeker omdat het nu tachtig jaar geleden is dat de Japanse
bezetting begon en dat de weduwen (lees: weduwen en weduwnaars) inmiddels een zeer
hoge leeftijd hebben bereikt. Zij hopen daarom dat de Staatssecretaris snel de vragen
van de Kamer beantwoordt en tot vervolgstappen komt.
De leden van de D66-fractie hebben de kabinetsreactie1 gelezen van het destijds demissionaire kabinet. Hierin wordt gesteld dat zij in demissionaire
status niet wil voorsorteren over de wenselijkheid en de proportionaliteit van een
eventuele regeling. Genoemde leden vragen daarom wat het standpunt is van de Staatssecretaris
na het lezen van het rapport naar een backpayregeling voor weduwen. Zij vragen daarbij
expliciet of de Staatssecretaris voornemens is alsnog een regeling te starten en voor
welk scenario uit het rapport hij kiest.
De leden van de D66-fractie lezen in de genoemde brief tevens dat het kabinet, op
basis van dit rapport, met vertegenwoordigers van de Indische gemeenschap in gesprek
zou gaan over hoe zij de bevindingen lezen. Deze leden zijn benieuwd naar de uitkomsten
van deze gesprekken en wat de Staatssecretaris hiervan meeneemt. Zij vragen de Staatssecretaris
hoe hij voornemens is om vertegenwoordigers te betrekken bij het uitwerken van een
regeling. Deze leden willen benadrukken dat het proces eerlijker, duidelijker en transparanter
kan worden dankzij goede afstemming met vertegenwoordiging, en dat het zelfs zou kunnen
versnellen.
De leden van de D66-fractie constateren dat in het rapport wordt gezegd dat een backpayregeling
voor weduwen niet onmogelijk is, maar dat een dergelijke regeling wel complexer zal
zijn dan de eerdere regeling uit 2015. Zij merken wel op dat de groep aanzienlijk
kleiner zal zijn dan de eerdere regeling en willen daarom pleiten voor een ruim opgezette
regeling, ook als het gaat om het aanleveren van bewijs. Zij vragen de Staatssecretaris
hoe hij hier tegenaan kijkt en vragen hem specifiek in te gaan op de vier kernkeuzes
die geschetst worden in het rapport, te weten: peildatum huwelijk, peildatum in leven,
woonplaats en toekenning. Zij vragen hem daarbij ook naar de keuze van de hoogte van
het bedrag.
De leden van de D66-fractie realiseren dat toekenning via ambtshalve veel uitdaging
vraagt en zijn dus benieuwd naar het standpunt van de Staatssecretaris hierin. Zij
vragen de Staatssecretaris hierbij of hij bereid is de mogelijkheden te betrekken
om mensen actief te benaderen dat de regeling openstaat, bijvoorbeeld via de AOW-uitkering.
Welke alternatieven zijn er verder om mensen actief te benaderen over de regeling?
De leden van de D66-fractie vragen tot slot naar de tijdsplanning van de Staatssecretaris
voor de aankomende periode, vanaf het moment dat een eventuele regeling wordt opgestart
tot het moment wanneer het gehele proces is afgerond.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief en het rapport over
de backpayregeling voor weduwen en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
Genoemde leden zijn benieuwd wat de Staatssecretaris vindt van de uitkomsten van het
onderzoek. Zij lezen dat de Staatssecretaris met vertegenwoordigers van de Indische
gemeenschap in gesprek gaat over hoe zij de bevindingen lezen. Kan de Staatssecretaris
aangeven op welke termijn deze gesprekken gaan plaatsvinden en met wie deze gesprekken
zullen gaan plaatsvinden?
De leden van de PVV-fractie zijn verbaasd over de conclusie dat er geen compleet onderzoek
bestaat. Is de Staatssecretaris bekend met de lijsten van de weduwen die in aanmerking
komen voor de backpayregeling, opgemaakt door OneBigAgency? Heeft het oude Indisch
Platform de Staatssecretaris op de hoogte gebracht van de weduwenlijst die is samengesteld
door OneBigAgency? De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft op verzoek van Stichting
Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp ook een lijst bijgehouden van alle weduwen die
een aanvraag hebben ingediend. Heeft de Staatssecretaris deze ontvangen?
Onlangs meldden zich drie vrouwen/weduwen via Indisch Platform 2.0/Meldpunt Indische
Kwestie. Zij spreken het rapport tegen en ontvangen hun salaris graag direct. Kan
de Staatssecretaris hen snel duidelijkheid geven over de regeling, nu ze nog in leven
zijn? De meeste van deze weduwen zijn al ver in de negentig. Is de Staatssecretaris
bereid Indisch Platform 2.0 op te nemen in de zogenoemde adviesgroep/-raad voor wat
betreft rechtsherstel? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie zouden graag het standpunt van de Staatssecretaris ten
opzichte van de uitkering voor de reeds bekende weduwen willen weten, mede omdat het
hier gaat om weduwen van een aanzienlijke leeftijd. Is de Staatssecretaris voornemens
een backpayregeling op te stellen voor de weduwen? Zo ja, op welke termijn verwacht
hij hierover een besluit te nemen? Welk(e) scenario/regeling heeft de voorkeur van
de Staatssecretaris? Of is de Staatssecretaris voornemens af te zien van een backpayregeling
voor de weduwen? Zijn er nog alternatieven die de Staatssecretaris overweegt, anders
dan de opties uit het onderzoek? Indien besloten wordt tot een regeling: hoe lang
is het nodig om deze op te zetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Onderzoek
backpayregeling weduwen».
Genoemde leden zijn van mening dat er een groot onrecht hersteld moet worden voor
de Indisch-Molukse gemeenschap in Nederland. Niet alleen is achterstallig salaris
niet betaald aan ambtenaren en militairen die voor de Nederlandse overheid werkten.
Ook werd over het aangedane leed niet gesproken en werden schades niet vergoed. Zij
werden tijdens de wederopbouw koud ontvangen en door de naoorlogse kabinetten niet
goed behandeld. Daarom is de GroenLinks-fractie van mening dat de Nederlandse regering
de rol van Nederland moet erkennen en dat wij als samenleving recht moeten doen aan
de mensen die hiervan slachtoffer zijn. Zij vinden het erg bezwaarlijk dat de regeling
in 2015 pas zeventig jaar na dato opgetuigd werd. Los van juridische verantwoordelijkheid,
vinden de leden van de GroenLinks-fractie dat de Nederlandse overheid deze groep mensen
veel verschuldigd is.
Een financiële genoegdoening zal het leed niet verzachten, maar is wel een rechtvaardige
compensatie tegenover het leed van de weduwen van gevangenen van de Japanse bezetters.
De onderzoekers concludeerden daarom in het rapport ook hoeveel deze regeling kan
betekenen voor rechthebbenden.
Genoemde leden vinden het daarom rechtvaardig dat in 2020 de motie aangenomen is dat
het wenselijk zou zijn om ook voor weduwen een financiële regeling te treffen en dat
dit onderzoek daaruit is gekomen. De tijd dringt voor deze doelgroep. In het rapport
werd genoemd dat de voorbereidingstijd ongeveer een half jaar zou betreffen. Is de
Staatssecretaris het ermee eens dat besluitvorming over deze mogelijk regeling voor
weduwen met spoed moet worden behandeld?
In 2015 vroeg toenmalig GroenLinks-Kamerlid Voortman al waarop de peildatum van 15 augustus
2015 op gebaseerd was, en hoe het kabinet om wil gaan met de nabestaanden van de mensen
die voor deze datum zijn overleden. Dit punt is in 2019 door toenmalig GroenLinks-Kamerlid
Renkema herhaald. De leden van de GroenLinks-fractie blijven een vraagteken zetten
bij deze teleurstellende peildatum. Zij concluderen dat met name budgettaire overwegingen
de inhoud en datum van deze regeling hebben bepaald, in plaats van een morele tegemoetkoming.
Dat dit ook speelt bij de Indisch-Molukse gemeenschap kunnen deze leden zien aan de
881 van de 1.150 afgewezen aanvragen die van nabestaanden kwamen die voor die datum
al overleden waren. Indien de ex-geïnterneerde op of na 15 augustus 2015 is overleden,
dan hebben diens erfgenamen recht op de backpayregeling. Met deze peildatum is geen
recht gedaan aan het doel van de backpayregeling. De leden van de GroenLinks-fractie
zijn van mening dat deze regeling ook van toepassing zou moeten zijn als de ex-geïnterneerde
voor deze datum al was overleden, maar de weduwe nog wel in leven is. Hoe kijkt de
Staatssecretaris terug op de tweedeling die deze peildatum veroorzaakt heeft?
Verder lezen genoemde leden in het eindrapport dat ook andere nabestaanden, zoals
de kinderen, zich gedupeerd voelen. Er zal een grote groep nabestaanden zijn van ex-geïnterneerden
van wie ook de weduwe niet meer in leven is. Dat zij niet gecompenseerd zijn, komt
doordat de Nederlandse staat het uitbetalen van deze salarissen te lang van zich heeft
afgeschoven. De onderzoekers concluderen ook dat een groot deel van de Indisch-Molukse
gemeenschap een regeling wil die breder is dan alleen voor weduwen. De leden van de
GroenLinks-fractie zijn van mening dat het niet het moment is om zuinig en inflexibel
te zijn. Het gaat om het rechtzetten van de onnodig kille behandeling door de Nederlandse
staat. Zij vinden het daarom een logische stap om ook de kinderen van ex-gedetineerden
te compenseren als de weduwe niet meer in leven is. Wat vindt de Staatssecretaris
hiervan?
De Nederlandse staat is in 2015 te laat en te zuinig geweest. De leden van de GroenLinks-fractie
willen de Staatssecretaris eraan herinneren dat bij aanvang van de regeling de regering
uitging van circa 1.020 rechthebbenden en dat het aantal met 594 rechthebbenden niet
eens bij benadering is gehaald. Ook in de Indisch-Molukse gemeenschap is deze onvrede
te vinden, met name over de peildatum, zo lezen deze leden in het eindrapport Evaluatie
Uitkeringsregeling Backpay van Regioplan.2 Zij zijn benieuwd naar een reflectie van de Staatssecretaris op de effecten die de
regeling van 2015 heeft gehad. Hoe blikt hij daarop terug? Genoemde leden zien ook
overeenkomsten met de behandeling van de gedupeerden van de Toeslagenaffaire door
de Nederlandse staat. Beide groepen krijgen te maken met langzame compensatie en een
te grote focus op verschillen binnen de groep gedupeerden. Herkent de Staatssecretaris
deze vergelijking?
Tot slot staan de leden van de GroenLinks-fractie graag stil bij de beperkte toetsingsmogelijkheid
van de rechter vanwege het buitenwettelijke karakter van de regeling uit 2015. De
kern van de Nederlandse rechtsstaat is dat beleid van de overheid gebaseerd is op
algemene regels en het daarop gebaseerde beleid onderworpen is aan een onafhankelijke
rechterlijke toetsing.3 Hoe ziet de Staatssecretaris dit? Kan de Staatssecretaris reflecteren op de juridische
drempels voor bezwaar op besluiten in de regeling van 2015 en hoe dit beter ingericht
kan worden voor een toekomstige backpayregeling zoals die voor weduwen?
De «Indische kwestie» gaat over meer dan alleen de backpayregeling. Het gaat om rechtsherstel.
De leden van de GroenLinks-fractie hopen daarom dat de Staatssecretaris ruimhartig
om zal gaan met de nabestaanden van ex-geïnterneerden en recht zal doen aan historische
fouten.
II. Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen of ik kan reflecteren op de gesprekken met vertegenwoordigers
uit de Indische gemeenschap, hoe dit traject is verlopen, of zij zich kunnen vinden
in de conclusies van het rapport van AEF en of zij hun voorkeur hebben uitgesproken
voor een bepaald scenario, zo ja voor welk scenario en wat mijn visie hierop is?
In de afgelopen periode heb ik met vertegenwoordigers van onder andere het Indisch
Platform (IP) en het Indisch Platform 2.0 (IP 2.0) gesproken over de uitkomsten van
het rapport van Andersson, Elffers en Felix (AEF) over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid
van een Backpay-regeling voor weduwen. Ook hebben enkele personen per e-mail naar
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) gereageerd op de conclusies
van het onderzoek.
Er komt geen eenduidig beeld of een eenduidige voorkeur voor één scenario uit deze
reacties naar voren. Wel is gebleken dat een specifieke financiële regeling voor weduwen
de onvrede over het uitblijven van een volledige Backpay-regeling niet zal kunnen
wegnemen. Met een volledige Backpay-regeling wordt een regeling bedoeld die niet alleen
bestemd is voor de weduwen, maar voor alle nabestaanden van ambtenaren en militairen
die in dienst waren bij het Nederlands-Indisch gouvernement ten tijde van de Japanse
bezetting van voormalig Nederlands-Indië.
In een aantal reacties wordt benoemd dat de uitvoering van een regeling niet zeer
complex zou zijn, omdat binnen de Indische en Molukse gemeenschap bekend is wie in
aanmerking komen voor een Backpay-regeling voor weduwen. Niemand beschikt echter over
een overzicht van alle weduwen die voor een regeling in aanmerking zouden kunnen komen
of heeft kunnen aangeven hoe groot deze groep is.
Uit het onderzoek voor AEF en uit de door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op mijn
verzoek uitgevoerde quickscan (bijlage 1) blijkt dat de uitvoering van een Backpay-regeling
voor weduwen zeer complex is, ongeacht het scenario waarvoor eventueel gekozen wordt.
Op basis van de gesprekken met de gemeenschap en geleverde input per e-mail is mij
tevens duidelijk geworden dat het instellen van een Backpay-regeling voor weduwen
de onvrede over het deels gebrekkige rechtsherstel niet kan wegnemen.
De leden van de VVD fractie vragen hoe ik de conclusies uit het rapport van AEF bezie
en vragen of er nog een officiële reactie op het rapport komt?
In de begeleidende brief wordt mijn reactie op het rapport weergegeven. De conclusies
uit het AEF-rapport worden door mij onderschreven. De uitvoering van een Backpay-regeling
voor weduwen is zeer complex en het is niet haalbaar een regeling op te stellen die
kan rekenen op breed draagvlak binnen de Indische en Molukse gemeenschap. Dit sluit
aan bij de conclusies van de evaluatie van de Backpay-regeling uit 2015, die in opdracht
van het Ministerie van VWS in 2018 door Regioplan is uitgevoerd.4 Daarin werd geconstateerd dat een groot deel van de Indische en Molukse gemeenschap
ontevreden was met de opzet van de regeling, met name vanwege de gekozen peildatum
van 15 augustus 2015. Alleen ambtenaren en militairen die op deze datum nog in leven
waren, kwamen in aanmerking voor de regeling. In dit eindrapport wordt ook geconstateerd
dat de ondervraagde organisaties niet weten met welke vorm van tegemoetkoming de onvrede
weggenomen zou kunnen worden en of dit überhaupt mogelijk is.
De leden van de VVD fractie merken op dat in de conclusie van het rapport van AEF
verschillende knelpunten worden benoemd, zoals financiën, uitvoerbaarheid en draagvlak.
Zij vragen een toelichting in hoeverre ik deze knelpunten onoverkomelijk dan wel oplosbaar
vind. En of ik daarbij ook kan ingaan op hoe ik deze knelpunten in relatie tot elkaar
weeg.
De verschillende knelpunten maken de uitvoering van een backpay-regeling voor weduwen
zeer complex. Naast de door AEF geconstateerde knelpunten, dient ook rekening te worden
gehouden met de randvoorwaarden die de SVB heeft geschetst in de door haar uitgevoerde
quickscan (bijlage 1). In deze quickscan is een aantal randvoorwaarden gesteld waaraan
voldaan moet worden om een Backpay-regeling voor weduwen uitvoerbaar te maken. Dit
zijn onder andere voldoende gekwalificeerd personeel, een goed werkend ICT-systeem,
een regeling die eenvoudig is uit te voeren en draagvlak voor de regeling bij de Indische
en Molukse belangenorganisaties. De laatste twee randvoorwaarden botsen met elkaar.
Een regeling is alleen enigszins eenvoudig uit te voeren als de regeling beperkt wordt
tot de nog in leven zijnde weduwen. Een regeling waar nabestaanden van weduwen voor
in aanmerking komen, maakt de uitvoering zeer complex. Echter, hoe beperkter de doelgroep
van een regeling is, hoe kleiner het draagvlak zal zijn voor een regeling binnen de
Indische en Molukse gemeenschap. Als het überhaupt al mogelijk is een regeling op
te stellen die op voldoende draagvlak kan rekenen.
De combinatie van knelpunten en genoemde randvoorwaarden maakt de uitvoering van een
Backpay-regeling voor weduwen zeer complex en heeft tot mijn besluit geleid niet over
te gaan tot het instellen van een regeling.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de vervolgstappen eruit komen te zien met betrekking
tot dit vraagstuk. Welk tijdpad zie ik voor me?
In de begeleidende brief bij de beantwoording van het schriftelijk overleg schets
ik mijn besluit en geef ik aan dat ik het beleid van de collectieve erkenning voort
zal zetten. Binnen dit beleid zal ik in dialoog met de Indische en Molukse gemeenschap
nagaan hoe op een collectieve manier aandacht geschonken zou kunnen worden aan de
groep weduwen van militairen en ambtenaren die ten tijde van de Japanse bezetting
in dienst waren van het gouvernement van voormalig Nederlands-Indië. Dit traject zal
in het eerste kwartaal van 2023 in gang worden gezet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen wat mijn standpunt is na het lezen van het rapport
naar een Backpay-regeling voor weduwen. Zij vragen daarbij expliciet of ik voornemens
ben alsnog een regeling te starten en voor welk scenario uit het rapport ik kies.
In de begeleidende brief bij de beantwoording van het schriftelijk overleg licht ik
uitvoerig toe waarom ik besloten heb om geen Backpay-regeling voor weduwen in het
leven te roepen.
De leden van de D66-fractie lezen in de genoemde brief tevens dat het kabinet, op
basis van dit rapport, met vertegenwoordigers van de Indische gemeenschap in gesprek
zou gaan over hoe zij de bevindingen lezen. Deze leden zijn benieuwd naar de uitkomsten
van deze gesprekken en wat ik hiervan meeneem.
In de afgelopen periode heb ik met vertegenwoordigers van onder andere het Indisch
Platform (IP) en het Indisch Platform 2.0 (IP 2.0) gesproken over de uitkomsten van
het rapport van Andersson, Elffers en Felix (AEF) over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid
van een Backpay-regeling voor weduwen. Ook hebben enkele personen per e-mail naar
het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) gereageerd op de conclusies
van het onderzoek.
Uit de reacties bleek onder andere dat een financiële regeling voor weduwen de onvrede
over het uitblijven van een volledige Backpay regeling niet zal kunnen wegnemen.
Uit de gesprekken en reacties neem ik mee dat de pijn en onvrede over het rechtsherstel,
bijna 80 jaar na afloop van de Tweede Wereldoorlog, bij een deel van de Indische en
Molukse gemeenschap heel diep zit en vaak van generatie op generatie wordt overgedragen.
Ik betreur dat en in het besef dat ik deze pijn en onvrede niet kan wegnemen, wil
ik via het beleid van de collectieve erkenning in dialoog blijven met de Indische
en Molukse gemeenschap.
De leden van de D66-fractie constateren dat in het rapport wordt gezegd dat een Backpay-regeling
voor weduwen niet onmogelijk is, maar dat een dergelijke regeling wel complexer zal
zijn dan de eerdere regeling uit 2015. Zij merken wel op dat de groep aanzienlijk
kleiner zal zijn dan de eerdere regeling en willen daarom pleiten voor een ruim opgezette
regeling, ook als het gaat om het aanleveren van bewijs. Zij vragen hoe ik hier tegenaan
kijk en om specifiek in te gaan op de vier kernkeuzes die geschetst worden in het
rapport, te weten: peildatum huwelijk, peildatum in leven, woonplaats en toekenning.
Zij vragen daarbij ook naar de keuze van de hoogte van het bedrag.
In de begeleidende brief bij de beantwoording van het schriftelijk overleg licht ik
uitvoerig toe waarom ik besloten heb om geen Backpay-regeling voor weduwen in het
leven te roepen. In een situatie van een Backpay-regeling voor weduwen, zou het onduidelijk
zijn hoeveel personen aanspraak zouden kunnen maken op de regeling. AEF heeft op basis
van demografische gegevens een grove schatting gemaakt. Zij schatten dat er op 15 augustus
2015 nog ongeveer 1.700 weduwen in leven waren. Wat betreft de kernkeuzes die in het
rapport worden genoemd, is de peildatum van het nog in leven zijn de belangrijkste
voor de uitvoerbaarheid van een regeling. Hoe vroeger deze datum ligt, hoe meer het
een regeling zou worden voor de nabestaanden van deze weduwen. Een dergelijke regeling
– dus vooral gericht op nabestaanden – maakt de uitvoering het meest complex. Tegelijkertijd
geldt dat hoe beperkter de regeling, hoe kleiner de kans wordt op breed draagvlak
binnen de Indische en Molukse gemeenschap. Wat betreft de keuze met betrekking tot
de hoogte van het bedrag zou het, het meest logisch zijn aan te sluiten bij de hoogte
van het bedrag van de originele Backpay-regeling. Dit zou het beste recht doen aan
de positie van de weduwen.
De leden van de D66-fractie realiseren dat ambtshalve toekenning veel uitdaging vraagt
en zijn dus benieuwd naar mijn standpunt hierin. Zij vragen hierbij of ik bereid ben
de mogelijkheden te betrekken om mensen actief te benaderen dat de regeling openstaat,
bijvoorbeeld via de AOW-uitkering. Welke alternatieven zijn er verder om mensen actief
te benaderen over de regeling?
In een situatie van een Backpay-regeling voor weduwen, zou het niet mogelijk zijn
om uitkeringen ambtshalve te verstrekken. De SVB beschikt niet over een bestand op
basis waarvan zij kan vaststellen of iemand een weduwe is van een ambtenaar of militair
die in dienst was van het Nederlands-Indisch gouvernement ten tijde van de Tweede
Wereldoorlog. Dit zou betekenen dat de potentiële doelgroep actief benaderd had moeten
worden om een aanvraag in te dienen. Via de SVB, die de oorlogspensioenen en -uitkeringen
verstrekt en de organisaties die in contact staan met de Indische en Molukse gemeenschap,
zou de doelgroep benaderd kunnen worden.
De leden van de D66-fractie vragen tot slot naar mijn tijdsplanning voor de aankomende
periode, vanaf het moment dat een eventuele regeling wordt opgestart tot het moment
wanneer het gehele proces is afgerond.
In de begeleidende brief bij de beantwoording van het schriftelijk overleg licht ik
uitvoerig toe waarom ik besloten heb om geen Backpay-regeling voor weduwen in het
leven te roepen. Samen met de Indische en Molukse gemeenschap zal ik nagaan hoe op
een collectieve manier aandacht kan worden geschonken aan en activiteiten kunnen worden
georganiseerd ten behoeve van de groep weduwen van militairen en ambtenaren die ten
tijde van de Japanse bezetting in dienst waren van het gouvernement van voormalig
Nederlands-Indië. Deze dialoog wil ik in het eerste kwartaal van 2023 starten. Over
de uitkomst van deze gesprekken zal ik u informeren in volgende «voortgangsrapportage
uitvoering wetten oorlogsgetroffenen».
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd wat ik vind van de uitkomsten van het onderzoek.
Uit het onderzoek van AEF blijkt dat de uitvoering van een Backpay-regeling voor weduwen
zeer complex is en dat het niet haalbaar is om een regeling op te stellen die kan
rekenen op breed draagvlak binnen de Indische en Molukse gemeenschap.
Dit sluit aan bij de conclusies van de evaluatie van de Backpay-regeling uit 2015,
die in opdracht van VWS in 2018 door Regioplan is uitgevoerd.5 Daarin is geconstateerd dat een groot deel van de Indische en Molukse gemeenschap
ontevreden was met de opzet van de regeling, met name vanwege de gekozen peildatum
van 15 augustus 2015. Alleen ambtenaren en militairen die op deze datum nog in leven
waren, kwamen in aanmerking voor de regeling. In dit eindrapport wordt ook geconstateerd
dat de ondervraagde organisaties niet weten met welke vorm van tegemoetkoming de onvrede
weg genomen zou kunnen worden en of dit überhaupt mogelijk is.
De leden van de PVV-fractie lezen dat ik met vertegenwoordigers van de Indische gemeenschap
in gesprek ga over hoe zij de bevindingen lezen. Kan ik aangeven op welke termijn
deze gesprekken gaan plaatsvinden en met wie deze gesprekken zullen gaan plaatsvinden?
Deze gesprekken hebben inmiddels plaatsgevonden. In de afgelopen periode heb ik met
vertegenwoordigers van onder andere het Indisch Platform (IP) en het Indisch Platform
2.0 (IP 2.0) gesproken over de uitkomsten van het rapport van Andersson, Elffers en
Felix (AEF) over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een Backpay-regeling voor
weduwen. Ook hebben enkele personen per e-mail gereageerd op de conclusies van het
onderzoek.
De leden van de PVV-fractie zijn verbaasd over de conclusie dat er geen compleet onderzoek
bestaat. Zij vragen of ik bekend ben met de lijsten van de weduwen die in aanmerking
komen voor de Backpay-regeling, opgemaakt door OneBigAgency? Heeft het oude Indisch
Platform mij op de hoogte gebracht van de weduwenlijst die is samengesteld door OneBigAgency?
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft op verzoek van Stichting Vervolgingsslachtoffers
Jappenkamp ook een lijst bijgehouden van alle weduwen die een aanvraag hebben ingediend.
Heb ik deze ontvangen?
Uit de gesprekken die met verschillende organisaties en personen uit de Indische gemeenschap
zijn gevoerd, blijkt dat zij geen volledig overzicht hebben van de personen die eventueel
in aanmerking zouden komen voor een Backpay-regeling voor weduwen. Zij hebben ook
niet aangegeven om hoeveel personen het bij benadering zou gaan.
Tijdens de uitvoering van de Backpay-regeling in 2015 heeft OneBigAgency een lijst
overgelegd aan de SVB met personen die in eventueel in aanmerking kwamen voor de Backpay-regeling.
De SVB heeft toentertijd getoetst of de personen die op deze lijst staan vermeld in
aanmerking kwamen voor de Backpay-regeling. Ik ben niet bekend met een weduwenlijst
van OneBigAgency. Er is gesproken met vertegenwoordigers van het Indisch Platform
2.0 die ook betrokken zijn bij OneBigAgency. Tijdens dit gesprek is geen lijst overgelegd
met namen of persoonsgegevens van weduwen die eventueel in aanmerking zouden komen
voor een Backpay-regeling voor weduwen.
De Sociale Verzekeringsbank, die verantwoordelijk was voor de uitvoering van de Backpay-regeling
uit 2015 en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de wetten en regelingen voor
oorlogsgetroffenen, beschikt niet over een bestand waaruit zij kan opmaken of iemand
een weduwe is van een ambtenaar of militair die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog
in dienst was van het Nederlands-Indisch gouvernement. In een situatie van een Backpay-regeling
voor weduwen zou de SVB niet ambtshalve kunnen vaststellen of iemand voor een eventuele
Backpay-regeling voor weduwen in aanmerking zou komen.
U stelt dat de SVB een lijst heeft bijgehouden van weduwen die een aanvraag voor de
Backpay-regeling van 2015 hebben ingediend. De SVB heeft aangegeven dat dit niet het
geval is. Wel beschikt de SVB over de persoonsgegevens van alle personen die een aanvraag
hebben ingediend voor de Backpay-regeling uit 2015. Los van de omstandigheid dat de
beschikbare informatie inmiddels grotendeels achterhaald is, kan uit deze lijst niet
worden opgemaakt of de desbetreffende persoon een weduwe is van een ambtenaar of militair
die tijdens de Tweede Wereldoorlog in dienst was van het Nederlands-Indisch gouvernement.
Dit zou alleen op basis van een individuele aanvraag kunnen worden getoetst.
De leden van de PVV-fractie geven aan dat onlangs drie vrouwen/weduwen via IP 2.0
/ Meldpunt Indische Kwestie zich meldden. Zij spreken het rapport tegen en ontvangen
hun salaris graag direct. De leden van de fractie willen weten of ik hen snel duidelijkheid
kan geven over de regeling, nu ze nog in leven zijn. De meeste van deze weduwen zijn
al ver in de negentig.
Helaas is het mij niet gelukt snel duidelijkheid te geven over de Backpay-regeling
voor weduwen. De reden hiervoor is dat het een ingewikkeld dilemma is tussen de wens
recht te willen doen aan individuele personen en de vraag of een nieuwe regeling voor
individueel rechtsherstel de pijn en het verdriet binnen de Indische en Molukse gemeenschap
over het deels gebrekkige rechtsherstel verder kan verzachten. Alhoewel ik begrijp
dat het soms lastig is om uit te leggen hoe complex de uitvoering van regelingen door
de overheid zijn, onderschrijf ik de conclusies uit het rapport dat door AEF is opgesteld.
Zij concluderen dat de uitvoering van een Backpay-regeling voor weduwen zeer complex
is. In de begeleidende brief bij de beantwoording van dit schriftelijk overleg ga
ik nader in op mijn besluit geen regeling in te stellen.
De leden van de PVV-fractie vragen zich af of ik bereid ben om het Indisch Platform
2.0 op te nemen in de zogenoemde adviesgroep/-raad voor wat betreft rechtsherstel?
Zo nee, waarom niet?
Er bestaat geen zogenoemde adviesgroep/-raad voor wat betreft het rechtsherstel. Misschien
doelen de leden van de PVV-fractie op de Ronde Tafel. Hieraan nemen de organisaties
deel die betrokken zijn bij de uitvoering van de collectieve erkenning, te weten het
Indisch Platform, Stichting Nationale Herdenking 15 augustus »45, Stichting Pelita,
het Indisch Herinneringscentrum, het Moluks Historisch Museum en Stichting Beheer
Sophiahof. Daarnaast voer ik met enige regelmaat gesprekken met andere Indische en
Molukse organisaties, waaronder het Indisch platform 2.0.
De leden van de PVV-fractie vragen zich af of ik voornemens ben om een Backpay-regeling
op te stellen voor de weduwen? Zo ja, op welke termijn verwacht ik hierover een besluit
te nemen? Welk(e) scenario/regeling heeft mijn voorkeur? Of ben ik voornemens af te
zien van een Backpay-regeling voor de weduwen? Zijn er nog alternatieven die ik overweeg,
anders dan de opties uit het onderzoek?
In de begeleidende brief bij de beantwoording van het schriftelijk overleg licht ik
mijn besluit geen regeling in te stellen uitvoerig toe. Ook geef ik aan dat ik het
beleid van de collectieve erkenning voort zal zetten. Binnen dit beleid zal ik in
dialoog met de Indische en Molukse gemeenschap nagaan hoe binnen het beleid van de
collectieve erkenning aandacht geschonken zou kunnen worden aan de groep weduwen van
militairen en ambtenaren die ten tijde van de Japanse bezetting in dienst waren van
het gouvernement van voormalig Nederlands-Indië.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in het rapport werd genoemd dat de
voorbereidingstijd ongeveer een half jaar zou betreffen. Zij vragen of ik het ermee
eens ben dat besluitvorming over deze mogelijk regeling voor weduwen met spoed moet
worden behandeld?
De besluitvorming over het wel of niet instellen van een Backpay-regeling voor weduwen
heeft lang geduurd omdat het een lastige worsteling betrof tussen enerzijds de wens
om recht te doen aan de belangen van de weduwen en anderzijds het besef dat een nieuwe
regeling voor individueel rechtsherstel de onvrede bij een deel van de Indische en
Molukse gemeenschap over het gebrekkige rechtsherstel niet kan wegnemen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af hoe ik terugkijk op de tweedeling
die de peildatum van de Backpay-regeling van 2015, zijnde 15 augustus 2015, veroorzaakt
heeft?
Indertijd is gekozen voor de datum van 15 augustus 2015, omdat het toen exact 70 jaar
geleden was dat een einde aan de Tweede Wereldoorlog kwam.6 Ook in de eerder genoemde evaluatie van de Backpay-regeling, uitgevoerd door Regioplan
in 2018, is geconstateerd dat een groot deel van de Indische en Molukse gemeenschap
ontevreden was met de opzet van de regeling, met name vanwege de gekozen peildatum
van 15 augustus 2015. Hiermee wordt pijnlijk duidelijk dat het welhaast onmogelijk
is een regeling op te stellen die geen tweedeling veroorzaakt in de gemeenschap.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het een logische stap om ook de kinderen
van ex-geïnterneerden te compenseren als de weduwe niet meer in leven is en vragen
zich af wat ik hiervan vind?
De Backpay-kwestie betreft de niet uitbetaalde salarissen van ambtenaren en militairen
die ten tijde van de Japanse bezetting van voormalig Nederlands-Indië in dienst waren
van het Nederlands-Indisch gouvernement. Er is geen relatie met personen die geïnterneerd
zijn geweest in een Japans kamp of hun kinderen. Als de leden van de GroenLinks-fractie
doelen op de kinderen van reeds overleden weduwen, dan is het standpunt dat een regeling
voor nabestaanden van de weduwen nog complexer zou zijn om uit te voeren dan een regeling
specifiek voor de weduwen. Dit heeft te maken met de omstandigheid dat overleden weduwen
vele erfgenamen kunnen hebben en dat het complex is vast te stellen wie allemaal de
wettige erfgenamen zouden zijn. Daarnaast zou de situatie kunnen ontstaan, als de
betreffende ambtenaar of militair is hertrouwd, dat de kinderen van de weduwen wel
in aanmerking komen voor een financiële regeling en de kinderen uit het eerste huwelijk
van de ambtenaren en militairen niet. Dit zou leiden tot een op het oog onrechtvaardige
uitkomst die de onvrede over de Backpay-kwestie zou kunnen vergroten.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar mijn reflectie op de effecten
die de regeling van 2015 heeft gehad. Hoe blik ik daarop terug?
De reflectie op de Backpay-regeling uit 2015 is samen met het eindrapport met de evaluatie
naar deze regeling op 29 juni 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer.7
De leden van de GroenLinks-fractie zien ook overeenkomsten met de behandeling van
de gedupeerden van de Toeslagenaffaire door de Nederlandse staat. Beide groepen krijgen
te maken met langzame compensatie en een te grote focus op verschillen binnen de groep
gedupeerden. Zij vragen of ik deze vergelijking herken.
Deze vergelijking herken ik niet. Het gaat hier om twee verschillende situaties met
een andere ontstaansgeschiedenis. De afhandeling van de Backpay-kwestie maakt onderdeel
uit van het bredere vraagstuk van het Indisch rechtsherstel en kent een lange geschiedenis.
Eind jaren «40 is via de Rehabilitatieregeling gepoogd om de Backpay-kwestie op te
lossen. Mede vanwege beperkte financiële middelen van het Nederlands-Indisch gouvernement
is dit toentertijd niet gelukt. In de loop van de tijd is erkend dat het Indisch-rechtsherstel
deels gebrekkig is verlopen en zijn er verschillende regelingen in het leven geroepen
om dit te repareren. Het Gebaar uit 2022 en de Backpay-regeling uit 2015 zijn hier
een voorbeeld van.
Tot slot staan de leden van de GroenLinks-fractie graag stil bij de beperkte toetsingsmogelijkheid
van de rechter vanwege het buitenwettelijke karakter van de regeling uit 2015. De
kern van de Nederlandse rechtsstaat is dat beleid van de overheid gebaseerd is op
algemene regels en het daarop gebaseerde beleid onderworpen is aan een onafhankelijke
rechterlijke toetsing. Zij vragen hoe ik dit zie en of ik kan reflecteren op de juridische
drempels voor bezwaar op besluiten in de regeling van 2015 en hoe dit beter ingericht
kan worden voor een toekomstige Backpay-regeling zoals die voor weduwen?
De Uitkeringsregeling Backpay was niet gebaseerd op een wettelijk voorschrift en had
het karakter van «buitenwettelijk begunstigend beleid». Het betrof een juridisch onverplichte
financiële tegemoetkoming op morele gronden. Het verantwoordelijke bestuursorgaan
bepaalt wie er voor een dergelijke onverplichte regeling in aanmerking komen. De bestuursrechter
kan niet beoordelen of dit beleid redelijk is. De bestuursrechter dient het bestaan
en de inhoud van dergelijk beleid als een gegeven te aanvaarden. De rechterlijke toetsing
is beperkt tot de vraag of het bestuursorgaan het beleid consistent heeft toegepast.
De Centrale Raad van Beroep heeft in verschillende zaken geoordeeld dat dit het geval
was.
Dat rechters geen oordeel kunnen vellen over de inhoud van de Backpay-regeling, wil
echter niet zeggen dat zij individuele zaken niet konden toetsen aan de Backpay-regeling
en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het motiveringsbeginsel. Voor
het instellen van bezwaar en beroep golden geen andere drempels dan die gebruikelijk
zijn bij bestuursrechtelijke zaken en die zijn vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht.
Individuele personen die een aanvraag voor de Backpay-regeling hebben ingediend en
die is afgewezen, konden hiertegen bij de SVB in bezwaar gaan en na het eventueel
afwijzen van het bezwaarschrift, in beroep bij de rechtbank en in hoger beroep bij
de Centrale Raad van Beroep.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier