Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Agema over het rapport van de Nederlandse Zorgautoriteit dat verstrekkende gevolgen ziet van de concentratie van kinderhartchirurgie
Vragen van het lid Agema (PVV) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het rapport van de Nederlandse Zorgautoriteit dat verstrekkende gevolgen ziet van de concentratie van kinderhartchirurgie (ingezonden 14 december 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister voor Langdurige Zorg en Sport (ontvangen 27 januari 2023). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1197.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht: «NZa: enkel concentreren van zorg voor patiënten
met aangeboren hartafwijking heeft verstrekkende gevolgen» en op de bijhorende rapportage?1
Antwoord 1
Het rapport van de NZa bevat informatie over de gevolgen van concentratie van de interventies
voor de verschillende locaties. In mijn brief aan uw Kamer van 16 januari 2023 (Kamerstuk
31 765, nr. 703) heb ik beschreven welk gevolg ik geef aan de impactanalyse van de NZa. Ik heb ik
de NFU gevraagd om een advies op welke locaties de concentratie het best kan plaatsvinden
en welke maatregelen nodig zijn om eventuele onwenselijke effecten te mitigeren. Daarbij
vraag ik de NFU zoveel mogelijk gebruik te maken van de informatie die de impactanalyse
van de NZa biedt.
Vraag 2
Wilt u deze vragen beantwoorden ruim voordat u in januari een beslissing neemt over
het al dan niet concentreren van de kinderhartchirurgie van vier naar twee interventielocaties?
Antwoord 2
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Bent u in het kader van het eventueel concentreren naar twee interventielocaties bij
allevier de kinderhartcentra geweest? Zo nee, bij welke wel en bij welke niet?
Antwoord 3
Ik ben bekend met alle vier de kinderhartcentra.
Ook heb ik heb gesproken met de patiëntenorganisaties (Patiëntenvereniging Aangeboren
Hartafwijking, Stichting Hartekind, Harteraad en Hartstichting). Ook heb ik gesproken
met de meest betrokken beroepsgroepen, de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde
(NVK), Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC), Nederlandse Vereniging voor
Thoraxchirurgie (NVT) en de Beroepsvereniging Verzorgenden en Verpleegkundigen (V&VN).
Verder heb ik gesprekken gevoerd met Zorgverzekeraars Nederland en de voorzitters
van de umc’s. Daarnaast heb ik tal van brieven van vertegenwoordigers van het openbaar
bestuur ontvangen met veelal pleidooien voor het ene of andere centrum. Tot slot heb
ik nogmaals de patiëntvertegenwoordigers gesproken om mijn indrukken uit deze gesprekken
als laatste bij hen te verifiëren.
Vraag 4
Bent u ervan op de hoogte (de indiener van deze vragen begrijpt dat dit het geval
is na twee van de vier (de andere twee volgen hopelijk nog op korte termijn) kinderhartcentra
bezocht te hebben) dat de vrees bestaat dat bij een concentratie van vier interventielocaties
naar twee, gespecialiseerde verpleegkundigen vermoedelijk niet meeverhuizen aangezien
zij in de krappe arbeidsmarkt immers gemakkelijk een andere werkplek dicht bij huis
kunnen vinden, dat minder belastend is dan verhuizen? Is de kwaliteit van de kinderhartinterventies
in dat geval in het geding? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De NZa vermeldt inderdaad dat de bereidheid om te verhuizen onder verpleegkundigen
niet hoog is. Ik heb dit ook besproken met de Beroepsvereniging Verzorgenden en Verpleegkundigen
(V&VN). Gezien de krappe arbeidsmarkt is dit een belangrijk aandachtspunt bij het
vormgeven van de transitie naar concentratie.
Vraag 5
Heeft u gesproken met de betrokken verpleegkundigen of met vertegenwoordigers zoals
Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)? Zo ja, wat kwam hieruit? Zo nee,
waarom niet? Zo nee, Bent u bereid dit te doen alvorens het besluit over eventuele
concentratie van vier naar twee kinderhartcentra is genomen?
Antwoord 5
Ja, ik heb in december 2022 zoals vermeld ook met V&VN gesproken. V&VN heeft onder
andere mogelijkheden onder de aandacht gebracht om zoveel mogelijk verpleegkundigen
te behouden tijdens het transitieproces. Daarbij hebben we het gehad over de brede
inzetbaarheid en opleiding van verpleegkundigen.
Ik vind het voorstelbaar om bij een besluit tot concentratie te kijken wat er mogelijk
is in differentiatie van opleidingen zodat verpleegkundigen breder inzetbaar worden.
Op de locaties waar geconcentreerd wordt, kunnen verpleegkundigen dan mee gaan werken
bij de interventies en op locaties waar de interventie verdwijnt kunnen verpleegkundigen
dan gemakkelijker in hun eigen vakgebied werkzaam blijven.
Vraag 6
Kunt u inzicht geven in het traject dat gelopen gaat worden alvorens een beslissing
genomen gaat worden over de kinderhartcentra en het al dan niet centreren van vier
naar twee interventielocaties?
Antwoord 6
Zoals ik u heb gemeld in mijn brief d.d. 16 januari 2023 heb ik de NFU gevraagd mij
te adviseren op welke locaties concentratie moet plaatsvinden. Op basis van het advies
van de NFU zal ik tot een besluit komen. Mocht de NFU er onverhoopt niet uit komen,
dan zie ik mij genoodzaakt zelf tot een besluit te komen op welke locaties deze interventies
geconcentreerd worden. Ik zal mij daarbij baseren op de aandachtspunten die ik beschrijf
in de brief aan de NFU.
Vraag 7
Met welke organisaties gaat worden gesproken en waarom juist deze organisaties?
Antwoord 7
Zoals in mijn brief van 6 december vermeld heb ik gesproken met betrokken patiëntenorganisaties,
de bestuurders van de universitair medische centra (umc’s) en de verschillende vertegenwoordigers
van zorgprofessionals.
Vraag 8
Gaat gesproken worden met vertegenwoordigers van zowel bestuurders, specialisten als
verpleegkundigen van allevier de kinderhartcenta? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik heb gesproken met de koepelorganisaties. Zij vertegenwoordigen bestuurders, specialisten
en verpleegkundigen van alle vier de centra.
Vraag 9
Wordt ook gesproken met partijen die indirect betrokken zijn, zoals innovatieve bedrijven
die zich bewust in de nabijheid van een academisch centrum hebben gevestigd? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 9
Nee. Ik heb gesproken met de meest direct betrokken partijen bij deze kwestie.
Zoals ik in mijn brief d.d. 16 januari heb aangegeven, vind ik dat de voorzieningen
er voor de patiënten zijn en niet andersom. Daarom heb ik mij in mijn gesprekken gericht
op de belangen van patiënten, zorgverleners en zorgorganisaties die zich met patiëntenzorg
bezig houden. Het kan niet zo zijn dat de belangen van bedrijven bepalend zijn voor
besluitvorming over de kwaliteit van zorg, met mogelijk verstrekkende gevolgen voor
patiënten en ouders. De beste kansen voor patiënten zouden hierin mijns inziens voorop
moeten staan.
Vraag 10
Bent u bereid om, zoals door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bepleit, een pas
op de plaats te maken om partijen alsnog de gelegenheid te geven eruit te komen? Zo
ja, hoe geeft u die pas op de plaats vorm? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Zoals vermeld in mijn brief d.d. 16 januari 2023 heb ik de NFU inderdaad nogmaals
verzocht mij te adviseren over de concentratie van deze interventies. Ik vind het
wenselijk dat het veld zelf met een gedragen voorstel komt, omdat zij het ook zelf
zullen moeten realiseren. Mocht de NFU onverhoopt toch aangeven hier niet in te slagen,
dan zie ik mij genoodzaakt alsnog zelf de knoop door te hakken. Voor mij weegt daarbij
zwaar dat ook de patiëntenorganisaties hebben aangegeven dat de urgentie van deze
kwestie zich moeilijk verhoudt tot het advies van de NZa om eerst een integraal beeld
te vormen van de toekomst van het gehele academische zorglandschap. De inschatting,
die ik met hen deel, is dat dit veel langer zal duren dan de NZa verwacht en dat daarbij
de belangen van patiënten en zorgprofessionals mogelijk ondersneeuwen. Bovendien zou
de onzekerheid voor patiënten, zorgverleners en de centra dan langer blijven bestaan.
Vraag 11
Wanneer vindt u dat u recht heeft gedaan aan het NZa-rapport dat tot stand is gekomen
na een gedegen en transparant proces met inbreng van allevier de kinderhartcentra
en validatie door de NZa zelf en een internationaal gerenommeerde validatiecommissie?
Antwoord 11
Ik heb de NFU gevraagd mij mede op basis van dit rapport te adviseren over de locaties
waar concentratie moet plaatsvinden en de mitigerende maatregelen die zouden kunnen
worden genomen om eventuele ongewenste gevolgen te kanaliseren. Dit is een van de
aanbevelingen van de NZa. Daarbij heb ik de NFU gevraagd rekening te houden met een
aantal aspecten, waaronder het door de NZa in de impactanalyse aangegeven aspect van
de regionale beschikbaarheid van acute zorg. Het NZa rapport laat zien welke effecten
een besluit tot concentratie van interventies heeft voor patiënten, de betrokken centra
en de betrokken zorgprofessionals. Het NZa rapport laat ook zien dat maatregelen nodig
kunnen zijn om aan de effecten van een besluit tegemoet te komen, dat er tijd nodig
is voor de transitie en de verandering zorgvuldig begeleid zal moeten worden. Ik zal
met deze aspecten zoveel mogelijk rekening houden bij het besluit over concentratie
en over de mitigerende maatregelen en daarmee recht doen aan dit rapport.
Vraag 12 en 13
Welke aanbevelingen uit het NZa-rapport neemt u over en waarom?
Welke aanbevelingen uit het NZa-rapport neemt u niet over en waarom?
Antwoord 12 en 13
Voor het antwoord op vraag 12 en 13 verwijs ik naar mijn brief d.d. 16 januari 2023,
Kamerstuk 31 765, nr. 703.
Vraag 14
Heeft u oog voor de keteneffecten die het concetreren van de kinderhartinterventies
naar twee interventielocaties kan hebben voor de andere twee Universitair Medisch
Centra (UMC’s) zoals de kinder-Intensive Care (IC), etcetera? Zo ja, hoe ziet dat
oog hebben voor de keteneffecten eruit?
Antwoord 14
Zoals uit de impactanalyse van de NZa blijkt, heeft het concentreren van deze zorg
gevolgen voor elke locatie. Waar dat gevolg de kwaliteit van zorg en de mogelijkheden
van zorgverleners en kennisontwikkeling raakt, moeten we erop inzetten zo goed mogelijk
deze gevolgen tegemoet te treden. Er moeten bijvoorbeeld altijd voldoende ic bedden
voor kinderen beschikbaar zijn.
Ik heb de NFU dan ook gevraagd hier aandacht aan te besteden in hun voorstel om de
effecten van concentratie te kanaliseren.
Vraag 15
Hoe borgt u de controleerbaarheid van het proces in het vervolgtraject zodat in openbare
stukken goed nagelopen kan worden hoe een en ander gelopen is, in plaats van dat die
aan het licht moet komen door middel van een Wet open overheid (WOO)-verzoek?
Antwoord 15
Ik borg dit door uw Kamer te informeren over de verschillende stappen en onderliggende
informatie in het besluitvormingsproces. Met de genoemde brief van 16 januari aan
uw Kamer heb ik u geïnformeerd over het proces tot dan toe en de stappen die vanaf
dat moment gezet zullen worden tot besluitvorming.
Vraag 16
Hoe borgt u dat in het huidige traject de keuzes die gemaakt worden, gebaseerd zijn
op toetsbare en objectieve criteria en wanneer maakt u die bekend?
Antwoord 16
Om deze reden heb ik in mijn brief aan de NFU van 16 januari 2023 de aspecten die
ik van belang acht bij de keuze voor de locaties opgenomen.
Vraag 17
Wat is uw reactie op het feit dat afgelopen vrijdag bleek dat nog maar twee kinder-IC-bedden
beschikbaar waren? Hoeveel van de circa 100 kinder-IC-bedden waren afgelopen vrijdag
operationeel? Wat is de oorzaak voor dit tekort aan operationele kinder-IC-bedden?
Is de oorzaak personeelstekort? Hoe gaat u dit oplossen? Wat kunt u om salarissen
van verpleegkundigen te verbeteren? Wat gaat u doen om secundaire arbeidsvoorwaarden
van verpleegkundigen te verbeteren? Hoe gaat u de administratielast van 40% van de
tijd halveren zodat u geen personeelstekort meer heeft?
Antwoord 17
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 14 moeten er altijd voldoende IC- bedden,
ook voor kinderen, beschikbaar zijn. Ik heb de NFU dan ook gevraagd hier aandacht
aan te besteden in hun voorstel om de effecten van concentratie te kanaliseren.
Zoals u in uw vraag ook aangeeft zijn er altijd tussen de 95 en 100 kinder-IC-bedden
beschikbaar. Hoeveel bedden er op vrijdag 9 december precies bezet waren is moeilijk
te achterhalen. In elk geval is er op geen enkel moment onvoldoende beschikbaarheid
geweest. Ook is de overweging om over te plaatsen naar het buitenland nooit aan de
orde is geweest.
Jaarlijks stelt VWS de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA) beschikbaar
om een concurrerende salarisontwikkeling in de zorg en welzijn mogelijk te maken.
Deze is gekoppeld aan de lonen in de markt; als die stijgen, stijgt dus ook de overheidsbijdrage
voor salarissen in de zorg. Voor de jaren 2022 en 2023 bedraagt de OVA respectievelijk
2,2 en 3 miljard euro. Het is vervolgens aan sociale partners om met deze extra middelen
cao’s af te sluiten. De hoogte van het salaris is daarnaast sterk afhankelijk van
het aantal uren dat men werkt. In de zorg wordt veel in deeltijd gewerkt. Door meer
uren te werken, kunnen verpleegkundigen hun inkomen verbeteren. Daartoe ondersteunt
de Minister voor Langdurige Zorg en Sport onder andere de aanpak van Stichting Het
Potentieel Pakken waarbij gesprekken over roosters al meerdere grotere contracten
hebben opgeleverd. Bovendien wil ik er nog op wijzen dat de aantrekkelijkheid van
werken in de zorg ook afhankelijk is van goed werkgeverschap, professionele autonomie,
zeggenschap en ontwikkelmogelijkheden. Deze onderwerpen pakt Minister Helder met onder
andere werkgevers in de zorg op in het programma TAZ.
Om te zorgen dat de zorgmedewerker met plezier zijn werk kan blijven doen, is het
tot slot cruciaal dat er aandacht blijft voor het verminderen van regeldruk. In de
programmabrief [Ont]Regel de Zorg2 heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport uiteengezet hoe deze kabinetsperiode
samen met betrokken partijen aan dit vraagstuk wordt gewerkt. Vóór de zomer ontvangt
uw Kamer de eerste voortgangsrapportage over het programma.
Vraag 18
Deelt u de mening dat u in geval van een grotere uitbraak van een ziekteverwekker
dan bijvoorbeeld de mazelen in 2019 (40 besmettingen) meer kinder-IC-bedden materieel
beschikbaar moet hebben en meer IC-verpleegkundigen nodig heeft die ook inzetbaar
zijn voor kinderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kan dit worden gerealiseerd?
Antwoord 18
Zoals vermeld in het antwoord op voorgaande vraag is het van belang dat er altijd
voldoende IC-bedden voor kinderen beschikbaar zijn. Daarvoor is in samenwerking met
de kinderartsen en roaz-regio's een plan opgesteld. Een belangrijke manier om te voorkomen
dat kinderen IC zorg nodig hebben, is gebruik te maken van vaccinaties voor die ziekten
waar voor dat mogelijk is.
Vraag 19
Deelt u de mening dat te allen tijde voorkomen moet worden dat door het centraliseren
van de interventies van vier naar twee kinderhartcentra, interventies verloren gaan
of door het niet meeverhuizen van specialisten en verpleegkundigen de kwaliteit van
interventies niet meer geborgd is en interventies niet door kunnen gaan en pasgeborenen
en hun ouders in uiterst onzekere tijden naar het buitenland moeten uitwijken voor
levensreddende hartinterventies? Zo ja, hoe gaat u dat bewerkstelligen?
Antwoord 19
Ik vind het inderdaad van belang dat ook specifieke zorg voor patiënten beschikbaar
blijft. Ik heb de NFU expliciet gevraagd hier aandacht aan te besteden.
Vraag 20
Wat is uw reactie op de conclusie van de NZa dat concentratie van de kinderhartinterventies
grote en onomkeerbare gevolgen hebben voor een ziekenhuis dat de zorg moet overdragen?
Antwoord 20
Waar de gevolgen van concentratie onwenselijk zijn voor de kwaliteit en toegankelijkheid
van zorg, moeten passende maatregelen worden genomen. De patiënt staat hierbij voor
mij steeds voorop.
Vraag 21
Kunt u een opsomming geven van grote onomkeerbare gevolgen voor het Leids Universitair
Medisch Centrum (LUMC) en UMC Groningen indien zij de kinderhartinterventies moeten
overdragen aan het UMC Utrecht en het Erasmus MC? U bent als Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport toch ook verantwoordelijk voor deze onomkeerbare gevolgen? Hoe gaat
u borgen dat als gevolg van de concentratie van kinderhartinterventies andere onderdelen
van zorg in het LUMC en UMC Groningen niet verloren gaan?
Antwoord 21
Voor een overzicht van de gevolgen verwijs ik naar de impactanalyse van de NZa. Bij
de vormgeving van de transitie zal aandacht moeten worden besteed aan onwenselijke
gevolgen van de concentratie van zorg. Daarbij staan de zorgvoorzieningen zoals gezegd
ten dienste van de patiënt. Ik heb de NFU daarom gevraagd mij te adviseren over de
wijze waarop ongewenste neveneffecten gemitigeerd kunnen worden. Daarbij heb ik in
het bijzonder aandacht gevraagd voor de toegankelijkheid van zorg, de beschikbaarheid
van IC bedden, het waarborgen van de beschikbaarheid van specifieke expertise, het
behouden van opleidings-en onderzoekscapaciteit.
Vraag 22 en 23
Houdt u gedurende het hele traject tot aan het nemen van een beslissing over het al
dan niet centreren van kinderhartinterventies de mogelijkheid open dat de uitkomst
ook kan zijn dat, alle belangen afwegende, er ook vier kinderhartcentra voor kinderhartinterventies
kunnen blijven of dat het er ook drie kunnen worden in plaats van twee?
Is het niet mogelijk, daar er ongeveer 200 kinderhartinterventies zijn en dat sommige
vaker voorkomen dan andere, de concentratie van kinderhartinterventies te verdelen
over vier kinderhartcentra al naar gelang wie waar het beste in is? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 22 en 23
Voor het antwoord op vraag 22 en 23 verwijs ik u naar mijn brief d.d. 16 januari,
Kamerstuk 31 765, nr. 703.
Vraag 24
Hoeveel van deze ongeveer 200 kinderhartinterventies komen bij het centraliseren van
de kinderhartinterventies op de tocht te staat als niet alle specialisten en kinder-IC-verpleegkundigen
meeverhuizen? Als u hier geen antwoord op kunt geven, dan kunt u als verantwoordelijk
Minister toch niet doorgaan met deze centralisatie? Kunt u geen hypothetisch antwoord
op deze vraag geven, dat ook interventies verloren kunnen gaan als er niet gecentreerd
wordt, maar een feitelijk antwoord? Bij hoeveel kinderhartcentra (vier, drie of twee)
zijn de meeste kinderhartinterventies geborgd?
Antwoord 24
Als een interventie noodzakelijk is, dan zal deze worden uitgevoerd. Besluitvorming
daarover vindt in het Nederlandse zorgstelsel plaats tussen zorgverleners en patiënten
en hun naasten en niet door de overheid. Dat is een groot goed en dat blijft zo als
geconcentreerd wordt naar twee centra. De kwaliteit en toegankelijkheid van zorg staan
voor mij voorop; concentratie van deze interventies is daarvoor onontkoombaar, ook
volgens de vertegenwoordigers van patiënten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.