Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over het onderzoek naar Uber, waarbij de Belastingdienst zelf de eigen vragen formuleerde
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Staatssecretaris van Financiën over het onderzoek naar Uber, waarbij de Belastingdienst zelf de eigen vragen formuleerde (ingezonden 30 december 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Rij (Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
(ontvangen 16 januari 2023).
Vraag 1
Deelt u de mening dat de belangrijkste vragen die naar aanleiding van de berichtgeving
over de Uber-files dienen te worden beantwoord, als volgt luiden:
– Heeft de Belastingdienst zijn eigen fiscale geheimhoudingsplicht geschonden ten opzichte
van Uber door informeel en vertrouwelijk informatie te delen met Uber over de (voortgang
van de) multilaterale belastingcontrole, de onderhandelingspositie van Frankrijk en
over de fiscale handhavings- en controlestrategie van andere EU-lidstaten met betrekking
tot taxichauffeurs?
– Heeft de Belastingdienst door het informeel en vertrouwelijk delen van informatie
met Uber bovendien in strijd gehandeld met de interstatelijke geheimhoudingsverplichtingen,
zoals verankerd in Europese richtlijnen en belastingverdragen?
– Heeft de Belastingdienst het verbod op détournement de pouvoir (misbruik van bevoegdheid)
geschonden door zijn fiscale bevoegdheden te misbruiken ten faveure van de bedrijfsbelangen
van Uber in Europa, waaronder in het bijzonder het uitrollen van de illegale taxidienst
UberPop in Europa?
Antwoord 1
Ja. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 18 oktober 20221 komt de essentie van deze elementen in de vijf te onderzoeken stellingen in het interne
onderzoek aan de orde. Dit interne rapport is vertrouwelijk bij uw Kamer ter inzage
gelegd. De externe deskundigen hebben dit onderzoek gevalideerd en hun validatie is
als openbaar document in december 2022 aan uw Kamer aangeboden2.
Vraag 2
Kunt u, voor zover nodig met gebruikmaking van de ontheffingsmogelijkheid van lid
3 van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, het interne onderzoeksrapport
van de Belastingdienst openbaar maken, waarbij persoonlijke gegevens van Belastingdienstmedewerkers,
medewerkers van Uber alsmede concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens van Uber worden
gelakt?
Antwoord 2
Het onderzoeksrapport heeft betrekking op het handelen van de Belastingdienst bij
de uitvoering van diverse (internationale) fiscale regels met betrekking tot Uber.
Het bevat hiermee informatie die is opgekomen bij de uitvoering van de belastingwet
of in het kader van de wederzijdse bijstand tussen staten en die onder de fiscale
geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)
en artikel 28 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van
belastingen (WIBB) valt. Gegeven de doelstelling en de vormgeving van deze artikelen,
kan het onderzoeksrapport vanwege de geheimhoudingsplicht niet openbaar gemaakt worden.
Hierbij wil ik benadrukken dat de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht veel breder
is dan alleen persoonsgegevens van medewerkers en concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens;
de wettelijke geheimhoudingsplicht ziet op al hetgeen in het kader van de uitvoering
van de belastingwet opkomt of blijkt en betreft hiermee onder meer de gehele fiscale
behandeling van een individuele belastingplichtige en alle schriftelijke en mondelinge
contacten met die belastingplichtige. Op de ontheffingsmogelijk van artikel 67, derde
lid, AWR ga ik in bij het antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Klopt het dat de aanwezigheid van een groot maatschappelijk belang bij uitstek een
reden kan zijn om van de ontheffing gebruik te maken?3
Antwoord 3
Bij de totstandkoming van artikel 67 AWR in zijn huidige vorm is met betrekking tot
de ontheffingsmogelijkheid van het derde lid in de memorie van toelichting4 aangegeven dat deze bedoeld is voor drie situaties:
- voor bepaalde gegevensverstrekkingen aan de belastingplichtige zelf;
- voor structurele gegevensverstrekkingen aan bestuursorganen die nog niet zijn opgenomen
in de daarvoor bedoelde ministeriële regeling; en
- voor incidentele of onvoorziene gevallen waarin gegevensverstrekking gewenst is, bijvoorbeeld
vanwege een groot maatschappelijk belang.
Als voorbeelden van deze laatste categorie werden hierbij onder andere de gegevensverstrekking
aan een niet-bestuursorgaan dat een financiële bijdrage wilde betalen aan ondernemers
die getroffen waren door de vuurwerkramp in Enschede en de gegevensverstrekking ten
behoeve van wetenschappelijk onderzoek of de voorbereiding van toekomstige wetgeving
genoemd. Recent is ook van de ontheffingsmogelijkheid gebruik gemaakt ten behoeve
van de naleving van de EU-sancties tegen Rusland.5
In deze gevallen gaat het om de informatieverstrekking aan een specifieke persoon
of instelling voor een bepaald doel. Openbaarmaking van het onderzoeksrapport valt
niet onder één van de hiervoor genoemde categorieën. De ontheffingsmogelijkheid is
ook niet bedoeld voor het – voor iedereen – openbaar maken van gegevens over de fiscale
behandeling van individuele belastingplichtigen of voor het mogelijk maken van een
publieke discussie hierover. Doel en strekking van artikel 67 AWR en de vertrouwelijkheid
van fiscale gegevens verzetten zich hier tegen. Hierbij is van belang dat de fiscaliteit
een zeer strikte geheimhoudingsverplichting kent. Om uw Kamer toch kennis te laten
nemen van het onderzoek, is er op basis van de afweging met het inlichtingenrecht
van de Kamer voor gekozen om de stukken wel vertrouwelijk ter inzage te leggen in
uw Kamer.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het maatschappelijke belang van openbaarmaking van het interne
onderzoeksrapport in dit geval opweegt tegen de eerbiediging van de fiscale geheimhoudingsplicht?
Antwoord 4
Die mening deel ik niet. Naar de berichtgeving over Uber heeft een uitgebreid intern
onderzoek plaatsgevonden dat is gevalideerd door externe onafhankelijke deskundigen.
De uitkomst van deze validatie is openbaar gemaakt. Tevens heb ik dit onderzoek vertrouwelijk
bij uw Kamer ter inzage gelegd. Samen met de komende briefing wil ik de Kamer hiermee
zo goed mogelijk in staat stellen om tot een afgewogen oordeel te komen over de thema’s
die in dit dossier aan de orde zijn.
Vraag 5
Kunt u een overzicht geven van alle stellingen die door de Belastingdienst zijn onderzocht
in het interne onderzoek alsmede, per stelling, de daarbij gebruikte bronnen voor
het onderzoek naar die stellingen?
Antwoord 5
De volgende beweringen zijn onderzocht:
• Lekken van vertrouwelijke informatie
• Traineren van het opvragen en delen met buitenland van gegevens over chauffeurs
• Fiscaal begunstigen
• Niet nakomen formaliteiten (verdragsrechtelijke verplichtingen)
• De (te nauwe) relatie BD-Uber
Voor het onderzoek naar de stellingen zijn eerst alle informatie(bronnen) als geheel
verzameld en beoordeeld. Bij de behandeling van de verschillende stellingen heeft
de onderzoeksgroep in de rapportage per stelling aangegeven welke feiten zij relevant
acht.
Voor alle genoemde stellingen zijn de volgende bronnen geraadpleegd:
- het Uber-dossier van het behandelteam GO
- Multilaterale controle (MLC) dossierstukken inzake Uber
- Uitwisselingsdossiers FIOD
- Uitwisselingsdossiers Centraal Liaison Office
- Uitwisselingsdossiers Regionaal Liaison Office
- In- en uitgaande correspondentie van de in het onderzoek betrokken belastingdienst
medewerkers.
Vraag 6
Klopt het dat de externe deskundigen niet alle stellingen hebben getoetst, en zo ja,
waarom niet?
Antwoord 6
In de opdrachtverlening aan de externe deskundigen is gevraagd om te beoordelen of
het interne onderzoek juist en gedegen is, zowel procesmatig als inhoudelijk6. De inhoudelijke toetsing ziet op de bevindingen, juridische duiding en conclusies
van het interne onderzoek, waarin alle stellingen onderzocht zijn. Ook zijn de opzet,
aanpak en uitvoering van het interne onderzoek getoetst. Als onderdeel daarvan hebben
de externen ook de bevindingen en oordelen van de interne onderzoeksgroep inzake de
vijf stellingen getoetst. Dit is een intensief en interactief proces tussen de onderzoeksgroep
en de externen geweest. Ik verwijs daarvoor ook naar mijn reactie van 1 december 20227 aan uw Kamer op vragen met betrekking tot het schriftelijk overleg d.d. 16 november
2022. De vormgeving van de rapportage is aan de externen zelf. In de briefing kan
dit verder aan de orde komen.
Vraag 7
Kunt u per stelling aangeven wat de uitkomst is van de validatie is door de externe
deskundigen?
Antwoord 7
In de rapportage van de externe deskundigen geven zij aan dat het interne onderzoek
naar Uber juist en gedegen is geweest en dat de conclusies worden gedragen door de
bevindingen. De externe deskundigen onderschrijven daarmee de conclusies van het interne
onderzoek per stelling. De conclusies kunnen in de briefing aan de orde komen. Ik
verwijs ook naar het antwoord op vraag 6.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het interne onderzoek van de Belastingdienst naar zijn aard
onmogelijk objectief kan zijn, nu de Belastingdienst zélf de onderzoeksvragen heeft
opgesteld, zélf de onderzoeksmethoden heeft gekozen en zélf het onderzoek heeft uitgevoerd?
Antwoord 8
Om de objectiviteit en gedegenheid van het interne onderzoek te kunnen borgen, is
het interne onderzoek getoetst door externen onafhankelijk van de Belastingdienst.
Externen die geen directe banden met commerciële advieskantoren onderhouden, en beschikken
over kennis van de materie en de internationale context. Daarnaast is het interne
onderzoek uitgevoerd door verschillende specialisten op het gebied van controle, formeel
recht, klantcoördinatie, multilaterale controle en inlichtingenuitwisseling, die bovendien
niet in die periode bij het dossier betrokken zijn geweest. Andere overwegingen die
bij de keuze voor een intern onderzoek een rol hebben gespeeld zijn onder andere dat
de informatie zeer vertrouwelijk is (bedrijfsinformatie én de uitwerking van de uitvoeringsstrategie)
en het feit dat voor een juiste duiding daarvan specifieke expertise van verschillende
vakgebieden en kennis van de complexiteit, ook in de internationale context (o.a.
van een MLC en inlichtingenuitwisseling) noodzakelijk is. Daarnaast is het zeer lastig
voor externen om te weten waar ze moeten zoeken en waarnaar; het betreft namelijk
honderden documenten en veel verschillende systemen waar informatie uitgehaald moet
worden. Dit betekent dat ook ingeval van een extern onderzoek de onderzoekers afhankelijk
zijn van het ontsluiten van de informatie door de Belastingdienst, aangezien de informatie
decentraal in de verschillende systemen is opgeslagen. Tot slot is het zeer lastig
voorstelbaar dat externe commerciële partijen toegang krijgen tot stukken van andere
landen die vallen onder de interstatelijke geheimhoudingsverplichting, zoals verankerd
in de Europese richtlijnen en belastingverdragen. Hoewel niet doorslaggevend kon in
deze opzet direct worden gestart met het onderzoek zodat snel duidelijkheid gegeven
kan worden.
Vraag 9
Erkent u dat de Toeslagenaffaire heeft geleerd dat interne reflecties van de Belastingdienst
misstanden juist kunnen verhullen, zoals bijvoorbeeld het memo-Palmen dat in alle
onderzoeken niet naar boven kwam?8
Antwoord 9
Bij dit onderzoek is daarom expliciet om een toetsing door externe deskundigen van
de aanpak, proces en inhoud van het onderzoek gevraagd.
Vraag 10
Is de Belastingdienst niet in een onmogelijke positie gebracht door het onderzoek
naar zijn eigen handelen zelf te laten uitvoeren, terwijl er disciplinaire maatregelen
en mogelijk zelfs strafrechtelijke vervolging boven het hoofd hangen van de direct
betrokken Belastingdienstmedewerkers als zou komen vast te staan dat de fiscale geheimhoudingsplicht
en/of het verbod op détournement de pouvoir is geschonden?
Antwoord 10
Het interne onderzoek is uitgevoerd door medewerkers die in die periode niet betrokken
zijn geweest bij de casus. Dit interne onderzoek is ook gevalideerd door externe deskundigen.
De mogelijkheid van disciplinaire maatregelen en/of strafrechtelijke vervolging hebben
hierbij geen rol gespeeld. Overigens zouden bij een extern onderzoek deze consequenties
ook hebben gespeeld. Ook dan zouden verklaringen belastend kunnen werken. Ik verwijs
ook graag naar mijn antwoorden op vragen 6, en 8 en met name 11.
Vraag 11
Is de werkelijke reden van het niet gebruikmaken van de herinneringen van de direct
betrokken Belastingdienstmedewerkers niet dat het ophalen van die herinneringen kan
leiden tot zelfincriminatie? Zo nee, wat is dan de reden dat deze cruciale bron niet
gebruikt is?
Antwoord 11
Nee. Dit heeft geen rol gespeeld bij de interne onderzoeksgroep. Het onderzoek heeft
een veelheid aan andere objectieve informatie en documenten opgeleverd dat voor de
interne onderzoeksgroep en de externen voldoende basis leverde om hierop hun conclusies
te baseren. Herinneringen van de betrokken medewerkers hadden in deze context en gezien
ook het tijdsverloop een beperkte toegevoegde waarde.
Er zijn wel interviews met de direct betrokken Belastingdienstmedewerkers afgenomen
en er heeft hoor en wederhoor plaatsgevonden. De verslagen daarvan maken onderdeel
uit van het interne rapport (bijlagen), waarvan uw Kamer vertrouwelijk kennis kan
nemen. Ook de externe deskundigen hebben daar tijdens het proces kennis van genomen.
Vraag 12
Kan naar uw mening de validatie door de twee externe deskundigen de (schijn van) vooringenomenheid
van de Belastingdienst bij het onderzoek naar het eigen handelen wel wegnemen, nu
die validatie louter is gebaseerd op de bevindingen van de Belastingdienst zelf en,
zo lijkt, géén eigen toetsingskader en methodologie heeft?
Antwoord 12
Zoals ik in mijn reactie van 1 december 20229 aan uw Kamer op vragen met betrekking tot het schriftelijk overleg d.d. 16 november
2022 heb aangegeven, heb ik er vertrouwen in dat de externe deskundigen de toetsing
van het onderzoek zorgvuldig en deskundig hebben gedaan. Er heeft een intensief en
interactief proces met de interne onderzoeksgroep plaatsgevonden, waarbij ook de aanpak
en opzet van het onderzoek aan de orde is geweest. De onderzoeksgroep heeft in dit
interactief proces ook op verzoek van de externe deskundigen aanvullende werkzaamheden
uitgevoerd. De externe deskundigen geven aan geen vooringenomenheid van de Belastingdienst
te hebben ervaren bij en tijdens het onderzoek.
Vraag 13
Bent u bereid om het onderzoek naar de behandeling van Uber door de Belastingdienst
opnieuw, maar nu extern, te laten uitvoeren? Zo ja, kan de Kamer deze keer (wel) vóóraf
worden betrokken bij de opstelling van de onderzoeksvragen, het toetsingskader en
de onderzoeksmethode, zoals u ook expliciet aan de Kamer heeft toegezegd?
Antwoord 13
Om uw Kamer zo volledig mogelijk inzicht te geven in de feiten, omstandigheden, documenten
en conclusies is de validatie van de externe deskundigen aan uw Kamer toegestuurd
en is het interne rapport met alle bijlagen vertrouwelijk ter inzage gelegd. Op 18 januari
aanstaande geven mijn ambtenaren een openbare technische briefing aan uw Kamer, waarin
de resultaten van het onderzoek aan de orde komen; dit met in achtneming van artikel
67 AWR en de internationale bepalingen rondom geheimhouding. Indien er nadien nog
vragen of verzoeken zijn, ben ik graag bereid daarover met uw Kamer van gedachten
te wisselen.
Vraag 14
Waarom heeft de validatie door de externe deskundigen een beperkte focus, te weten
de beantwoording van de vraag of de bevindingen van de onderzoeksgroep van de Belastingdienst
de door de Belastingdienst in de interne rapportage getrokken conclusies kunnen rechtvaardigen?
Antwoord 14
Het was nadrukkelijk niet de opdracht om een onderzoek te doen, maar om een validatie
uit te voeren. De externe deskundigen hadden op basis van de opdrachtverlening alle
ruimte om al hetgeen dat zij nodig achtten voor de validatie te doen en te vragen.
Dit hebben zij ook gedaan. Hun tussentijdse bevindingen, vragen en verzoeken zijn
ook in verslagen vastgelegd. Zo zijn er op hun verzoek ook documenten en informatie
in het onderzoek betrokken die initieel buiten de scope van de onderzoek(speriode)
vielen.
Vraag 15
Kunt u als opdrachtgever aan de deskundigen vragen waarom zij geen gebruik hebben
maakt van de mogelijkheid om ook zelf bevindingen te doen, bijvoorbeeld door het afnemen
van interviews met de direct betrokken Belastingdienstmedewerkers?
Antwoord 15
De externen deskundigen hebben aangegeven dat het zelf doen van bevindingen zinvol
is als zij gaandeweg het proces het vermoeden hadden gekregen dat er zaken niet of
onvoldoende belicht of onjuist beoordeeld zouden zijn. Uit het onderzoekswerk van
de interne onderzoeksgroep hebben zij dit vermoeden niet gekregen. De enkele lacunes
die zij in eerste aanleg meenden te zien zijn vervolgens in het interactieve proces
door de interne onderzoeksgroep of aangevuld of verklaard. Het overdoen van het werk
dat al door de interne onderzoeksgroep is gedaan achtten zij dan ook van weinig toegevoegde
waarde. Dit geldt ook voor het nogmaals interviewen van de direct betrokken Belastingdienstmedewerkers.
Overigens bevatte het interne rapport veel duidelijke objectieve andere documenten
en informatie waardoor deze interviews weinig toegevoegde waarde hadden, zeker niet
gezien het tijdsverloop.
Vraag 16
Waarom is het verslag van de externe deskundigen zo summier (tweeëneenhalf A4) en
bestaat de conclusie slechts uit één zin, te weten: «Wij komen tot de conclusie dat,
voor zover in alle redelijkheid te beoordelen, het interne onderzoek naar Uber juist
en gedegen is geweest, en dat de conclusies worden gedragen door de bevindingen»?
Antwoord 16
De externe deskundigen hebben als taak om te beoordelen of het interne onderzoek juist
en gedegen is zowel procesmatig als inhoudelijk. De focus ligt erop of de bevindingen
van het interne onderzoek de getrokken conclusies kunnen dragen. Dat hebben ze gedaan.
Het was de bedoeling het verslag van de externen ook openbaar te maken. Tegen deze
achtergrond hebben de externen hun verslag zo zelfstandig mogelijk en leesbaar opgesteld
maar met in achtneming van de geheimhouding van artikel 67 AWR en de internationale
bepalingen rondom geheimhouding. Dat geeft dan ook zijn beperkingen voor zowel de
lengte als de inhoud van het verslag. Om de transparantie te borgen is het rapport
van de interne onderzoeksgroep vertrouwelijk ter inzage bij uw Kamer gelegd.
Vraag 17
Waarom refereren de externe deskundigen in deze conclusie aan «het interne onderzoek
naar Uber», terwijl het om een intern onderzoek naar de Belastingdienst zélf gaat
(of zou moeten gaan)?
Antwoord 17
De externen hebben aangegeven dat bedoeld is het interne onderzoek naar de behandeling
van Uber door de Belastingdienst.
Vraag 18
Kun u als opdrachtgever de externe deskundigen verzoeken om meer uitgebreide conclusies
te verstrekken en deze te onderbouwen?
Antwoord 18
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 16. Voorts wijzen de externen erop
dat bij het formuleren van de conclusies zij, gezien het openbaar maken daarvan, rekening
hebben gehouden met de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR en internationale bepalingen
rondom geheimhouding. Dit geldt ook tijdens de briefing op 18 januari. Dit doet echter
geen afbreuk aan de inhoud of duidelijkheid van de conclusies van de externe deskundigen.
Vraag 19
Kunt u als opdrachtgever de externe deskundigen in elk geval verzoeken om in een nader
stuk een uiteenzetting te geven over (a) de precisie waarmee het interne onderzoek
door de Belastingdienst is uitgevoerd, (b) de grondigheid van de methodologische aanpak
door de Belastingdienst en (c) de kritische confrontatie van de conclusies van het
interne onderzoek en de feitelijke bevindingen enerzijds en de berichtgeving in de
media anderzijds? En kunt u de antwoorden terugkoppelen aan de Kamer?
Antwoord 19
Met betrekking tot de precisie van het onderzoek en de gehanteerde methodologie merken
de externe deskundigen het volgende op. De opdracht aan de externe deskundigen ziet
erop om te beoordelen of het interne onderzoek juist en gedegen is, zowel procesmatig
als inhoudelijk. Hun conclusie ziet dan ook mede op de precisie en de methodiek van
het interne onderzoek.
Zoals in het rapport van de onderzoeksgroep uiteengezet is, is het onderzoek opgedeeld
in 3 fases.
Fase 1: in kaart brengen van de actoren. In de eerste fase zijn de actoren die vanuit de Belastingdienst betrokken zijn geweest
bij Uber in de geschetste periode in beeld gebracht. Met de betrokken actoren is contact
gezocht om een overall beeld te krijgen van de beschikbare informatie inzake Uber
en wat zich in relatie tot deze onderneming bij de verschillende afdelingen binnen
de Belastingdienst heeft afgespeeld. De verschillende afdelingen gebruiken vaak eigen
registratiesystemen. De onderzoeksgroep heeft de informatie uit de verschillende registratiesystemen
gebruikt bij het onderzoek.
Fase 2: het verzamelen en het in kaart brengen van de informatie. Het gaat om verscheidene documenten zoals notities, e-mails en verslagleggingen.
Bij het verzamelen van de informatie heeft de onderzoeksgroep onbeperkt toegang gehad
tot alle beschikbare informatie. Om deze documenten te verzamelen is zo nodig met
destijds betrokkenen contact gezocht. Deze contacten zijn bijgehouden in een logboek
zodat inzichtelijk wordt welke documenten bij wie zijn opgevraagd.
Fase 3: het beoordelen van de informatie. De informatie is op verschillende manieren beoordeeld:
1. buiten scope van het onderzoek;
2. binnen scope van onderzoek maar niet relevant;
3. binnen scope van het onderzoek en relevant.
Voor de beoordeling daarvan is het meer ogen-principe binnen de onderzoeksgroep gehanteerd.
Als er twijfel over de relevantie van de informatie was, is de informatie besproken
met minstens een ander lid van de onderzoeksgroep. In gezamenlijkheid is de afweging
gemaakt of het toegevoegde waarde heeft om de destijds betrokken medewerkers om een
toelichting en context te vragen. Ook wanneer de feiten incompleet of onduidelijk
zijn is bij de betrokkenen om een toelichting gevraagd. Alle verzoeken om toelichting
zijn vastgelegd in het logboek. De toelichting is opgenomen in de verzamelde informatie.
Het principe van hoor en wederhoor is hierop toegepast. Als gekozen is voor een interview
heeft de betrokkene toelichting gekregen over de context van de vragen. De geïnterviewde
is geïnformeerd over de aanleiding voor het interview. Daarnaast is de mogelijkheid
geboden tot wederhoor door de schriftelijk geformuleerde antwoorden tegen te laten
lezen aan de geïnterviewde. Na het ontvangen van de toelichting, al dan niet door
middel van interview, is dit door minimaal 2 onderzoeksleden beoordeeld. Om de volledigheid
van de ontvangen informatie vast te stellen heeft de onderzoeksgroep getoetst of het
uiteindelijke feitencomplex een logische geheel vormt. In de gevallen waarin de schriftelijke
stukken geen sluitend feitencomplex vormen heeft de onderzoeksgroep getoetst of de
toelichtingen van de betrokkenen logischerwijs passen in het feitencomplex dat al
bekend is.
Wat betreft de kritische confrontatie van de conclusies van het onderzoek met de berichtgevingen
in de media geven de externe deskundigen aan dat de verwachtingen die Uber medewerkers
hadden en de duiding die zij geven aan de feiten, naar hun oordeel niet blijkt uit
feiten en documenten van de interne administratie van de Belastingdienst. Over het
waarom kunnen de externe deskundigen slechts speculeren, hetgeen zij niet doen. Zij
constateren dat er kennelijk een verschil in beleving c.q. perspectieven is.
Vraag 20
Kunt u de externe deskundigen voorts specifiek verzoeken nader uiteen te zetten waarop
hun validatie van de conclusie van de Belastingdienst dat de Belastingdienst «hoogst
waarschijnlijk» de fiscale geheimhoudingsplicht niet heeft geschonden, is gebaseerd?
Is dat – in de woorden van de externe deskundigen – enkel het gebrek aan een «smoking
gun»?
Antwoord 20
De externe deskundigen merken op dat niet is vast te stellen dat iets niet heeft plaatsgevonden.
In de hoofdtekst van het verslag van de externe deskundigen is het woord «hoogstwaarschijnlijk»
niet teruggekomen. De bijlage bij het verslag van de externe deskundigen geeft een
gedachtewisseling weer voorafgaand aan het opstellen van de hoofdtekst van de externe
deskundigen. In deze bijlage van de validatie (pag. 4/5) komt wel het woord «hoogstwaarschijnlijk»
terug met de conclusie dat dit woord kan worden gemist.
De externe deskundigen hebben in het rapport geen bewijzen of aanwijzingen gezien
dat de fiscale geheimhoudingsregels zouden zijn overtreden. Wel hebben zij geconstateerd
dat effectief weerstand is geboden aan ervaren druk van externe stakeholders en dat
zo veel mogelijk informatie is gedeeld, hetgeen contra-indicaties zijn.
Vraag 21
Kunt u aan de externe deskundigen vragen nader in te gaan op de weging van de volgende
elementen:
– de Uber Files wijzen erop dat de Belastingdienst informeel en vertrouwelijk informatie
heeft gedeeld met Uber (per telefoon en tijdens fysieke ontmoetingen);
– uit het interne onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat van telefonisch contact
met Uber slechts de datum en de duur worden vastgelegd, maar géén samenvatting van
de inhoud van het gesprek;
– uit het interne onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat «in enkele gevallen zouden
wél beschikbare e-mails de indruk kunnen wekken van een bevoordelende behandeling»?
Antwoord 21
De externe deskundigen geven aan dat met het gepubliceerde verslag van hen, zij de
opdracht hebben afgerond. In dit verslag geven de externe deskundigen aan van mening
te zijn dat erop vertrouwd kan worden dat de Belastingdienst informeel maar professioneel
heeft gehandeld. Zij onderschrijven de aanbevelingen over de vastlegging van afspraken
en toezeggingen in klantdossiers die het rapport daarover doet. Ik vertrouw op de
onafhankelijke expertise van de deskundigen en de weging die zij hebben gemaakt. Voorts
wordt verwezen naar de antwoorden die hiervoor door hen zijn gegeven. Aanvullend merken
zij op dat (i) in het algemeen de interne vastleggingen wel aanwezig waren en (ii)
naar hun mening het belangrijkste is dat alle betrokken landen hun heffingsbelang
met betrekking tot Uber hebben kunnen realiseren. Ze constateren, dat de intentie
was om zoveel mogelijk te doen, niet zo weinig mogelijk en dat hieraan ook uitvoering
is gegeven.
Vraag 22
Deelt u de mening van de externe deskundigen dat de mogelijkheid dat de uitwisseling
door Nederland van chauffeursinformatie met andere EU-lidstaten met enige maanden
is vertraagd, is te beschouwen als «onbelangrijk»?
Antwoord 22
In de validatie van de externen wordt aangegeven dat de informatievoorziening vanuit
Nederland aan andere betrokken staten mogelijk met enige maanden is vertraagd als
onbelangrijk. Deze opmerking moet volgens de externe deskundigen worden gezien in
de context van het feit dat Uber zich in het kader van een mede door Nederland geleide
multilaterale controle heeft geschikt in de fiscale regels zoals die in Europese staten
gelden. Ik verwijs is dit verband ook naar de toelichting van de heer Overgaauw op
dit punt als onderdeel van de externe validatie (bijlage). Het meenemen van de inlichtingenverzoeken
in de multilaterale controle is met instemming van de betrokken landen gebeurd en
was verreweg het meest effectief.
Ik deel de mening van de externe deskundigen dan ook. In het kader van de MLC is uiteindelijk
met 20 landen informatie gedeeld. Dit is een zeer omvangrijk en ingewikkeld proces.
De vertraging in de aanlevering van chauffeursgegevens aan de vijf aan de MLC deelnemende
landen was slechts (zeer) beperkt, uitlegbaar en verklaarbaar en niet per se te wijten
aan de Nederlandse Belastingdienst.
In de briefing zal het tijdpad van de MLC en de afhandeling van alle inlichtingenverzoeken
in relatie tot chauffeur gegevens met betrekking tot Uber door mijn ambtenaren – met
in achtneming van de geheimhoudingsregels – nader worden toegelicht.
Vraag 23
Hoe rijmt u een dergelijke vertraging met de verplichting op grond van Richtlijn 2011/16/EU
en/of Verordening (EU) 904/2010 om de gevraagde chauffeursinformatie zo snel mogelijk
uit te wisselen?
Antwoord 23
Voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek zijn zowel in richtlijn 2011/16/EU
als in de Verordening 904/2010 termijnen opgenomen, te weten zo snel mogelijk tot
respectievelijk uiterlijk 6 en 3 maanden na ontvangst van het verzoek. Beide regelingen
laten ook de mogelijkheid open voor de aangezochte en de verzoekende staat om andere
termijnen overeen te komen. In dit geval is sprake van nader overeengekomen termijnen,
doordat inlichtingenverzoeken zijn opgegaan in de MLC. In het kader van de MLC bepalen
de deelnemende landen zelf het afgesproken tijdpad met betrekking tot de inlichtingen
uitwisseling.
Vraag 24
Deelt u de mening dat voor een succesvolle uitrol van de illegale taxidienst UberPop
in Europa voor Uber het van cruciaal belang was dat de gevraagde chauffeursinformatie
zo laat mogelijk met andere EU-lidstaten werd uitgewisseld?
Antwoord 24
Ik heb geen aanleiding – ook niet uit de onderzoeksresultaten – om te veronderstellen
dat de uitgebreide informatieverstrekking van Uber aan de desbetreffende EU-lidstaten
is. Dit geldt ook met betrekking tot het mogelijke gebruik van de verzochte informatie
voor andere doeleinden dan heffingsdoeleinden
Vraag 25
Heeft de door de externe deskundigen ingeschakelde expert op het gebied van internationaal
formeel belastingrecht naar de mening van de Staatssecretaris voldoende expertise
op het terrein van de fiscale geheimhoudingsplicht?
Antwoord 25
Zoals ik in mijn antwoorden van 1 december 202210 aan uw Kamer heb aangegeven bepalen de externen zelf wie zij willen raadplegen. Omwille
van die onafhankelijkheid treed ik daar niet in. Los daarvan heb ik vertrouwen in
de keuzes van de externen en in de ingeschakelde expert.
Vraag 26
Is de Staatssecretaris het eens met de opmerking van de ingeschakelde expert op het
gebied van internationaal formeel belastingrecht dat «door de Belastingdienst mag/moet
aan de belastingplichtige in beginsel volledige openheid van zaken worden gegeven
over informatie als deze hun fiscale positie raakt (equality of arms)»?
Antwoord 26
Dit uitgangspunt onderschrijf ik. Hij drukt daarmee een uitgangspunt uit, waarbij
hij het tot de informatie die hun fiscale positie raakt, beperkt. De Belastingdienst
moet zo transparant mogelijk zijn naar belastingplichtigen. Het uitgangspunt dat volledige
openheid van informatie wordt gegeven om «equality of arms» te garanderen, is onder
meer terug te vinden in artikel 7:4 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) (bezwaarfase),
8:42 Awb (beroepsfase). In het verlengde hiervan ligt de motiveringsplicht bij primaire
besluiten (artikel 3:46 Awb). Inherent aan een uitgangspunt is dat er uitzonderingen
zijn. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van gewichtige redenen (bij voorbeeld controle-strategische
belangen of collusiegevaar) kan informatie (tijdelijk) worden achtergehouden. Deze
uitzondering op het uitgangspunt is terug te vinden in artikel 7:4 lid 6 en 8:29 Awb.
Uiteindelijk oordeelt de rechter over de vraag of geheimhouding is toegestaan.
Vraag 27
Ziet de ingeschakelde expert niet over het hoofd dat de fiscale geheimhoudingsplicht
ook geldt ten opzichte van de belastingplichtige zelf?11
Antwoord 27
De ingeschakelde expert heeft in zijn verslag zijn uitlating over het geven van openheid
van zaken beperkt tot informatie die de fiscale positie van de belastingplichtige
raakt. De fiscale geheimhoudingsplicht geldt voor die informatie niet, want die is
noodzakelijk voor de uitvoering van de belastingwet (artikel 67 Awr).
Vraag 28
Weet u wat het door de ingeschakelde expert genoemde verband is tussen het beginsel
van de «equality of arms», dat een rol speelt bij strafrechtelijke vervolging, en
de fiscale geheimhoudingsplicht?
Antwoord 28
De ingeschakelde expert beperkt zijn uitlating over het geven van openheid van zaken
tot informatie die de fiscale positie van de belastingplichtige raakt. Voor deze informatie
geldt de fiscale geheimhoudingsplicht niet, want die is noodzakelijk voor de uitvoering
van de belastingwet (artikel 67 Awr). «Equality of arms» speelt niet alleen een rol
in het sanctierecht, maar heeft ook haar toepassingsgebied in het fiscale bestuursrecht.
Vraag 29
Welke kwalificatie zou u geven aan een schending van de vertrouwelijkheid van een
multilaterale belastingcontrole door de Nederlandse Belastingdienst?
Antwoord 29
Een schending van de vertrouwelijkheid van een multilaterale controle is een ernstige
zaak. Door de onderzoeksgroep en de externe deskundigen is een dergelijke schending
niet geconstateerd. Ook hebben de deelnemende landen hierover geen opmerkingen gemaakt.
De multilaterale controle heeft zich voltrokken naar de maatstaven zoals in het OECD
Joint Audit report12 van 2019 staat beschreven. Na het verschijnen van het eerste OESO rapport over Joint
Audits in 2010 is de praktijk van de MLC’s steeds verder ontwikkeld op basis van aanbevelingen
uit dat OESO rapport. Intensievere samenwerking tussen betrokken belastingdiensten
en actieve betrokkenheid van belastingplichtige zijn daar onderdeel van. Deze ontwikkelingen
zijn neergelegd in het later verschenen OECD rapport Joint Audits 2019, waar dit in
onderdeel 5.4. kortgezegd als volgt is beschreven:
- Belastingplichtige wordt in een vroeg stadium bij het onderzoek betrokken.
- Belastingdiensten geven inzicht in de onderwerpen van de controle, de benodigde documentatie
en voorgestane tijdlijn.
- Belastingplichtige dient gedurende het proces de mogelijkheid te hebben contact te
hebben met vertegenwoordigers van alle betrokken belastingdiensten.
- Indien er sprake is van een meewerkende belastingplichtige: updaten over voortgang
controle, zorgpunten en indien mogelijk tussentijdse resultaten.
- Belastingdiensten dienen resultaten te delen met belastingplichtige voordat de controle
afgerond wordt. Om de kans te geven (mogelijke) misverstanden op te helderen en ontbrekende
documentatie of ander bewijs aan te dragen.
- Belastingdiensten dienen belastingplichtigen te horen voor afronding van het controle
rapport en belastingplichtige te voorzien van de definitieve motivering.
Vraag 30
Is de Staatssecretaris het eens met de door de externe deskundigen ingeschakelde expert
op het gebied van internationaal formeel belastingrecht dat een dergelijke schending
(slechts) iets is dat «niet wordt gewaardeerd» en «contraproductief werkt»?
Antwoord 30
Ik deel de mening van de door de externe deskundigen ingeschakelde expert dat schending
iets is dat «niet wordt gewaardeerd» en «contraproductief werkt» en dat mag dus naar
mijn mening ook niet gebeuren. De kwalificatie «slechts» in de vraagstelling heeft
de bedoelde expert niet gebruikt.
Vraag 31
Kunt u bevestigen dat de interstatelijke vertrouwelijkheid niet in de weg staat aan
het in het openbaar met de Tweede Kamer spreken over de vraag of, en zo ja in hoeverre,
de interstatelijk geheimhouding is geschonden in het verleden?
Antwoord 31
De interstatelijke vertrouwelijkheid brengt mee dat gegevens over een informatieverzoek
betreffende of een multilaterale controle bij een individuele belastingplichtige niet
openbaar worden gemaakt. De vertrouwelijkheid van een informatieverzoek of een multilaterale
controle is verankerd in bilaterale en multilaterale verdragen en ziet ook op de briefwisseling
tussen de betrokken bevoegde autoriteiten en de wijze waarop aan het verzoek of de
controle vorm is gegeven. Daarnaast kan in dit kader sprake zijn van gegevens die
in verband met de uitvoering van de belastingwet zijn verkregen waarop de geheimhoudingsplicht
van artikel 67 AWR van toepassing is; zie ook de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
Op basis hiervan wil ik volstaan met een verwijzing naar de algemene bevindingen van
het interne onderzoek zoals die in de externe validatie zijn opgenomen. Tijdens de
technische briefing zal dit nader worden toegelicht.
Vraag 32
Zo kan toch bijvoorbeeld nu worden besproken of de fiscale controlestrategie van Zweden
of het Verenigd Koninkrijk in 2015 is gedeeld met Uber zonder dat die bespreking sec
een schending van de interstatelijke vertrouwelijkheid oplevert? Wilt u dus vertellen
of de fiscale controlestrategie van Zweden en/of het VK in 2015 met Uber gedeeld is
of wilt u expliciet bevestigen dat dat niet gebeurd is?
Antwoord 32
Op basis van de interstatelijke vertrouwelijkheid en de fiscale geheimhoudingsplicht
ga ik niet publiekelijk specifiek in op een dossier met een ander individueel land
en de behandeling door de Belastingdienst van een individuele belastingplichtige.
Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 31.
Vraag 33
Waarom wordt in de beslisnota van 2 december 2022 (notanummer 2022–0000296070) gesuggereerd
dat dit wel het geval zou zijn?13
Antwoord 33
De interstatelijke vertrouwelijkheid is niet absoluut. Op basis van een afweging tussen
het informatierecht van het Parlement en de geheimhoudingsplicht is de keuze gemaakt
het interne onderzoeksrapport vertrouwelijk aan beide Kamers ter inzage te geven.
Omdat de informatie hierin deels door andere lidstaten is verstrekt in het kader van
een multilaterale controle, en de betrokken lidstaten hiervoor strikt genomen vooraf
toestemming moeten geven, wordt in genoemde nota voorgesteld deze lidstaten hiervan
gelijktijdig met het verstrekken van de stukken aan de Kamer in kennis te stellen.
Gelet op het vertrouwelijke karakter van de inzage door uw Kamer heb ik in dit geval
voor deze werkwijze gekozen.
Vraag 34 en 35
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere Kamervragen?14
Kunt u, nu er maanden de tijd voor geweest is en er een heel onderzoek over Uber is
afgerond, de gevraagde overzichten aan de Kamer doen toekomen?
Antwoord 34 en 35
Deze Kamervragen herinner ik. Zoals aangegeven in het schriftelijk overleg over de
fiscale behandeling van Uber15 zal ik in januari de gevraagde overzichten aan uw Kamer toe sturen.
Vraag 36
Kunt u deze vragen afzonderlijk en ten minste drie dagen voor de technische briefing
van 18 januari 2023 beantwoorden?
Antwoord 36
Ik heb de vragen zo snel als mogelijk beantwoord. Helaas is het niet gelukt dit drie
dagen voor de technische briefing, die op 18 januari gepland staat, te beantwoorden,
maar wel voor de briefing.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.