Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Sneller over het bericht dat de Nederlandse staat geen zicht heeft op Nederlanders die in het buitenland een gevangenisstraf hebben uitgezeten en daarna terugkeren naar Nederland
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Sneller (D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht dat de Nederlandse staat geen zicht heeft op Nederlanders die in het buitenland een gevangenisstraf hebben uitgezeten en daarna terugkeren naar Nederland (ingezonden 10 november 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 23 december 2022). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 896.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de oproep van een aantal organisaties om het simpeler te
maken voor Nederlandse gevangenen in het buitenland om hun straf in Nederland te laten
uitzitten, zodat beter zicht kan worden gehouden op deze personen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat het onwenselijk is dat de Nederlandse staat geen zicht heeft
op ex-gedetineerden als zij in het buitenland een straf hebben uitgezeten en dat dit
zelfs een potentieel gevaar vormt voor de Nederlandse samenleving?
Antwoord 2
Er is geen strafrechtelijk kader meer voor toezicht als een veroordeelde zijn of haar
straf volledig heeft uitgezeten. Dit geldt ook voor Nederlanders die in het buitenland
zijn veroordeeld. Wel heeft de politie mogelijkheden om personen te signaleren als
er sprake is van zorgen omtrent de Nationale Veiligheid.
In hierboven aangehaalde NRC-artikel wordt specifiek ingegaan op het gebrek aan zicht
op zedendelinquenten die terugkeren naar Nederland. Ik deel de zorg dat daar nu onvoldoende
zicht op is, omdat informatie over een veroordeling buiten de Europese Unie (EU) voor
een zedenmisdrijf nu niet meegenomen kan worden bij de beoordeling van een aanvraag
voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Deze situatie vind ik onwenselijk. Mijn
ambtsvoorganger en de vorige Minister van Justitie en Veiligheid hebben in 2020 opdracht
gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om beschikbare en betrouwbare informatie
over onherroepelijke veroordelingen van Nederlanders die buiten de EU en het Verenigd
Koninkrijk (VK) zijn veroordeeld voor een zedendelict als additionele bron toe te
voegen aan de VOG-screening. In nauwe samenwerking met het OM, Politie, de Justitiële
Informatiedienst (Justid), de screeningsautoriteit Justis en het Ministerie van Buitenlandse
Zaken worden mogelijke oplossingen onderzocht. Zoals reeds toegezegd zal ik uw Kamer
hierover in het eerste kwartaal van 2023 informeren.2
Vraag 3 en 4
Welke regels belemmeren nu precies dat de staat goed toezicht kan houden op veroordeelde
terugkeerders? Bent u bereid te bezien of deze regels aangepast kunnen worden? Zo
nee, waarom niet?
Speelt dit probleem slechts wanneer iemand zijn straf heeft uitgezeten in een niet-EU-land
of is dit probleem ook aan de orde wanneer iemand zijn straf heeft uitgezeten in een
EU-land?
Antwoord 3 en 4
Zoals bij antwoord 2 aangegeven, is er geen strafrechtelijk kader meer voor toezicht
als een veroordeelde zijn of haar straf volledig heeft uitgezeten. Dit geldt ook voor
Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld. Er is daarbij geen onderscheid
tussen een niet-EU-land of EU-land. Wel heeft de politie mogelijkheden om personen
te signaleren als er sprake is van zorgen omtrent de Nationale Veiligheid.
Veroordelingen van Nederlanders uitgesproken door Europese strafrechter of een strafrechter
uit het VK worden uitgewisseld met de Justitiële Informatiedienst (Justid) en worden
bijgeschreven in het JDS. Deze veroordelingen kunnen worden betrokken bij de VOG-beoordeling.
Vraag 5
In hoeverre is de Nederlandse staat op de hoogte van het feit of een Nederlander gedetineerd
is in het buitenland? Als de Nederlandse staat op de hoogte is van de detentie, houdt
zij dan ook bij wanneer iemand vrijkomt en is er dan contact met de gedetineerde over
de vraag of de persoon van plan is om terug naar Nederland te komen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5
Er zitten, voor zover bekend, circa 1.700 Nederlanders in detentie in het buitenland
(peildatum 1 december 2022). Dit is het aantal Nederlanders die zich tot het Ministerie
van Buitenlandse Zaken hebben gewend voor consulaire hulp.
De meeste landen zijn verplicht om de arrestatie van een buitenlander, indien de gearresteerde
dit wenst, te melden aan de autoriteiten van het land van zijn nationaliteit.3 Het land van nationaliteit kan in dit geval consulaire bijstand aanbieden. Vanwege
privacy redenen worden enkel persoonsgegevens door het Ministerie van Buitenlandse
Zaken geregistreerd als de Nederlandse gedetineerde consulaire bijstand wil. Ook de
einddatum van de detentie wordt, indien door de gedetineerde verstrekt, in het dossier
opgenomen.
Er is geen contact vanuit Buitenlandse Zaken met de gedetineerde over de vraag of
de gedetineerde van plan is om terug naar Nederland te komen. Dit is een taak van
Bureau Buitenland van Reclassering Nederland, als onderdeel van de Nederlandse consulaire
bijstand. Bureau Buitenland zorgt (op vrijwillige basis) onder meer voor ondersteuning
ten behoeve van de resocialisatie en gaat na of een gedetineerde na detentie naar
Nederland wil terugkeren. Bureau Buitenland organiseert ook nazorg door aanmeldingen
en overdracht van informatie naar Nederlandse gemeenten (Regeling Bestuurlijke Informatie
Justitiabelen).4
Vraag 6
Bent u bereid zich ervoor in te spannen dat een Nederlandse gevangene in het buitenland
altijd een deel van zijn straf in Nederland uitzit, zodat bijvoorbeeld de reclassering
ook na de gevangenschap toezicht kan houden op deze persoon? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Ik ben niet van mening dat Nederlandse gedetineerden in het buitenland altijd een
deel van hun straf in Nederland moeten uitzitten. Resocialisatie kan het beste worden
vormgegeven, indien de veroordeelde zich in detentie kan voorbereiden op een terugkeer
in de samenleving waarmee hij wezenlijke banden heeft. Daarbij willen niet alle Nederlandse
gedetineerden na detentie altijd terug naar Nederland. Mocht een gedetineerde dat
wel wensen dan is de vraag of het land waar de gedetineerde in detentie zit, bereid
is om de straf over te dragen. Niet alle verdragen kennen een verplichting om gedetineerden
over te dragen. Tot slot geldt in Nederland het vigerende beleidskader rondom strafoverdracht.
Als wordt voldaan aan deze voorwaarden kan de straf door Nederland worden overgenomen.5
Vraag 7
Bent u bereid aan te sturen op een actiever inzet van de Divisie Individuele Zaken,
Internationale Overdracht Strafvonnissen (DIZ IOS) op lopende verzoeken, waardoor
gebrek aan strafrestant door lange WOTS-procedures (Wet overdracht tenuitvoerlegging
strafvonnissen) kan worden voorkomen?
Antwoord 7
WOTS-verzoeken vergen een zorgvuldige, maar voortvarende behandeling. Er zijn meerdere
partijen verantwoordelijk voor een snelle strafoverdracht. IOS is een van deze partijen
en zet zich daar actief voor in. Zij volgen daarbij de juridische kaders.6
Er kunnen meerdere oorzaken zijn voor een te kort strafrestant. Bijvoorbeeld als het
buitenland te laat een verzoek tot strafoverdracht heeft gedaan, waardoor onvoldoende
straf resteert. Een andere oorzaak kan zijn dat het aanpassen of omzetten van de straf
in Nederland resteert tot onvoldoende strafrestant. Een andere mogelijkheid is dat
het na het verzoek tot strafoverdracht, de procedure te lang duurt waardoor er alsnog
onvoldoende straf resteert. Een actievere inzet van IOS en andere betrokken ketenpartners
zou hiertoe een oplossing kunnen bieden. Dat dit laatste een oorzaak zou zijn wordt
niet herkend, om die reden zie ik dan ook geen aanleiding om te sturen op een actievere
inzet van IOS.
Vraag 8 en 9
Waarom wordt nauwelijks afgeweken van de vijfjaarsregel, waarover de regering stelt
dat deze slechts een indicatieve objectivering is?7
Zou het niet beter zijn om in plaats van te kijken naar de vraag hoe lang iemand al
niet meer in Nederland is geweest (korter of langer dan vijf jaar), te kijken naar
de vraag hoe groot de kans is dat iemand na detentie weer terug zal keren naar Nederland?
Zo ja, bent u bereid de eis van vijf jaar te laten vallen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8 en 9
De rechter heeft meerdere malen in individuele zaken geoordeeld dat het beleid omtrent
strafoverdracht bestendig wordt uitgevoerd.8 Ik zie geen aanleiding om dit te wijzigen.
Re-integratie in de Nederlandse samenleving is van belang als er een wezenlijke relatie
is met Nederland. Het Nederlanderschap alleen is niet voldoende om te kunnen spreken
van binding, ook wordt gekeken waar de betrokkene feitelijk woonachtig is (inschrijving
in de Basisregistratie Personen) en hoe lang en waar de betrokkene werkt.
In de praktijk wordt binding veelal aangenomen bij Nederlanders die in de afgelopen
vijf jaar tenminste enige tijd in Nederland ingeschreven hebben gestaan (feitelijk
woonachtig zijn geweest) en bij vreemdelingen met een verblijfsvergunning (die niet
wordt ingetrokken als gevolg van het delict waarvoor hij is veroordeeld) indien zij
tenminste vijf jaar onafgebroken in Nederland ingeschreven hebben gestaan.
Een Nederlandse veroordeelde die bijvoorbeeld zijn binding met Nederland heeft verbroken
door zijn hoofdverblijf naar het buitenland te verplaatsen komt niet in aanmerking
voor overbrenging. De wens om naar Nederland terug te keren wordt in de rechtspraak
slechts relevant geoordeeld als er aanwijzingen zijn dat betrokkene vóór zijn buitenlandse
detentie de mogelijkheid openhield om naar Nederland terug te keren.9
Vraag 10
In hoeverre wordt waarde toegekend aan de bindingsrapportages, terugkeeradviezen van
Bureau Buitenland en brieven van familie die een (sociale) binding met Nederland aantonen
in de beslissing om een Nederlandse gedetineerde over te plaatsen naar Nederland?
Bent u bereid daar meer waarde toe te kennen in het beleidskader?
Antwoord 10
Bij een verzoek tot strafoverdracht wordt door IOS – indien beschikbaar – ook gekeken
naar informatie uit de rapportages van Bureau Buitenland en brieven van de gedetineerde
of zijn of haar familie. Het antwoord op de vraag in hoeverre hieraan waarde wordt
toegekend is maatwerk, en afhankelijk van de individuele zaak.
Vraag 11
Bent u bereid om de bindingstoets te laten vervallen bij aanspraak op de WOTS voor
een veroordeelde Nederlander, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
had en na invrijheidstelling naar Nederland kan worden uitgezet, zoals al het geval
is in de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke
sancties (WETS)?
Antwoord 11
Nee, ik ben niet bereid de bindingstoets te laten vervallen. Resocialisatie kan, zoals
aangegeven bij het antwoord op vraag 8 en 9, het beste worden vormgegeven indien de
veroordeelde zich in detentie kan voorbereiden op een terugkeer in de samenleving
waarmee hij een wezenlijke binding heeft.
Het vereiste van binding naast nationaliteit vloeit voort uit de doelstelling van
de resocialisatie. Ook in het Kaderbesluit 2008/909/JBZ (inzake de toepassing van
het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen), geïmplementeerd met de
WETS, wordt beoordeeld of sprake is van een voor een goede resocialisatie vereiste
binding. Dat gebeurt in de eerste plaats door de EU lidstaat die de tenuitvoerlegging
van een vonnis wil overdragen. Deze moet zich ervan vergewissen dat de tenuitvoerlegging
in de uitvoerende lidstaat kan bijdragen aan de maatschappelijke re-integratie van
de veroordeelde in die staat, daarbij moet rekening worden gehouden met de mate van
verbondenheid met die staat.
Uit bovengenoemd Kaderbesluit volgt ook dat overname van de tenuitvoerlegging door
Nederland verplicht is indien een veroordeelde Nederlander niet meer in Nederland
woont, maar door de EU-lidstaat van veroordeling na invrijheidstelling naar Nederland
wordt uitgezet. Deze verplichting is overgenomen in de WETS.
Er is geen internationale verplichting om veroordeelden met de Nederlandse nationaliteit
over te nemen, die na hun invrijheidstelling kunnen worden uitgezet naar Nederland
vanuit landen buiten de EU. Ik hecht eraan om in die gevallen de mogelijkheid te houden
om overname van de tenuitvoerlegging van de straf te kunnen weigeren als het doel
van strafoverdracht, het belang van resocialisatie, niet wordt gediend.
Vraag 12
Wat is uw reactie op de uitspraak van voormalig Staatssecretaris Teeven die feitelijk
eerlijk toegeeft al die tijd een verkeerde inschatting te hebben gemaakt met het innemen
van het standpunt «weinig aandacht geven aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland»,
omdat de manier waarop het nu geregeld is een potentieel gevaar voor de Nederlandse
samenleving is?
Antwoord 12
Het standpunt dat Nederland weinig aandacht geeft aan Nederlandse gedetineerden in
het buitenland deel ik niet. Nederland geeft op verschillende manieren aandacht aan
Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Zie ook het antwoord op vraag 2 en 5.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zorgt voor consulaire bijstand en informeert,
net als Bureau Buitenland van Reclassering Nederland, Nederlandse gedetineerden in
het buitenland over de mogelijkheden tot straf overdacht.10 Ook is er een telefonische informatielijn beschikbaar van de afdeling Internationale
Overdracht Strafvonnissen (IOS) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
Bureau Buitenland biedt Nederlandse gedetineerden in het buitenland (op vrijwillige
basis) ondersteuning door middel van contact met vrijwilligers van Bureau Buitenland.
Deze vrijwilligers zijn werkzaam in de landen van detentie. Dit contact richt zich
onder meer op het vergroten van het zelfinzicht, de zelfredzaamheid en de re-integratie
na detentie. Ze houden zicht op de detentieomstandigheden, de gezondheid (mentaal
en fysiek) en de procesgang van de strafzaak van de gedetineerde. Bureau Buitenland
wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse zaken en het Ministerie van
Justitie en Veiligheid.
Verder kan de gedetineerde aanvullende juridische ondersteuning ontvangen (in aanvulling
op de lokale advocaat van de gedetineerde) van één van de twee onafhankelijke juridische
organisaties in Nederland die voor deze activiteit subsidie ontvangen van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken. In de subsidieperiode 2020–2023 wordt de aanvullende juridische
ondersteuning aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland uitgevoerd door Stichting
Lawyers Across Borders, Stichting Dutch&Detained.
Ook zet Stichting Epafras zich in voor Nederlanders die vast zitten in buitenlandse
gevangenissen. Zo bezoekt Epafras Nederlandse gedetineerden in het buitenland en geeft
hen geestelijke zorg. Dit wordt gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse
zaken en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Vraag 13
Hoe lang is het bij u al bekend dat het bijvoorbeeld mogelijk is voor zedendaders,
die buiten de EU zijn veroordeeld, om bij terugkomst gewoon een verklaring omtrent
het gedrag (VOG) te krijgen? Kunt u uiteenzetten welke inspanningen er sinds die tijd
op zijn geweest om dit probleem op te lossen?
Antwoord 13
De screeningsautoriteit Justis beoordeelt een VOG-aanvraag aan de hand van justitiële
gegevens. Dit kunnen Nederlandse justitiële gegevens en onherroepelijke veroordelingen
van Nederlanders, uitgesproken door Europese
strafrechters en strafrechters uit het VK, zijn. Bij de VOG-aanvraag voor het werken
met kinderen kunnen ook onherroepelijke veroordelingen van andere EU-onderdanen voor
zedenfeiten, uitgesproken in de EU of het VK, worden betrokken.
Vanaf november 2023 kunnen via het systeem ECRIS TCN (Third Country Nationals) ook
onherroepelijke veroordelingen van derdelanders uitgesproken in de EU of het VK worden
betrokken bij een VOG-aanvraag voor het werken met kinderen.
Er zijn geen internationale afspraken over het delen van onherroepelijke veroordelingen
uitgesproken door strafrechters buiten de EU en het VK voor preventieve doeleinden
zoals de VOG-screening. Daarom is Nederland vaak niet op de hoogte van de veroordeling
en worden deze veroordelingen ook niet in het JDS geregistreerd. Onherroepelijke veroordelingen
uitgesproken door strafrechters buiten de EU en het VK kunnen dan ook niet worden
betrokken bij de VOG-screening. Dit is slechts anders in het geval veroordelingen
zijn geregistreerd in de justitiële documentatie omdat er strafoverdracht heeft plaatsgevonden.
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 al heb benoemd, hebben in 2020 mijn ambtsvoorganger
en de vorige Minister van Justitie en Veiligheid opdracht gegeven om de mogelijkheden
te onderzoeken om de onherroepelijke veroordelingen voor een zedendelict van Nederlanders
die buiten de EU en het VK zijn veroordeeld, te kunnen betrekken bij de VOG-screening.
Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd. 11 De afgelopen periode werden mogelijke oplossingen in nauwe samenwerking met het OM,
Politie, de Justitiële Informatiedienst (Justid), de screeningsautoriteit Justis en
het Ministerie van Buitenlandse Zaken grondig onderzocht. Zoals reeds toegezegd zal
ik uw Kamer over de bevindingen in het eerste kwartaal van 2023 informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.