Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de vragen van de leden Peter de Groot en Paul over het bericht ‘Helft van scholen aan nieuwbouw of renovatie toe, extra geld onzeker’
Vragen van de leden Peter de Groot en Paul (beiden VVD) aan de Ministers voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het bericht «Helft van scholen aan nieuwbouw of renovatie toe, extra geld onzeker» (ingezonden 22 november 2022).
Antwoord van Minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs), mede namens de Minister
voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (ontvangen 23 december 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van de NOS «Helft van scholen aan nieuwbouw of renovatie
toe, extra geld onzeker»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u de cijfers uit het artikel dat bijna de helft van de Nederlandse scholen,
ruim 4600 basis- en middelbare scholen, toe is aan renovatie of nieuwbouw? Zo ja,
wat vindt u hiervan?
Antwoord 2
Op dit moment is er geen totaalbeeld. Om die reden brengen wij, in beeld wat de kwaliteit
van schoolgebouwen op dit moment is. Dit was ook een van de adviezen uit het Interdepartementaal
BeleidsOnderzoek (IBO). Ik heb u daarover geïnformeerd in de Kamerbrief van 23 november
jl.2. Op basis van de voorlopige resultaten blijkt dat 45% van de schoolgebouwen voor
1978 is gebouwd en dus hoogstwaarschijnlijk aan renovatie of vervanging toe is. In
het eerste kwartaal van 2023 zal ik u informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
Vraag 3
Deelt u de mening dat elke school een gezonde en veilige omgeving moet zijn voor de
kinderen en de medewerkers? Zo ja, wat gaat u eraan doen om het proces van renovatie
en nieuwebouw van scholen te versnellen, en wilt u de Kamer hiervan op de hoogte houden?
Antwoord 3
Ik vind dat elke school een gezonde en veilig omgeving moet zijn voor kinderen en
onderwijspersoneel. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, schoolbesturen
en het Rijk. Gemeenten zijn daarbij verantwoordelijk voor nieuwbouw en renovatie,
schoolbesturen voor het onderhoud en exploitatie. Het Rijk draagt de verantwoordelijkheid
voor de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs in het algemeen. Hierbij zijn
verschillende verantwoordelijkheden belegd bij zes verschillende ministeries. In de
Kamerbrief update aanpak verouderde schoolgebouwen (van 23 november jl.) heb ik mijn
acties om te zorgen voor een versnelde aanpak van verouderde schoolgebouwen uiteengezet.
Dit zijn:
– Gebouwen in beeld brengen;
– Wetsvoorstel onderwijshuisvesting indienen;
– Optimale inzet van budgetten;
– Aanvraag Nationaal Groei Fonds;
– Het integraal in beeld brengen van beleidsdoelen en wettelijke eisen;
– Bevorderen van kennis en routine bij gemeenten, schoolbesturen en bouwwereld.
Zoals ook toegelicht in het commissiedebat van 1 december jl. over onderwijshuisvesting,
wil ik op basis van de nog te verschijnen aanbevelingen van de Taskforce Financiering
zo snel mogelijk starten met een reactie op de motie inzake het revolverend fonds
en een programmatische aanpak. Deze aanpak wil ik in gezamenlijkheid doen met gemeenten,
schoolbesturen, het Ministerie van BZK en EZK, PO-Raad, VO-raad, VNG en samenwerkingspartners
zoals Ruimte-OK.
Zoals toegezegd in het commissiedebat, zal ik uw Kamer in het eerste kwartaal van
2023 nader informeren over de uitkomsten van de Taskforce Financiering en het eventuele
vervolg daarop.
Vraag 4
Heeft u inzicht in wat het effect van slechte schoolgebouwen is op leerprestaties?
Antwoord 4
Er zijn diverse onderzoeken die aantonen dat het binnenklimaat een direct effect heeft
op de leerprestaties van kinderen en het ziekteverzuim van leerlingen en leraren.
Deze onderzoeken zijn ook in het IBO genoemd. Het gaat bij binnenklimaat onder andere
om daglicht, vocht, geluid, fijnstof, temperatuur en luchtkwaliteit.
Uit onderzoek is onder meer gebleken: wanneer binnenklimaat, inclusief ventilatie
van schoolgebouwen niet op orde is, heeft dit gevolgen voor de leerprestaties van
leerlingen en de gezondheid van leerlingen en onderwijspersoneel.3 Een ander onderzoek stelt dat gecombineerde effecten in het binnenklimaat de leerprestatie
van leerlingen met 30% vermindert.4 Een onderzoek uit 2011 stelt dat de verhoging van de hoeveelheid ventilatie met 1 liter
per seconde per leerling, de slagingspercentages met 3% doet stijgen.5 De resultaten van deze onderzoeken zijn zorgwekkend. Dit is onder andere ook de reden
om maatregelen te nemen. Hier zet ik sinds mijn aantreden al stevig op in.
Vraag 5
Welke verklaringen heeft u voor het feit dat scholen verantwoordelijk zijn voor het
onderhoud van hun gebouwen en gemeenten de renovatie of nieuwbouw moeten betalen,
maar dat dit in de praktijk vaak misloopt?
Antwoord 5
Gemeenten ontvangen de middelen voor onderwijshuisvesting vanuit de algemene uitkering
van het gemeentefonds. De middelen zijn niet geoormerkt: gemeenten hebben de vrijheid
eigen beleidsdoelstellingen te formuleren binnen het totaal aan beleidsvelden waarvoor
zij verantwoordelijk zijn. Schoolbesturen worden bekostigd via de lumpsum vanuit het
Ministerie van OCW, ook voor hun onderhoud en exploitatie. Ook voor hen geldt dat
zij de hoogte van de uitgaven voor onderhoud zelfstandig vast kunnen stellen in samenhang
met de uitgaven voor andere taken waar schoolbesturen voor verantwoordelijk zijn.
In de huidige verdeling van de verantwoordelijkheden tussen gemeenten en schoolbesturen
is daarmee sprake van een zogenaamde «split incentive». Een oplossing hiervoor kan
een «total-cost-of-ownership» benadering zijn, waarbij rekening wordt gehouden met
de kosten van bouw, onderhoud en exploitaties over de gehele gebruiksduur van het
schoolgebouw.
Daarnaast is het investeringsverbod in het primair onderwijs een obstakel. Schoolbesturen
mogen niet investeren in nieuwbouw of uitbreiding van een gebouw, zodat er geen onderwijsgeld
in stenen gaat zitten. Soms willen scholen echter graag investeren in tussentijdse
verbeteringen, bijvoorbeeld in het kader van onderwijsontwikkelingen of duurzaamheidsmaatregelen.
Zowel de TCO-benadering als het in beginsel opheffen van het investeringsverbod krijgen
een plaats in het reeds aangekondigde wetsvoorstel.
Vraag 6
Deelt u de mening dat een publiek-private samenwerking een uitkomst kan zijn om goede
huisvesting te realiseren? Zo ja, hoe wilt u dit gaan stimuleren?
Antwoord 6
Op dit moment brengt de taskforce financiering in beeld welke mogelijkheden voor publiek-private
samenwerking er zijn voor de opgave onderwijshuisvesting, welke randvoorwaarden daarbij
nog ingevuld moeten worden voor financiers en welke randvoorwaarden scholen en gemeenten
stellen aan de voorstellen van financieringsmogelijkheden. Zoals toegezegd in het
commissiedebat ontvangt uw Kamer in het eerste kwartaal van 2023 de beleidsreactie
op de eindrapportage van de Taskforce financiën en een appreciatie van de motie van
Van Meenen6 inzake het revolverend fonds voor de onderwijshuisvesting.
Vraag 7
Deelt u de mening dat een revolverend fonds kan bijdragen aan nieuwbouw en renovatie
van schoolgebouwen?
Antwoord 7
Ik ga de mogelijkheid van een revolverend fonds verkennen. Het is van belang om financieringsvormen
die kunnen bijdragen aan het oplossen van de problematiek rondom onderwijshuisvesting
te onderzoeken. De eindrapportage van de taskforce biedt mogelijk aanknopingspunten
die een bijdrage kunnen leveren aan deze verkenning. Zoals gezegd informeer ik uw
Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2023.
Vraag 8
Waarom is er decennialang te weinig in schoolgebouwen geïnvesteerd? Is dit alleen
het gevolg van te weinig geld?
Antwoord 8
Onvoldoende middelen is niet de enige verklaring voor achterblijvende investeringen
in schoolgebouwen. Projecten komen ook niet altijd snel van de grond door gebrek aan
de benodigde uitvoeringscapaciteit bij gemeenten en schoolbesturen, maar ook bij marktpartijen.
Besluitvormingsprocessen bij gemeenten nemen veel tijd in beslag en kunnen doorkruist
worden door projecten met hogere prioriteiten.
Vraag 9
Wat is nodig om ervoor te zorgen dat tijdig en snel geld wordt geïnvesteerd in de
renovatie en nieuwbouw van schoolgebouwen?
Antwoord 9
Het is belangrijk dat elke partij daarbij zijn rol pakt. Ik wil partijen daar graag
bij ondersteunen. Samen met de PO-Raad, VO-raad en VNG ga ik aan de slag met een programmatische
aanpak. Hierin worden projecten gebundeld aanbesteed en werken we met standaardisatie
van processen aan vraag- en aanbodzijde. Dit kan leiden tot een versnelling en verbetering
van de kwaliteit. Daarnaast passen we de wetgeving aan, waarbij de rolverdeling tussen
schoolbesturen en gemeenten o.a. omtrent onderhoud en exploitatie van schoolgebouwen
duidelijker wordt vastgelegd. Ook kijken we naar mogelijkheden om scholen en gemeenten
financieel te ondersteunen. Daarbij heeft de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening via de provincies een Ontzorgingsprogramma Maatschappelijk Vastgoed ingericht,
waarvan schoolbesturen en gemeenten met een kleinere portefeuille van onderwijsgebouwen
gebruik kunnen maken.
Vraag 10
Heeft het manifest «Voor goed onderwijs hebben wij goede schoolgebouwen nodig» u bereikt?
Zo ja, hoe waardeert u het manifest?7
Antwoord 10
Ja, ik ken het manifest. Ik waardeer de bevlogenheid en betrokkenheid van zoveel partijen
uit het veld. Alleen samen met deze partijen kunnen we ervoor zorgen dat we versneld
werk maken van de verouderde voorraad.
Vraag 11
Kunt u uiteenzetten hoe u uitvoering gaat geven aan het manifest en wilt u de Kamer
hiervan op de hoogte houden?
Antwoord 11
In mijn Kamerbrief van 23 november jl. en in antwoord op de vragen hierboven heb ik
reeds aangegeven welke acties ik voornemens ben uit te voeren om de onderwijshuisvesting
te verbeteren en de verouderde voorraad aan te pakken.
Vraag 12
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 12
Dat heb ik hierbij gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.