Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het voorgenomen standpunt instellingsplan NWO 2023-2026 (Kamerstuk 29338-262)
2022D56038 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 30 november 2022 inzake het voorgenomen
standpunt ten aanzien van het instellingsplan NWO 2023–2026 (Kamerstuk 29 338, nr. 262).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De griffier van de commissie,
De Kler
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
– Inbreng van de leden van de D66-fractie
– Inbreng van de leden van de CDA-fractie
– Inbreng van de leden van de SP-fractie
– Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
– Inbreng van de leden van de Groep Van Haga
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het «Voorgenomen
standpunt instellingsplan NWO 2023–2026». De leden hebben nog enkele vragen.
Onderzoek
NWO1 heeft als grootste onderzoeksfinancier een belangrijke verantwoordelijkheid bij het
behalen van beleidsdoelen en de reactie van de Minister op de strategie van NWO is
daarmee van het grootste belang. In dat verband valt het de leden van de VVD-fractie
op dat de Minister niet spreekt over excellentie en ambitie ten aanzien van de positie
van de Nederlandse wetenschappelijk onderzoek. Het wordt niet duidelijk wat de Minister
van NWO verwacht als het gaat om die ambitie, of wat de ambitie van NWO is. Ambitie
wordt alleen expliciet verbonden aan zaken zoals het programma «Erkennen en Waarderen»
en diversiteits- en inclusiebeleid. Kan de Minister uitleggen waarom het stellen van
ambities voor wetenschappelijk onderzoek, zowel als het gaat om het niveau als, om
de thematiek en de internationale positie, niet terug te vinden is in deze stukken?
Wat vraagt de Minister van NWO op dit vlak, zo vragen deze leden.
De leden constateren dat NWO in de strategie stelt dat er weinig samenhang is tussen
verschillende onderzoekprogramma’s. De Minister sluit zich vervolgens aan bij die
conclusie, die de leden van de VVD-fractie ook al eerder hebben getrokken, evenals
AWTI2, PWC3 en Berenschot. De oplossing van de Minister, zo lezen de leden, is vooral gelegen
in het verbinden van bestaande onderzoeksagenda’s. Is de Minister het met de leden
van deze fractie eens dat het tijd is voor regie op een hoger aggregatieniveau als
het gaat om thematiek van onderzoek? Zij vragen wie dan neemt dan de regie, de Minister
of NWO?
De leden van voornoemde fractie vernemen tegenstrijdige berichten rondom het programma
«Erkennen en Waarderen» bij NWO. Enerzijds wordt gezegd dat gestreefd wordt naar een
evenwichtige mix van criteria om onderzoek en onderzoekers te beoordelen, en anderzijds
dat in de praktijk meetbare, kwantitatieve criteria geen deel, of geen deel van belang,
meer uitmaken van de beoordeling. Is dit de invulling van het «evidence-based» CV4 dat de Minister voor ogen heeft? Is de Minister het met deze leden eens dat kwalitatieve
en kwantitatieve criteria elkaar moeten aanvullen? Is de Minister het tevens met de
leden eens dat met name in de bètawetenschappen kwantitatieve criteria niet ondergeschikt
kunnen worden gemaakt aan kwalitatieve, door ze bijvoorbeeld als sub-onderdeel van
een beoordeling te behandelen of zelfs helemaal te verbieden? Deelt de Minister de
mening dat op die manier een objectieve beoordeling van kwaliteit van wetenschap juist
in dit domein wordt bemoeilijkt? Kan de Minister daarnaast exact de verschillen aangeven
tussen de wijze van beoordeling zoals die gehanteerd wordt bij de research funds NIH5 en NSF6? Kan de Minister deze vraag exact zo beantwoorden, gericht op de verschillen, en
niet met een betoog over de overeenkomsten, zo vragen deze leden.
Sectorplannen en beurzen
De leden zien dat NWO stelt de samenhang tussen onderzoeksprogramma’s mede in het
oog te hebben via haar rol bij de sectorplannen. De sectorplannen worden achteraf
gezien vooral ingezet voor het wegnemen van werkdruk bij medewerkers. Welke inhoudelijke
rol speelt NWO dan nog via de sectorplannen om bij te dragen aan samenhangende thematiek?
De leden lezen dat NWO de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van sectorplannen
binnen het Nederlandse onderzoekslandschap ondersteunt en deze waar mogelijk met strategische
onderzoeksthema’s verbindt. De universiteiten hebben echter gezamenlijk de zwaarteverdeling
tussen de sectorplannen bepaald. Hoe kan NWO dan nog inhoudelijk voor samenhang en
maximale impact zorgen? Hoe wil de Minister daarnaast ervoor zorgen dat hij, en niet
de universiteiten, in het vervolg de zwaarteverdeling tussen sectorplannen bepaalt,
zo willen de leden weten
Een dergelijk issue zien de leden van de VVD-fractie bij het verdelen van starters-
en stimuleringsbeurzen, waarbij NWO betrokken is. Hoe wil de Minister zelf en via
NWO ervoor zorgen dat deze beurzen daar worden ingezet waar dat doelmatig is en niet
simpelweg worden verdeeld op basis van studentenaantallen? Opleidingen die bij uitstek
juist bijdragen aan het adresseren van de uitdagingen van de toekomst, zoals medische,
ICT- of tech-opleidingen kennen vaak een numerus fixus. Hoe gaan de middelen in voldoende
mate hier terecht komen als studentenaantallen de sleutel zijn? Hoe verhoudt dit zich
tot opleidingen die overmatig groeien en hier nog extra worden bediend?
Kennisveiligheid
De strategie rept van kennisveiligheid, maar maakt nog weinig concreet wat de inzet
van NWO daarbij is, terwijl gevoelige kennis en sleuteltechnologie door de handen
van NWO gaat en NWO in haar schakelrol direct zicht heeft op bijvoorbeeld financiering
van gevoelig onderzoek door derden. Wat gaat NWO vanuit die schakelrol concreet doen
om bij te dragen aan kennisveiligheid, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden lezen dat de Minister vindt dat NWO een initiërende en faciliterende rol
heeft op het gebied van kennisveiligheid. Welke concrete verwachtingen heeft de Minister
daarbij? Wat verwacht de Minister bijvoorbeeld op het gebied van best practices? Hoe gaat de Minister deze verwachtingen meetbaar maken, zo informeren deze leden.
Open science
De leden van de VVD-fractie zien een duidelijk contrast tussen de NWO-strategie en
de grote inzet voor Open Science. Kan de Minister specifieker uitleggen waaraan de
€ 20 miljoen voor Open Science over tien jaar aan wordt besteed, indien mogelijk in
een schematisch overzicht? Wat gaat bijvoorbeeld het regie-orgaan met 10 fte precies
doen? Welke meetbare doelstellingen stelt de Minister aan dit regie-orgaan en aan
het beleid voor Open Science in het algemeen, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de NWO-Strategie
2023–2026: «Wetenschap Werkt!» en het voorgenomen standpunt van de Minister. De leden
onderschrijven de reactie van de Minister ten aanzien van de strategie. De leden moedigen
specifiek de ambities van NWO op het gebied van aanvraagdruk, erkennen waarderen,
diversiteit en inclusie en duurzaamheid aan. De leden hebben enkele aandachtspunten
om mee te geven de raad van bestuur van NWO.
De leden van voornoemde fractie zien goede intenties op gebied van het verminderen
van de aanvraagdruk. De leden vinden het verlagen van de druk op onderzoekers in het
wetenschapssysteem een belangrijke uitdaging voor NWO. Specifiek vinden de leden dat
de tijdsinvestering bij het indienen van een aanvraag in goede verhouding dient te
staan tot de slaagkans van een aanvraag. De leden merken op dat NWO in haar strategie
streeft naar een honoreringspercentage van tenminste 25% voor ongebonden onderzoek.
De leden verzoeken de Minister om NWO te vragen om een heldere ambities te stellen
voor alle financieringslijnen.
De leden van de D66-fractie moedigen de ambities op het gebied praktijkgericht onderzoek
aan. Praktijkgericht onderzoek staat vanwege zijn opzet altijd dichtbij partners zoals
het MKB7 en regionale publieke organisaties. Daarnaast lezen de leden dat NWO maatschappelijke
partners die een wezenlijke bijdrage leveren aan de doelstelling van een NWO-samenwerkingsprogramma
en delen van de kennisketen financiert. De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk
dat er bewust beleid wordt gevoerd op financiering van maatschappelijke partners en
medeoverheden. De leden doen de Minister de suggestie aan de hand om NWO te verzoeken
om financiering van maatschappelijke partners en medeoverheden transparant te monitoren
en NWO te vragen hierover te rapporteren.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Voorgenomen standpunt
instellingsplan NWO 2023–2026». Zij maken zich zorgen over de reikwijdte van de invulling
van erkennen en waarderen door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.
Zij hebben hierover enkele vragen, evenals over een aantal andere onderwerpen.
Erkennen en waarderen
De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe NWO ervoor gaat zorgen dat bij
het beoordelen van onderzoeksvoorstellen de kwaliteit van onderzoek en onderzoeker
als belangrijkste uitgangspunt blijft gelden. De Minister noemt het evidence-based
CV. Is het al duidelijk of een dergelijk CV gegevens gaat bevatten die meetbaar zijn?
De leden vernemen dat NWO door «Erkennen en Waarderen» vele meetbare criteria heeft
verwijderd, in sommige competities het CV helemaal heeft verwijderd, en dat NWO in
de talentcompetities het plan heeft om het CV niet meer apart te beoordelen. De leden
van voornoemde fractie maken zich daarom zorgen dat evaluaties door NWO, vooral in
de medische en bèta-disciplines, minder objectief en wetenschappelijk-kwalitatief
sterk zullen zijn. Welk bewijs heeft de Minister dat deze ingrijpende hervormingen
naar aanleiding van de evaluatie geen negatief effect hebben op selectie van de beste
wetenschap en wetenschappers, volgens internationale meetbare criteria, zo vragen
deze leden.
Is de Minister het met de leden van de CDA-fractie eens dat Nederland nu in de top
vijf van de wereld staat als het gaat om wetenschapskwaliteit en dat het verwijderen
van meetbare criteria voor wetenschappelijk onderzoek en onderzoekers bij alle onderzoekdisciplines
het risico in zich draagt dat dit kwaliteitsverlagend werkt?
De leden ontvangen graag een reflectie van de Minister op de zorgen zoals geformuleerd
door 95 jonge wetenschappers in het artikel «Heroriëntatie NWO-Talentcompetities bedreigt
toekomst Nederlandse wetenschap».8
Starters en stimuleringsbeurzen
De leden van de CDA-fractie vernemen dat er twee commissies zijn ingesteld om de verdeling
van de starters en stimuleringsbeurzen in goede banen te leiden. Op welke precieze
doelen gaan deze commissies sturen? Nu worden startersbeurzen door universiteiten
over faculteiten verdeeld op studentenaantallen, omdat werkdruk in de praktijk vooral
onderwijsdruk is. Hoe gaat de Minister er voor zorgdragen dat nieuwe mensen in vaste
dienst worden aangenomen? Hoe gaat de Minister er voor zorgen dat deze onderzoeksbeurzen
aan (ongebonden) fundamenteel onderzoek worden besteed? Hoe borgt de Minister de kwaliteit
van het onderzoek waaraan het geld wordt besteed? Gaat de Minister prioriteren op
studies en onderzoeksvelden waar in Nederland behoefte aan is? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan de Kamer toezicht houden of deze middelen doelmatig besteed gaan worden, zo
vragen deze leden.
Kennisveiligheid
Welke plannen heeft NWO met de middelen van open science? Hoe gaat de Minister er
voor zorgen dat de middelen voor open science besteedt worden op een manier dat onze
kennis ook goed beschermd wordt, zo willen de leden weten.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorgenomen standpunt instellingsplan
NWO 2023–2026. De leden zijn erg kritisch op competitie in de wetenschap en NWO in
het bijzonder en hebben hierover nog vragen en opmerkingen.
Onlangs verscheen er in het Parool een column van Marcel Levi die nogal wat onrust
veroorzaakte in de academische wereld9. Levi stelde dat het begrip veiligheid aan inflatie onderhevig is, omdat het te pas
en te onpas wordt gebruikt. Het PNN10 en het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren hebben hun afkeur uitgesproken en
de leden van de SP-fractie sluiten zich hierbij graag aan. Een onveilig werkklimaat
kan leiden tot misstanden met grote gevolgen voor promovendi. Wetenschappers die te
maken krijgen met een onveilige werksituatie dienen gehoord en geholpen te worden.
In de NWO strategie voor 2023–2026 staan Diversiteit en Inclusie, kennisveiligheid
en een veilige academische werkomgeving expliciet in de ambities geformuleerd en de
column van Levi staat hier haaks op. De leden vragen de Minister of hij het hiermee
eens is en hoe NWO gaat bijdragen aan een veilig werkklimaat.
De Minister en NWO streven naar een stelsel met meer rust voor de onderzoeker en NWO
benadrukt haar rol in het verminderen van de werkdruk voor onderzoekers. De leden
vragen de Minister hoe hij de rol van NWO ziet in het ontwikkelen van beleid en financiering,
zodat de hoge druk op jonge onderzoekers, promovendi en postdocs met tijdelijke contracten
ook daadwerkelijk kan afnemen? Daarnaast vragen de leden of hij samen met NWO en de
instellingen afspraken kan maken voor een gezonde werkcultuur, met oog voor de mentale
en sociale veiligheid van onderzoekers?
Al jaren waarschuwen de leden van de SP-fractie voor de gevaren van afhankelijke wetenschap.
In het verleden heeft NWO programma’s opgezet samen met bedrijven, zoals Shell. De
leden zijn hier zeer kritisch op, omdat het mogelijk de onafhankelijkheid van de wetenschap
aantast. Daarom vragen de leden om een lijst van programma’s van NWO waarbij bedrijven
betrokken zijn.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie waren niet gelukkig met het onderzoeks- en wetenschapsbeleid
van de vorige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en vragen of de weg
die de huidige Minister nu inslaat met zijn NWO-strategie 2023–2026: Wetenschap werkt, wezenlijk daarvan afwijkt. Een van de prikkels is nog altijd het publish or perish, ofwel het sturen op outputindicatoren, zoals publicaties. De leden van voornoemde
fractie willen af van de publicatiedrift en willen meer geld vrijmaken voor fundamenteel
onderzoek. Wetenschappers moeten zich huns inziens kunnen ontwikkelen in meerdere
kerndomeinen van de wetenschap, te weten onderzoek, onderwijs, impact op de samenleving,
leiderschap en samenwerking, en hiervoor ook gewaardeerd en beloond moeten worden.
De huidige eenzijdige nadruk op outputindicatoren (van vooral onderzoek) staat hier
haaks op. Kan de Minister toelichten in hoeverre de extra ruimte die hij onderzoekers
wil bieden om evidence based te onderbouwen wat hen voor NWO maakt tot de beste kandidaat, ook recht doet aan
de meerdimensionale beoordeling die de leden van deze fractie voor ogen staat?
De leden van de PvdA-fractie willen de trend keren daar waar wetenschappers met onzekere
aanstellingen moeten woekeren met verdeling van hun tijd tussen onderzoek en onderwijs.
Zij stellen gerichte investeringen voor: een vast bedrag voor alle universiteiten
dat geoormerkt is voor meer vaste aanstellingen en een vaste onderzoeksvoet voor wetenschappers
in hun aanstellingen, zodat ze minder afhankelijk worden van de onzekere tweede geldstroom.
In hoeverre biedt de Minister bij zijn NWO-strategie flankerend beleid dat tegemoetkomt
aan deze wens, zo vragen deze leden.
De Minister schrijft dat de ambities die NWO op zich heeft genomen ten aanzien van
de vernieuwing en de continuïteit, uitvoering geven aan zijn wens om de onderzoeksinfrastructuur
de komende jaren te versterken voor alle typen van onderzoek. Bij het onderzoeks-
en wetenschapsbeleid bepleiten de leden van de PvdA-fractie een eerlijker verdeling
tussen bèta-techniek, de alfa- en gammastudies en medische wetenschappen. Zij vinden
dat extra geld voor technische studies mag niet leiden tot minder budget voor studies
binnen andere wetenschappelijke domeinen. Handhaaft de huidige Minister de keuze die
zijn ambtsvoorganger in dezen heeft gemaakt, onverkort, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van de onderhavige brief en de
NWO-strategie «Wetenschap werkt». De leden hebben nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden vinden het zeer positief dat er wordt ingezet om meer vaste contracten te
verstrekken voor onderzoekers in het wetenschappelijk onderwijs. Op deze manier worden
goede wetenschappers behouden en komt er meer rust en zekerheid voor deze onderzoekers
dat hun werk waarschijnlijk ten goede komt.
De leden stellen vraagtekens bij de ambitie met betrekking tot het diversiteits- en
inclusiebeleid van het nationaal actieplan Diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs
(DIHOO) dat ook NWO heeft ondertekend. De leden vinden dat een beoordeling dient plaats
te vinden op basis van intellectuele en persoonlijke geschiktheid voor de specifieke
onderzoeksfunctie. Zij zijn geen voorstander van een voorkeursbeleid en het is volgens
hen juist discriminerend om een geschiktere kandidaat af te wijzen op basis van zijn
niet-vrouwelijke geslacht of niet-immigratieachtergrond.
De voornoemde leden zien ook dat de digitale ontwikkelingen razendsnel gaan en maken
zich zorgen om deze (te) vergaande digitalisering. Onlangs nog is gebleken dat buitenlandse
technische bedrijven geld verdienen aan de data van onze studenten en onderzoekers.
Ze vinden dat de ontwikkeling on hold moet worden gezet zolang de veiligheid niet kan worden gegarandeerd. Vindt de Minister
ook niet dat digitalisering zeker behulpzaam, maar geen doel op zich, zo vragen zij.
De leden van de Groep Van Haga benadrukken dat wetenschap draait om het denken en
discussiëren in volledige vrijheid. Dat kan niet in overheidsdienst of in opdracht
van overheidsdiensten of industrie die inzetten op een bepaald resultaat. Veiligheid
en vrijheid dienen altijd het uitgangspunt te zijn. Ziet de Minister ook in dat dit
in de afgelopen jaren niet op ieder vlak het geval is geweest en hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit zonder
uitzondering wordt nageleefd en indien nodig aangescherpt wordt, zo vragen de leden.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.C.E. de Kler, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.