Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stoffer over de uitspraak van het Hof van justitie van de Europese Unie over het UBO-register
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Minister van Financiën over de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over het UBO-register (ingezonden 23 november 2022).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën), mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid
en de Minister van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 20 december 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie
(het Hof) over het ultimate beneficial owner-register (UBO)?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het feit dat het Hof de ongeldigheid heeft vastgesteld van de bepaling
van de anti-witwasrichtlijn, waar het UBO-register op gebaseerd is?
Antwoord 2
Het Hof stelt vast dat de Europese wetgever met de anti-witwasrichtlijn een doelstelling
van algemeen belang nastreeft die zelfs een ernstige inmenging in de artikelen 7 en
8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende grondrechten,
namelijk eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens, kan
rechtvaardigen, en dat de toegang van het grote publiek tot informatie over uiteindelijk
begunstigden kan bijdragen tot de verwezenlijking van die doelstelling. Echter, het
Hof concludeert kort gezegd dat de bepaling in de Europese anti-witwasrichtlijn, die
regelt dat lidstaten moeten zorgen dat een ieder van het algemeen publiek toegang
moet krijgen tot UBO-informatie, onvoldoende onderbouwd en daarmee ongeldig is.
Vraag 3
Bent u bekend met dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de informatie over de
uiteindelijk begunstigden van binnen hun grondgebied opgerichte vennootschappen en
andere juridische entiteiten in alle gevallen voor het grote publiek toegankelijk
is?
Antwoord 3
Ja. Artikel 30 lid 5, sub c van de Europese anti-witwasrichtlijn schrijft voor dat
informatie over uiteindelijk begunstigden in alle gevallen toegankelijk is voor elk
lid van de bevolking. Het Hof vindt deze passage onvoldoende onderbouwd en verklaart
het daarom ongeldig.3
Het gevolg van de uitspraak is dat de verplichting voor lidstaten om het UBO-register
voor het brede publiek toegankelijk te maken, komt te vervallen. Daarmee geldt voor
lidstaten enkel nog de verplichting om toegang te geven tot informatie over uiteindelijk
begunstigden nog voor bevoegde autoriteiten, meldingsplichtige instellingen en alle
personen of organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen. Het Hof noemt specifiek
pers en maatschappelijk organisaties als voorbeeld.4
Vraag 4, 5, 6 en 7
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Hof dat toegang van het grote publiek tot
informatie over de uiteindelijk begunstigden een ernstige inmenging vormt in de grondrechten
op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens, die respectievelijk
zijn neergelegd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest?
Wat is uw reactie op het genoemde arrest?
Bent u voornemens het UBO-register (tijdelijk) buiten werking te stellen?
Welke maatregelen gaat u nemen ten einde recht te doen aan het genoemde arrest?
Antwoord 4, 5, 6 en 7
Zodra de uitspraak bekend werd, is besloten om het register te sluiten voor informatieverstrekkingen.
Dit geldt voor alle partijen. Ik heb uw Kamer hierover direct geïnformeerd in de Kamerbrief
van 22 november jl.5
De reden hiervoor is dat ik een analyse wil doen naar de gevolgen van de uitspraak
voor Nederland. Op dit moment vindt een gezamenlijke juridische analyse plaats door
de Ministeries van Financiën, Justitie en Veiligheid en Economische Zaken en Klimaat.
Onderzocht wordt hoe de uitspraak van het Hof nationale wetgeving raakt.
Uit een eerste bestudering van de uitspraak van het Hof komt naar voren dat de verplichting
voor lidstaten om UBO-gegevens op te nemen in een centraal register (het UBO-register)
volgt uit de vierde Europese anti-witwasrichtlijn (AMLD4).6 Artikel 30, vijfde lid, van deze richtlijn schrijft voor aan wie lidstaten toegang
moeten geven tot informatie in het UBO-register. Onder artikel 30, vijfde lid, AMLD4
was voorgeschreven dat toegang moesten hebben bevoegde autoriteiten (onderdeel a),
meldingsplichtige instellingen (onderdeel b) en personen en organisaties die een legitiem
belang kunnen aantonen (onderdeel c). Met de vijfde anti-witwasrichtlijn7 (AMLD5) is onderdeel c van het vijfde lid zo gewijzigd dat informatie over uiteindelijk
begunstigden in alle gevallen toegankelijk diende te zijn voor elk lid van de bevolking.
De uitspraak van het Hof ziet alleen op categorie c en heeft geen betrekking op de
categorieën a en b. Dat betekent dat bevoegde autoriteiten en meldingsplichtige instellingen
toegang dienen te behouden. In Nederland hebben we echter niet al deze drie categorieën
(onderdeel a tot en met c) expliciet in onze wetgeving benoemd. We zien in ieder geval
wel voldoende grondslag om de informatieverstrekking aan bevoegde autoriteiten te
herstellen.
In samenwerking met de Kamer van Koophandel zullen we daarom de informatieverstrekking
aan de bevoegde autoriteiten op korte termijn weer herstellen. Het gaat daarbij om
specifieke autoriteiten, die zijn aangewezen in het Handelsregisterbesluit 2008 op
basis van criteria genoemd in artikel 30 van de vierde anti-witwasrichtlijn.
Voor Wwft-instellingen ligt het herstellen van informatielevering complexer. Daarom
wordt hier nauwkeurig naar gekeken. Gezien het klantcontactonderzoek en de terugmeldplicht
is er groot belang om ook deze instellingen weer aan te sluiten. De juridische implicaties
van de uitspraak zijn op dit punt echter nog onduidelijk. Ook spelen hier uitdagingen
in de uitvoering omdat de aansluiting van Wwft-instellingen in het register complex
is. Sommige instellingen zijn namelijk rechtstreeks aangesloten op het register, andere
via private tussenpartijen.
Wat betreft de derde categorie is het Hof helder. De verplichting voor lidstaten om
het register voor het brede publiek open te stellen is onvoldoende onderbouwd en daarom
ongeldig. Teruggevallen wordt op personen en organisaties die een legitiem belang
kunnen aantonen. Op dit moment is nog onduidelijk wat dit precies behelst, en of bijvoorbeeld
de taak van journalisten of wetenschappelijke onderzoekers onder dit begrip valt.
Onderzocht wordt of de Handelsregisterwet aanpassing behoeft, omdat deze voorschrijft
dat bepaalde UBO-informatie door een ieder kan worden ingezien.
Zodra bovenstaande analyse verder uitgewerkt is en duidelijk is welke maatregelen
genomen zullen worden, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën -
Mede namens
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.