Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022
2022D54582 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Ministers van Buitenlandse
Zaken, Defensie, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Justitie en Veiligheid
over de brief Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten
post-2022 van 25 november 2022.
De voorzitter van de commissie,
Rudmer Heerema
De adjunct-griffier van de commissie,
Koerhuis
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II
Antwoord/reactie van de bewindspersoon
III
Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Kamerbrief over
de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten. Wel hebben
zij nog een paar vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde
stukken en hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de PVV-fractie worden niet vrolijk van de kabinetsbrief. De Sahelregio
is en blijft een puinhoop, en tegen beter weten in blijft Nederland militairen sturen
naar die regio.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief betreffende
de Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022.
Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de kabinetsbrief van 25 november jl. betreffende de Nederlandse veiligheidsinzet
in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022.
Politieke situatie en veiligheidsontwikkelingen in de Sahel en West-Afrika
De leden van de VVD-fractie constateren dat er in de gehele brief weinig is geschreven
over migratie en het tegenhouden van migratiestromen uit de desbetreffende regio.
Dit betreuren deze leden, want dit zou een onderdeel van de veiligheidsstrategie moeten
zijn. De leden van de VVD-fractie zouden graag meer toelichting krijgen van het kabinet
op het belang van het inperken van migratiestromen. Op welke manier speelt migratie
een rol in de inzet van deze verschillende missies? Zouden zij een overzicht mogen
ontvangen van de missies die een migratie-gerelateerde doelstelling hebben? Indien
dit niet het geval is, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen niets over de invloed van China in de Sahel en de
West-Afrikaanse kuststaten. Dit terwijl het bekend is dat met name de Sahel-regio
in de laatste maanden een belangrijk onderdeel is geworden voor China’s uitbreiding
van het Belt and Road Initiative. Dit zou een punt van aandacht moeten zijn, maar
wordt niet genoemd. Kan de Minister verder toelichten hoe er bij de missies rekening
gehouden wordt met de groeiende Chinese invloed, en in het algemeen effectiever wordt
ingespeeld op de nieuwe geopolitieke realiteit.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet op pagina 3 schrijft over een overheid
in de Sahel die ofwel afwezig ofwel corrupt en niet inclusief is, en dat het sociaal
contract tussen burgers en overheid hersteld moet worden. Deze leden vragen hierbij
hoe het Nederlandse kabinet concreet denkt ervoor te zorgen dat deze situatie verbetert,
en of deze inspanningen voldoende zullen zijn om de eerdergenoemde problemen te verhelpen.
Daarnaast vragen zij het kabinet te reflecteren op de vraag in hoeverre verbetering
mogelijk is, als het betreffende partnerland zelf onvoldoende bereid is stappen te
zetten? Deze leden krijgen graag een realistische reflectie van het kabinet.
Verder hebben de leden van de VVD-fractie specifieke vragen rond Mali. In hoeverre
is er bij de Malinese overheid bereidheid om het sociale contract met burgers te herstellen?
En hoe verhoudt zich dit tot de door het kabinet genoemde operaties van met Malinese
leger samen met Russische huurlingen, waarbij mensenrechten worden geschonden? Kunnen
operaties van het Malinese leger het sociale contract niet juist verder ondermijnen,
als het, zoals het kabinet schrijft, het geval is dat terreurgroep Jama'at Nasr al-Islam
wal Muslimin (JNIM) probeert de invloed van Russische huurlingen terug te dringen?
Met andere woorden, is het mogelijk dat een offensief van Wagner en het Malinese leger
burgers juist in de armen van JNIM drijft?
De leden van de D66-fractie maken zich ten eerste zorgen over de grondoorzaken van
de instabiliteit in de Sahel-regio en West Afrika. De langdurige armoede, voedselonzekerheid
en lage bestaanszekerheid zijn al schrijnend, maar met klimaatverandering als multiplier
is de verwachting dat de situatie de komende jaren hard achteruit zal gaan. Wat doet
het kabinet met internationale partners om tegelijkertijd de grondoorzaken van instabiliteit
en conflicten in deze regio aan te pakken? Wat is daarvoor de strategie?
De leden van de D66-fractie lezen over de internationale spanningen rondom de situatie
in Mali. Deze leden vinden het goed nieuws dat er in Mali een akkoord is gesloten
over de terugkeer van een democratisch bestuur, maar vrezen ook voor de verslechterde
relatie tussen de Malinese transitieautoriteiten en de internationale gemeenschap.
Kan de Minister toelichting geven op de 49 Ivoriaanse gevangenen in Mali? Klopt het
dat deze gevangenen gelieerd waren aan de missie van de Verenigde Naties (VN) in Mali?
Kan de Minister toelichten wat de betekenis is van het terugtrekken van Ivoorkust
uit de VN-missie, net als de terugtrekking van Denemarken, Groot-Brittannië en Duitsland?
Deze leden lezen over de bezorgdheid van het kabinet over de aanwezigheid van de Russische
Wagner Group in Mali en haar betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen. Deze leden
delen die zorgen. Kan de Minister een toelichting geven de betekenis van de aanwezigheid
van de Wagner Group in Mali voor de geopolitieke en militaire situatie in het land?
Welke invloed heeft de Oekraïense aanval op het hoofdkwartier van de Wagner Group
in Kadiivka op 10 december op de status van de militaire groep?
De leden van de D66-fractie lezen dat de relatie tussen buurlanden Mali en Niger verder
is verslechterd. Deze leden zijn hoopvol over het feit dat de Nigerese regering de
veiligheidssamenwerking met Europese en internationale partners wil verbeteren en
delen de positieve houding van het kabinet hierover. De leden willen de Minister hier
nog enkele vragen over stellen. Deelt de Minister de mening van de leden van de D66-fractie
dat er op internationale samenwerking met Niger moet worden ingezet om te voorkomen
dat Rusland meer invloed krijgt in het land? Kan de Minister toelichten hoe deze verdergaande
samenwerking er in de praktijk uit zal zien? Hoe zal Nederland, samen met de Europese
Unie (EU) en andere internationale partners, proberen te voorkomen dat ook Niger,
net als buurland Mali, de samenwerking met Rusland zal gaan opzoeken?
De leden van de D66-fractie vinden het zorgwekkend om te lezen dat ook in Burkina
Faso het pro-Russische sentiment groeit. Hoe reëel is het volgens de Minister dat
ook de nieuwe leiders van Burkina Faso richting Rusland zullen bewegen? Hoe groot
acht de Minister de kans dat ook in Burkina Faso de Wagner Group actief zal worden?
Kan de Minister toelichten wat de EU en andere westerse partners gaan doen om ervoor
te zorgen dat Burkina Faso geen verdere samenwerking met Rusland zal aangaan?
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over het toenemende terroristische en
extremistische geweld in de West-Afrikaanse kuststaten, bijvoorbeeld van jihadistische
groepen. Deze leden vernemen dat deze staten expliciete steun vragen aan de internationale
gemeenschap voor het tegengaan van terroristische groeperingen. Kan de Minister toelichten
welke inzet Nederland hierin levert? Hoe groot zijn de gevolgen van het toenemende
terrorisme in de West-Afrikaanse kuststaten voor Europa? Verwacht de Minister een
toenemende groep vluchtelingen uit deze regio of bijvoorbeeld een verhoogde kans op
terroristische aanslagen op ons continent?
De leden van de PVV-fractie zien dat het kabinet óók constateert dat het er allemaal
niet beter op wordt in de Sahel-regio. Als grondoorzaken noemt het kabinet onder meer
de voedselonzekerheid, de bevolkingsgroei, het machtsvacuüm in bepaalde gebieden,
en de corruptie. Maar wat doet de Nederlandse inzet concreet op die punten, en welke
resultaten zijn er op die gebieden gehaald met de inzet het afgelopen vijf jaar?
De leden van de PVV-fractie kunnen namelijk niet uit de brief opmaken dat er resultaten
zijn geboekt met betrekking tot de aanpak van die grondoorzaken, ook niet met de militaire
bijdragen aan de diverse missies. Ook is het islamitisch terrorisme in de Sahel en
West-Afrika in omvang gegroeid. Het kabinet geeft het zelf aan. Maar wat is hierop
het antwoord? De militaire missies doen er vrij weinig aan en de politieke chaos in
de regio maakt het de terroristen wel erg makkelijk.
Wat betreft het aan IS en Al-Qaida gelieerde terrorisme, willen de leden van de PVV-fractie
graag een wat uitgebreidere analyse zien. Een analyse die wat nauwkeuriger antwoord
geeft op vragen zoals: hoeveel aantallen strijders hebben deze terreurgroepen? In
welke mate vormen zij een bedreiging voor Nederland en andere westerse doelen/belangen?
Zijn er statelijk actoren, uit bijvoorbeeld het Midden-Oosten, die het terrorisme
voeden? Hoe komen deze terreurgroepen aan hun wapens, etc.? Wellicht kan het kabinet
hier wat uitgebreider op ingaan bij de nationale Afrikastrategie waar nu aan wordt
gewerkt.
In die strategie, die in het eerste kwartaal van 2023 wordt afgerond, willen de leden
van de PVV-fractie ook een helder antwoord op de vraag hoe nu omgegaan moet worden
met de invloed van Wagner-huurlingen in Afrika en hun samenwerking met de lokale autoriteiten.
Dat de invloed van Wagner zwaar negatief is, is voor iedereen wel helder. Maar welke
mogelijkheden ziet het kabinet om de invloed van Wagner terug te dringen? En hoe gaat
Nederland harder optreden tegen de autoriteiten en politieke leiders van landen die
de deur wagenwijd openzetten voor Wagner-huurlingen?
In de brief stelt het kabinet verder dat «mogendheden als Rusland» behoorlijk foute
dingen doen in de Sahel en West-Afrika. Deze leden vragen zich af welke mogendheden,
naast Rusland, het kabinet allemaal bedoelt? Wordt hiermee ook indirect naar China
gewezen? Zo ja, kan de invloed van China in de regio bij de Afrika-strategie in kaart
gebracht worden, en kan worden aangegeven in hoeverre dat van negatieve invloed is
op de politieke situatie en de veiligheidsontwikkelingen?
De leden van de CDA-fractie delen de kabinetszorgen over de verslechterende veiligheidssituatie
in de Sahelregio en de expansie van instabiliteit naar de West-Afrikaanse kuststaten.
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over het bewust aangewakkerde anti-Franse
en antiwesterse sentiment in zowel Mali als in Burkina Faso. Er lijkt voorafgaand
aan beide staatsgrepen sprake te zijn geweest van een goed geplande en goed uitgevoerde
propagandacampagne. Op social media werden massaal pro-Rusland geluiden verspreid
en tijdens demonstraties werd actief gepleit voor het aanhalen van de militaire banden
met Rusland. De leden van de CDA-fractie vinden dit een zorgwekkende trend. Klaarblijkelijk
zijn Rusland en ook de terroristische organisaties beter in staat om de hearts en
minds van de lokale bevolking voor zich te winnen dan de Verenigde Naties en de Europese
Unie. De leden van de CDA-fractie vragen zich af wat hier tegenover wordt gesteld.
En hoe voorkomen we dat deze trend zich voortzet in Niger en de West-Afrikaanse kuststaten?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoeveel leden van de Wagner Group in Mali
actief zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat het Accra Initiatief door verschillende
regionale en internationale partners wordt gezien als één van de vehikels om de strijd
tegen terrorisme in West-Afrikaanse kuststaten mee aan te gaan. Deze leden zijn benieuwd
of, en zo ja hoe, dit initiatief door Nederland, de Europese Unie en de Noord-Atlantische
Verdragsorganisatie (NAVO) wordt ondersteund?
De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de huidige en toekomstige Nederlandse
en Europese economische belangen in de Sahel regio en de West-Afrikaanse kuststaten.
Wil het kabinet dat de Europese Unie zich positioneert als voorkeurspartner in de
regio, net zoals dat bij het Grote Merengebied het geval is? Welke rol spelen de Sahel-regio
en de West-Afrikaanse kuststaten in de Europese Critical Raw Material Act en de Nationale
grondstoffenstrategie? Wat is er bekend over de aanwezigheid van China in dit deel
van Afrika?
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de Malinese transitieautoriteiten
op 10 juli jl. 49 Ivoriaanse militairen gevangen hebben genomen waarvan drie inmiddels
zijn vrijgelaten. Waar en waarom zijn deze militairen gevangengenomen en wat is de
stand van zaken?
De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn bekend met de recente ontwikkelingen
in de Sahel en West-Afrika en de situatie aldaar baart hen grote zorgen, mede als
gevolg van de verslechterende veiligheidssituatie. Zij delen het standpunt dat een
geïntegreerde aanpak noodzakelijk is om een stabiliserende bijdrage te kunnen leveren
in de regio. In het verleden is deze aanpak, hoewel de ambitie steeds uitgesproken
werd, onvoldoende gerealiseerd, zo concludeerde de evaluatie van de Directie Internationaal
Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) over de Nederlandse bijdrage aan de Multidimensional
Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA) onlangs. De leden vragen het kabinet
dan ook om in de aangekondigde strategische brief rekenschap te geven van deze en
andere bevindingen met als doel te komen tot een geïntegreerde aanpak die een effectieve
bijdrage levert aan het verbeteren van de veiligheidssituatie in de regio.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hechten grote waarde aan lokaal eigenaarschap
en zijn blij dat het kabinet dit ook als zodanig benoemt. Zij vragen het kabinet op
welke manier hieraan uitvoering wordt gegeven in de keuzes die gemaakt worden over
de Nederlandse inzet in de regio.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vrezen dat lokaal eigenaarschap in de
knel kan komen nu de geopolitieke rivaliteit in de wereld toeneemt en deze ook zeker
niet voorbij gaat aan het Afrikaanse continent. De leden maken zich daarbij zorgen
over de groeiende assertiviteit van met name Rusland en China en hun activiteiten
in Afrika.
Tegelijkertijd willen de leden van de fractie van de ChristenUnie ervoor waken dat
het Afrikaanse continent niet wordt gereduceerd tot een speelstuk in een geopolitiek
schaakspel van grootmachten waarbij onze relaties met het continent grotendeels in
het teken komen te staan van de genoemde spanningen. Deze leden roepen het kabinet
dan ook op om hier expliciet op in te gaan in de aangekondigde strategische brief.
Zij willen het kabinet daarnaast vragen welke concrete stappen worden gezet om landen
in de Sahel-regio te ondersteunen om weerbaar te zijn te midden van alle geopolitieke
druk om zo de belangen van de lokale bevolking te kunnen waarborgen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat in met name Burkina Faso
en Mali antiwesterse sentimenten toenemen en dat deze worden benut door Rusland en
China. Deze leden roepen het kabinet op om zich op deze ontwikkelingen – die niet
beperkt blijven tot deze regio – te bezinnen en in het brede buitenlandbeleid in te
zetten op gelijkwaardige samenwerking met landen in het mondiale zuiden. In lijn met
briefadvies 36 (Urgentie van een nieuwe Nederlandse Afrikastrategie) van de Adviesraad
voor Internationale Vraagstukken willen deze leden daarbij aandacht vragen voor het
tegengaan van incoherentie in Nederlands beleid dat daarmee geen rekening houdt met
de zorgen en belangen van onder andere Afrikaanse landen. Deze leden zijn van mening
dat coherent beleid niet alleen rechtvaardig is en een bijdrage levert aan betere
leefomstandigheden in de regio, maar ook geopolitieke opponenten de kans ontneemt
incoherentie te benutten om antiwesterse sentimenten aan te wakkeren. Deze leden vragen
het kabinet dan ook om beleidscoherentie onderdeel uit te laten maken van de geïntegreerde
inzet in de Sahel en West-Afrika en daar expliciet uiting aan te geven in de aangekondigde
strategische brief van begin 2023.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de Nigerese wens
om te komen tot bilaterale overeenkomsten in de strijd tegen terrorisme. Deze leden
vragen waar deze samenwerking -als het aan Nederland ligt – uit zou moeten bestaan?
Daarnaast willen deze leden het kabinet vragen hoe samenhang tussen de verschillende
overeenkomsten en met de andere al dan niet militaire initiatieven kan worden gewaarborgd.
Deze leden zijn daarnaast blij dat de Nigerese overheid tot op heden heeft gekozen
voor militaire samenwerking met het Westen in plaats van met Rusland. Tegelijkertijd
zijn antiwesterse en met name anti-Franse sentimenten wel degelijk aanwezig in de
maatschappij. Deze leden willen het kabinet dan ook vragen welke bijdrage Nederland
op dit moment levert en in de toekomst zou kunnen leveren om dit tegen te gaan en
de militaire samenwerking ook voor de toekomst te waarborgen?
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat na de machtsgreep van
afgelopen oktober nieuwe machtshebbers zijn aangetreden in Burkina Faso. Deze leden
hebben kennisgenomen van de inschatting van het kabinet dat er een mogelijkheid bestaat
dat deze machtshebbers open zullen staan voor militaire samenwerking met Frankrijk
of andere westerse partners. Zij willen het kabinet dan ook vragen hoe Nederland de
Burkinese overheid probeert te overtuigen om ondanks de anti-Franse sentimenten een
samenwerkingsovereenkomst met Europa te sluiten.
Missies en Operaties
De leden van de VVD vragen specifiek naar de inzet van de Nederlandse krijgsmacht
in Mali. Hoe is gegarandeerd dat Nederlandse militairen te allen tijde vrij zijn het
land te verlaten, nu de Malinese regering regelmatig vliegbewegingen van MINUSMA beperkt?
En welke garanties, of afspraken met bondgenoten, over bescherming in noodgevallen,
zijn er voor de veiligheid van Nederlandse militairen? Kan het kabinet daarbij ook
specifiek ingaan op het gevaar dat mogelijk uitgaat van Russische huurlingen, en van
de Malinese overheid, nu die buitenlandse militairen van Ivoorkust gevangen heeft
gezet? In hoeverre zijn de risico’s hier toegenomen nu Frankrijk uit Mali is vertrokken,
en ook het militair belangrijke Groot-Brittannië zich terugtrekt?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Wagner Group (terecht) veel aandacht
krijgt. Deze leden vragen of er door de oorlog in Oekraïne een afnemende rol is van
Wagner in Mali (en andere betroffen landen)? In hoeverre is de aanwezigheid en invloed
van de Wagner-Group afgenomen? Indien dit niet zo is, waarom niet? Op welke manier
kan Nederland bijdragen aan het minimaliseren van de inkomsten van de Wagner-Group?
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie vragen over het criterium voor voortzetting
tot en met juni 2024, waarbij er sprake van moet zijn dat «personen in staat zijn
een effectieve bijdrage te leveren aan de uitvoering van het mandaat zoals gegeven
door de VN-Veiligheidsraad.» Welke criteria gelden er om te bepalen of de bijdrage
effectief is, en hoe wordt dit gemonitord? Is voortzetting van de status quo daarbij
gedefinieerd als effectieve bijdrage, of is het hiervoor nodig dat de Malinese regering
positieve stappen zet, zoals beëindiging van militaire operaties met de Wagner-Groupwaarbij
mensenrechten worden geschonden? En verwacht het kabinet tegen het voorziene einde
van de missie in juni 2024 significante verbeteringen in de Malinese veiligheidssituatie?
Zo ja, waarop is die inschatting gebaseerd? Zo nee, wat is exact de meerwaarde van
nog een jaar blijven tot aan een al samen met bondgenoten aangekondigde einddatum?
Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen over Niger. Klopt het dat
de overheid van Niger een veel grotere bereidheid tot samenwerking met Europese partners
heeft dan het geval is in Mali? En als dat het geval is, zou het dan niet zinniger
zijn om Nederlands personeel te verplaatsen van de inzet in Mali naar de nieuwe Europese
adviesmissie voor het leger van Niger?
De leden van de VVD-fractie lezen hoeveel verschillende missies er op het moment in
de regio spelen. Deze leden vragen hoe al deze verschillende missies onderling worden
gecoördineerd, aangezien de doelstellingen gedeeltelijk in elkaar overlopen en met
elkaar te maken hebben.
De leden van de D66-fractie lezen over de druk die op de positie van MINUSMA is komen
te staan door de veranderde houding van Mali. Deze leden hebben hierover zorgen, met
name vanwege de sterke beweging van Mali richting Rusland. Ook lezen deze leden over
het besluit van verschillende landen om deelname aan MINUSMA te beëindigen. Kan de
Minister toelichten wat de gevolgen zijn voor de VN-missie na het uittreden van verschillende
landen? Deze leden steunen het besluit van het kabinet om de VN-missie voort te zetten,
maar zien ook hoe de situatie veranderd is. Welke kansen ziet de Minister nog in het
voortzetten van de VN-missie? Wat zijn de alternatieven nu veel landen hun deelname
hebben beëindigd en Mali westerse samenwerking bemoeilijkt?
De leden van de D66-fractie lezen over het besluit van het kabinet om de meest gevoelige
activiteiten van de EU-veiligheidsinzet in Mali op te schorten. Wat de leden van de
D66-fractie betreft zouden EU-missies onder het huidige regime geen doorvang moeten
vinden. Hoe kijkt het kabinet hiernaar? Hoe zorgt de EU dat het desondanks een goede
informatiepositie in Mali behoudt? Kan de Minister toelichten welke gevolgen dit besluit
heeft voor de Malinese autoriteitentransitie en de presidentsverkiezingen van 2024?
Vanaf het begin af aan waren de leden van de PVV-fractie al tegen de inzet van Nederlandse
militairen voor de VN-missie MINUSMA. De ontwikkelingen in Afrika volgende, zien deze
leden zich in dat standpunt gesterkt. De missie haalt niks uit, valt zienderogen uit
elkaar, en wordt niet gewaardeerd door een groot deel van de Malinese politiek en
bevolking. Wat doen we daar dan nog?
Ook zijn de leden van de PVV-fractie van mening dat het opmerkelijk is dat de Nederlandse
inzet wordt verlengd tot en met 30 juni 2024, terwijl het VN-mandaat slechts loopt
tot eind juni 2023. Dat, in samenhang met het feit dat de strategische herziening
nog niet is afgerond én het illegale Malinese leiderschap zich behoorlijk antiwesters
uitlaat, maakt dat deze leden de verlenging ongehoord en onverantwoord vinden. Kan
niet alsnog de stekker eruit getrokken worden?
Ten aanzien van MINUSMA zijn de leden van de PVV-fractie tot slot van mening dat het
opmerkelijk is dat circa drie militairen nog gaan meedraaien met een Duitse inlichtingen-taakgroep.
Wat is het operatiegebied van die taakgroep en wat zijn de risico’s voor deze militairen?
En waarom draagt Nederland hier nog aan bij, terwijl we van Duitsland al weten dat
het zich gaat terugtrekken uit de missie?
Tot slot kunnen de leden van de PVV-fractie ook niet instemmen met de overige (EU)
trainingsmissies die op de rol staan en verlengd worden. Ook hier geldt dat er nauwelijks
resultaat te verwachten valt en de missies en militairen volledig overgeleverd zijn
aan de (politieke) chaos die heerst in de Sahel-regio. Bovendien staat het de leden
van de PVV-fractie nog vers in het geheugen hoe de Nederlandse bijdrage aan de EU-trainingsmissie
in Somalië was uitgelopen op een fiasco. Stop dus met die EU-trainingsmissies, is
het laatste wat deze leden aan het kabinet willen meegeven.
De leden van de CDA-fractie danken het kabinet voor het schetsen van het dilemma waarvoor
het staat omtrent de Nederlandse inzet binnen MINUSMA. Onlangs heeft de directie Internationaal
Onderzoek en Beleidsevaluatie hard geoordeeld over de Nederlandse bijdrage aan de
VN-missie in Mali. De gestelde doelen werden maar beperkt bereikt. Is deze kritische
evaluatie ook gedeeld met de MINUSMA -missie? Zo nee, kan deze worden gedeeld en,
zo ja, wat was de reactie van de VN?
Het kabinet schetst terecht het punt dat de huidige context noopt tot realisme ten
aanzien van de effectiviteit van de missie. In dat kader zijn de leden van de CDA-fractie
benieuwd of er ook vanuit de VN een evaluatie heeft plaatsgevonden naar de effectiviteit
van de missie, en, zo ja, wat hier de uitkomsten van waren.
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de VN-Veiligheidsraad het mandaat
voor de VN-missie MINUSMA heeft verlengd, maar ook in het hernieuwde mandaat heeft
gevraagd om een strategische herziening van de missie. De resultaten van de herziening
worden begin 2023 verwacht. Daarnaast lezen deze leden dat het kabinet «besluit het
huidige mandaat voor maximaal 16 personen voor deze missie te verlengen tot en met
30 juni 2024, mits deze personen in staat zijn een effectieve bijdrage te leveren
aan de uitvoering van het mandaat zoals gegeven door de VN-Veiligheidsraad». De leden
van de CDA-fractie zijn benieuwd waarom niet wordt gewacht op de publicatie van deze
strategische herziening voordat wordt besloten de Nederlandse inzet te verlengen.
Op basis van welke criteria wordt besloten of uitvoering kan worden gegeven aan het
mandaat van de VN?
De leden van de CDA-fractie lezen dat een aantal troepen leverende landen zoals het
VK en Ivoorkust onlangs heeft aangekondigd zijn troepenbijdrage aan MINUSMA (vervroegd)
terug te trekken. Ook Duitsland heeft aangekondigd zijn deelname aan MINUSMA in mei
2024 te beëindigen. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar het EU-standpunt
over de MINUSMA-missie. Vanwege de geopolitieke aardverschuiving door de oorlog in
Oekraïne zijn deze leden benieuwd hoe er binnen de EU aan wordt gekeken tegen de MINUSMA-missie.
De ene lidstaat trekt z’n handen ervan af (Duitsland/Frankrijk), terwijl andere lidstaten
er nog wel vertrouwen in hebben (Nederland). De leden van de CDA-fractie zien graag
dat er binnen de Europese Unie één strategie wordt gekozen. En dat niet alleen voor
de MINUSMA-missie, maar voor de Sahel-regio als geheel.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Malinese transitieautoriteiten stellen dat
internationale missies welkom zijn in Mali. Tegelijkertijd verloopt de samenwerking
met MINUSMA uitermate stroef. Dit roept de vraag of de missie nog gewenst is en, zo
ja, door wie. Kan het kabinet hierop reflecteren, vragen deze leden.
De leden van de CDA-fractie delen de notie dat het onwenselijk is om in de huidige
context door te gaan met het trainen en ondersteunen van het Malinese leger, de Nationale
Garde en de Gendarmerie. Deze leden zijn wel benieuwd waarom de nationale politie
rond Bamako nog wel training ontvangt. En in hoeverre vindt er binnen de Europese
Unie een verschuiving plaats van inzet binnen MINUSMA naar een inzet binnen EU-missies?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het grote aantal militaire initiatieven
ter ondersteuning van de landen in de Sahel en West-Afrika blijk geeft van de grote
betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij de regio. Deze leden vragen hoe
de samenhang in de vele en verschillende initiatieven wordt gewaarborgd, zodat een
geïntegreerde aanpak mogelijk is.
De leden van de ChristenUnie-fractie willen het kabinet, als gevolg van de recente
politieke ontwikkelingen in de Sahel, vragen in hoeverre de Nederlandse inzet op dit
moment overeenkomt met de wensen en/of hulpvraag van de landen in de Sahel-regio.
Daarnaast vragen deze leden welke concrete resultaten het kabinet denkt en hoopt te
bereiken nu de deelname aan de verschillende missies wordt verlengd. Deze leden zijn
ervan overtuigd dat vragen als deze doorslaggevend zouden moeten zijn in de overwegingen
rondom deelname aan missies.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat de verslechterende relaties
tussen de verschillende landen in de Sahel zorgelijk zijn, zeker omdat de problemen
en uitdagingen waarmee de regio kampt grotendeels grensoverschrijdend zijn. De leden
van de fractie van de ChristenUnie willen het kabinet dan ook vragen welke initiatieven
Nederland onderneemt om die effectieve regionale samenwerking te stimuleren. Zou Nederland,
al dan niet in Europees verband, hierin een bemiddelende rol kunnen spelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen daarnaast in de brief dat er herhaaldelijk
wordt gewezen op de Nederlandse informatiepositie als onderdeel van de onderbouwing
van het belang van Nederlandse deelname aan missies. Deze leden willen het kabinet
vragen om een nadere toelichting op dit begrip. Deze leden zijn van mening dat het
– bij uitstek voor een land als Nederland dat in hoge mate verbonden is met het buitenland
– belangrijk is om een actieve rol te vervullen binnen de internationale gemeenschap.
Tegelijkertijd vragen deze leden zich af welke rol de informatiepositie speelt in
het geheel der overwegingen en hoe wordt afgewogen of de baten van een versterkte
informatiepositie opwegen tegen het risico dat wordt gelopen door militair actief
te zijn in een instabiele en daarmee gevaarlijke regio als de Sahel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van enkele
troepen leverende landen om hun bijdrage aan MINUSMA, al dan niet vervroegd, terug
te trekken. Onder deze landen bevinden zich ook Duitsland en het Verenigd Koninkrijk,
die een hoogwaardige defensiemacht tot hun beschikking hebben. Deze leden uiten hun
zorgen over de gevolgen van de recente terugtrekkingen op de effectiviteit van de
missie, waarbij in het vervolg een groter deel van de verantwoordelijkheid terecht
zal komen op de schouders van troepen leverende landen met een minder hoogwaardige
defensiemacht. Verwacht het kabinet dat MINUSMA ook zonder de genoemde bijdragen in
voldoende mate uitvoering kan geven aan het gestelde mandaat?
De leden van de ChristenUnie-fractie kijken, mede in het licht van het bovenstaande,
uit naar de resultaten van de strategic review van MINUSMA. Zij willen het kabinet
daarbij vragen om een reflectie op deze resultaten en de eventuele gevolgen ervan
op de Nederlandse bijdrage.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de bevindingen
van de IOB-evaluatie over de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA. Een van de bevindingen
wijst op het gebrek aan een strategisch narratief over de Nederlandse bijdrage waarin
de situatie kon ontstaan dat de accenten die werden gelegd op basis van de Nederlandse
politieke verhoudingen, niet of nauwelijks aansluiting vonden bij het in VN-verband
gestelde mandaat van de missie. Deze leden willen het kabinet dan ook vragen om een
nadere uitwerking van de vraag hoe t deze divergentie bij de toekomstige deelname
aan missies – in de Sahel of elders – voorkomen kan worden.
De leden van de ChristenUnie-fractie achten het zeer terecht dat een deel van de EU-veiligheidsinzet
in Mali opgeschort wordt als gevolg van de recente politieke ontwikkelingen aldaar.
Deze leden zijn het daarnaast eens met het kabinet dat het van groot belang is dat
de dialoog met de Malinese transitieautoriteiten opengehouden wordt. Deze leden vragen
zich wel af hoe het kabinet gezien de politieke omstandigheden aankijkt tegen nut
en noodzaak van verdere EU-veiligheidsinzet in Mali. Welk doel wil het kabinet hiermee
bereiken, en komt dat doel overeen met de bedoeling van de Malinese transitieautoriteiten?
Is het moment niet aangebroken deze inzet te beëindigen?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat Frankrijk een aanzienlijke rol
speelt in de regio en die rol ook ambieert. Frankrijk heeft een historisch gecompliceerde
en tegelijkertijd als gevolg van dat verleden vaak nauwe relatie met een groot aantal
landen op het Afrikaanse continent die tot op heden voortduurt. Deze leden vragen
het kabinet dan ook hoe – in algemene zin – voorkomen wordt dat de Europese inzet
voor de regio in hoge mate een afspiegeling is van de belangen van een of meerdere
individuele lidstaten.
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten groot belang aan het verhogen van de
effectiviteit van vredesmissies. In potentie kunnen deze missies namelijk een grote
bijdrage leveren aan het bewaken van vredesprocessen en stabiliteit. Te vaak wordt
dit werk echter bemoeilijkt door onvoldoende training en gebrekkig materieel voor
de deelnemende militairen of een mandaat dat door een gebrek aan politieke wil tekortschiet.
De internationale gemeenschap, met Nederland als onderdeel daarvan, loopt in gevallen
als deze het risico dat goedbedoelde missies een tegenovergesteld effect als resultaat
hebben.
De leden van de ChristenUnie-fractie steunen dan ook de inzet van het kabinet als
het gaat om de bijdrage aan het Global Peace Operations Initiative (GPOI) om de effectiviteit
van missies te vergroten. Deze leden vragen zich af welke concrete resultaten dit
initiatief met de Nederlandse steun heeft kunnen bewerkstelligen en in hoeverre een
vergrote Nederlandse bijdrage tot meer resultaten zou kunnen leiden die de effectiviteit
van vredesmissies vergroot.
II Antwoord/reactie van de bewindspersoon
III Volledige agenda
– de brief Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel en West-Afrikaanse kuststaten post-2022
van 25 november 2022 (Zaaknummer 2022Z23276).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. (Rudmer) Heerema, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.H.F. Koerhuis, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.