Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over wijziging structuur postacademische beroepen psychologische zorg (Kamerstuk 29282-487)
2022D53028 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben de onderstaande
fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over zijn brief van 7 november 2022 over de
Wijziging structuur postacademische beroepen psychologische zorg (Kamerstuk 29 282, nr. 487).
De voorzitter van de commissie,
Smals
Adjunct-griffier van de commissie,
Witzke
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsbrief met betrekking
tot de wijziging structuur postacademische beroepen psychologische zorg. Voorgenoemde
leden hebben hier geen verdere opmerkingen of vragen over.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
zijn opvolging van het advies «Een vernieuwde structuur voor de academische beroepen
in de psychologische zorg» van de samenwerkende beroepsverenigingen1. Deze leden hebben nog een drietal vragen over de uitvoering en uitwerking van het
voorgenomen besluit.
De leden van de D66-fractie delen de overtuiging dat het uniformeren van de beroepenstructuur
kan bijdragen aan de overzichtelijkheid van de psychologische zorg. Deze leden vragen
hoe de kwaliteit van zorg geborgd wordt bij het meer uniformeren van de beroepenstructuur.
Veel nadruk wordt gelegd op het opleidingstraject om te komen tot het nieuwe op te
richten basisberoep gezondheidszorg (gz)-psycholoog generalist, zo zien deze leden.
Alléén een academische master psychologie geeft directe toegang tot de postmasteropleiding
hiervoor. Zorgprofessionals zónder registratie als gz-psycholoog zullen een proeve
van bekwaamheid moeten afleggen. Deze leden vragen de Minister of hij in kaart kan
brengen voor welke beroepen dit geldt en hoe dit proces eruit zal komen te zien.
De leden van de D66-fractie krijgen daarnaast een beeld vanuit de praktijk dat gezondheidszorgpsychologen
en psychotherapeuten voor hun BIG-registratie meer moeten werken (3.120 uur) dan andere
beroepen zoals apothekers, tandartsen en dergelijke (2.080 uur). Deze leden vragen
de Minister of dit beeld klopt en waarom er sprake is van dit verschil. Zou dit niet
meer gelijk getrokken moeten worden, zo vragen deze leden. Hoe gaat de Minister om
met gezondheidszorgpsychologen en psychotherapeuten die door langdurige ziekten, zoals
Long COVID, de herregistratie niet halen?
De leden van de D66-fractie zien dat het huidige advies twee specialismen voorstelt,
namelijk KP-PT (klinisch psychologie – psychotherapie) en KNP (klinisch neuropsycholoog),
met de aanbeveling om een verkenning te maken van nieuwe specialismen. De auteurs
van het advies geven aan dat over een verdere indeling van specialismen geen overeenstemming
bestond. Deze leden vragen de Minister in hoeverre hij de opvatting deelt dat er een
maximum aan specialisaties mogelijk moet zijn en hoe hij voorkomt dat er alsnog een
wildgroei aan specialismen ontstaat als gevolg van de verkenning.
De leden van de D66-fractie vragen tenslotte hoe de Minister van plan is om patiënten
te informeren over nieuwe structuur in de psychologische zorg, bijvoorbeeld middels
een voorlichtingscampagne. Zo zullen volgens het bovengenoemde advies BIG-geregistreerde
psychologen aantekeningen kunnen krijgen voor methoden waarin zij extra zijn opgeleid.
Deze leden achten het van belang dat patiënten hier goed over geïnformeerd zijn, zodat
zij tot een gewogen keuze van zorgverlener kunnen komen. Deze leden vragen de Minister
wie het toezicht zal houden op het toekennen en hanteren van deze aantekeningen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met
betrekking tot de wijziging van de structuur van de postacademische beroepen psychologische
zorg. Deze leden hebben hier enkele vragen bij.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de beroepenstructuur psychologische zorg
ervan uitgaat dat alleen het post-masterniveau vakbekwaam is en zelfstandig mag diagnosticeren
en behandelen. Pedagogen en HBO-bachelor en masteropgeleiden die geregistreerd zijn
in het SKJ (Stichting Kwaliteitsregister Jeugd) (of anderszins) kunnen echter door
praktijkervaring en allerlei opleidingen ook vakbekwaamheid ontwikkeld hebben. Is
de Minister van mening dat het belangrijk is dat ten aanzien van deze grote groep
hulpverleners «bekwaam is bevoegd» kan worden gehanteerd, zo vragen deze leden. Zou
hiermee voorkomen kunnen worden dat er een bureaucratie aan hiërarchie gaat ontstaan,
waarbij er voortdurend en overal een BIG-psycholoog bij moet worden gehaald om aan
de criteria van vakbekwaamheid te kunnen voldoen en om declarabel te kunnen zijn?
Hoe kunnen professionals met andere achtergronden dan BIG-psycholoog ook als vakbekwaam
worden gezien (bevoegd), elk vanuit het vakgebied?
De leden van de CDA-fractie vragen hoe voorkomen kan worden dat de zorg een eenzijdige
focus krijgt vanuit het individuele perspectief, terwijl de samenleving ook gebaat
is bij breed opgeleide, op sociale leefwerelden gerichte, professionals.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe voorkomen kan worden dat er tekorten
op de arbeidsmarkt gaan ontstaan omdat er onvoldoende waardering is voor het opleidingsniveau,
professie en functie.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe ervoor gezorgd kan worden dat de HBO-bachelor
professional nog steeds carrière kan maken als declarabele systeemtherapeut, na een
HBO-masteropleiding.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief gelezen met het voornemen van de
Minister om de structuur van de postacademische beroepen in de psychologische zorg
in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) per 1 januari
2025 te vereenvoudigen. De voornoemde leden vragen wat de plek is van orthopedagogen
in deze nieuwe structuur. Blijft het voor universitair opgeleide orthopedagogen mogelijk
om in te stromen in de opleiding tot gz-psycholoog-generalist? Zo ja, wordt er dan
ook onderscheid gemaakt tussen orthopedagoog-generalist en gz-psycholoog-generalist?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd hoe het staat met de uitvoering
van aangenomen motie van de leden Westerveld en Van den Hil (Kamerstuk 36 200-XVI, nr. 74) over subsidie voor een pilot voor een verkort traject tot gz-psycholoog.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB- fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister inzake
de voortgang rondom de Wijziging structuur postacademische beroepen psychologische
zorg. Dit lid staat in principe positief tegenover een wijziging die meer duidelijkheid
verschaft aan patiënten. Dit lid heeft een paar vragen en opmerkingen.
Het lid van de BBB-fractie heeft begrepen dat een gevolg van de voorgenomen wijzigingen
is dat de instroom van orthopedagogen in de toekomstige opleiding tot gz-psycholoog-generalist
wordt afgesloten. Is dit correct? Zo ja wat is de reden hiervoor? Het lijkt dit lid
geen wenselijke ontwikkeling.
Het lid van de BBB-fractie heeft wat bedenkingen bij de overgangsregeling voor de
integratie van de beroepen psychotherapeut (PT) en klinisch psycholoog (KP) naar het
specialisme KP-PT. De overgangsregeling houdt in dat orthopedagogen-generalist die
al PT zijn, een aparte proeve van bekwaamheid moeten afleggen, voordat zij kunnen
instromen in het beroep KP-PT. Voor professionals met een registratie als gz-psycholoog
geldt dit niet. Dit lid vindt het ongewenst dat het wijzigen van de structuur tot
gevolg heeft dat mensen met een bepaald specialisme dat zij al jaren uitvoeren nu
een proeve van bekwaamheid zouden moeten afleggen. Dat is toch niet het doel van de
wijziging van de structuur?
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Witzke, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.