Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over het bericht 'Tweede pony in korte tijd aangevallen in Wittelte'
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Tweede pony in korte tijd aangevallen in Wittelte» (ingezonden 12 oktober 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 5 december
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 497.
Vraag 1, 2, 3 en 4
Is er een compleet/volledig register van alle aanvragen en meldingen bij Bij12 van
vermoedelijke wolvenschade?1
Als dit register er is, is dit register dan inclusief de meldingen van mensen die
telefonisch direct al bij wolvenschade zijn afgewezen?
Zo ja, bij hoeveel meldingen is zo’n afwijzing het geval geweest? Op welke grond vond
die afwijzing plaats?
Zo nee, op welke wijze houdt BIJ12 dan het overzicht op het totale aantal binnengekomen
meldingen van wolvenschade?
Antwoord 1, 2, 3 en 4
De registratie van de aanvallen wordt, in opdracht van de provincies, uitgevoerd door
BIJ12. Deze registratie is openbaar beschikbaar2. De bij BIJ12 gemelde aanvallen, waarbij de wolf als dader niet is uit te sluiten,
worden geregistreerd. Voor de beantwoording van uw vragen heb ik informatie opgevraagd
bij BIJ12. Mijn ministerie heeft geen rol of bevoegdheid bij deze registraties.
BIJ12 registreert ook de ingekomen telefonische meldingen die niet in behandeling
worden genomen omdat wolvenschade als onwaarschijnlijk wordt beoordeeld. Deze worden
elke drie maanden openbaar gemaakt in de zogenoemde «Tussenrapportage wolf»3.
Dit betrof in de periode vanaf 2015 tot begin november 2022, op een totaal van 773
meldingen, 54 meldingen die niet in behandeling zijn genomen. De reden voor het niet
in behandeling nemen ligt in het feit dat de beoordelaar vanuit BIJ12 na overleg met
de dierhouder tot de conclusie kwam dat de verwondingen en de situatie waarin deze
plaatsvonden aanleiding gaven te oordelen dat een wolf niet de oorzaak was of dat
de melding te oud was om nog te kunnen beoordelen. Het besluit tot het niet in behandeling
nemen van een melding ligt bij BIJ12 en hoeft niet in overeenstemming met de veehouder
te zijn.
Vraag 5 en 6
Gaat een taxateur altijd langs voor onderzoek naar een gemelde wolvenschade bij grotere
landbouwhuisdieren zoals koeien en paarden? Zo ja, bij hoeveel pony’s en paarden is
de taxateur in 2021 en 2022 langs geweest voor onderzoek? Hoe vaak heeft hij daar
ook daadwerkelijk een monster genomen?
Zo nee, wat was de reden van niet langsgaan voor onderzoek en/of bemonstering na een
melding?
Antwoord 5 en 6
Indien een melding zodanig wordt beoordeeld dat schade door een wolf niet uit te sluiten
is, geeft BIJ12 opdracht aan het taxatiebureau om bij de dierhouder langs te gaan.
In alle gevallen wordt dan een onderzoek aan het dier verricht, DNA-monsters afgenomen,
de veldsituatie beoordeeld en een taxatie opgemaakt.
Er zijn in 2021 bij BIJ12 geen meldingen van vermoedelijke wolvenschade bij pony's
binnengekomen. In 2021 hebben er dan ook geen taxaties op deze diersoort plaatsgevonden.
In 2022 zijn negen taxaties op pony's uitgevoerd.
In twee van deze negen gevallen was het niet mogelijk om DNA af te nemen, vanwege
het ontbreken van uitwendige verwondingen.
Vraag 7
Klopt het dat een taxateur enkel op basis van foto’s/beeldmateriaal kan besluiten
om verder geen onderzoek ter plaats uit te voeren? Zo ja, worden foto’s/beeldmateriaal
door een tweede taxateur geverifieerd?
Antwoord 7
Nee. Er vindt een eerste beoordeling door een BIJ12-consulent plaats op basis van
door de diereigenaar aan BIJ12 doorgegeven foto's en situatiebeschrijving. Naar aanleiding
van deze beoordeling wordt door BIJ12 besloten of een onderzoek ter plaatse zal plaatsvinden.
Bij het onderzoek ter plaatse voert de taxateur het gehele onderzoek uit, inclusief
het maken van beeldmateriaal, conform opdracht. Uiteindelijk vindt op basis van de
beschikbare informatie een eindbeoordeling plaats door BIJ12 die tot een besluit leidt.
Bij gebrek aan een DNA-uitslag kan ook een oordeel worden gegeven op basis van andere
informatie, zoals foto's.
Vraag 8, 9 en 10
Kan er, zowel door bedrijven als particulieren, bezwaar tegen een besluit van BIJ12
worden aangetekend, om, op basis van telefonisch en/of digitale beeldinformatie, niet
langs te komen voor onderzoek en afnemen van een DNA-monster bij (vermeende) wolvenschade?
Zo ja, worden melders van schade direct op deze mogelijkheid tot bezwaar gewezen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8, 9 en 10
De beslissing van BIJ12 om niet langs te komen gebeurt na overleg met de dierhouder.
Dit betreft op dit moment geen besluit waartegen bezwaar kan worden ingediend en om
die reden wordt door BIJ12 niet gewezen op een mogelijkheid tot bezwaar. Het lid Van
der Plas wijst, mijn inziens terecht, op deze lacune en ik ben het met haar eens dat
het goed zou zijn indien schademelders tegen een beslissing van BIJ12 in het geweer
kunnen komen, zowel tegen het niet ter plaatse komen beoordelen als tegen de beoordeling
zelf. In dat kader zal ik met de provincies in gesprek gaan om te kijken of de werkwijze
rond de schadeafhandeling door BIJ12 kan worden aangepast zodat deze mogelijkheid
wel ontstaat.
Vraag 11
Is het bekend én openbaar hoeveel meldingen van wolvenschade er in 2021 en 2022 in
totaal zijn gemaakt, hoeveel hiervan zonder nader onderzoek ter plaatse zijn afgewezen
en hoe vaak tegen de werkwijze van BIJ12 bezwaar is ingediend?
Antwoord 11
In totaal zijn er in 2021 en 2022 499 meldingen van vermoedelijke wolvenschade door
BIJ12 behandeld. Hiervan zijn 16 meldingen niet opgevolgd. Dit betroffen te oude meldingen,
meldingen waarbij de kadavers al waren afgevoerd of meldingen waarbij het schadebeeld
niet overeenkwam met schade veroorzaakt door een wolf.
In 2021 zijn 3 bezwaren ingediend tegen beslissing van BIJ12 over een wolvenschadedossier.
In 2022 zijn tot nu toe 31 bezwaren ingediend. Deze in totaal 34 bezwaren handelen
niet over de afgewezen meldingen, maar gaan over andere wolvenbesluiten, zoals de
hoogte van de tegemoetkoming.
Vraag 12
Hoe verhouden zich deze cijfers tegenover het totale aantal klachten over BIJ12?
Antwoord 12
Er zijn in 2021 10 klachten en in 2022 in totaal 7 klachten door BIJ12 ontvangen.
Deze klachten betroffen geen wolvenschademeldingen. In totaal zijn er in 2021 en 2022
bij BIJ12 451 bezwaren ingediend, waarvan 34 betrekking hebben op wolvenschade.
Vraag 13
Indien er geen gegevens zijn over meldingen van wolvenschade in 2021 en 2022, die
zonder nader onderzoek ter plaatse direct zijn afgewezen, deelt u dan de mening dat
die cijfers er wel zouden moeten komen? Deelt u ook de mening dat er een volledig
overzicht van gemelde wolvenschade moet komen, inclusief de meldingen die direct worden
afgewezen voor nader onderzoek, mét vermelding van de reden van afwijzing?
Antwoord 13
BIJ12 publiceert elke drie maanden een «Tussenrapportage wolf»; hierin worden deze
cijfers openbaar gemaakt.
Vraag 14, 15 en 16
Bestaat er een mogelijkheid voor bedrijven/burgers voor een vorm van erkende contraexpertise
bij wolvenschade, zoals bijvoorbeeld DNA-afname door een erkend dierenarts en vervolgens
onderzoek door een gecertificeerd (Europees) laboratorium?
Zo ja, worden melders van wolvenschade hierop geattendeerd?
Zo nee, wat is de reden dat deze mogelijkheid niet wordt geboden?
Antwoord 14, 15 en 16
Het staat een ieder vrij om een contra-expertise aan te vragen. De instituten waar
BIJ12 mee samenwerkt hebben bepaald dat er bij hen geen contra-expertise kan plaatsvinden
ter voorkoming van een dubbele rol. De provincies en BIJ12 maken gebruik van onafhankelijke
en deskundige expertise bij afname en analyse. Bij de analyse wordt gebruik gemaakt
van wetenschappelijk verantwoorde, meest up-to-date en geharmoniseerde methodiek op
basis van Europees afgestemde standaarden. Door deze internationale afstemming (binnen
het zogeheten CEWolf-consortium4) vinden er tevens periodiek validaties plaats van de ingezette methodes om de kwaliteit
en effectiviteit te borgen. Daarnaast zijn CEwolf-labs gebonden aan strikte institutionele
regels van wetenschappelijke ethische normen.
De uitvoering van de contra-expertise zal dus door betrokkene zelf ter hand genomen
moeten worden. Er vindt geen attendering of uitvoering plaats door BIJ12. Een contra-expertise
sluit niet aan op de onderzoeksmethodiek die BIJ12 namens de provincies hanteert,
waardoor er door BIJ12 geen uitspraak over kan worden gedaan of advies over gegeven
kan worden, aldus BIJ12.
Vraag 17
Deelt u de mening dat met name bij paarden de lokale dierenarts vaak eerder ter plekke
zal zijn, dan een taxateur van BIJ12? Deelt u tevens de mening dat bij beenwonden
direct met behandelen moet worden gestart om een infectie te voorkomen? Zijn er voor
deze situatie uitzonderingsbepalingen ten aanzien van DNA-afname getroffen, waarbij
te denken valt aan veiligstellen van DNA door een dierenarts? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Nee, de snelheid waarmee een taxateur ter plekke kan zijn zal per situatie verschillen.
Vaak zal een lokale dierenarts eerder ter plekke kunnen zijn. BIJ12 wijst de dierhouder
er op dat, in geval van gewonde dieren, dierenleed zoveel mogelijk voorkomen dient
te worden. Behandeling door een dierenarts is daardoor mogelijk. In overleg wordt
bepaald hoe DNA-sporen kunnen worden veiliggesteld. Dit kan alleen na overleg met
BIJ12 in specifieke situaties, bijvoorbeeld als er alleen gewonde dieren zijn die
nog te helpen zijn, ook door een dierenarts plaatsvinden. Ook via begeleidende brochures
worden betrokkenen hieropgewezen5.
Vraag 18
Kunt u aangeven welke stimulatie inmiddels heeft plaatsgevonden en wat de stand van
zaken hierin is en waar die stimulatie toe heeft geleid, gezien het feit dat u in
een Kamerstuk schrijft dat «genetisch referentiemateriaal van wolven nu versnipperd
aanwezig is bij diverse Europese instituten en onderzoekers» en dat u daarom zal «stimuleren
dat materiaal beter kan worden uitgewisseld, ook met Nederland» en dat daarmee dan
«zowel in ons eigen land als op Europese schaal het identificeren van wolven zal worden
vereenvoudigd»?6
Antwoord 18
De provincies hebben opdracht gegeven aan Wageningen Environmental Research (WEnR)
om gebruik te maken van de best beschikbare data ten behoeve van genetisch referentiemateriaal.
In de praktijk betekent dit dat, nadat door WEnR een genetisch profiel van een wolf
is geïdentificeerd, gebruik gemaakt wordt van de Europese database die bij Senckenberg
aanwezig is. Hierin worden alle unieke profielen bijgehouden van wolven die door deelnemers
van het CEwolf-consortium (waaronder WEnR) zijn geïdentificeerd. Elk individu in deze
database krijgt een eigen unieke code toegewezen, bestaande uit GW-volgnummer-geslacht
(GW = Genetische wolf). Zodra in Nederland een niet eerder vastgesteld genetisch profiel
wordt aangetroffen, wordt dit profiel doorgestuurd naar deze databank en wordt daar
gecheckt of dit profiel reeds bekend is onder een bepaalde code. Dit kan informatie
opleveren over waar het dier zich eerder bevond. Wordt een bepaald individu na verloop
van tijd door een CEwolf-partner in een ander land waargenomen, dan wordt dit doorgeven
aan de landen waar het dier eerder aanwezig was.
Zoals blijkt uit de overzichten van BIJ12, kunnen hiermee wolven individueel worden
geïdentificeerd.
Vraag 19
In hoeverre kan nu van elkaars genetische databases gebruik worden gemaakt? Kunnen
ook onafhankelijke buitenlandse, Europese instituten (zoals ForGen) nu gebruik maken
van bijvoorbeeld de Nederlandse database? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 19
Gebruik maken van genetische databases van andere partijen is uitsluitend mogelijk
indien de data volgens eenzelfde geharmoniseerde en gestandaardiseerde methode verzameld
en geanalyseerd is. Deelnemers binnen het CEWolf-consortium (onafhankelijke wetenschappelijke
universiteiten en instituten) werken volgens dezelfde methode, waardoor zij gebruik
kunnen maken van elkaars data. Data die op andere wijzen zijn geanalyseerd, zijn niet
met elkaar uitwisselbaar of verenigbaar. Dit laatste doet zich voor tussen de Nederlandse
database en die van ForGen. Via de website van BIJ12 zijn de analyseresultaten beschikbaar
voor alle geïnteresseerde instituten.
Vraag 20
Deelt u de mening dat, bij aanvallen op grotere landbouwhuisdieren, het juist ook
hier van belang is om de activiteiten en voorkeuren van wolven te monitoren? En een
zo volledig mogelijke database op te bouwen?
Antwoord 20
Monitoring is primair een taak van de provincies en vindt plaats volgens de afspraken
gemaakt in het Interprovinciale Wolvenplan en Monitoringsplan wolf7.
Vraag 21, 22 en 23
Kunt u aangeven hoe uw visie zich verhoudt tot de huidige provinciale beleidsvoornemens
om afrasteren tegen zwervende wolven als een «vanzelfsprekende voorwaarde» te gaan
beschouwen, voor compensatie bij schade door zwervende wolven, gezien het feit dat
u bij de aanwijzing van de wolf als beschermde inheemse diersoort schrijft dat «de
lasten voor burgers en bedrijven, die voortvloeien uit de aanwijzing, blijven naar
verwachting beperkt. Veehouders zullen schade kunnen ondervinden in het geval een
wolf een prooi zoekt onder hun vee. Provincies en Faunafonds geven daarbij aan dat
in het geval van een zwervende, individuele wolf, niet kan worden geëist dat agrariërs
preventieve maatregelen nemen. De enkele zwervende wolf, die Nederland aandoet, zal
hier maar kort verblijven en bijzonder schuw zijn. Preventieve maatregelen zijn kostbaar
en niet effectief zolang niet duidelijk is in welk gebied een wolf zich ophoudt en
hoelang hij daar blijft.»? Dus dat u enkel schade door zwervende wolven wil gaan vergoeden,
wanneer er «wolvenproof» tegen zwervende wolven is afgerasterd?8
Is er bij de definiëring van het «beperkt blijven van de lasten» aan een plafond gedacht?
Dus op welk moment zijn de lasten voor burgers en bedrijven, die voortvloeien uit
de aanwijzing van de wolf als beschermde inheemse diersoort, dan niet meer «beperkt»
te noemen als het gaat om schade en preventieve maatregelen?
Indien dat plafond nog niet is gedefinieerd, wat acht u acceptabel?
Antwoord 21, 22 en 23
Het huidige Interprovinciaal Wolvenplan gaat uit van een normstelling die voor het
provinciaal beleid het uitgangspunt is voor de inzet van preventieve maatregelen.
In het kader van de lopende actualisering van het Interprovinciaal wolvenplan wordt
hierover nog nader gesproken door provincies.
Het beleid rond vergoeding van schade door wolven is een provinciale bevoegdheid.
Het is aan provincies om te bepalen hoe hieraan invulling wordt gegeven.
Vraag 24
Zijn bij het definiëren van die «beperkte lasten» ook de arbeids- danwel loonlasten
in acht genomen (zoals niet alleen plaatsen of verplaatsen van afrasteringen, maar
ook de terugkerende lasten zoals wekelijks maaien onder de onderste – op 20 centimeter
hangende – draden en/of bijvoorbeeld de verzorging en africhting van waakhonden)?
Antwoord 24
Het definiëren van lasten is een bevoegdheid van de provincies. In de tegemoetkomingsregeling
die voor provincies als uitgangspunt geldt, wordt uitgegaan van een tegemoetkoming
van de directe kosten, waaronder begrepen de kosten van de dierenarts en kosten van
de afvoer van de gedode dieren. In de provinciale subsidieregelingen voor preventieve
middelen wordt uitgegaan van een bijdrage in de investeringskosten van de maatregelen.
Er is dus niet voorzien in vergoedingen voor indirecte kosten, zoals arbeids- en loonkosten.
Vraag 25
Zo nee, waarom zijn deze (terugkerende) lasten niet meegenomen?
Antwoord 25
Zoals ik in mijn antwoord op vragen 21 tot en met 23 heb aangegeven, is het beleid
rond vergoeding van schade door wolven een provinciale bevoegdheid. Het is derhalve
aan de provincies om te bepalen welke lasten voor vergoeding in aanmerking komen.
Momenteel wordt door provincies gewerkt aan een actualisering van het Interprovinciaal
Wolvenplan. Hierbij wordt ook gekeken naar de werkwijze rond schadeafhandeling door
BIJ12.
Vraag 26
Indien inderdaad alle dierenhouders moeten gaan afrasteren, is dit dan ook m.e.r.-plichtig,
gezien het feit dat besluiten vanuit de overheid die van grote invloed zijn op onze
leefomgeving alleen mogen worden genomen, nadat een milieueffectrapportage (m.e.r.)
heeft plaatsgevonden? Immers, met een draad op 20 cm hoogte kunnen egeltjes, dassen,
hazen en konijnen etcetera niet meer migreren en door de hoogte van de afrastering
1.10 à 1.20 meter met 4.500 volt kunnen de reeën en ander groot wild geen gebruik
meer maken van de weilanden?
Antwoord 26
Activiteiten waarvoor de mer-plicht of mer-beoordelingsplicht geldt, zijn opgenomen
in de bijlagen C of D bij het Besluit milieueffectrapportage. Het plaatsen van wolfwerende
hekken is niet in die bijlagen opgenomen. In provinciale verordeningen kunnen provincies
aanvullende activiteiten opnemen waarvoor een mer-plicht geldt. Dat kan alleen ter
bescherming van het milieu in gebieden die van bijzondere betekenis zijn of waarin
het milieu reeds in ernstige mate is verontreinigd of aangetast. Met de inwerkingtreding
van de Omgevingswet zal deze provinciale mogelijkheid komen te vervallen.
Zoals ik in mijn eerdere beantwoording van vragen heb aangegeven (kenmerk 2022D46155), betreft het plaatsen van wolfwerende maatregelen het heel gericht afperken van
particuliere gebieden waar vee en hobbydieren worden gehouden. Bij het op deze manier
toepassen van wolfwerende maatregelen zal er dus naar verwachting genoeg ruimte overblijven
voor ander dieren om zich vrijelijk in de natuur te bewegen.
Vraag 27
Mogen wolven volgens de geldende wetgeving van een chip en/of een gps-tracker worden
voorzien? Zo nee, met welk(e) wetsartikel(en) in welke wet(ten) is dat in strijd?
Antwoord 27
Artikel 3.8, vijfde lid van de Wet natuurbescherming maakt het mogelijk ten behoeve
van onderzoek wolven te vangen en te voorzien van een chip of gps-tracker. Er moet
hierbij wel worden voldaan aan de voorwaarden dat geen andere bevredigende oplossing
bestaat en dat geen afbreuk mag worden gedaan aan het streven populaties in een gunstige
staat van instandhouding te laten voortbestaan. Provincies vormen het bevoegde gezag
om hiervoor een ontheffing af te geven.
Indien het zenderen in het kader van onderzoek gebeurt, is ook de Wet op de Dierproeven
aan de orde en kan een vergunning hiervoor nodig zijn.
Vraag 28
Wat zijn de exacte criteria die gelden voor het legaal doden van wolven?
Antwoord 28
Artikel 3.8, vijfde lid van de Wet natuurbescherming schrijft voor dat doden slechts
is toegestaan wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en op voorwaarde
dat het doden geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort
in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te
laten voortbestaan. Afwijken van de verboden, waaronder het doden van wolven, mag
alleen voor een van de vastgelegde doelen: de bescherming van de wilde flora en fauna
en van de instandhouding van de natuurlijke habitats; voorkoming van ernstige schade
aan met name de gewassen, veehouderijen, bossen, visgronden en wateren en andere vormen
van eigendom; het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid of om andere
dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale
of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten; onderzoek en
onderwijs.
Vraag 29
Wilt u bovengenoemde vragen allen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 29
Omwille van de duidelijkheid en om herhaling van antwoorden te voorkomen, heb ik bepaalde
nauw samenhangende vragen tezamen beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.