Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het cassatieberoep procedure adoptie Sri Lanka (Kamerstuk 31265-109)
31 265 Adoptie
Nr. 113
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 7 december 2022
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brief van 11 oktober 2022
over het cassatieberoep procedure adoptie Sri Lanka (Kamerstuk 31 265, nr. 109).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 oktober 2022 aan de Minister voor Rechtsbescherming
voorgelegd. Bij brief van 5 december 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
4
II
Reactie van de bewindspersoon
4
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
Rechtsbescherming over het instellen van cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof
Den Haag inzake een adoptieprocedure vanuit Sri Lanka. Zij maken graag van de gelegenheid
gebruik nog enkele vragen te stellen aan de Minister.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de impact van het besluit van de Minister
om cassatieberoep in te stellen tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag voor
de betrokkene groot is. Het is daarom goed dat de Minister heeft aangeboden zijn afwegingen
toe te lichten in een gesprek met mevrouw Butink. Deze leden vragen wel aan de Minister
of hij het belang van mevrouw Butink goed heeft afgewogen tegen het belang van de
beoordeling van toekomstige gevallen. Is overwogen om mevrouw Butink een tegemoetkoming
aan te bieden voor de geleden schade? Deze leden brengen hierbij in herinnering dat
de Staat in sommige gevallen, zoals ook is gedaan bij de zaak van de heer Poch, een
tegemoetkoming heeft aangeboden zodat de betrokkene en familie een vorm van erkenning
krijgen van de Staat van het aangedane leed en verder kunnen met hun leven. Deze leden
kunnen zich voorstellen dat de Minister vanwege het belang van de rechtseenheid en
de beoordeling van toekomstige gevallen, een oordeel van de Hoge Raad wenselijk acht,
maar stellen dat dat onverminderd de mogelijkheid biedt voor de Staat om de rechtsgevolgen
van het arrest van het gerechtshof Den Haag in stand te laten en in dat kader te werken
aan een tegemoetkoming. Is dat overwogen, en zo ja, waarom is hier niet voor gekozen?
Voorts zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of de Minister een inschatting kan
maken van de juridische gevolgen voor andere adoptiezaken indien de Hoge Raad het
arrest van het gerechtshof Den Haag in stand laat. Kan de Minister daar een toelichting
op geven? Hoeveel adoptiezaken zijn vergelijkbaar met de zaak van mevrouw Butink en
hoeveel zaken lopen er op dit moment nog?
De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat de regering na de uitzending
van Zembla in 2017 destijds het onderwerp interlandelijke adoptie vanuit Sri Lanka
heeft besproken met een aantal andere Europese landen, om te bezien of het aangewezen
is gezamenlijk op te trekken bij onder andere het uitwisselen van ervaringen en te
bezien hoe adequaat kan worden omgegaan met afkomstvraagstukken. Welke stappen zijn
er sinds die tijd gezet in relatie tot de gesprekken met andere Europese landen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie maken graag gebruik van de mogelijkheid om enkele vragen
te stellen aan de Minister voor Rechtsbescherming over zijn voornemen om als staat
in cassatieberoep te gaan tegen de uitspraak van het gerechtshof Den Haag in de zaak
van mevrouw Butink.
De leden van de SP-fractie waren onaangenaam verrast door het nieuws dat de Staat
cassatie heeft ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof. Vooral, omdat dit
concreet betekent dat mevrouw Butink nog langer zal moeten wachten op gerechtigheid
en haar leven dus nog langer in het teken zal staan van een rechtszaak. Ziet de Minister
wat dit doet met het leven van mevrouw Butink?
Daarnaast wijzen de leden van de SP-fractie ook op de zaak van de heer Noordoven,
waar ook eerder aandacht voor is gevraagd in een debat met de Minister, waardoor ook
die zaak de Minister goed bekend is. Tegen hem gaat de Staat nu in hoger beroep. Waarom
heeft de Minister de Kamer niet geïnformeerd over het hoger beroep dat door de Staat
is ingesteld in de zaak tegen de heer Noordoven? Voorts willen deze leden graag weten
hoeveel meer zaken er op dit moment spelen op het vlak van interlandelijke adoptie;
en zal de Staat in al die zaken ook hoger beroep en cassatie instellen als de uitspraak
haar niet bevalt? Zo ja, waarom?
In beide zaken ligt een duidelijke uitspraak van de rechter die gunstig is voor de
betrokkene, namelijk dat geoordeeld is dat de Staat aansprakelijk is. Is de Minister
het met deze leden eens dat het in het kader van de rechtszekerheid het niet nodig
is om door te procederen? Immers, voor de betrokken personen is de rechtszekerheid
er juist als de Staat berust. Of is de Minister van mening dat rechtszekerheid alleen
verkregen kan worden met een uitspraak van de Hoge Raad?
De leden van de SP-fractie vragen of kan worden verduidelijkt waarom het argument
van «rechtszekerheid» zwaarder weegt dan het belang van mevrouw Butink en de heer
Noordoven om verder te kunnen gaan met hun leven? Beseft de Minister wel dat het aantekenen
van cassatie voor de Staat misschien een papieren exercitie is, een proceshandeling,
maar dat deze stap raakt aan de kern van iemands leven, zeker nu het gaat om iemands
adoptie?
De leden van de SP-fractie willen ook graag weten wat de excuses van de vorige Minister
voor Rechtsbescherming nou concreet betekenen voor slachtoffers van misstanden bij
interlandelijke adopties. Op welke manier draagt het verder uitrekken van rechterlijke
procedures door de Staat bij aan het herstellen van de fouten die in het verleden
zijn gemaakt bij interlandelijke adopties? Kan de Minister zich voorstellen dat gedupeerden
zich nu afvragen wat de excuses van de Minister waard zijn geweest als de Staat zich
weigert neer te leggen bij uitspraken van rechters die mensen in het gelijk stellen?
Klopt het, zo vragen de leden van de SP-fractie, dat de voornaamste reden om nu tegen
de uitspraak van het Gerechtshof cassatie aan te tekenen, niet zozeer is gelegen in
het creëren van rechtszekerheid, maar voortkomt uit de vrees dat meer gedupeerde geadopteerden
een financiële claim neer zouden kunnen leggen bij de Staat?
De leden van de SP-fractie vragen wat de landsadvocaat tot nu toe gedeclareerd heeft
in zaken voor de Staat met betrekking tot interlandelijke adoptie in zijn algemeenheid,
en de procedures tegen mevrouw Butink en de heer Noordoven in het bijzonder.
Tenslotte willen de leden van de SP-fractie weten of erover nagedacht is of aan mevrouw
Butink en de heer Noordoven een belangrijk gebaar kan worden gemaakt, nu de Staat
zich genoodzaakt zegt te zien door te procederen. Als het zo is dat het onvermijdelijk
wordt geacht om principiële rechtsvragen aan de rechter voor te leggen, zijn er dan
mogelijkheden om Butink en Noordoven financieel bij te staan? Kan daar alsnog toe
worden overgegaan? Graag een toezegging.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van de
Minister voor Rechtsbescherming met het besluit om cassatieberoep in te stellen in
een zaak omtrent interlandelijke adoptie. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Staat in cassatie gaat na gelijkstelling
van mevrouw Butink in een zaak over interlandelijke adoptie. Deze leden vragen de
Minister waarom niet is berust in het feit dat mevrouw Butink in deze langslepende
zaak in het gelijk is gesteld.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister een zorgvuldige afweging van alle
betrokken belangen heeft gemaakt. Deze leden vragen in hoeverre de belangen van mevrouw
Butink en andere interlandelijk geadopteerden hierin leidend zijn geweest. Kan de
Minister hierbij ook ingaan op de rechtszekerheid van betrokkenen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Staat in de zaak van mevrouw Butink in beroep
gaat vanwege principiële vragen. Deze leden vragen de Minister hoeveel meer zaken
er op dit moment lopen met betrekking tot interlandelijke adoptie en of de Staat in
deze gevallen voornemens is in beroep te gaan wanneer het vonnis tegenvalt voor de
Staat.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de advocaat van mevrouw Butink is benaderd om
met mevrouw Butink in gesprek te gaan. Deze leden vragen de Minister of mevrouw Butink
op het verzoek is ingegaan en of het gesprek al heeft plaatsgevonden.
Toelichting besluit
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister zich genoodzaakt ziet om cassatieberoep
in te stellen omdat de uitspraak van het Hof op bepaalde punten niet in lijn is met
vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en derhalve een aantal principiële rechtsvragen
oproept. Deze leden vragen de Minister of het niet mogelijk is om deze principiële
vraag op een andere manier beantwoord te zien, bijvoorbeeld door aandringen op het
stellen prejudiciële vragen. Mevrouw Butink zou hierdoor niet benadeeld worden.
De leden van de SGP-fractie constateren dat met het in cassatieberoep gaan ook mevrouw
Butink opnieuw in deze rechtsgang betrokken wordt. Voor haar is het onzeker wat de
uitkomst wordt. Ook zal zij opnieuw gerechtskosten moeten maken. Deze leden vragen
de Minister of het mogelijk is dat mevrouw Butink hiervoor gecompenseerd wordt.
II Reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
Rechtsbescherming over het instellen van cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof
Den Haag inzake een adoptieprocedure vanuit Sri Lanka. Zij maken graag van de gelegenheid
gebruik nog enkele vragen te stellen aan de Minister.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de impact van het besluit van de Minister
om cassatieberoep in te stellen tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag voor
de betrokkene groot is. Het is daarom goed dat de Minister heeft aangeboden zijn afwegingen
toe te lichten in een gesprek met mevrouw Butink. Deze leden vragen wel aan de Minister
of hij het belang van mevrouw Butink goed heeft afgewogen tegen het belang van de
beoordeling van toekomstige gevallen. Is overwogen om mevrouw Butink een tegemoetkoming
aan te bieden voor de geleden schade?
Deze leden brengen hierbij in herinnering dat de Staat in sommige gevallen, zoals
ook is gedaan bij de zaak van de heer Poch, een tegemoetkoming heeft aangeboden zodat
de betrokkene en familie een vorm van erkenning krijgen van de Staat van het aangedane
leed en verder kunnen met hun leven. Deze leden kunnen zich voorstellen dat de Minister
vanwege het belang van de rechtseenheid en de beoordeling van toekomstige gevallen,
een oordeel van de Hoge Raad wenselijk acht, maar stellen dat dat onverminderd de
mogelijkheid biedt voor de Staat om de rechtsgevolgen van het arrest van het gerechtshof
Den Haag in stand te laten en in dat kader te werken aan een tegemoetkoming. Is dat
overwogen, en zo ja, waarom is hier niet voor gekozen?
Antwoord:
Ik realiseer mij dat de impact van het besluit om cassatie in te stellen voor betrokkene
groot zal zijn. Om die reden heb ik mevrouw Butink uitgenodigd voor een gesprek, waarop
zij is ingegaan. Ik wil met haar in gesprek en uitleggen waarom in mijn ogen het cassatieberoep
nodig is. Bij het nemen van de lastige beslissing cassatie in te stellen, heb ik ook
bekeken of er mogelijkheden bestaan – los van het cassatieberoep – een onverplichte
tegemoetkoming aan te bieden. Die ruimte is evenwel beperkt.
De reden om in cassatie te gaan is er voornamelijk in gelegen een oordeel van de hoogste
rechter te verkrijgen ten aanzien van de manier waarop de toezichthoudende rol van
de Staat in een relatief ver verleden heden ten dage juridisch wordt beoordeeld. Naar
mijn oordeel heeft het gerechtshof de inhoud van de wettelijke verplichtingen van
vergunningshouders van destijds miskend en daarmee ook de aard en inhoud van de toezichthoudende
taak van de Staat. Het verleden is daarbij in mijn ogen te veel door de bril van het
heden beoordeeld.
Deze rechtsvraag raakt in de kern de mate van gehoudenheid van de Staat een vergoeding
te betalen. Niet alleen in deze zaak, maar mogelijk ook in andere zaken die gaan over
interlandelijke adopties of andere situaties waarin de Nederlandse overheid een toezichthoudende
taak had. Een onverplichte vergoeding in de onderhavige zaak van schade die volgens
het gerechtshof voortvloeit uit de toezichthoudende rol van de Staat van destijds,
zou op gespannen voet staan met de essentie van de reden het cassatieroep in te stellen.
De reden hiervoor is dat het gelijkheidsbeginsel met zich meebrengt dat wanneer de
overheid in het ene geval een onverplichte vergoeding geeft, de vergoeding voor volgende
gelijkende gevallen een verplichting is geworden. Gelijke gevallen verdienen namelijk
een gelijke behandeling. Graag ga ik toch met mevrouw Butink in gesprek om te bezien
wat ik eventueel op andere manieren of op andere vlakken voor haar kan betekenen.
Ik kan nu niet verder voortuitlopen op de inhoud van dit gesprek dat binnenkort zal
plaatsvinden.
Voorts zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of de Minister een inschatting kan
maken van de juridische gevolgen voor andere adoptiezaken indien de Hoge Raad het
arrest van het gerechtshof Den Haag in stand laat. Kan de Minister daar een toelichting
op geven?
Antwoord:
Als de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof Den Haag in stand laat, zullen de
overwegingen van het gerechtshof een basis vormen voor het herbeoordelen van andere
interlandelijke adoptiezaken. Ik zal dan per individueel geval bekijken welke invloed
het oordeel van het hof precies heeft op de desbetreffende andere casus.
Hoeveel adoptiezaken zijn vergelijkbaar met de zaak van mevrouw Butink en hoeveel
zaken lopen er op dit moment nog?
Antwoord:
Er zijn in totaal 23 verschillende aansprakelijkstellingen ontvangen ten aanzien van
interlandelijke adoptie, deze hebben betrekking op 98 individuele personen.1 Naast de zaak van mevrouw Butink lopen er momenteel drie andere civiele procedures
met betrekking tot interlandelijke adoptie.
De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat de regering na de uitzending
van Zembla in 2017 destijds het onderwerp interlandelijke adoptie vanuit Sri Lanka
heeft besproken met een aantal andere Europese landen, om te bezien of het aangewezen
is gezamenlijk op te trekken bij onder andere het uitwisselen van ervaringen en te
bezien hoe adequaat kan worden omgegaan met afkomstvraagstukken. Welke stappen zijn
er sinds die tijd gezet in relatie tot de gesprekken met andere Europese landen?
Antwoord:
Er wordt met andere landen gesproken over vraagstukken op het terrein van interlandelijke
adoptie. Zo vindt er tweemaal per jaar een bijeenkomst van het Intercountry Adoption Network plaats waaraan Nederland actief deelneemt. Nederland is de initiator van dit Europese
netwerk. In de meest recente bijeenkomsten is onder meer aandacht geschonken aan post adoption services, waaronder afstammingsvraagstukken. Dit geldt ook voor de bijzondere vergadering
georganiseerd door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, die afgelopen
juli heeft plaatsgevonden. Dit is een vergadering die eens per vijf jaar plaatsvindt
met alle landen die zijn aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag. Kortgezegd wordt
daar de werking van het verdrag besproken. Ook hier zijn postplacement onderwerpen besproken. Bij deze vergadering was ook het expertisecentrum interlandelijke
adoptie in oprichting vertegenwoordigd. Dit expertisecentrum moet geadopteerden op
professionele wijze beter gaan ondersteunen bij onder meer het verkrijgen van toegang
tot informatie over hun afstamming en adoptie. Het expertisecentrum kan dan ook samen
met de belangenorganisaties voor interlandelijke adoptie een waardevolle bijdrage
leveren bij afstammingsvraagstukken. De belangenorganisaties kunnen in samenwerking
met geadopteerden helpen bij zoektochten naar hun roots in landen van herkomst. Zij hebben netwerken in de landen van herkomst welke goed
benut kunnen worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie maken graag gebruik van de mogelijkheid om enkele vragen
te stellen aan de Minister voor Rechtsbescherming over zijn voornemen om als staat
in cassatieberoep te gaan tegen de uitspraak van het gerechtshof Den Haag in de zaak
van mevrouw Butink.
De leden van de SP-fractie waren onaangenaam verrast door het nieuws dat de Staat
cassatie heeft ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof. Vooral, omdat dit
concreet betekent dat mevrouw Butink nog langer zal moeten wachten op gerechtigheid
en haar leven dus nog langer in het teken zal staan van een rechtszaak. Ziet de Minister
wat dit doet met het leven van mevrouw Butink?
Antwoord:
Ik ben mij er zeer van bewust dat het besluit om cassatieberoep in te stellen zwaar
valt bij mevrouw Butink. Dat is ook begrijpelijk. Ik wil daarover graag in gesprek
met haar. Dat zal – zoals ik al meldde in de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie
– binnenkort gebeuren.
Daarnaast wijzen de leden van de SP-fractie ook op de zaak van de heer Noordoven,
waar ook eerder aandacht voor is gevraagd in een debat met de Minister, waardoor ook
die zaak de Minister goed bekend is. Tegen hem gaat de Staat nu in hoger beroep. Waarom
heeft de Minister de Kamer niet geïnformeerd over het hoger beroep dat door de Staat
is ingesteld in de zaak tegen de heer Noordoven?
Antwoord:
De Kamer is geïnformeerd over het besluit om cassatieberoep in stellen in de zaak
van mevrouw Butink in het licht van een eerdere schriftelijke vraag. Het lid Van Nispen
(SP) heeft in zijn Kamervragen over het bericht dat de Nederlandse Staat onaanvaardbaar
heeft gehandeld door zich te beroepen op de verjaringstermijn in een zaak omtrent
interlandelijke adoptie (ingezonden 14 juli 2022), de vraag gesteld of de Staat zich
zou neerleggen bij de uitspraak van het hof. Omdat hier ten tijde van de beantwoording
van de Kamervragen op 12 september jl. (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3972) nog niet over was besloten, konden daarover nog geen uitspraken worden gedaan. Na
het besluit heb ik gemeend de Kamer nader te informeren.
Voorts willen deze leden graag weten hoeveel meer zaken er op dit moment spelen op
het vlak van interlandelijke adoptie; en zal de Staat in al die zaken ook hoger beroep
en cassatie instellen als de uitspraak haar niet bevalt? Zo ja, waarom?
Antwoord:
Naast de procedure van mevrouw Butink tegen de Staat en de procedure van de heer Noordoven
tegen de Staat, lopen momenteel twee andere civiele procedures met betrekking tot
interlandelijke adoptie. Ik kan niet op voorhand aangeven of de Staat in deze andere
zaken op enig moment hoger beroep of cassatie zal instellen. Dit is afhankelijk van
de inhoud van een uitspraak en vergt een zorgvuldige afweging. Ik benadruk daarbij
dat een besluit om hoger beroep of cassatie in te stellen niet lichtvaardig wordt
genomen.
In beide zaken ligt een duidelijke uitspraak van de rechter die gunstig is voor de
betrokkene, namelijk dat geoordeeld is dat de Staat aansprakelijk is. Is de Minister
het met deze leden eens dat het in het kader van de rechtszekerheid het niet nodig
is om door te procederen? Immers, voor de betrokken personen is de rechtszekerheid
er juist als de Staat berust. Of is de Minister van mening dat rechtszekerheid alleen
verkregen kan worden met een uitspraak van de Hoge Raad?
Antwoord:
Ik ben mij ervan bewust dat het besluit om hoger beroep c.q. cassatieberoep in deze
procedures in te stellen betrokkenen zwaar valt. Het zijn daarom ook moeilijke besluiten
geweest. Deze rechtszaken zullen hierdoor langer duren en een finaal oordeel laat
langer op zich wachten.
Tegelijkertijd ziet de Staat zich in beide zaken geconfronteerd met uitspraken waarmee
het zich op onderdelen niet kan verenigen op juridisch inhoudelijke gronden. Zo geldt
voor de uitspraak van het gerechtshof Den Haag in de procedure van mevrouw Butink
tegen de Staat dat deze uitspraak naar mijn oordeel op onderdelen niet in lijn is
met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Om die reden vind ik het van belang de
Hoge Raad ook over deze zaak te laten oordelen. Duidelijkheid op het punt van deze
rechtsvraag is immers nodig om toekomstige zaken te kunnen beoordelen. Hiermee wordt
de gelijke behandeling gewaarborgd, wat ten goede komt aan de rechtszekerheid. Dat
geldt ook voor het hoger beroep in de zaak van de heer Noordoven. Ook daar gaat het
om het verkrijgen van meer duidelijkheid over de reikwijdte van de verantwoordelijkheid
van de Staat.
De leden van de SP-fractie vragen of kan worden verduidelijkt waarom het argument
van «rechtszekerheid» zwaarder weegt dan het belang van mevrouw Butink en de heer
Noordoven om verder te kunnen gaan met hun leven? Beseft de Minister wel dat het aantekenen
van cassatie voor de Staat misschien een papieren exercitie is, een proceshandeling,
maar dat deze stap raakt aan de kern van iemands leven, zeker nu het gaat om iemands
adoptie?
Antwoord:
Ik besef heel goed dat de effecten van mijn beslissingen in deze zaken groot zijn
en dat laat me niet onberoerd. Ik neem ze daarom geenszins lichtzinnig. Ik ben evenwel
tot de conclusie gekomen dat ik meer duidelijkheid moet hebben over de openliggende
rechtsvragen die ik hierboven schetste. Zonder die duidelijkheid kan ik andere gevallen
niet eenduidig beoordelen. Dat doet afbreuk aan de rechtszekerheid in die zaken en
andere zaken waarin de Nederlandse overheid in het verleden een toezichthoudende taak
had.
De leden van de SP-fractie willen ook graag weten wat de excuses van de vorige Minister
voor Rechtsbescherming nou concreet betekenen voor slachtoffers van misstanden bij
interlandelijke adopties. Op welke manier draagt het verder uitrekken van rechterlijke
procedures door de Staat bij aan het herstellen van de fouten die in het verleden
zijn gemaakt bij interlandelijke adopties? Kan de Minister zich voorstellen dat gedupeerden
zich nu afvragen wat de excuses van de Minister waard zijn geweest als de Staat zich
weigert neer te leggen bij uitspraken van rechters die mensen in het gelijk stellen?
Antwoord:
Ik kan mij voorstellen dat geadopteerden zich afvragen hoe de excuses zich verhouden
tot het instellen van hoger beroep of cassatie in juridische procedures. Er zou bij
hen het beeld kunnen ontstaan dat de Staat geen daad bij het woord voegt. Dit is echter
niet aan de orde. Om die reden heb ik mij genoodzaakt gevoeld om hierover in mijn
brief van 11 oktober 2022 aan te geven dat ik de aangeboden excuses van mijn ambtsvoorganger
naar aanleiding van de bevindingen van de commissie Joustra volledig onderschrijf.
Met deze excuses is beoogd tot uitdrukking te brengen dat door de Staat wordt onderkend
dat het optreden van de overheid bij interlandelijke adoptie in het verleden tekort
is geschoten, dat de overheid heeft nagelaten tijdig maatregelen te treffen, waardoor
misstanden zoals de commissie Joustra in zijn rapport heeft benoemd, konden voortduren.
In dat licht zijn er verschillende maatregelen getroffen. Er wordt een expertisecentrum
interlandelijke adoptie ingericht dat geadopteerden kan ondersteunen bij vragen naar
hun afstamming en adoptie. Er heeft een herbezinning op de toekomst van interlandelijke
adoptie plaatsgevonden met als uitkomst dat het adoptiesysteem sterker wordt gereguleerd
met extra waarborgen. En in het kader van juridische procedures die door geadopteerden
worden aangespannen tegen de Staat wordt niet langer een beroep gedaan op verjaring
zodat een inhoudelijke behandeling door de rechter volgt. Voor het vaststellen van
juridische aansprakelijkheid in een concrete casus geldt dat de specifieke omstandigheden
van het individuele geval moeten worden getoetst op grond van het destijds geldende
recht.
Klopt het, zo vragen de leden van de SP-fractie, dat de voornaamste reden om nu tegen
de uitspraak van het Gerechtshof cassatie aan te tekenen, niet zozeer is gelegen in
het creëren van rechtszekerheid, maar voortkomt uit de vrees dat meer gedupeerde geadopteerden
een financiële claim neer zouden kunnen leggen bij de Staat?
Antwoord:
Nee. Het instellen van cassatieberoep draait geenszins om geldelijke belangen, maar
om het verkrijgen van duidelijkheid op essentiële punten.
De leden van de SP-fractie vragen wat de landsadvocaat tot nu toe gedeclareerd heeft
in zaken voor de Staat met betrekking tot interlandelijke adoptie in zijn algemeenheid,
en de procedures tegen mevrouw Butink en de heer Noordoven in het bijzonder.
Antwoord:
De Landsadvocaat heeft in totaal € 610.277,00 gedeclareerd in zaken met betrekking
tot interlandelijke adoptie. Deze kosten bestaan uit honorarium, verschotten, kantoorkosten
en BTW. Deze kosten zijn inclusief de kosten in de zaak van mevrouw Butink tegen de
Staat en van de heer Noordoven tegen de Staat. In de zaak van mevrouw Butink heeft
de Landsadvocaat vanaf de fase van de aansprakelijkstelling in 2018 tot en met heden
in de cassatieprocedure € 269.927,64 gedeclareerd. Deze kosten bestaan uit honorarium,
verschotten, kantoorkosten en BTW. In de zaak van de heer Noordoven heeft de landsadvocaat
vanaf de fase van de aansprakelijkstelling in 2019 tot en met heden in de procedure
bij het gerechtshof € 169.229,21 gedeclareerd. Deze kosten zijn inclusief honorarium,
verschotten, kantoorkosten en BTW.
T.a.v. beide individuele zaken merk ik op dat dit zeer omvangrijke zaken betreffen.
Dit waren de eerste zaken inzake interlandelijke adoptie, het rapport van de commissie
Joustra was bij de aanvang nog niet voorhanden. Dit bracht met zich mee dat de feitelijke
situatie uit het verleden en het relevante juridische kader dat ten tijde van de desbetreffende
adopties van toepassing was, nog (volledig) in kaart moest worden gebracht. Dat heeft
extra kosten met zich meegebracht. De werkzaamheden die hierbij zijn verricht, zijn
daarmee ook relevant voor de beoordeling van de andere zaken.
Tenslotte willen de leden van de SP-fractie weten of erover nagedacht is of aan mevrouw
Butink en de heer Noordoven een belangrijk gebaar kan worden gemaakt, nu de Staat
zich genoodzaakt zegt te zien door te procederen. Als het zo is dat het onvermijdelijk
wordt geacht om principiële rechtsvragen aan de rechter voor te leggen, zijn er dan
mogelijkheden om Butink en Noordoven financieel bij te staan? Kan daar alsnog toe
worden overgegaan? Graag een toezegging.
Antwoord:
Zoals ik aangaf in de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie is er aandacht
voor de (on)mogelijkheden voor een eventuele onverplichte tegemoetkoming in het geval
van bijzondere omstandigheden, voor zover dit niet interfereert met een lopende procedure
en waarbij het gelijkheidsbeginsel in ogenschouw genomen moet worden. Zoals ik heb
toegelicht in mijn beantwoording van de vragen van de VVD-fractie, is die ruimte beperkt.
De impact van deze besluiten tot het instellen van hoger beroep c.q. cassatie voor
betrokkenen laten mij zeker niet onberoerd. Om die reden heb ik voorafgaand aan het
instellen van het cassatieberoep contact opgenomen met de advocaat van mevrouw Butink.
Via haar advocaat heb ik het aanbod gedaan voor een gesprek om mijn beweegredenen
toe te lichten aan mevrouw Butink. De advocaat van mevrouw heeft aangegeven dat zij
ingaat op het aanbod. Gedurende dit gesprek zal er ook ruimte zijn om met elkaar te
bespreken wat het besluit voor mevrouw betekent en welke impact dat op haar heeft
en wat ik daar – met inachtneming van hetgeen ik al naar voren hebt gebracht hierover
– voor haar in dit verband kan betekenen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van de
Minister voor Rechtsbescherming met het besluit om cassatieberoep in te stellen in
een zaak omtrent interlandelijke adoptie. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Staat in cassatie gaat na gelijkstelling
van mevrouw Butink in een zaak over interlandelijke adoptie. Deze leden vragen de
Minister waarom niet is berust in het feit dat mevrouw Butink in deze langslepende
zaak in het gelijk is gesteld.
Antwoord:
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn beantwoording van de vragen
van de leden van de SP-fractie over de reden om cassatieberoep in te stellen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister een zorgvuldige afweging van alle
betrokken belangen heeft gemaakt. Deze leden vragen in hoeverre de belangen van mevrouw
Butink en andere interlandelijk geadopteerden hierin leidend zijn geweest. Kan de
Minister hierbij ook ingaan op de rechtszekerheid van betrokkenen?
Antwoord:
Bij de beslissing om cassatieberoep in te stellen is in ogenschouw genomen dat het
besluit om cassatie in te stellen niet alleen wrang zal zijn voor mevrouw Butink,
maar ook voor andere interlandelijk geadopteerden die het verloop van deze procedure
volgen. Onderdeel daarvan is het besef dat mevrouw Butink nog langer in onzekerheid
zal moeten verkeren over de uitkomst van de procedure. De redenen om toch cassatieberoep
in te stellen in deze zaak heb ik hiervoor uiteengezet.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Staat in de zaak van mevrouw Butink in beroep
gaat vanwege principiële vragen. Deze leden vragen de Minister hoeveel meer zaken
er op dit moment lopen met betrekking tot interlandelijke adoptie en of de Staat in
deze gevallen voornemens is in beroep te gaan wanneer het vonnis tegenvalt voor de
Staat.
Antwoord:
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn beantwoording op de vergelijkbare
vraag van de leden van de SP-fractie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de advocaat van mevrouw Butink is benaderd om
met mevrouw Butink in gesprek te gaan. Deze leden vragen de Minister of mevrouw Butink
op het verzoek is ingegaan en of het gesprek al heeft plaatsgevonden.
Antwoord:
Onlangs heeft de advocaat van mevrouw Butink mij laten weten dat zij op het aangeboden
gesprek ingaat. Het gesprek vindt spoedig plaats. Op de inhoud kan ik nu niet vooruitlopen.
Toelichting besluit
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister zich genoodzaakt ziet om cassatieberoep
in te stellen omdat de uitspraak van het Hof op bepaalde punten niet in lijn is met
vaste jurisprudentie van de Hoge Raad en derhalve een aantal principiële rechtsvragen
oproept. Deze leden vragen de Minister of het niet mogelijk is om deze principiële
vraag op een andere manier beantwoord te zien, bijvoorbeeld door aandringen op het
stellen prejudiciële vragen. Mevrouw Butink zou hierdoor niet benadeeld worden.
Antwoord:
Nu het gerechtshof Den Haag arrest heeft gewezen in deze zaak, is het stellen van
prejudiciële vragen aan de Hoge Raad geen mogelijkheid meer. Het instellen van cassatieberoep
is de enige mogelijkheid om antwoord te krijgen op de principiële vragen die het arrest
van het hof oproept.
De leden van de SGP-fractie constateren dat met het in cassatieberoep gaan ook mevrouw
Butink opnieuw in deze rechtsgang betrokken wordt. Voor haar is het onzeker wat de
uitkomst wordt. Ook zal zij opnieuw gerechtskosten moeten maken. Deze leden vragen
de Minister of het mogelijk is dat mevrouw Butink hiervoor gecompenseerd wordt.
Antwoord:
Zoals aangegeven, zal ik binnenkort met mevrouw Butink kunnen spreken. Gedurende dit
gesprek zal er ook ruimte zijn om met elkaar te bespreken wat het besluit voor mevrouw
betekent, welke impact dat op haar heeft en wat ik daar – met in achtneming van het
vorengaande – voor haar in dit verband kan betekenen. Ik kan nu niet verder vooruitlopen
op de inhoud van dit gesprek dat nog dit jaar zal plaatsvinden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier