Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bromet over het artikel ‘Provincies bleven op grote schaal vergunningen verlenen voor controversiële ‘stikstofarme’ stallen'
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof over het artikel «Provincies bleven op grote schaal vergunningen verlenen voor controversiële «stikstofarme» stallen» (ingezonden 22 september 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof), mede namens de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 25 november 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 328.
Vraag 1
Kent u het artikel van Follow the Money «Provincies bleven op grote schaal vergunningen
verlenen voor controversiële «stikstofarme» stallen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan, dat provincies zeker 169 vergunningen hebben verleend voor stallen,
waarvan rechters eerder hebben gevonnist dat de werking van de emissiereductie techniek
onvoldoende is of onvoldoende kan worden aangetoond?
Antwoord 2
Het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) is een
bevoegdheid van de provincies. De provincies hebben gevolg gegeven aan de rechtbankuitspraken
over de Rav-factoren in de betrokken zaken. Daarnaast hebben zij hoger beroep ingesteld
bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) om een finaal
oordeel te krijgen van de hoogste bestuursrechter. Na de uitspraak van de Afdeling
hebben de bevoegde gezagen daar direct rekening mee gehouden bij de vergunningverlening.
Vraag 3
Welke andere stalsystemen zijn door rechterlijke uitspraken of lopende juridische
procedures controversieel en hoeveel vergunningen zijn recent verleend op basis van
deze stalsystemen? Om hoeveel dieren gaat dat? Om hoeveel extra emissie?
Antwoord 3
In recente uitspraken2 van de Afdeling, die betrekking hadden op melkveehouderijen, is geconcludeerd dat
met de toepassing van de Rav-emissiefactoren voor de emissiearme stalsystemen A1.13,
A1.28 en A1.23, de emissie uit deze stallen niet met de vereiste zekerheid kan worden
vastgesteld in het kader van de toetsing aan de Wet natuurbescherming. Daardoor is
niet uitgesloten dat de activiteiten waarvoor de natuur-vergunning werd aangevraagd
ten opzichte van de referentiesituatie significante gevolgen hebben. De Afdeling heeft
geen uitspraken gedaan waar andere stalsystemen bij zijn betrokken.
Het is niet uitgesloten dat de Afdeling ook ten aanzien van andere stalsystemen tot
eenzelfde oordeel zal komen in hoger beroepszaken.
Voor de beantwoording op de vraag hoeveel vergunningen recent zijn verleend op basis
van deze stalsystemen en hoeveel dieren en emissie dit betreft heb ik meer tijd nodig.
Daarover wordt u zo spoedig mogelijk nader geïnformeerd.
Vraag 4
Welke andere stalsystemen zijn nog niet in een bezwaarprocedure getoetst bij de rechter,
maar worden wel bekritiseerd vanuit de wetenschap?
Antwoord 4
Een analyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)3 gaf in 2019 aanleiding tot twijfels over de effectiviteit van emissiearme stalsystemen,
omdat deze analyse indicaties bevat dat de stikstofverliezen uit emissiearme stallen
mogelijk groter zijn dan op basis van de emissiefactoren verwacht kan worden. Op basis
van de CBS-studie kan geen onderscheid gemaakt worden tussen de werking van verschillende
systemen binnen de groep emissiearme stallen.
Naar aanleiding van dit rapport van het CBS heeft de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) advies gevraagd
over de effectiviteit van emissiearme stallen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij
brief van 13 oktober 20204. De CDM bevestigde dat niet in alle gevallen emissiearme stallen de beoogde emissiereductie
opleveren. De CDM deed onder meer het voorstel om op basis van een stakeholderconsultatie
aanbevelingen te formuleren voor verbetering van de effectiviteit van bestaande en
nieuw te bouwen emissiearme stalsystemen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft in opvolging van het advies
van CDM Wageningen University & Research (WUR) opdracht gegeven onderzoek te doen
naar de effectiviteit van emissiearme stalsystemen in de praktijk. De Staatssecretaris
heeft u dit rapport5 op 14 oktober jl. doen toekomen. Uw Kamer ontvangt naar verwachting in november de
beleidsreactie op dit rapport.
Vraag 5
Hoeveel extra koeien en extra emissie is vergund, op basis van deze stalsystemen?
Antwoord 5
Er wordt geen extra emissie vergund bij het toepassen van een emissiearm systeem.
Er kan wel sprake zijn in toename van het aantal dieren in de vergunningaanvraag.
Bij een vergunningaanvraag in het kader van de Wnb wordt door bevoegde gezagen beoordeeld
of er sprake is van een depositietoename op stikstofgevoelige natuurgebieden. Indien
er sprake is van een toename van het aantal dieren zonder dat daarbij een toename
is van stikstofdepositie, dan zijn significante gevolgen volgens vaste jurisprudentie
uitgesloten (intern salderen) en is de gevraagde activiteit niet vergunningplichtig.
Er is geen overzicht beschikbaar met de door u gevraagde gegevens. Zoals ik in mijn
brief van 12 september 20226 heb aangegeven, verwacht zij de Tweede Kamer naar verwachting in november te informeren
over aanscherpingen en verduidelijkingen in het bestaande instrumentarium van toestemmingverlening
in het kader van de Wet natuurbescherming.
Vraag 6
Als provincies rechtszekerheid willen bieden, moeten dan niet alle controversiële
stalsystemen juist geweigerd worden, tot de Raad van State uitspraak heeft gedaan?
Antwoord 6
Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven, wordt de Tweede Kamer naar verwachting
in november geïnformeerd over aanscherpingen en verduidelijkingen in het bestaande
instrumentarium van toestemmingverlening in het kader van de Wet natuurbescherming.
In deze brief wordt, zoals aangegeven in de brief7 aan uw Kamer van 12 september jl., ook nader ingegaan op de impact van de uitspraken
van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 september 20228 en van 12 oktober 20229, waarin de Afdeling geoordeeld heeft over de toepassing van Rav-factoren bij vergunningverlening
in het kader van de Wet natuurbescherming.
Vraag 7
Bent u het eens met Dr.Ir. Raoul Beunen, die over de provincies oordeelde: «Ze verzaken
hun plicht de natuur te beschermen.»?
Antwoord 7
Nee.
Vraag 8
Bent u zelf van plan om uw plicht om de natuur te beschermen te verzaken?
Antwoord 8
Nee.
Vraag 9
Bent u bereid om vergunningverlening gebaseerd op emissiecijfers van technische maatregelen,
zoals stalsystemen, op te schorten, totdat er een beter verifieerbaar en op de praktijk
gebaseerd toetsingssysteem is dat ook juridisch houdbaar is?
Antwoord 9
Provincies zijn op grond van de Wnb het bevoegde gezag om te beoordelen of er in dat
kader vergunningen verleend kunnen worden en te bepalen of de vergunningverlening
wordt opgeschort. Ik ben met de provincies in gesprek over de reikwijdte van de uitspraak
van de Afdeling. Ik verwacht de Tweede Kamer hierover nader te informeren bij de brief
over toestemmingverlening, die naar verwachting eind november naar de Tweede Kamer
gestuurd wordt.
Vraag 10
Bent u bereid om alle vergunningen op basis van stalsystemen die in eerdere rechtszaken
als onvoldoende of onvoldoende betrouwbaar zijn gekwalificeerd, te schorsen en provincies
te verbieden nog langer vergunningen hiervoor te verlenen?
Antwoord 10
Zoals hiervoor is aangegeven in het antwoord op vraag 9 zijn de provincies op grond
van de Wnb het bevoegde gezag om te beoordelen of er in dat kader vergunningen verleend
kunnen worden en te bepalen of de vergunningverlening wordt opgeschort.
Vraag 11
Hoeveel subsidie is de afgelopen jaren verleend voor emissiearme stalsystemen? Hoeveel
emissiereductie heeft dit bij nader inzien in de praktijk minder opgeleverd dan beloofd?
Hoeveel minder dan vergunt?
Antwoord 11
Sinds 2020 is de innovatiemodule van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming
stal- en managementmaatregelen (Sbv) drie keer opengesteld geweest. Veehouders worden
via deze module ondersteund bij het onderzoek naar en de ontwikkeling van innovatieve
emissiearme stalsystemen, om bewezen technieken beschikbaar te krijgen voor de toekomst.
In de eerste twee openstellingen van deze innovatiemodule is voor ruim € 43 miljoen
aan subsidies beschikt. De beoordeling van de aanvragen die zijn ingediend bij de
derde openstelling wordt op korte termijn afgerond. De investeringsmodule van de Sbv,
waarin subsidie beschikbaar is voor investeringen in bewezen technieken, is tot nu
toe twee keer opengesteld voor de pluimveehouderij, specifiek gericht op fijnstofreductie
(totaalbedrag van € 9,4 miljoen beschikt). Op dit moment zijn er geen openstellingen
van de Sbv.
Zoals eerder aangegeven in antwoorden op Kamervragen (Kamerstuk 33 576, nr. 269) zijn de Regeling Gecombineerde luchtwassystemen (vastgesteld bedrag € 21.736.132)
en de Regeling Investeringen in technieken ter vermindering van de uitstoot fijnstof
(vastgesteld bedrag € 13.847.384) in de periode 2006–2014 opengesteld geweest (bijlage
bij Kamerstuk 28 265, nr. 255). Met deze regelingen zijn investeringen in luchtwassers gesubsidieerd. Daarnaast
zijn er ook andere subsidieregelingen in deze periode opengesteld geweest die niet
gericht waren op luchtwassers, maar waarin naast andere investeringen ook de investering
in luchtwassers subsidiabel was.
Op dit moment is niet inzichtelijk hoeveel lager emissiereductie van de toepassing
van emissiearme stalsystemen is dan op basis van emissiefactoren werd verwacht. Daarbij
is het van belang om op te merken dat het bij de innovatiemodule van de Sbv nog niet
bewezen technieken gesubsidieerd werden en dat het daarmee om een te verwachten emissiereductie ging en duidelijk was dat de daadwerkelijke emissiereductie pas na
afloop van de projecten vastgesteld kan worden.
Bij toestemmingverlening worden berekeningen overlegd van de te verwachten emissie
en depositie. De CBS- studie waardoor twijfel is ontstaan over de emissiereductie
van emissiearme stallen geeft een indicatie over deze twijfel, maar geen uitsluitsel.
Uit indicatieve berekeningen van CDM10 blijkt dat het mogelijk om een onderschatting van ongeveer 8,8 miljoen kg aan ammoniakemissies
uit stallen gaat. Hiervan is ongeveer 1,4 miljoen kg ammoniak afkomstig van de rundveehouderij,
2,6 miljoen kg uit de varkenshouderij en 4,8 miljoen kg uit de pluimveehouderij.
Vraag 12
Vindt u deze zaak vergelijkbaar met het sjoemeldieselschandaal, waarbij Volkswagen
en andere fabrikanten miljarden aan schadeclaims aan overheden moesten betalen? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 12
Deze zaak is niet te vergelijken met het dieselschandaal. Ik vind de signalen over
verminderde werking van emissiearme stalsystemen echter wel zorgelijk. Op 14 oktober
jl. heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat u het WUR-rapport «Verbetering
van effectiviteit emissiearme stalsystemen in de praktijk»11 doen toekomen. Hierin is aangegeven dat er het nodige mis is met de effectiviteit
van emissiearme stalsystemen in de praktijk. Dit heeft betrekking op zowel het ontwerp,
de beoordeling en het gebruik van deze stalsystemen. Op basis van het onderzoek kan
niet geduid worden hoe groot de geconstateerde problemen zijn en wat het effect daarvan
is. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er forse verbeteringen nodig en mogelijk
zijn binnen het systeem van ontwerp, beoordeling en gebruik van emissiearme stalsystemen
en de totstandkoming van de Rav-factoren. Het rapport bevat daartoe aanbevelingen.
Uw Kamer ontvangt separaat een beleidsreactie op het rapport.
Vraag 13
Is het mogelijk om fabrikanten van niet of onvoldoende werkende sjoemelstalsystemen aansprakelijk te stellen?
Antwoord 13
Zoals hiervoor bij vraag 12 is aangegeven, is er het nodige mis met de effectiviteit
van emissiearme stalsystemen. Bij een aansprakelijkheidsstelling moet kenbaar zijn
dat door het doen of nalaten van een ander schade is geleden. Het is aan de koper
van een emissiearm stalsysteem om de fabrikant eventueel aansprakelijk te stellen.
Vraag 14
Is het mogelijk om subsidie voor niet of onvoldoende werkende stalsystemen terug te
vragen? Zo ja, gaat dit dan ook gebeuren?
Antwoord 14
De subsidies die verstrekt kunnen worden voor innovatieve stalsystemen zijn genoemd
bij vraag 11. Om voor deze subsidieverlening in aanmerking te kunnen komen, moet aan
een aantal voorwaarden voldaan zijn. Deze voorwaarden worden in de subsidieregelingen
genoemd. Als door de aanvrager aan de in de subsidieregeling genoemde voorwaarden
is voldaan, dan zal de subsidie vastgesteld en verleend worden. Als niet aan deze
voorwaarden wordt voldaan, dan wordt de subsidieaanvraag afgewezen.
Subsidieontvangers moeten zich houden aan de voorwaarden in de regeling. Als dit gedaan
wordt en als er geen onrechtmatigheden zijn aan de zijde van de aanvrager is er geen
reden om subsidie terug te vorderen. Bij innovatieprojecten kan het zijn dat de te
ontwikkelen techniek niet optimaal functioneert, maar dat is inherent aan innovatieprojecten
en dus ook geen reden om de verstrekte subsidie terug te vorderen.
Als de veehouder anders omgaat met de techniek waarvoor subsidie is verleend waardoor
het stalsysteem niet meer goed werkt, dan is dit geen reden om de subsidie terug te
vorderen. Het is dan aan het bevoegde gezag om te controleren of de technieken op
een juiste manier gebruikt worden en daar indien nodig op te handhaven.
Vraag 15
Is het mogelijk om uitbreiding van aantallen dieren op basis van vergunningen voor
niet of onvoldoende werkende stalsystemen in te trekken? Zo ja, worden provincies
verplicht dit ook te doen?
Antwoord 15
Verleende Wnb-vergunningen waar geen rechtsmiddel meer tegen open staat, dus waar
geen bezwaar of beroep meer mogelijk is, zijn onherroepelijk en staan in rechte vast.
Deze bieden rechtszekerheid voor de agrariër en zijn er daarvoor in principe geen
gevolgen. De Wet natuurbescherming kent een artikel12 om vergunningen ambtshalve of op verzoek in te trekken. De provincies zijn op grond
van deze wet het bevoegde gezag om te beslissen op aanvragen voor vergunningen en
het wijzigen of intrekken daarvan.
Vraag 16
Hoe worden de niet of onvoldoende werkende stalsystemen nu verwerkt in de emissie-
en depositiecijfers? Leidt dit tot een extra opgave voor de provincies en de landbouwsector?
Is het mogelijk dat bij het vaststellen van de reductieopgave in het ene gebied, de
boeren zonder deze niet of slecht werkende staltechnieken nu eveneens moeten opdraaien
voor een deel van de (extra) emissies van hun buren mét deze stallen?
Antwoord 16
Bij het berekenen van de totale (landelijke) emissie- en depositiecijfers worden een
correctie toegepast voor de effectiviteit van bepaalde staltypen. Deze correctie is
gebaseerd op bevindingen van de Wageningen University & Research (WUR)13. De uitspraak van de Afdeling aangaande de Rav-emissiefactoren heeft geen invloed
op de totale emissie- en depositiecijfers. De Tweede Kamer zal over de mogelijke gevolgen
voor de stikstofaanpak en gebiedsprocessen worden geïnformeerd nadat de Tweede Kamer
eind november is geïnformeerd over de aanscherpingen in het bestaande instrumentarium
van de toestemmingverlening in het kader van de Wnb.
In het kader van de gebiedsgerichte reductieopgave zal ik met de provincies en andere
betrokkenen in overleg treden hoe bij het opstellen van de gebiedsplannen rekening
kan worden gehouden met onzekerheden bij het opstellen van de reductieopgave.
Vraag 17
Hoe gaat u de extra problemen die deze stallen opleveren oplossen en hoe gaat u voorkomen
dat technische aanpassingen aan deze stallen of nieuwe varianten hierop voor vergelijkbare
problemen zorgen?
Antwoord 17
Uw Kamer ontvangt naar verwachting in november de beleidsreactie op het rapport «Verbetering
van effectiviteit emissiearme stalsystemen in de praktijk»14. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft u dit rapport op 14 oktober
jl. doen toekomen. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof -
Mede namens
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.