Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling een digitaal decennium voor kinderen en jongeren (Kamerstuk 22112-3454)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3543
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 november 2022
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief
van 17 juni 2022 over het Fiche: Mededeling een digitaal decennium voor kinderen en
jongeren (Kamerstuk 22 112, nr. 3454).
De vragen en opmerkingen zijn op 9 september 2022 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 11 november 2022 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kamminga
Adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
7
II
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
7
I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Fiche:
Mededeling een digitaal decennium voor kinderen en jongeren. Graag willen deze leden
het kabinet enkele vragen stellen.
De leden van de VVD-fractie merken allereerst op dat digitale kennis en vaardigheden
in het digitale tijdperk van groot belang zijn, dat geldt voor jong en oud. De onderhavige
mededeling richt zich op jongeren. Zouden bepaalde onderdelen ook niet moeten gelden
voor ouderen? Wat wordt er voor ouderen gedaan? Wordt er voor ouderen in de Europese
Unie ook iets opgezet? Graag krijgen deze leden een reactie van het kabinet.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
In het kader van de Raad van Europa zijn er initiatieven op het gebied van digitaal
burgerschap te verwachten. Is al bekend waaruit die initiatieven bestaan? Zo ja, hoe
zien die eruit? In hoeverre bestaat het risico dat er straks sprake is van een overlap
van voorstellen en maatregelen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie
van het kabinet.
Het kabinet steunt de ambitie om de dialoog met lidstaten en EU-autoriteiten te vergroten
omtrent de handhaving van het consumentenrecht voor kinderen. Waaraan moet dan precies
worden gedacht, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Er wordt gesteld dat het belangrijk
is dat grote online platformen verantwoording afleggen over de impact op grondrechten
en democratie, hieronder vallen ook kinderrechten. Hoe krijgt dat verantwoording afleggen
vorm, zo vragen deze leden.
Het kabinet verwelkomt de in de BIK+ voorgestelde EU-gedragscode inzake leeftijdsgeschikt
ontwerp. Wat zal de essentie van die gedragscode zijn, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Wat wordt verstaan onder «leeftijdsgeschikt ontwerp»?
Het kabinet is nog niet ingegaan op het verstrekken van elektronische identiteitskaarten
aan minderjarigen door lidstaten. Gaat het kabinet elektronische identiteitskaarten
aan minderjarigen verstrekken in het kader van de voorgestelde verordening betreffende
een Europese digitale identiteit? Zo ja, per wanneer zou dit in Nederland mogelijk
zijn, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie zouden daarnaast graag een kabinetsstandpunt willen op
de Europese norm inzake online leeftijdsgarantie/leeftijdsverificatie. Hoe staat het
kabinet hier tegenover en is deze norm goed verenigbaar met het voorstel voor een
verordening voor een Europese digitale identiteit?
In het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) staat dat kinderen beschermd gaan worden tegen extra niet-passende «online» reclame
en kindermarketing, kinderen het recht krijgen om niet gevolgd te worden en om geen
dataprofielen te krijgen. Hoe verhoudt dit zich tot het geagendeerde fiche, de Digital
Services Act (DSA) en de AVG, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben
de volgende opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat Nederland werkt aan een integrale aanpak van
CSAM (Child Sexual Abuse Material), maar zijn benieuwd hoe de uitvoering plaats zal
vinden. Tijdens het debat over hoofdlijnen over digitale zaken hebben deze leden al
aandacht gevraagd voor het verspreiden van een naaktfilmpje van een minderjarig meisje.
Pas nadat het filmpje duizenden keren was bekeken en er diverse meldingen waren gedaan,
werd dit filmpje verwijderd door TikTok. In hoeverre wordt samengewerkt en is er samenwerking
mogelijk met partijen zoals TikTok, maar ook andere sociale media netwerken om de
strijd aan te gaan over deze problemen? Hoe kunnen we als Europa optreden tegen deze
problemen?
De leden van de CDA-fractie lezen over de Europese norm voor leeftijdscontrole. Deze
leden vragen voor welke onlineactiviteiten de Europese leeftijdscontrole zal gelden?
Zal de onlineleeftijdscontrole ook gelden voor videogames, streamingswebsites voor
films en series die leeftijdsgebonden zijn of bijvoorbeeld sociale mediawebsites waar
een eventuele leeftijdsgrens aan verbonden kan worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de reactie van het kabinet op de voorstellen van
de Europese Commissie met betrekking tot een digitaal decennium voor kinderen en jongeren
gelezen en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden juichen het
toe dat er aandacht is voor de belangen van kinderen in de digitale wereld. Het is
belangrijk dat de veiligheid van kinderen gewaarborgd is en daarmee hun privacy beschermd
wordt.
De leden van de SP-fractie onderschrijven dat kinderen extra dienen te worden beschermd
tegen niet-gepaste online reclame en kindermarketing. Deze leden lezen dat het kabinet
inzet op bewustwording bij kinderen en ouders. Zij vragen echter waarom kindermarketing
in z’n geheel niet onwenselijk zou zijn en dus aan banden wordt gelegd. Deze leden
vragen ook naar de handhaving van de Code Kinderrechten Online die, zo lezen zij,
zelf niet juridisch bindend is, maar de onderliggende wet- en regelgeving wel. Hoe
vaak is er bijvoorbeeld op basis van deze Code, of de onderliggende regelgeving, in
de afgelopen vijf jaar ingegrepen als kinderrechten niet worden gerespecteerd in de
digitale omgeving? In hoeverre is het mogelijk om deze Code bindend te verklaren?
De leden van de SP-fractie vragen naar de ontwikkeling en standaardisatie van een
EU-brede digitale toepassing van leeftijdsverificatie bij elektronische identificatie
door herziening van de eIDAS-verordening, omdat leeftijdsverificatiemechanismen momenteel
onvoldoende zouden functioneren. Hoe kan in dit geval de privacy van kinderen gewaarborgd
worden? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er niet nodeloos persoonsgegevens worden verwerkt
van kinderen indien zij zich moeten identificeren als zij bijvoorbeeld een website
bezoeken? Indien een dergelijk identificatiemiddel immers gelinkt is aan andere kenmerken
dan alleen leeftijd wordt er immers meer informatie uitgewisseld met diensten dan
voor volwassenen het geval is.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet het beginsel deelt dat iedereen de
kans moet krijgen om zowel basis- als meer gevorderde digitale vaardigheden te ontwikkelen
en onderwijsinstellingen toegang moeten hebben tot connectiviteit, infrastructuur
en digitale leermiddelen. Hoe verhoudt dit zich tot het stijgende aantal kinderen
dat in armoede opgroeit en bijvoorbeeld het verdwijnen van bibliotheekvestigingen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie danken het kabinet voor het toegezonden fiche.
Deze leden hechten een bijzonder belang aan de inzet van dit kabinet op de digitale
bescherming van kinderen en jongeren. Graag maken zij van de gelegenheid gebruik om
een aantal vragen te stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven het doel van de mededeling: het
beter beschermen, respecteren en versterken van de rechten van kinderen in de onlinewereld
alsook het verbeteren van toegang tot digitale diensten. Deze leden maken zich wel
zorgen over de voorgestelde maatregelen voor de bescherming van kinderen online. Zo
wel Europees, als nationaal vinden zij die inzet te vrijblijvend en vragen zij verdere
inspanningen van het kabinet om daarmee ook uitvoering te geven aan het coalitieakkoord.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het positief dat er onderzoek wordt gedaan
naar neuro-marketing van kinderen. Deze leden missen daadwerkelijke maatregelen om
kinderen te beschermen. Zij betwijfelen of het voorgestelde maatregelenpakket recht
doet aan de ambities die in het coalitieakkoord zijn gesteld. Kan het kabinet hierop
reflecteren? Tot welke aanvullende inzet leidt deze reflectie?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de te ontwerpen EU-gedragscode voor
leeftijdsgeschikt ontwerpen bindend zal zijn. Voorts vragen deze leden of deze EU-gedragscode
bindende voorwaarden bevat voor bescherming tegen niet-passende reclame, kindermarketing,
het recht om niet gevolgd te worden en het recht om geen dataprofiel te krijgen. Deelt
het kabinet het uitgangspunt dat deze laatste twee zaken de default setting zouden moeten zijn en dat enkel als kind en/of ouder expliciet aangeven het te willen
zij gevolgd zouden moeten kunnen worden en dataprofielen worden bijgehouden? Hoe krijgt
dit vorm binnen de Nederlandse inzet?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de eIDAS uit behoort te gaan van
vrijwilligheid. Deze leden vragen derhalve hoe ook wordt gekeken om anderen elektronische
identificatiemiddelen goed te laten kunnen functioneren. Voorts vragen deze leden
hoe de bescherming van kinderen tegen extreme content, conform motie van de leden
Ceder en Bontenbal 1, ook in de Nederlandse inzet ten aanzien van de BIK+ plaats krijgt.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de Europese Commissie pleit voor het
vergroten van het bewustzijn over risico’s van digitale middelen voor kinderen als
«jonge consumenten». Deze leden vragen wat het doel is van deze bewustwordingsinzet,
en of het niet veel zinniger is daadwerkelijk maatregelen te treffen om kinderen te
beschermen.
De geschetste kabinetsinzet ten aanzien van de bescherming van kinderen baart de leden
van de ChristenUnie-fractie zorgen. Deze leden zien geen serieus initiatief tot bindende
stappen om kinderen beter te beschermen. Zij vragen in hoeverre workshops, tentoonstellingen
en lespakketten de noodzakelijke verandering teweeg zullen brengen bij techbedrijven
om radicaal andere keuzes te maken voor de bescherming van kinderen. Kan het kabinet
aangeven of ieder aspect van de Code voor Kinderrechten momenteel juridisch bindend
is? Indien dit niet het geval is, is het kabinet bereid hier toe over te gaan. Zij
spreken hierbij hun onvrede uit dat de bereidheid om de Code te hanteren laag is.
Dit bevestigt de leden van de ChristenUnie-fractie in hun zorg dat de Code, en de
wettelijke borging van de code, op dit moment nog onvoldoende bescherming aan minderjarigen
biedt.
De leden van de ChristenUnie-fractie spreken hun zorg uit over de recente berichtgeving
ten aanzien van TikTok. Gebleken is dat één op de vijf filmpjes die een tiener op
TikTok ziet alcoholgebruik bevat en alcoholgebruik in deze uitingen ook dikwijls wordt
aangemoedigd. Het is voor deze leden een illustratie van het gebrek aan bescherming
tegen niet-passende reclame voor kinderen op sociale media. Zij vragen het kabinet
welke maatregelen zij nationaal treft en welke maatregelen zij Europees bepleit om
de specifieke bescherming tegen niet-passende reclame voor kinderen, en de handhaving
op overtreding van hierbij behorende richtlijnen, te verbeteren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
het kabinet waarin zij uiteenzet wat het standpunt is ten opzichte van het fiche:
Mededeling een digitaal decennium voor kinderen en jongeren. Deze leden hebben behoefte
aan enige opheldering en maken van de mogelijkheid gebruik om enkele vragen te stellen.
Essentie voorstel
De leden van de SGP-fractie lezen dat de BIK+-strategie uit drie pilaren bestaat waar
actieve participatie van kinderen in de digitale omgeving er één van is. Deze leden
vragen het kabinet hoe deze actieve participatie van kinderen in de digitale omgeving
concreet vormgegeven wordt. Hoe wordt kansengelijkheid op jonge leeftijd bevorderd?
De leden van de SGP-fractie lezen dat ten behoeve van het verzorgen van een veilige
digitale omgeving voor bescherming van kinderen online de Europese Commissie onder
meer aankondigt om een EU-gedragscode voor leeftijdsgeschikt ontwerpen te publiceren.
Deze leden vragen of hierbij wordt aangesloten bij de reeds geldende leeftijdsnormen.
Is hierin nog enige ruimte voor lidstaten om af te wijken?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie onder andere onderwijsmodules
(MOOC’s) voor leerkrachten zal ontwikkelen. Deze leden vragen of dit aanbod facultatief
zal zijn en of er ruimte zal blijven voor schoolbesturen om deze onderwijsmodules
al dan niet te gebruiken. Voorts wijzen deze leden erop dat digitale vaardigheden
niet ten koste mogen gaan van andere essentiële vaardigheden in het onderwijs zoals
behoorlijk lezen, schrijven en rekenen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie pleit voor onder andere
het vergroten van bewustzijn over risico’s van digitale middelen voor kinderen als
«jonge consumenten». Deze leden vragen hoe het kabinet dit bewustzijn gaat creëren.
Neemt het kabinet mede in acht dat zeer jonge kinderen tegenwoordig al blootgesteld
worden aan de digitale wereld door het kijken van video’s op platforms als YouTube,
waar ook advertenties getoond worden?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie enkele voorstellen formuleert
voor het bevorderen van actieve participatie van kinderen in de digitale omgeving.
Deze leden vragen het kabinet of zij voldoende in ogenschouw neemt dat deze verantwoordelijkheid
in de eerste plaats bij de school en de medezeggenschapsraad ligt.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet de Code Kinderrechten Online heeft
ontwikkeld. De code onderstreept het belang van privacy van kinderen en betrekt ook
andere rechten zoals bescherming tegen economische exploitatie en het recht op online
participatie. Deze leden lezen dat de Code niet bindend is. Zij vragen het kabinet
hoe deze Code gehandhaafd wordt, en hoe wordt de BigTech aan deze Code gehouden als
deze niet bindend is.
De leden van de SGP-fractie lezen dat Nederland aan een integrale aanpak van CSAM
(Child Sexual Abuse Material) werkt, waarmee naast een betere strafrechtelijke aanpak
wordt geïnvesteerd in preventie en publiek-private samenwerking voor een schoon en
veilig internet vrij van illegaal materiaal. Deze leden vragen het kabinet of het
mogelijk is dat er een tweestapsverificatie komt waardoor kinderen niet zomaar gebruik
kunnen maken van online content, maar dat eerst een ouder toestemming moet geven voor
het bekijken van de content.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet duidelijker gaat aangeven wat er
van scholen verwacht wordt als het gaat om digitale vaardigheden. Deze leden vragen
het kabinet of deze verwachtingen ook bindend zijn en in het curriculum gegoten worden.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet het standpunt steunt dat iedereen
in de Europese Unie toegang tot digitale technologie moet hebben en het belang van
bijzondere aandacht voor mensen in achterstandssituaties, ouderen, mensen met een
beperking en ook kinderen. Deze leden wijzen het kabinet erop dat het recht op toegang
tot digitale technologie onlosmakelijk verbonden is met de praktische mogelijkheden.
Hoe gaat het kabinet bevorderen dat kinderen in achterstandssituaties geen digitale
achterstand oplopen wanneer zij niet beschikken over digitale middelen thuis? Wordt
hierin door de overheid voorzien vanuit scholen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet het voorstel van de Europese Commissie
verwelkomt om een veilige omgeving online voor kinderen te verbeteren. Deze leden
vragen het kabinet hoe dit voorstel er concreet uitziet en of dit voorstel, samen
met de gedragscodes van de die de Europese Commissie aanmoedigt en faciliteert, een
bindend karakter voor aanbieders van content heeft. Zijn aanbieders verantwoording
over hun beleid voor kinderen verschuldigd, aan wie, en welke consequenties dreigen
er wanneer hier niet aan voldaan wordt?
Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
b) Subsidiariteit
De leden van de SGP-fractie lezen dat de grondhouding van de regering ten aanzien
van de subsidiariteit positief is. Het kabinet noemt dat onder andere de effectiviteit
van de Europese Unie als geheel op dit terrein veel groter is dan van die van lidstaten
afzonderlijk. Deze leden willen benadrukken dat de verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen
ook benadrukt moet worden en dat over de invulling met onderwijsinstellingen gesproken
moet worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-Fiche over de Mededeling
een digitaal decennium voor kinderen en jongeren. Daarover merken deze leden op dat
ze de doelen van de mededeling volledig ondersteunen.
Het is belangrijk dat alle kinderen – in een steeds verder digitaliserende wereld
– op een gelijkwaardige manier en veilig deel kunnen nemen in de digitale omgeving.
Over het BNC-Fiche hebben deze leden nog wel enkele vragen. Allereerst over de onderwijsmodules
die de Europese Commissie voornemens is om voor leerkrachten te ontwikkelen. Hoe verhouden
deze onderwijsmodules zich tot de Nederlandse curriculumherziening waarin digitale
geletterdheid een rol krijgt? Hoe wordt bij het ontwikkelen van een dergelijke onderwijsmodule
voldoende gekeken naar alle bedrijven en organisaties die al onderwijsmodules aanbieden?
Worden zij betrokken bij de ontwikkeling? Zo nee, is het kabinet bereid om ervoor
te zorgen dat zij wel betrokken worden? Het is zonde om de aanwezige kennis en expertise
niet te benutten.
In het BNC-Fiche wordt verwezen naar het VN-Kinderrechtenverdrag en het Handvest van
de grondrechten van de EU. Het kabinet verwijst ook naar de Code Kinderrechten Online
ontwikkeld door Waag en de Universiteit Leiden in opdracht van het Ministerie van
BZK. Op welke manier wordt bekeken of de bereidheid tot het hanteren van de Code kan
worden vergroot? Overweegt het kabinet ook om de Code een bindend karakter te geven?
Hoe gaat het kabinet het gebruik van de Code actief promoten onder andere Europese
lidstaten? Het zou goed zijn als een dergelijk praktisch hanteerbaar stuk de Europese
norm wordt. Dat draagt ook bij aan de positie van Nederland als gidsland als het aankomt
op digitalisering en digitale burgerrechten.
De leden van de Volt-fractie vragen ten aanzien van het beschermen van kinderen en
jongeren tegen micro-targeting gericht op kinderen en kindermarketing in hoeverre
het kabinet bereid is om een totaalverbod in te stellen. Het kabinet noemt immers
dat kinderen moeten worden beschermd tegen niet-passende online reclame en kindermarketing,
maar deze leden vragen welke vormen wel-passend zouden zijn volgens het kabinet.
Het kabinet steunt het standpunt dat iedereen in de Europese Unie toegang moet hebben
tot digitale technologie en in het bijzonder het belang van mensen in achterstandssituaties,
ouderen, mensen met een beperking en kinderen. Welke concrete acties neemt het kabinet
om dit te bewerkstelligen? Hoe zet het kabinet zich in om ervoor te zorgen dat dit
geldt voor elke Europese burger?
De leden van de Volt-fractie sluiten graag af met de opmerking dat het kabinet veel
ambitie en goede wil toont in dit BNC-Fiche. Dat stemt gerust. Tegelijkertijd zijn
deze leden benieuwd naar hoe het kabinet voornemens is deze ambities te verwezenlijken.
Over de hoe-vraag zouden zij in het vervolg graag meer lezen in BNC-Fiches.
II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris
Thema 1: Digitaal burgerschap en kansengelijkheid
De leden van de fractie van de VVD vragen of onderdelen van de digitale kennis en
vaardigheden, die in het digitale tijdperk van groot belang zijn, ook voor ouders
zouden moeten gelden en wat in dat verband voor ouderen, ook vanuit de Europese Unie,
wordt gedaan. Deze leden vragen ook of in het kader van de Raad van Europa initiatieven
zijn te verwachten op het gebied van digitaal burgerschap en of er een risico van
overlap bestaat van voorstellen en maatregelen.
Ja, het kabinet investeert met de Werkagenda Waardengedreven Digitalisering in het
vergroten van de digitale vaardigheden en kennis van alle burgers. Mensen die niet
digitaal vaardig zijn worden proactief benaderd. Het kabinet doet dit in samenwerking
met bibliotheken, gemeenten, welzijnsinstellingen en private partijen. Op deze manier
kunnen mensen in hun eigen buurt terecht voor ondersteuning bij digitale uitdagingen
in het dagelijks leven. Hiermee bouwt het kabinet voort op bestaande platformen van
Tel mee met Taal, Alliantie Digitaal Samenleven, Netwerk Mediawijsheid en het hulpnetwerk
rondom Informatiepunten Digitale Overheid (IDO).
Via het actieprogramma Tel mee met Taal wordt er gewerkt aan de verbetering van de
digitale basisvaardigheden van volwassenen. Samen met Tel mee met Taal is het project
Digistars van het Nationaal Ouderenfonds in 2022 gestart. Dit project heeft als doel
om aan de hand van internationale kaders voor digitale vaardigheden en inbreng van
55+ werkenden een toolkit voor werkgevers te ontwikkelen. Deze toolkit helpt werkgevers
om het verbeteren van digitale vaardigheden bij ouderen op de werkvloer te stimuleren
en het huidige trainingsaanbod aan te passen aan de behoeften van ouderen.
Het Ministerie van BZK zet ook in op digitaal bewustzijn onder volwassenen. Om digitaal
mee te kunnen komen is het nodig dat burgers de kansen en risico’s van de top 5 opkomende
technologieën begrijpen. Ook wordt er gezorgd voor voldoende scholingsaanbod, dat
past bij de behoeften van mensen en de technologische ontwikkelingen. Dit doen we
doelgroepgericht voor verschillende domeinen, zoals zorg, landbouw, voedsel, natuur
en financiën.
Als het gaat om uitvoering en opzetten van activiteiten voor ouderen zijn vooral de
lidstaten zelf aan zet, maar heeft Nederland zeker behoefte aan de uitwisseling van
kennis en effectieve interventies. Op gebied van volwasseneneducatie gebeurt dit al.
Overheidswebsites en apps moeten voldoen aan het Tijdelijk Besluit Digitale Toegankelijkheid,
zodat ze gebruiksvriendelijk en toegankelijk zijn voor iedereen. Het kabinet biedt
daarvoor hulpmiddelen aan overheidsorganisaties zoals de helpdesk van het Expertisecentrum
Digitoegankelijk en bouwblokken van het NL Design System voor webontwikkelaars. Daarnaast
wordt de DigiToegankelijk Ondersteuningsregeling opgezet. Ook monitort het kabinet
de voortgang.
De Europese Unie heeft aangegeven in 2030 minimaal 20 miljoen ICT-specialisten in
de EU te willen realiseren en tenminste 80% van de bevolking over digitale basisvaardigheden
te laten beschikken. Tegen deze achtergrond zijn in 2023 nieuwe initiatieven aangekondigd
op het gebied van digitaal onderwijs en digitale vaardigheden. Een afschrift van de
Nederlandse reactie op de consultatie hierover ontving u onlangs2. De Raad van Europa richt zich hoofdzakelijk op het ontwikkelen van (onderwijs)beleid
en richtsnoeren die lidstaten kunnen helpen bij het vormgeven van hun nationale onderwijsbeleid.
Op het gebied van digitaal burgerschap heeft de Raad van Europa in 2019 een handboek
voor Digitaal Burgerschapsonderwijs uitgebracht met daarin aandacht voor online zijn,
voor het welzijn online en voor rechten online. Begin 2022 is het handboek geactualiseerd3. In 2023 zal worden gewerkt aan een richtsnoer dat lidstaten kan helpen bij de implementatie
van het Referentiekader voor competenties voor democratische cultuur bij Digitaal
Burgerschapsonderwijs.
Omdat dergelijke richtsnoeren vrijwillig zijn, kan de onderwijssector in Nederland
zelf bepalen op welke wijze de implementatie ervan bijdraagt aan de versterking van
het burgerschapsonderwijs. Hierdoor is (enige) overlap van initiatieven vanuit de
Raad van Europa en eveneens niet-bindende initiatieven vanuit de EU op het gebied
van digitaal onderwijs voor Nederland dan ook niet bezwaarlijk.
De leden van de SP-, VOLT en SGP-fractie vragen zich af hoe het beginsel dat kinderen
de kans moet krijgen om zowel basis- als meer gevorderde digitale vaardigheden te
ontwikkelen door het kabinet wordt bevorderd. De leden vragen verder hoe dit zich
verhoudt tot het stijgende aantal kinderen dat in armoede opgroeit en bijvoorbeeld
het verdwijnen van bibliotheekvestigingen. Deze leden vragen verder hoe het kabinet
ervoor zorgt dat kinderen in achterstandssituaties geen digitale achterstand oplopen
wanneer zij niet beschikken over digitale middelen thuis. De leden vragen ook of hierin
door de overheid wordt voorzien vanuit de scholen.
Teneinde intergenerationele armoede te doorbreken, is het essentieel om nu te investeren
in kinderen. Te allen tijde is het van belang dat kinderen mee kunnen blijven doen
met hun leeftijdsgenoten, dat ze hun verjaardag kunnen vieren, huiswerk kunnen maken
op een laptop en op de fiets mee kunnen naar de voetbal of het theater. Hiervoor ondersteunt
het kabinet de armoedepartijen verenigd onder Sam&. Vanaf 2023 worden de huidige voorzieningen
voor kinderen uit gezinnen met een laag inkomen uitgebreid met een nadruk op het ontwikkelen
van vaardigheden, zoals door het bieden van stages en traineeplekken.
Daarnaast moeten scholen ervoor zorgen dat iedere leerling mee kan doen aan het onderwijsprogramma.
Vervangt een school (een groot deel van de) schoolboeken door digitaal lesmateriaal
en is een device noodzakelijk voor het volgen van onderwijs, dan moet de school hierin
voorzien. Devices vallen niet onder de categorie gratis lesmateriaal. De school mag
hiervoor een vrijwillige bijdrage van de ouders vragen. Ouders zijn niet verplicht
deze bijdrage te betalen als zij dit niet willen of kunnen. De school moet dan voorzien
in een volwaardig alternatief. Bovendien krijgt digitale geletterdheid een plek in
het curriculum van het funderend onderwijs, zie ook programmalijn 1.1 in de Werkagenda
Waardengedreven Digitaliseren.
Ook wordt de komende jaren flink geïnvesteerd in het bibliotheekstelsel om ervoor
te zorgen dat iedereen in Nederland toegang heeft tot een goede, toekomstbestendige
bibliotheek. Bibliotheken organiseren activiteiten op leesbevordering, maar ook schoolmaterialen
voor digitale vaardigheden zoals mediawijsheid en informatie zoeken op het internet.
Vanuit de Actie Allemaal Digitaal heeft de Alliantie Digitaal Samenleven in samenwerking
met NL Digital gedurende Covid-19 ongeveer 15.000 apparaten verzameld en opgeknapt.
Deze zijn onder andere uitgedeeld aan kinderen, jongeren en studenten in achterstandssituaties,
maar ook aan kwetsbare ouderen. De actie Allemaal Digitaal wordt doorgezet. De rijksoverheid
doneert de komende drie jaar 150.000 apparaten aan Allemaal Digitaal ten behoeve van
kwetsbare groepen.
Thema 2: Consumentenbescherming, verantwoording en bewustwording
De leden van de fractie van de VVD erkennen dat het kabinet de ambitie steunt om de
dialoog met lidstaten en EU-autoriteiten te vergroten omtrent de handhaving van het
consumentenrecht voor kinderen. Zij vragen waaraan dan precies moet worden gedacht.
Verder stellen de leden dat er wordt gesteld dat het belangrijk is dat grote online
platformen verantwoording afleggen over de impact op grondrechten en democratie, hieronder
vallen ook kinderrechten. De leden van de VVD en de SGP vragen hoe dat verantwoording
afleggen vorm krijgt en wat de mogelijke consequenties zijn.
Met de inwerkingtreding van de Digital Services Act4 (DSA) in februari 2024 zullen aanbieders van zeer grote online platformen en zeer
grote onlinezoekmachines verantwoording moeten afleggen over de impact die zij hebben
op grondrechten en democratie, waaronder kinderrechten. Dit gaat via het stelsel van
artikel 34 en 35 van de DSA.
Artikel 34 van de DSA verplicht zeer grote online platformen ertoe om minstens één
keer per jaar een risicoanalyse uit te voeren. Daarbij moeten zij alle systeemrisico’s
die voortvloeien uit het ontwerp of de werking van hun dienst, identificeren, analyseren
en beoordelen. Onder deze systeemrisico’s vallen o.a. gevolgen voor de uitoefening
van grondrechten, zoals de eerbiediging van de rechten van het kind die zijn vastgelegd
in artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Maar ook
negatieve effecten met betrekking tot de bescherming van minderjarigen.5
Als uit zo’n risicoanalyse blijkt dat dit soort risico’s bestaan dan moeten zeer grote
online platformen op grond van artikel 35 van de DSA ook redelijke, evenredige en
doeltreffende risico beperkende maatregelen nemen om die risico’s te adresseren. Minderjarigen
dienen beschermd te worden tegen inhoud die hun fysieke, mentale of morele ontwikkeling
kan schaden. In artikel 35 worden ook voorbeelden gegeven van de maatregelen die er
kunnen worden genomen. Zoals het aanpassen van het ontwerp, de kenmerken of de werking
van haar diensten met inbegrip van haar online interfaces. Of het inzetten instrumenten
voor leeftijdsverificatie en ouderlijk toezicht.
De Europese Commissie wordt verantwoordelijk voor het toezicht op aanbieders van zeer
grote online platformen en zeer grote onlinezoekmachines, de nog aan te wijzen nationale
toezichthouders zullen in de lidstaten toezicht houden op de overige aanbieders. De
coördinatoren voor digitale diensten en de Commissie kunnen sancties opleggen, waaronder
geldboetes.
De Europese Commissie geeft daarnaast in haar Better Internet for Kids+-strategie6 (BIK+-strategie) aan dat zij voornemens is om de informatie-uitwisseling, met betrekking
tot de handhaving van consumentenrechten voor kinderen, tussen toezichthouders in
de EU te bevorderen. De informatie-uitwisseling vindt plaats in het netwerk Consumer Protection Cooperation (CPC). Dit is een samenwerkingsverband van Europese toezichthouders die gezamenlijk kunnen
optreden tegen grensoverschrijdende consumenteninbreuken. Het samenwerkingsverband
wordt gecoördineerd door de Europese Commissie. Vanuit Nederland neemt de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) hieraan deel.
De leden van de ChristenUnie en SGP-fractie geven verder aan dat de Europese Commissie
pleit voor het vergroten van het bewustzijn over risico’s van digitale middelen voor
kinderen als «jonge consumenten». De leden vragen wat het doel is van deze bewustwordingsinzet,
hoe het kabinet dit bewustzijn gaat creëren en of het niet veel zinniger is daadwerkelijk
maatregelen te treffen om kinderen te beschermen.
Het doel van het vergroten van het bewustzijn over risico’s van digitale middelen
voor kinderen is volgens het kabinet, om ervoor te zorgen dat kinderen op jonge leeftijd
al weten wat de kansen en risico’s zijn van digitale middelen. Het is van belang dat
ouders en kinderen zelf kritisch kunnen nadenken over wat technologie kan en doet
en wat zij willen dat de technologie kan en doet. In het verleden zijn het dilemmaspel
TechTwijfels (en bijbehorend lesprogramma uitgebracht waarin een veertiental technologieën
wordt behandeld) en een uitgave van de Donald Duck over AI uitgebracht. In de toekomst
gaat het kabinet door met bewustwording. Een voorbeeld daarvan is dat het kabinet
gaat kijken of zij een campagne kan starten over verleidingstechnieken in onlineproducten
en diensten. Het daadwerkelijk treffen van maatregelen acht het kabinet dan ook van
groot belang. Daarom zet het samen met de Europese Commissie in op betere bescherming
van kinderen. De DSA bevat – in lijn met de inzet van het kabinet – specifieke bepalingen
om kinderen te beschermen. De DSA verplicht online platformen om hun systemen te ontwerpen
met inachtneming van de rechten van kinderen. De platformen zijn bijvoorbeeld verplicht
om passende en evenredige maatregelen te nemen om de privacy, de veiligheid en de
beveiliging van kinderen te waarborgen. Ook wordt het verboden om kinderen advertenties
aan te bieden op basis van profilering.
Thema 3: Leeftijdsgeschikt ontwerp
De leden van de fractie van de VVD vragen wat de essentie is van de in de BIK+ voorgestelde
EU-gedragscode inzake leeftijdsgeschikt ontwerp. Tevens vragen de leden wat verstaan
wordt onder «leeftijdsgeschikt ontwerp».
De EU-gedragscode (age appropriate design) is een initiatief van de Europese Commissie
in het kader van de BIK+ strategie. Op dit moment wordt in Brussel nagedacht over
de inhoud van de gedragscode. Een concept van de code zal te zijner tijd aan de lidstaten
worden voorgelegd. Met een leeftijdsgeschikt ontwerp wil de Europese Commissie kinderen
beschermen tegen schadelijke en illegale inhoud, gedragingen, contacten en gebruikersrisico’s
en hun welzijn online verbeteren dankzij een veilige, leeftijdsgeschikte digitale
omgeving die ontworpen is met respect voor de belangen van het kind.
Het kabinet verwijst de fractieleden in dit verband ook naar programmalijn 2.1 van
de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren waarin wordt beschreven wat het kabinet
voor doelen heeft gesteld voor de toekomstige implementatie van de BIK+-strategie
en leeftijdsgeschikt ontwerp.
De leden van de ChristenUnie en SGP stellen de vraag of de te ontwerpen EU-gedragscode
voor leeftijdsgeschikt ontwerpen bindend zal zijn.
Of de EU-gedragscode bindend is, is nog niet duidelijk. Het kabinet is er wel voorstander
van om deze bindend te maken. Organisaties worden dan namelijk verplicht om al in
de ontwerpfase van de ontwikkeling van hun onlineproduct of dienst kinderrechten mee
te nemen. Met andere woorden: kinderrechten worden vertaald in het ontwerp van de
onlinedienst of het onlineproduct. Het kabinet zal zich er hard voor maken dat deze
code (of een soortgelijk instrument zoals de Nederlandse Code Kinderrechten Online)
bindend wordt.
De leden van de SGP-fractie stellen de vraag of bij de EU-gedragscode wordt aangesloten
bij de reeds geldende leeftijdsnormen.
Het ligt voor het kabinet voor de hand dat wordt aangesloten bij bestaande leeftijdsclassificatiesystemen
zoals PEGI en Kijkwijzer. Kijkwijzer is gestoeld op wetenschappelijke onderbouwing
van wat schadelijke content voor kinderen is en wat niet.
Thema 4: Leeftijdsverificatie en Elektronische identiteitskaart
De fractie van de VVD stelt de vraag of het kabinet elektronische identiteitskaarten
aan minderjarigen verstrekt in het kader van de voorgestelde verordening betreffende
een Europese digitale identiteit. Bij een bevestigend antwoord vragen de leden zich
af per wanneer dit in Nederland mogelijk zal zijn.
De onderhandelingen over het Europese digitale identiteit raamwerk (revisie van de
eIDAS verordening) lopen nog. Het staat nog niet exact vast wat er in de ID-wallet
die volgt uit deze verordening zal komen. Indien er ook ID-middelen in de wallet komen
en deze beschikbaar komen voor minderjarigen zal het kabinet uw Kamer hierover informeren.
De fractieleden van de VVD zouden daarnaast graag een kabinetsstandpunt willen op
de Europese norm inzake online leeftijdsverificatie. De leden vragen zich af hoe het
kabinet hiertegenover staat en of deze norm goed verenigbaar is met het voorstel voor
een verordening voor een Europese digitale identiteit.
De Europese Commissie wil met de BIK+-strategie werken aan een Europese standaard
voor leeftijdsverificatie. Deze standaard moet het voor beheerders duidelijker maken
wat er van ze wordt verwacht als het gaat om leeftijdsverificatiesystemen.
Voor dit leeftijdsverificatiesysteem worden mogelijk de Europese digitale identiteitsbewijzen
gebruikt die de Europese Commissie eerder voorstelde. De Commissie onderzoekt of het
verificatiesysteem die ID-bewijzen kan gebruiken. Daarvoor wil de Commissie lidstaten
aanmoedigen om jongeren onder de achttien jaar elektronische ID-bewijzen te geven,
«om zo effectieve leeftijdsverificatiemethoden te verbeteren».
Bovendien steunt de Commissie de ontwikkeling en standaardisatie van een EU-brede
digitale toepassing van leeftijdsverificatie bij elektronische identificatie binnen
het voorstel tot herziening van de eIDAS-verordening, omdat leeftijdsverificatiemechanismen
momenteel onvoldoende functioneren.
Het kabinet gaat in samenhang met bovengenoemde eIDas ontwikkelingen verkennen hoe
leeftijdsverificatie adequater kan plaatsvinden. Momenteel komen kinderen in aanraking
met voor hen ongepaste applicaties en content doordat de leeftijden niet goed geverifieerd
worden. Het kabinet gaat in samenwerking met EU-partners binnen het EUConsent project
van de Europese Commissie kijken of en hoe de daar ontwikkelde verificatietool ingezet
zou kunnen worden.
De fractieleden van het CDA vragen voor welke onlineactiviteiten de Europese norm
voor leeftijdscontrole zal gelden. De leden vragen of de onlineleeftijdscontrole ook
zal gelden voor videogames, streamingswebsites voor films en series die leeftijdsgebonden
zijn of bijvoorbeeld sociale mediawebsites waar een eventuele leeftijdsgrens aan verbonden
kan worden.
In veel onlinediensten en producten wordt alleen naar de leeftijd van een kind gevraagd.
Het is voor kinderen dan vrij eenvoudig om toegang te krijgen door een hogere leeftijd
op te geven dan die zij daadwerkelijk hebben. Dit heeft de aandacht van het kabinet
en de Europese Commissie. Omdat de Europese norm voor leeftijdscontrole nog in ontwikkeling
is, is het kabinet nog aan het verkennen voor welke toepassingen de onlineleeftijdscontrole
zal gelden.
De fractie van de SP stelt de vraag hoe de privacy van kinderen kan worden gewaarborgd
en niet nodeloos persoonsgegevens worden verwerkt als kinderen zich moeten identificeren
als zij bijvoorbeeld een website bezoeken.
De Nederlandse inzet in het Europese digitale identiteit raamwerk is altijd gericht
geweest op het behoud van privacy en dataminimalisatie. Iemand die gebruik maakt van
een online identificatiemiddel of in de toekomst een ID-wallet, zal alleen de gegevens
hoeven te verstrekken die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van een bepaalde dienst.
Wanneer het gaat om het aantonen dat je boven een bepaalde leeftijdsgrens valt betekent
dit dat het de voorkeur geniet om te bewijzen dat je bijvoorbeeld 18+ bent in plaats
van het verstrekken van je volledige geboortedatum. Dit is technisch goed mogelijk.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de eIDAS uit behoort te gaan van
vrijwilligheid. Deze leden vragen hoe ook wordt gekeken om anderen elektronische identificatiemiddelen
goed te laten kunnen functioneren.
Zoals de in uw Kamer aangenomen motie van het lid Van Baarle c.s.7 het kabinet verzocht heeft, zal het gebruik van de ID-wallet te alle tijden vrijwillig
zijn. Dit wordt tevens vermeld als uitgangspunt in de kamerbrief «voortgangsrapportage
Europese Digitale Identiteit»8.
Thema 5: Onderwijs(curriculum)
De fractieleden van de SGP lezen in het fiche dat de Europese Commissie onder andere
onderwijsmodules (MOOC’s) voor leerkrachten zal ontwikkelen. De leden vragen of dit
aanbod facultatief zal zijn en of er ruimte zal blijven voor schoolbesturen om deze
onderwijsmodules al dan niet te gebruiken. Voorts wijzen de leden erop dat digitale
vaardigheden niet ten koste mogen gaan van andere essentiële vaardigheden in het onderwijs
zoals behoorlijk lezen, schrijven en rekenen. Deze leden willen ook benadrukken dat
het kabinet in de Europese Unie de verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen
ook benadrukt moet worden en dat over de invulling met onderwijsinstellingen gesproken
moet worden.
Voor het kabinet is autonomie van onderwijsinstellingen een belangrijk (grond-)wettelijk
gegeven. Hierdoor is onder meer het ontwikkelen van digitaliseringsstrategieën inderdaad
ook allereerst een zaak van de (besturen van) onderwijsinstellingen zelf. Het door
deze fractie aangehaalde subsidiariteitsoordeel ziet echter niet specifiek op het
Europese optreden op het gebied van onderwijs. Relevanter in dit verband is het eerdere
subsidiairiteitsoordeel over het EU Actieplan digitaal onderwijs 2021–20279, waarin is aangegeven dat de voorgestelde maatregelen m.b.t. digitaal onderwijs nationaal
beleid vooral kunnen aanvullen en ondersteunen, en kanttekeningen zijn gezet bij de
proportionaliteit van sommige maatregelen in het licht van de eigen verantwoordelijkheid
van onderwijsinstellingen.
Taal en rekenen zijn het fundament waarmee elke leerling begint. Vanwege de dalende
onderwijsresultaten wordt met het masterplan basisvaardigheden ingezet om die basis
weer op orde te krijgen en de trend van dalende onderwijsresultaten te keren. Maar
ook over burgerschap en digitale geletterdheid is bij experts overeenstemming dat
hier structureel te weinig aandacht voor is in het onderwijs. Daarom wordt er in het
masterplan ingezet op de thema’s taal en rekenen, maar ook op burgerschap en digitale
geletterdheid, waarbij de zwaarte van de inzet wel verschilt. Voor deze laatste twee
leergebieden is het belangrijk om snel een heldere opdracht aan scholen te formuleren
en dit te verankeren in het landelijk curriculum. Middels monitoring en periodiek
onderhoud zorgen we dat deze leergebieden ook in de toekomst aan blijven sluiten bij
wat er in de praktijk nodig is. Daarnaast werken de verschillende vaardigheden ook
ondersteunend aan elkaar. Weten hoe de samenleving in elkaar zit en hoe je digitaal
moet communiceren helpt ook weer om bijvoorbeeld de taalvaardigheid te verbeteren.
En lezen doen kinderen zowel via papier als digitaal, en daar moeten zij goed voor
toegerust worden. Digitale vaardigheden zullen dus zeker niet ten kosten gaan van
de andere basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen, maar zullen gezamenlijk een
nog stevigere basis vormen.
De SGP-fractieleden lezen in het fiche dat de Europese Commissie enkele voorstellen
formuleert voor het bevorderen van actieve participatie van kinderen in de digitale
omgeving. De leden vragen het kabinet of zij voldoende in ogenschouw neemt dat deze
verantwoordelijkheid in de eerste plaats bij de school en de medezeggenschapsraad
ligt.
Goede digitale vaardigheden zijn volgens het kabinet onmisbaar in deze samenleving.
Daarom is het belangrijk dat álle leerlingen goed onderwezen worden in digitale geletterdheid,
zodat zij zich bewust zijn van de kansen en risico’s in de digitale wereld. In het
funderend onderwijs wordt daar de basis voor gelegd, en door kerndoelen te ontwikkelen
worden deze doelen wettelijk verankerd in het curriculum waarmee scholen dus verplicht
worden hier onderwijs in te verzorgen.
Maar kinderen stoppen niet met leren zodra zij de school uit stappen, om die reden
is het belangrijk om kinderen ook thuis te ondersteunen. De initiatieven zoals genoemd
door de Europese Commissie kunnen om die reden ook zeker bijdragen aan de actieve
participatie van kinderen in de digitale omgeving, naast de basis die in het onderwijs
wordt gelegd.
De leden van de SGP-fractie lezen in het fiche dat het kabinet duidelijker gaat aangeven
wat er van scholen verwacht wordt als het gaat om digitale vaardigheden. Deze leden
vragen het kabinet of deze verwachtingen ook bindend zijn en in het curriculum gegoten
worden.
De leden van de VOLT-fractie stellen de vraag over hoe de onderwijsmodules die de
Europese Commissie voornemens is om voor leerkrachten te ontwikkelen zich verhouden
tot de Nederlandse curriculumherziening waarin digitale geletterdheid een rol krijgt?
Hoe wordt bij het ontwikkelen van een dergelijke onderwijsmodule voldoende gekeken
naar alle bedrijven en organisaties die al onderwijsmodules aanbieden? Worden zij
betrokken bij de ontwikkeling? Zo nee, is het kabinet bereid om ervoor te zorgen dat
zij wel betrokken worden? Het is zonde om de aanwezige kennis en expertise niet te
benutten.
Hierboven heeft het kabinet al aangegeven dat digitale geletterdheid als kerndoel
wordt verankerd in het curriculum.
In aanloop naar de kerndoelen voor digitale geletterdheid wordt er vanaf 2023 middels
een ondersteuningsstructuur de mogelijkheid aan scholen geboden om aan de slag te
gaan met digitale geletterdheid. In aanvulling op het bestaande ondersteuningsaanbod
en passend bij de behoeften in het onderwijsveld.
In deze ondersteuningsstructuur ligt de focus op het creëren van een centrale vindplaats,
waar goede, betrouwbare en overzichtelijke informatie over digitale geletterdheid
beter vindbaar en toegankelijk is. Daarin wordt wat er al is aan aanbod verzameld,
aangevuld met wat er nog verder nodig is aan ondersteuning. Een overzicht van de leermiddelen,
professionaliseringsaanbod en welke partijen al aanbod hebben voor digitale geletterdheid
zijn een belangrijk onderdeel van deze ondersteuningsstructuur. Daarin kunnen de onderwijsmodules
van de Europese Commissie in meegenomen worden als onderdeel van het overzicht aan
mogelijkheden tot professionalisering voor leerkrachten.
Een ander onderdeel waarin de ondersteuningsstructuur in moet voorzien is het stimuleren
van kennisdeling en samenwerking, zodat goede voorbeelden en ervaringen gedeeld gaan
worden. De kennis en expertise van bedrijven en onderwijsorganisaties worden daarom
expliciet meegenomen in de ondersteuningsstructuur digitale geletterdheid. Daarnaast
worden zij op dit moment al betrokken bij de opzet en ontwikkeling van deze ondersteuningsstructuur,
bijvoorbeeld in reguliere overleggen met onderwijsorganisaties en de sessies met het
onderwijsveld die zijn georganiseerd over digitale geletterdheid.
Thema 6: Strafbare- en schadelijke content
De fractieleden van het CDA lezen dat Nederland werkt aan een integrale aanpak van
CSAM (Child Sexual Abuse Material), maar zijn benieuwd hoe de uitvoering plaats zal
vinden. Tijdens het debat over hoofdlijnen over digitale zaken hebben deze leden al
aandacht gevraagd voor het verspreiden van een naaktfilmpje van een minderjarig meisje.
Pas nadat het filmpje duizenden keren was bekeken en er diverse meldingen waren gedaan,
werd dit filmpje verwijderd door TikTok. In hoeverre wordt samengewerkt en is er samenwerking
mogelijk met partijen zoals TikTok, maar ook andere sociale medianetwerken om de strijd
aan te gaan over deze problemen. Hoe kunnen we als Europa optreden tegen deze problemen?
De fractieleden van de SGP vragen het kabinet of het mogelijk is dat er een tweestapsverificatie
komt waardoor kinderen niet zomaar gebruik kunnen maken van online content, maar dat
eerst een ouder toestemming moet geven voor het bekijken van de content.
Vooropgesteld zij dat de aanpak van illegale waaronder strafbare online content van
groot belang is voor het beschermen van slachtoffers en het waarborgen van een veilig
internet voor iedereen. In opdracht van de Minister van Justitie en Veiligheid wordt
op verschillende manieren ingezet op het aanpakken van dergelijke content. Vanzelfsprekend
wordt in de eerste plaats onverminderd ingezet op opsporing en vervolging daar waar
sprake is van strafbaar handelen, waaronder het verspreiden, openlijk tentoonstellen,
vervaardigen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren of in bezit hebben van kinderpornografisch
materiaal (artikel 240b Sr). Verder is de aanpak van de Minister van Justitie en Veiligheid
gericht op een snelle verwijdering van dergelijk materiaal van het internet. Het uitgangspunt
hierbij is zelfregulering door de internetsector.
De verplichtingen voor de sector en de overheid zullen worden aangescherpt met de
Digital Services Act (DSA), die in februari 2024 van toepassing wordt. Gelet hierop
zal de huidige NTD-gedragscode, die ziet op vrijwillige verwijdering, de komende tijd
vanuit een publiek-private samenwerking nog eens tegen het licht worden gehouden.
Aanvullend daarop faciliteert de overheid een aantal meldpunten om illegale content
onder de aandacht te brengen van dienstverleners binnen de internetsector. Deze meldpunten
hebben veelal de status van «trusted flagger» en daarmee ook het vertrouwen van de sector. Content die zij als «illegaal» betitelen
wordt in dat kader in de meeste gevallen ook daadwerkelijk ontoegankelijk gemaakt.
De Minister van Justitie en Veiligheid zet de komende jaren in op het verder optimaliseren
van opvolging van meldingen van deze meldpunten en zal daarbij ook bezien voor welke
andere vormen van illegale content een meldvoorziening dient te worden ingericht.
Daarnaast heeft de Minister van Justitie en Veiligheid de oprichting van een Autoriteit
online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) aangekondigd. De ATKM
krijgt taken ten aanzien van het online kinderpornografisch materiaal en ten aanzien
van terroristische online inhoud. De ATKM krijgt voor de uitvoering van deze taken
onder andere de wettelijke bevoegdheid aanbieders van hostingdiensten op bestuursrechtelijke
basis te verplichten online kinderpornografisch of terroristisch materiaal ontoegankelijk
te maken of te verwijderen. Hiermee krijgt de ATKM middelen om in te grijpen indien
de zelfregulering hapert. Indien de door de ATKM aan een hoster opgelegde verplichting
tot verwijdering of ontoegankelijkmaking van materiaal of tot het treffen van maatregelen
niet wordt opgevolgd, zal de ATKM over kunnen gaan tot het opleggen van een last onder
dwangsom of een bestuurlijke boete. Het streven is het wetsvoorstel bestuursrechtelijke
aanpak online kinderpornografisch materiaal, dat op dit moment in voorbereiding is
en dat de taken en bevoegdheden van de
ATKM op het gebied van online kinderpornografisch materiaal regelt, voor het einde
van het jaar bij uw Kamer in te dienen.
Om in Europa gezamenlijk tegen seksueel kindermisbruik op te treden heeft de Europese
Commissie onlangs een voorstel gepubliceerd voor een verordening betreffende voorschriften
ter voorkoming en bestrijding van seksueel kindermisbruik. Hierin staan verplichtingen
opgenomen voor aanbieders van hostingdiensten en interpersoonlijke communicatiediensten
in de strijd tegen online seksueel kindermisbruik. Daarnaast stelt de Commissie voor
een Europees Centrum inzake seksueel kindermisbruik op te richten.
Om daarbovenop te voorkomen dat minderjarigen, die in steeds verdergaande mate opgroeien
met het internet en vanaf jonge leeftijd volop gebruikmaken van technologieën en devices,
worden geconfronteerd met content die door sommigen als ongewenst wordt beschouwd,
ook al is deze niet strafbaar of onrechtmatig, wordt ouderlijk toezicht op internetgebruik
op dit moment bovendien al in veel gevallen mogelijk gemaakt door onder andere devices,
apps en platformen. Het kabinet verwijst in dit kader ook naar programmalijn 2.1 van
de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren, waarin acties zijn opgenomen (onder andere
op het gebied van ouderlijk toezicht) om de rechten van het kind online beter te beschermen.
Zoals hiervoor al aangegeven is het daarnaast van belang dat in het onderwijs aandacht
wordt besteed aan de digitale geletterdheid van kinderen, zodat zij zich bewust worden
van de kansen en risico’s in de digitale wereld. Vanuit het kabinet en verschillende
organisaties wordt verder ingezet op het vergroten van de seksuele weerbaarheid van
kinderen online. Een voorbeeld hiervan is de in 2021 ontwikkelde wegwijzer Seksualiteit
Online, die scholen helpt bij incidenten, bij het ontwikkelen van beleid en bij keuzes
voor beschikbare lesprogramma’s.
Voorts vragen de fractieleden van de ChristenUnie hoe de bescherming van kinderen
tegen extreme content, conform motie van de leden Ceder en Bontenbal10, ook in de Nederlandse inzet ten aanzien van de BIK+ plaats krijgt.
Het kabinet acht het van zeer groot belang dat kinderen beter beschermd worden tegen
extreme content. We zien dat wetgeving t.a.v. die bescherming aanwezig is. De meest
schadelijke content op televisie, zoals nodeloos geweld en pornografie, wordt ontoegankelijk
gemaakt voor minderjarigen jonger dan 16 jaar (Mediawet 2008, art. 4.1a, lid 2).
Voor content die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen
zou kunnen schaden, moeten Nederlandse media-aanbieders het classificatiesysteem Kijkwijzer,
ontwikkeld door het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media
(NICAM) toepassen. De Kijkwijzer geeft op basis van zeven leeftijds- en zes inhoudspictogrammen
aan of content mogelijk schadelijk is voor kinderen van een bepaalde leeftijd. Hierbij
wordt gekeken naar content t.a.v. onder andere geweld, seks, discriminatie en drugs
(Mediawet 2008, art. 4.1, 4.1a en 4.2). De Kijkwijzer wordt, naast televisieprogramma’s,
ook toegepast in films.
Media-instellingen moeten passende maatregelen nemen om te voorkomen dat het aanbod
aanzet tot geweld of haat jegens een groep personen of lid van een groep, discriminatie
of uitlokt tot het plegen van een terroristisch misdrijf (Mediawet 2008, artikel 2.88
en artikel 3.5).
Daarnaast bestaat er ook een classificatiesysteem om aan te geven welke content voor
welke leeftijdscategorie schadelijk is. Een belangrijk classificatiesysteem is het
PEGI (Pan-European Game Information) systeem. Dit is een zelfregulerend, Europees
ratingsysteem voor games en apps dat rekening houdt met leeftijdsclassificaties en
(gevoelige) spelinhoud. Het PEGI-systeem is gebaseerd op vijf leeftijdscategorieën
en acht inhoudsbeschrijvingen. De categorieën en beschrijvingen geven aan of een game
geschikt is voor een kind van een bepaalde leeftijd. PEGI beoordeelt de geschiktheid
van een game voor een bepaalde leeftijd, niet de moeilijkheidsgraad. Het systeem wordt
gebruikt in 38 Europese landen en gesteund door de Europese Commissie, het NICAM neemt
een belangrijk deel van de uitvoering op zich.
Het probleem dat het kabinet momenteel ziet is dat het leeftijdsverificatiesysteem
niet adequaat is. Bij veel onlineproducten en diensten vindt leeftijdsverificatie
plaats doordat kinderen in het systeem hun leeftijd kunnen opgeven. Zij kunnen dan
eenvoudig een oudere leeftijd opgeven dan zij daadwerkelijk hebben. Een adequatere
leeftijdsverificatie, bijvoorbeeld via het eIDAs systeem kan bijdragen aan het voorkomen
dat kinderen in aanraking komen met voor hen schadelijk content.
Het kabinet verwijst de fractieleden ook naar programmalijn 2.1 van de Werkagenda
Waardengedreven Digitaliseren waarin wordt beschreven wat het kabinet voor doelen
en ambities heeft om kinderen te beschermen tegen schadelijke content.
Thema 7: Niet passende online reclame en kindermarketing
De leden van de fractie van de VVD verwijzen naar het coalitieakkoord waarin staat
dat kinderen beschermd gaan worden tegen niet-passende online reclame en kindermarketing
en het recht krijgen om niet te worden gevolgd en om geen dataprofielen te krijgen.
De leden van de fractie van de CU vragen in dit verband of de EU-gedragscode hiervoor
bindende voorwaarden bevat en welke maatregelen het kabinet nationaal treft en Europees
bepleit inzake bescherming tegen niet-passende reclame (bijvoorbeeld alcoholgebruik
op TikTok). Deze leden missen daadwerkelijke maatregelen om kinderen te beschermen.
Zij betwijfelen of het voorgestelde maatregelenpakket recht doet aan de ambities die
in het coalitieakkoord zijn gesteld.
Dezelfde leden vragen ook of het kabinet het uitgangspunt deelt dat het recht om niet
te worden gevolgd en om geen dataprofiel te krijgen, de default setting zouden moeten
zijn en dat enkel als kind en/of ouder expliciet aangeven het te willen dat zij gevolgd
zouden moeten kunnen worden en dataprofielen worden bijgehouden. Zij vragen ook in
hoeverre workshops, tentoonstellingen en lespakketten de noodzakelijke verandering
teweeg zullen brengen bij techbedrijven om radicaal andere keuzes te maken voor de
bescherming van kinderen.
De leden van de fractie van de SP vragen zich af of kindermarketing in zijn geheel
niet verboden zou moeten worden. Deze leden lezen verder dat het kabinet het beginsel
deelt dat iedereen de kans moet krijgen om zowel basis- als meer gevorderde digitale
vaardigheden te ontwikkelen en onderwijsinstellingen toegang moeten hebben tot connectiviteit,
infrastructuur en digitale leermiddelen. Zij vragen zich hoe dit zich verhoudt tot
het stijgende aantal kinderen dat in armoede opgroeit en bijvoorbeeld het verdwijnen
van bibliotheekvestigingen.
Het kabinet zet zich in voor de bescherming van kinderen in de onlinewereld. Vanwege
het grensoverschrijdende karakter van die onlinewereld heeft het de voorkeur om de
bescherming op Europees niveau te regelen. De Europese Commissie neemt daartoe ook
het initiatief. Het kabinet leest in de nieuwe BIK+-strategie van de Commissie de
zorg voor bescherming en versterking van rechten van kinderen in de online wereld,
evenals de toegang tot digitale diensten11. Volgens de mededeling is de BIK+ bedoeld als aanvulling op en ondersteuning van
de praktische uitvoering van de bestaande maatregelen om kinderen online te beschermen,
hen te helpen hun vaardigheden te ontwikkelen en hen in staat te stellen op een veilige
manier plezier te beleven en richting te geven aan hun leven online. Dit raakt aan
bestaande en aanstaande wetgeving. De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
biedt al specifieke bescherming van kinderen. Zo moet de informatie en communicatie
over de verwerking van hun persoonsgegevens in begrijpelijke taal worden aangeboden,
zodat kinderen goed kunnen begrijpen wat er met hun gegevens gebeurt. Als er toestemming
moet worden gegeven, dan geldt voor minderjarigen die nog niet de leeftijd van zestien
jaar hebben bereikt dat toestemming vereist is van hun wettelijke vertegenwoordiger.
Ook de DSA bevat – in lijn met de inzet van het kabinet – specifieke bepalingen om
kinderen te beschermen. De DSA verplicht online platformen om hun systemen te ontwerpen
met inachtneming van de rechten van kinderen. De platformen zijn bijvoorbeeld verplicht
om passende en evenredige maatregelen te nemen om de privacy, de veiligheid en de
beveiliging van kinderen te waarborgen. Ook wordt het verboden om kinderen advertenties
aan te bieden op basis van profilering. Deze Europese verordening wordt in februari
2024 van kracht. Beide wetten leggen zo een basis voor de realisatie van de BIK+ en
de onlinebescherming van kinderen.
Verder kan hier worden verwezen naar de Richtlijn audiovisuele mediadiensten (omgezet
in de Nederlandse Mediawet) waarin (in artikel 6 bis) is geregeld dat de lidstaten
passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de door onder hun bevoegdheid vallende
aanbieders van mediadiensten verstrekte audiovisuele mediadiensten die de lichamelijke,
geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zouden kunnen aantasten, uitsluitend
zodanig beschikbaar worden gesteld dat minderjarigen deze normaliter niet te horen
of te zien krijgen. Het kan hierbij onder meer gaan om selectie van de tijd van uitzending,
instrumenten voor leeftijdscontrole of andere technische maatregelen. De maatregelen
zijn evenredig aan de mogelijke schade die het programma kan berokkenen. Voor de meest
schadelijke inhoud, zoals nodeloos geweld en pornografie, worden de strengste maatregelen
getroffen. Aanbieders van mediadiensten mogen door hen verzamelde of op andere wijze
gegenereerde persoonsgegevens van minderjarigen niet verwerken voor commerciële doeleinden,
zoals direct marketing, profilering en op gedrag gerichte reclame.
Daarnaast heeft de Consumer Protection Cooperation12 onder meer vijf uitgangspunten geformuleerd die bedrijven in acht moeten nemen wanneer
zij gebruik maken van advertenties die gericht zijn op kinderen, zoals het uitgangspunt
om bij het ontwerpen van reclame of marketingmateriaal rekening te houden met de specifieke
kwetsbaarheden van kinderen.13 Daarnaast hebben de Europese toezichthouders gezamenlijk met TikTok afgesproken dat
zij de werkwijze (met betrekking tot reclame en consumentenbescherming) op het platform
gaat aanpassen14.
Ook onderzoekt de Europese Commissie wat de gevolgen zijn van neuromarketing voor
kinderen op de lange termijn. Dit onderzoek moet tegen het einde van 2022 zijn afgerond.
De resultaten van dit onderzoek zullen worden gedeeld met de Europese toezichthouders,
zodat zij commerciële beïnvloedingstechnieken beter kunnen beoordelen.
Daarnaast besteedt de ACM ook zelf aandacht aan de positie van kinderen bij de handhaving
van consumentenrechten. In haar leidraad (recentelijk geactualiseerd15) voor de online beslisomgeving gaat zij in op ontoelaatbare verkooptactieken onder
meer als het gaat om kinderen.
Ten slotte mogen handelaren op grond van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken
in reclame kinderen er niet rechtstreeks toe aanzetten om geadverteerde producten
te kopen of om hun ouders of andere volwassenen ertoe overhalen die producten voor
hen te kopen.
Daar waar kinderen in het onderwijs gebruik maken van digitale toepassingen waarbij
persoonsgegevens worden verwerkt, is onverkort de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) van kracht. Meer dan 400 leveranciers van digitale leermiddelen hebben inmiddels
het Convenant digitale onderwijsmiddelen en privacy getekend waarin afspraken zijn
gemaakt over welke gegevens leveranciers mogen verwerken. Daarmee wordt de AVG vertaald
naar de onderwijspraktijk. Daarnaast worden in het onderwijs Data Protection Impact
Assessments (DPIA’s)16 uitgevoerd op systemen waarin persoonsgegevens over leerlingen worden verwerkt, zoals
leerlingvolgsystemen en digitale leeromgevingen. Naar aanleiding van deze DPIA’s worden
indien nodig extra afspraken gemaakt met leveranciers over de verwerking van persoonsgegevens,
zoals recent gebeurd is bij Microsoft, Google en Zoom. Waar ouders zich zorgen maken
of de gegevens van hun kind wel goed gebruikt worden, kunnen zij zich altijd melden
bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Daarnaast schrijft de Europese audiovisuele mediadienstenrichtlijn voor dat videoplatformdiensten
zoals YouTube en TikTok transparant moeten zijn over reclame en maatregelen moeten
treffen tegen niet-passende content voor minderjarigen. Omdat beide diensten in Ierland
gevestigd zijn, vallen zij onder Ierse jurisdictie.
Voor de publieke omroep geldt een verbod op reclame rondom kinderprogrammering. In
de Kinder- en Jeugdreclamecode van de Stichting Reclame Code zijn verdere eisen met
betrekking tot reclame gericht op kinderen en jongeren opgenomen.
Op het moment worden er op Europees niveau verschillende maatregelen voorbereid om
kinderrechten in de onlinewereld te beschermen. Deze maatregelen vinden plaats op
verschillende vlakken. Hierboven zijn al de DSA en de gedragscode (age appropriate
design) in het kader van de BIK+-strategie besproken. Het kabinet zich er hard voor
maken dat het recht om niet gevolgd te worden en om geen dataprofiel te krijgen onderdeel
wordt van de age appropriate designcode.
Het kabinet is er voorstander van dat in een onlineproduct of online dienst default
settings kinderrechten ondersteunen. Bijvoorbeeld dat de default setting de hoogste
privacybescherming kent, kinderen default niet gevolgd worden en geen dataprofiel
krijgen.
Zoals hierboven beschreven bij thema 4 (Leeftijdsverificatie en Elektronische identiteitskaart)
wil het kabinet in Europees verband werken aan een adequatere leeftijdsverificatie.
In het kader van het Nationaal Preventieakkoord heeft het Ministerie van VWS verschillende
onderzoeken laten uitvoeren naar het effect en het bereik van alcoholmarketing, waarin
ook aandacht is voor het bereik en de beïnvloeding van jongeren door alcoholmarketing
via sociale media. Het zien van alcoholreclame door minderjarigen hangt samen met
een grotere kans om te beginnen met drinken, meer drinken, binge drinken en riskant
drinkgedrag. Dat kinderen via TikTok in aanraking komen met alcoholmarketing, is dan
ook zorgelijk. In het kader van het Nationaal Preventieakkoord worden in samenwerking
met verschillende partijen stappen gezet om te voorkomen dat jongeren bereikt en beïnvloed
worden door alcoholreclame, ook via social media. Stichting Verantwoorde Alcoholconsumptie
(STIVA) heeft aangekondigd de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken aan te passen
op basis van een evaluatie die in 2020 is uitgevoerd. Daarnaast heeft STIVA afspraken
gemaakt met adverteerders, influencers en platformaanbieders over de marketing via
sociale media. In Nederland is er sprake van zelfregulering ten aanzien van alcoholmarketing
via sociale media. Voor radio en televisie is in de Mediawet vastgelegd dat er tussen
6.00u en 21.00 uur geen alcoholreclame uitgezonden mag worden. Dit najaar deelt de
Staatssecretaris van VWS zijn aanpak om schadelijk alcoholgebruik terug te dringen
met uw Kamer, beleid op alcoholmarketing maakt hier onderdeel van uit.
Thema 8: Code kinderrechten online
De leden van de fracties van de CU, SP en SGP vragen naar de verbindendheid van de
Code kinderrechten online en de handhaving ervan. De leden van de fractie van VOLT
vragen op welke manier de bereidheid tot het hanteren van de Code kan worden vergroot.
De Code Kinderrechten online is ontworpen als instrument dat de ontwerper van onlinediensten-
en producten moet ondersteunen bij het in acht nemen van kinderrechten tijdens het
ontwerpproces. Er is voor gekozen de Code zelf niet in een juridische verplichting
vorm te geven. De onderliggende wet- en regelgeving is wel bindend. Daarin is ook
het toezicht geregeld. Zo is voor het Internationale Verdrag voor de Rechten van het
Kind, het VN-Kinderrechtencomité belast met toezicht op de naleving van afspraken
uit het verdrag. Het juridisch verbindend verklaren van de Code is op zich mogelijk.
Het kabinet verwijst u naar programmalijn 2.1 van de Werkagenda Waardengedreven Digitaliseren
waarin staat dat wij de noodzaak en mogelijkheden daartoe zullen onderzoeken.
De doorontwikkeling en toepassing van de Code Kinderrechten Online zal bezien worden
in het kader van de Europese ontwikkelingen van de age appropriate design code (EU-gedragscode).
In haar Mededeling over de BIK+-strategie geeft de Commissie aan dat gedragscode zal
voortbouwen op de nieuwe regels in de wet inzake digitale diensten en in lijn met
de richtlijn audiovisuele mediadiensten en de AVG. Hiermee zal de code naar alle waarschijnlijkheid
bescherming bevatten tegen niet-passende reclame en kindermarketing.
Het voordeel van de Europese code is dat het een bredere impact heeft omdat het op
Europees niveau geregeld wordt. De mederegulerende aard van een dergelijke gedragscode
zou een toegevoegde waarde zijn. In het kader van de wet inzake digitale diensten
kan de Commissie aanbieders van zeer grote onlineplatforms uitnodigen om gedragscodes
te onderschrijven en hen verzoeken zich ertoe te verbinden specifieke risicobeperkende
maatregelen te nemen om specifieke risico’s of vastgestelde schade aan te pakken door
zich aan te sluiten bij een bepaalde gedragscode.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Kamminga, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier