Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Boucke over de berichten 'Hoe de industrie steeds onder energiebesparing uit wist te komen' en 'Aanpak energiebesparing bij bedrijven faalt'
Vragen van het lid Boucke (D66) aan de Ministers van Economische Zaken en Klimaat en voor Klimaat en Energie over de berichten «Hoe de industrie steeds onder energiebesparing uit wist te komen» en «Aanpak energiebesparing bij bedrijven faalt» (ingezonden 17 oktober 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 11 november 2022).
Vraag 1
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en de beantwoording aan de Kamer doen
toekomen voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en
Klimaat (EZK)?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Welke lidstaten van de Europese Unie (EU) kenden al een energiebesparingsplicht voor
de industrie vóór 24 februari 2022?1 Waarom kende Nederland deze niet?
Antwoord 2
Uit een rondvraag bij lidstaten in 2021 is niet gebleken dat een energiebesparingsplicht
zoals die in Nederland bestaat ook in andere lidstaten geïmplementeerd is. Lidstaten
van de Europese Unie hebben hun energiebesparingsbeleid elk anders geregeld. Nederland
heeft in het verleden gekozen voor een specifieke energiebesparingsplicht op basis
van een terugverdientijd van vijf jaar die aan bedrijven en instellingen met een relevant
energiegebruik is opgelegd. Duitsland verkent momenteel een dergelijke energiebesparingsverplichting
voor grootverbruikers, maar op basis van een terugverdientijd van (slechts) twee jaar.
Grootverbruikers die vergunningplichtig zijn of onder het Europese emissiehandelssysteem
(EU ETS) vallen, zijn momenteel nog uitgezonderd van de Nederlandse energiebesparingsplicht.
De redenering hiervoor was dat het bevoegd gezag in de bedrijfsspecifieke vergunning
energiebesparingseisen kon opnemen en dat het EU ETS al een voldoende prikkel was
voor energiebesparing. Bovendien maakten de overheid en grootverbruikers in de energiebesparingsconvenanten
MJA3 en MEE (Meerjaren Afspraken Energie-efficiëntie) en in het specifieke Addendum
9 PJ bij het Energieakkoord uit 2013, afspraken over het uitvoeren van energiebesparende
maatregelen. Door de aanscherping van de energiebesparingsplicht in 2023 wordt niet
langer gebruik gemaakt van deze Europese uitzonderingsmogelijkheid.
Vraag 3
Klopt het dat het industriële bedrijfsleven in Nederland en Brussel heeft gelobbyd
voor een uitzonderingspositie op Europese eisen voor een energiebesparingplicht voor
de industrie? Zo ja, kunt u ingaan op wanneer dit was en op de inzet op deze momenten?
Zo nee, hoe verklaart u de berichtgeving?2
Antwoord 3
Ik heb geen overzicht of weet van een dergelijke lobby. Wel is in 2017 in overleg
met brancheverenigingen besloten de energiebesparingsplicht niet uit te breiden naar
EU ETS bedrijven. Dit omdat deze bedrijven zich via het Addendum op het MEE convenant
verplichtten om 9 PJ additionele energiebesparing te realiseren.
Vraag 4
Op welke Europese wet- of regelgeving is concreet een uitzondering gevraagd en in
hoeverre is die door de EU toegekend?
Antwoord 4
Er is geen uitzondering gevraagd. Artikel 9, tweede lid, van de Richtlijn Industriële
Emissies biedt lidstaten de mogelijkheid om ervoor te kiezen geen voorschriften inzake
energie-efficiëntie op te leggen voor verbrandingseenheden of andere eenheden die
ter plaatse kooldioxide uitstoten. Nederland heeft hiervan gebruik gemaakt door bedrijven
die vallen onder het EU ETS, en die dus dergelijke eenheden hebben, uit te zonderen.
Vraag 5
Wanneer zijn de eerste signalen ontvangen op het Ministerie van EZK dat de uitzonderingspositie
op de energiebesparingsplicht voor de industrie strijdig was met EU-regelgeving?
Antwoord 5
De Europese Commissie heeft nooit aan Nederland laten weten dat de uitzonderingsmogelijkheid
te ruim toegepast zou worden. Bij de verkenning naar het potentieel van een energiebesparingsplicht
voor EU ETS bedrijven (Kamerstuk 30 196, 32 813, nr. 766) is door een aantal omgevingsdiensten aangegeven dat verkend werd of er aanvullend
ook energiebesparingseisen aan deze bedrijven opgelegd konden worden.
Vraag 6
Waren of zijn er andere EU-lidstaten met een dergelijke uitzondering?
Antwoord 6
Er is geen overzicht van lidstaten die van het in het antwoord op vraag 4 genoemde
artikel gebruik maken van deze uitzondering. Als aangegeven kunnen lidstaten energiebesparingsbeleid
verschillend invullen en heeft Nederland gekozen voor een energiebesparingsverplichting
die in andere landen niet in deze vorm bestaat.
Vraag 7 en 8
Hoeveel energie (gas, olie, kolen of kilowattuur) had in Nederland bespaard kunnen
worden met een energiebesparingsplicht voor de industrie vanaf 2007, bij de invoering
van de Europese energiebesparingsplicht?
Hoeveel CO2-reductie had in Nederland gerealiseerd kunnen worden met een energiebesparingsplicht
voor de industrie vanaf 2007, bij de invoering van de Europese energiebesparingsplicht?
Antwoord 7 en 8
Dit is niet bekend. Zoals uiteengezet in de Kamerbrief over het effect en de wenselijkheid
van de energiebesparingsplicht bij de ETS-industrie (Kamerstuk 30 196, 32 813, nr. 766) kent deze sector een CO2-reductiepotentieel van circa 2 megaton via handhaafbare energiebesparende maatregelen
met een terugverdientijd van vijf jaar of minder.
Vraag 9
Kunt u een overzicht geven van andere Europese wet- en regelgeving op het gebied van
klimaat, natuur, energie of milieu waar Nederland een uitzondering (derogatie) op
heeft of vraagt voor de Nederlandse industrie, dan wel een minder stringente interpretatie
hanteert dan de Europese Commissie?
Antwoord 9
Een dergelijk overzicht heb ik niet, ook omdat uitvoering van dergelijke wet- en regelgeving
in bedrijfsspecifieke vergunningen geregeld kan zijn. Ik verwijs hierbij verder naar
het antwoord van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op vraag 21
uit het schriftelijk overleg naar aanleiding van het BNC-fiche «Verordening rapportage
van milieugegevens van industriële installaties en vaststelling van Portaal voor industriële
emissies» en het BNC-fiche «Herziening Richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn
Storten van Afvalstoffen» (Kamerstuk 22 112, nr. 3435).
Vraag 10
Zijn de energiebesparingsdoelen die Nederland zich ten doel heeft gesteld met het
Energieakkoord en het Klimaatakkoord inmiddels gerealiseerd?
Antwoord 10
In het Energieakkoord is afgesproken om 100 Petajoule (PJ) additionele energiebesparing
te realiseren. Die afspraak is voor het laatst expliciet gemonitord in de Klimaat
en Energieverkenning (KEV) uit 2019. Daarin werd geconcludeerd dat met circa 80 PJ
het doel naar verwachting niet gehaald zou worden. Onder het Klimaatakkoord zijn geen
aparte energiebesparingsdoelen opgenomen, omdat er destijds is gekozen om primair
op CO2-reductie te sturen. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb laten weten (Kamerstuk 30 196, nr. 793) verken ik momenteel wel samen met TNO of dergelijke energiebesparingsdoelen voor
2030 vastgelegd kunnen worden en zal ik hier in een aparte brief eind dit jaar op
terugkomen. Doelen voor 2030 zijn nog niet gerealiseerd.
Vraag 11
Kunt u ingaan op hoe de energiebesparingsplicht voor de industrie op dit moment gehandhaafd
wordt?
Antwoord 11
Vanaf 2023 wordt de energiebesparingsplicht aangescherpt en moeten ook grootverbruikers,
waaronder EU-ETS-bedrijven, alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik
met een terugverdientijd van vijf jaar of minder treffen. Ter onderbouwing van de
getroffen maatregelen moeten zij een onderzoek verrichten, inclusief het uitvoeren
van een isolatiescan en een analyse van de aandrijfsystemen. Het bevoegd gezag beoordeelt
dit onderzoek en het uitvoeringsplan, waarin de te treffen maatregelen ter verduurzaming
van het energiegebruik zijn opgenomen. Indien een bedrijf niet aan de aangescherpte
energiebesparingsplicht voldoet kan het bevoegd gezag een redelijke hersteltermijn
geven en uiteindelijk een dwangsom opleggen om naleving van de verplichting af te
dwingen. Voor het deel van de industrie waarop de energiebesparingsplicht al van toepassing
is kan het bevoegd gezag nu ook al, na een redelijke hersteltermijn, uiteindelijk
een dwangsom opleggen bij een gebrekkige naleving van de verplichting.
Vraag 12 en 13
Welk percentage en hoeveel bedrijven die de afgelopen 5 jaar zijn gecontroleerd voldeden
niet aan de eisen van de energiebesparingsplicht?
Welk percentage en hoeveel bedrijven die de afgelopen 5 jaar zijn gecontroleerd voldeden
niet aan de informatieplicht?
Antwoord 12 en 13
Toezicht en handhaving ligt bij het decentrale bevoegd gezag. Het Rijk heeft dan ook
geen sluitend overzicht van de resultaten van de handhaving op de energiebesparingsplicht.
De informatieplicht wordt ingediend via het eLoket van RVO en biedt wel inzichten.
Op dit moment heeft 68,3% van de huidige doelgroep van 90.000 bedrijven gerapporteerd
(61.425 bedrijven). Van deze bedrijven voldoet 14,7% volledig aan de energiebesparingsplicht.
Een percentage van 39,8% van de bedrijven heeft driekwart van de maatregelen wel uitgevoerd
en 2,8% heeft juist driekwart van de toepasselijke maatregelen niet uitgevoerd.
Vraag 14
Klopt het, zoals Investico meldt, dat bij grote industrie nauwelijks afspraken zijn
gemaakt in vergunningen over energiebesparing? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo
nee, hoeveel bedrijven verwacht u dan dat serieus werk gaan maken van energiebesparing?
Antwoord 14
Dit beeld deel ik en heb ik eerder ook met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 30 196, nr. 738). Dit is de reden om de energiebesparingsplicht, zoals deze is opgenomen in algemene
rijksregels, ook van toepassing te verklaren op vergunningplichtige bedrijven zodat
regels over energiebesparing niet meer apart in de vergunning geregeld hoeft te worden.
Vraag 15
Is het onder Nederlandse wet- en regelgeving inmiddels mogelijk om energiebesparing
te verplichten in een vergunning? Zo ja, welke wetgeving regelt dat? Zo nee, bent
u bereid dat te regelen?
Antwoord 15
Het opnemen van regels over energiebesparing in een vergunning is al mogelijk. Voor
bedrijven die deelnemen aan het EU ETS en glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan
het systeem kostenverevening reductie CO2-emissies bestaat op dit moment nog een uitzondering daarop. Ook op deze bedrijven
zullen, door de aanscherping van de energiebesparingsplicht, de rijksregels ter verduurzaming
van het energiegebruik (de energiebesparingsplicht) van toepassing worden.
Vraag 16
Acht u het noodzakelijk extra stappen te zetten in het toezicht op en de handhaving
van de energiebesparingsplicht (voor de industrie)?
Antwoord 16
Ja, die stappen zet ik ook. Toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht is
essentieel. Momenteel is het toezicht niet in elke regio op dezelfde manier belegd.
Veel gemeenten en provincies hebben dit overgedragen aan hun regionale omgevingsdienst,
maar sommige gemeenten voeren dit nog deels zelf uit of geven hier onvoldoende aandacht
aan. Met de aanscherping van de energiebesparingsplicht wordt het toezicht op de energiebesparingsplicht
belegd bij één regionale instantie. Dit komt de professionalisering en kennisopbouw
ten goede. Om de capaciteit en kennis bij omgevingsdiensten te versterken heb ik een
Specifieke Uitkering van € 56 miljoen tussen 2022 en 2026 beschikbaar gesteld. De
omgevingsdiensten kunnen momenteel deze middelen bij de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO) aanvragen op basis van een projectplan. In het coalitieakkoord is
toegezegd deze ondersteuning ook na 2026 met € 14 miljoen per jaar voort te zetten.
Deze middelen komen bovenop de middelen die ik al beschikbaar gesteld heb via de Ondersteuningsfaciliteit
Versterkte Uitvoering Energiebesparingsplicht (VUE), waarmee omgevingsdiensten tot
eind 2023 externe capaciteit kunnen inhuren.
Vraag 17 en 18
Bent u bereid werk te maken van betere monitoring van de energiebesparingsplicht?
Bent u bereid de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een rol te geven in
het centraliseren, bijvoorbeeld met een database of de koppeling van de databases
van de Omgevingsdiensten, voor het monitoren en handhaven van de energiebesparingsplicht?
Antwoord 17 en 18
Het handhaven en dus ook het monitoren van deze handhaving is aan het bevoegd gezag
en hun omgevingsdienst. Die maken gebruik van hun eigen systemen en eigen methoden
van registratie. Wel moeten omgevingsdiensten voor de extra middelen van het Rijk
monitoren hoe ze deze inzetten. Dit gebeurt voor de VUE al via een online dashboard:
https://vue.databank.nl/dashboard/dashboard-vue. Voor de Specifieke Uitkering zal ik, naast de verrichte activiteiten, ook vragen
naar het type overtreding dat is geconstateerd. RVO zal dit monitoren.
Vraag 19
Kunt u toezeggen jaarlijks een Monitor Energiebesparing met de Kamer te delen, waarmee
u onder andere aangeeft hoeveel bedrijven voldoen aan de energiebesparingsplicht en
hoe er opvolging wordt gegeven wanneer er geconstateerd wordt dat bedrijven de wet
niet naleven?
Antwoord 19
Ik rapporteer al periodiek aan uw Kamer over de voortgang van de informatie- en energiebesparingsplicht
en zal dit blijven doen op basis van de gegevens die mijn ministerie heeft en in de
toekomst zal krijgen. Een aparte Monitor Energiebesparing acht ik daarom niet nodig.
Overigens heb ik TNO de opdracht gegeven om een verkenning te doen naar de nationale
subdoelen voor energiebesparing. Deze doelen zullen de periodieke monitoring naar
verwachting verbeteren. Ik zal u voor het einde van het jaar separaat informeren over
de conclusies van het onderzoek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.