Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vestering over hoe we een wereld van verschil kunnen maken voor de 2,6 miljoen konijnen die jaarlijks worden gefokt, gebruikt en gedood in de Nederlandse konijnenhouderij
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over hoe we een wereld van verschil kunnen maken voor de 2,6 miljoen konijnen die jaarlijks worden gefokt, gebruikt en gedood in de Nederlandse konijnenhouderij (ingezonden 5 oktober 2022).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 9 november
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 447.
Vraag 1
Wat ging er door u heen toen u hoorde dat er jaarlijks zo’n 2,6 miljoen konijnen worden
gefokt en gebruikt in de konijnenhouderij, waarna zij de rest van hun korte leven
slijten in kooien, waarna ze op een leeftijd van 10 tot 12 weken worden geslacht voor
hun vlees?
Antwoord 1
Ik vind dat dieren meer zijn dan een object of eigendom, het zijn levende wezens met
een eigen waarde, los van de (gebruiks)waarde die de mens er aan toekent. Deze intrinsieke
waarde van dieren is vastgelegd in de Wet dieren en vormt dan ook het uitgangspunt
van mijn beleid. We dienen met respect met ze om te gaan, ze goed te behandelen en
goede huisvesting en verzorging te bieden, van fok tot slacht.
Opinies over wat een goede en verantwoorde manier is om met dieren om te gaan en waarvoor
of waarom dieren gehouden mogen worden verschillen. In Nederland en Europa hebben
we afgesproken dat dieren gehouden mogen worden voor productie. In de afgelopen decennia
is mede op basis van maatschappelijke en politiek opvattingen over het omgaan met
dieren en op basis van beschikbare wetenschappelijke kennis, een regelgevend kader
tot stand gekomen. De (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ziet toe op
de naleving daarvan. Maar het denken over dieren verandert en er komt steeds meer
wetenschappelijke kennis beschikbaar over gedrag, emoties, welzijn en gezondheid van
dieren. Dat leidt tot een politieke en maatschappelijke wens om nog eens goed te kijken
naar hoe we dieren mogen houden. En dat wordt ook gedaan, denk hierbij aan de herziening
van de EU-regelgeving op dierenwelzijn en het convenant «dierwaardige veehouderij».
Daarnaast hebben veehouders afgelopen jaren, samen met dierenwelzijnsorganisaties,
al stevige stappen gezet richting beter dierenwelzijn.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat de gemiddelde totale sterfte in de konijnenhouderij volgens
de sector zelf 17,2 procent is, wat betekent dat er honderdduizenden dieren van ellende
sterven in de kooien?1
Antwoord 2
Ik vind het belangrijk dat dieren de best mogelijke zorg krijgen, gezond en fit zijn
en dat inzicht ontstaat in de onderliggende oorzaken van ziekte en sterfte zodat deze
kunnen worden aangepakt.
De houder is primair verantwoordelijk voor goede verzorging van zijn of haar dieren.
De konijnensector zet stappen om beter zicht te krijgen factoren voor goede zorg voor
het jonge dier en de mogelijkheden om sterfte te verminderen. Zo loopt er een PPS-onderzoek
(publiek-private samenwerking) «Een goede start voor jonge konijnen en jonge konijnenhouders»
waarbij onder andere wordt gekeken hoe de zorg voor jonge dieren verder verbeterd
kan worden. Mede met als doel een vermindering van sterfte van jonge dieren.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat deze dieren permanent zijn opgesloten in kooien waar zij boven
hun eigen uitwerpselen en dus continu in een ammoniaklucht leven?
Antwoord 3
In het Besluit houders van dieren staat dat dieren niet gehouden mogen worden in een
stalklimaat dat schadelijk is voor het dier (artikel 2.5, vierde lid). Ik vind het
belangrijk dat wet- en regelgeving wordt nageleefd zodat konijnen geen schade ondervinden
door de lucht in hun stal.
Vraag 4
Realiseerde u zich al voordat u aan deze baan begon dat veel moederdieren in de konijnenhouderij
nog altijd solitair worden gehuisvest als zij geen jongen hebben, terwijl konijnen
zeer sociale dieren zijn?
Antwoord 4
Er is veel bekend over gedrag en gedragsbehoeftes van konijnen. Momenteel laat ik,
mede naar aanleiding van de motie Van der Plas c.s. (Kamerstuk 28 286, nr. 1192), de wetenschappelijke kennis in kaart brengen van gedragsbehoeftes van verschillende
landbouwhuisdieren.
In het Plan van Aanpak huisvesting dat de konijnensector heeft opgesteld, is onder
andere opgenomen dat voedsters uiterlijk 2030 gehuisvest moeten worden in zogenaamde
combiparken of parttime in groepen. Een deel van de houders is al omgeschakeld. Zie
ook de Kamerbrief uit april 2022 (Kamerstuk 28 286, nr. 1255) over de inzet van de konijnensector en het Plan van Aanpak.
Vraag 5
Vindt u het niet vreemd dat de kooien waarin konijnen worden gefokt en moeten leven
«parkhuisvesting» en «welzijnskooien» worden genoemd, terwijl de dieren in deze kooien
niet kunnen graven, rennen of springen en er per dier slechts 0,07 tot 0,08 vierkante
meter ruimte is?
Antwoord 5
Ik kan mij voorstellen dat de termen «parkhuisvesting» en «welzijnskooien» mogelijk
andere verwachtingen oproept. Dat gezegd hebbende geldt voor beide huisvestingssystemen
dat het een sterke verbetering betreft ten opzichte van de conventionele huisvesting.
Zo biedt parkhuisvesting de konijnen betere mogelijkheden tot het uitvoeren van soorteigen
gedrag zoals huppelen en springen.
Ook is het uitfaseren van conventionele kooien, en een aantal aanvullende eisen voor
ruimte, vloeren en hokverrijking, onderdeel van de Nederlandse inzet bij de herziening
van de Europese dierenwelzijnsregelgeving.
Vraag 6
Wist u dat konijnen hele sociale dieren zijn met sterke familiebanden, die elkaar
waarschuwen voor gevaren, graag rennen en graven en grote gangenstelsels graven om
in te leven?
Antwoord 6
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Vraag 7
Denkt u dat konijnen, als ze mochten kiezen, zouden kiezen voor een leven in de Nederlandse
veehouderij met 0,07 tot 0,08 vierkante meter bewegingsruimte per dier?
Antwoord 7
Konijnen zullen een stal prefereren waarin ze hun gedragsbehoeftes kunnen uiten. De
minimum beschikbare oppervlakte om te bewegen en rusten etc., is een van de criteria
waar rekening mee dient te worden gehouden bij de ontwerp van een dergelijke stal.
Vraag 8
Wat gaat u voor al deze dieren doen, als nieuwe Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
waarin u expliciet de verantwoordelijkheid draagt voor dierenwelzijn en diergezondheid?
Antwoord 8
Naast het (NVWA-) toezicht op naleving van de normen in de regelgeving op het gebied
van dierenwelzijn en diergezondheid, zal ik mij met name inzetten op het volgende:
– Het bevorderen van de ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij, zoals benoemd
in het Coalitieakkoord.
– Inzet op verbreding en versterken van de Europese dierenwelzijnsregelgeving. Nederland
heeft vorig jaar samen met de zogenaamde Vughtgroeplanden een position paper opgesteld, als input voor het traject van de herziening van de EU dierenwelzijnsregelgeving
(Kamerbrief 2105–32, nr. 1345). In deze position paper pleit Nederland met de overige Vughtgroeplanden onder andere voor het uitfaseren
van conventionele kooihuisvesting.
Vraag 9
Bent u bereid om bij ieder besluit dat u neemt de belangen van deze dieren zorgvuldig
af te wegen en te verantwoorden, waarbij u rekening houdt met de in de Wet dieren
opgenomen en erkende intrinsieke waarde van dieren en de vele beloften die door uw
voorgangers zijn gedaan?
Antwoord 9
Ja, op grond van de Wet dieren dient de overheid bij het stellen van regels bij of
krachtens die wet en bij het nemen van op die regels gebaseerde besluiten het belang
van het dier expliciet mee te wegen, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen.
Ik betrek daarbij ook beloftes van mijn voorgangers voor zover deze passend zijn binnen
het huidige kabinetsbeleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.