Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Werf over onthechtingsproblematiek bij uit Syrië teruggekeerde kinderen
Vragen van het lid Van der Werf (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over onthechtingsproblematiek bij uit Syrië terugkeerde kinderen (ingezonden 7 september 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 1 november 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2022–2023, nr. 85.
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Reception and (re)integration of returning children
from detention camps in Northeast Syria», van de aan de Vrije Universiteit van Brussel
verbonden professor Loots?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u gemotiveerd aangeven hoe u aankijkt tegen de conclusie van professor Loots
dat het direct scheiden van moeder en kind bij terugkeer uit IS-gebied, leidt tot
onthechtingsproblematiek bij kinderen en dat dit het integratieproces en de ontwikkeling
van het kind in de weg kan staan?
Antwoord 2
Het scheiden van moeder en kind(eren) is begrijpelijkerwijs een zeer heftige gebeurtenis.
De scheiding is echter het gevolg van het feit dat de moeder wordt verdacht van het
plegen van zeer ernstige, terroristische misdrijven.
Met het oog op de veiligheid van de samenleving is het daarom noodzakelijk dat zij
onmiddellijk na binnenkomst in Nederland wordt ingesloten. Verdachten van en veroordeelden
voor een terroristisch misdrijf worden uit veiligheidsoverwegingen op de terroristenafdeling
(TA) geplaatst.
Detentie is geen wenselijke plek voor een kind. Na terugkeer dragen de organisaties
in de jeugdbeschermingsketen zorg voor de kinderen. De kinderen worden drie maanden
geobserveerd in een gespecialiseerde instelling om een beeld te krijgen van de specifieke
opvoed- en ontwikkelingsbehoeften. Hier zijn experts van het Landelijk Adviesteam
(LAT) minderjarige terugkeerders bij betrokken die de kinderen screenen op trauma,
hechting en op ideologie en mogelijke radicalisering. In de instelling waar ze verblijven
wordt er ook voor gezorgd dat de kinderen gewend raken aan de nieuwe omgeving. De
kinderen worden na de observatieperiode, mits hun ontwikkeling dat toelaat, geplaatst
bij een pleeggezin (al dan niet bij op ideologie gescreende familie) dat door de Raad
voor de Kinderbescherming geschikt is gevonden. Zolang de kinderbeschermingsmaatregel
van kracht is monitort de gecertificeerde instelling het welzijn en de veilige ontwikkeling
van het kind binnen het (netwerk)pleeggezin, maar ook later wanneer de ouder uit detentie
is.
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zorgt voor verschillende vormen van contact
tussen moeder en kind, mits de veiligheid van de samenleving en veiligheid in de inrichting
dat toelaat en dit in het belang van het kind is. Voor kinderen jonger dan negen maanden
bestaat de mogelijkheid om bij de moeder in de cel te verblijven. Daarvoor zijn speciale
moeder-kindcellen ingericht. Een besluit tot plaatsing van het kind bij de moeder
vergt een zorgvuldige afweging, waarbij ook Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming
om advies worden gevraagd. Bij een kind ouder dan negen maanden is er een risico op
schadelijke effecten van de detentie op de fysieke en verstandelijke ontwikkeling.
Daarom wordt voor kinderen ouder dan negen maanden door de betrokken organisaties
in de jeugdbeschermingsketen adequate zorg en opvang geregeld. Iedere moeder heeft
één uur relatiebezoek per week en zij kan eens per zes weken aanspraak maken op een
moeder-kindmoment. De moeder kan daarnaast telefonisch of video-contact hebben met
haar kind(eren). Zowel de fysieke moeder-kindmomenten als de belmomenten worden begeleid
door de jeugdbeschermer.
Vraag 3
Wordt in het huidige beleid voor terugkeerders, rekening gehouden met de eventuele
gevolgen die een verminderd integratieproces van de kinderen kan hebben op radicaliseringenrisico’s
en daarmee op de veiligheid in Nederland?
Antwoord 3
Ja. Het kabinet ziet de kinderen als slachtoffers, die niet verantwoordelijk zijn
voor het handelen van hun ouders. Daarom acht het kabinet het van groot belang dat
deze kinderen na terugkeer in een normale en veilige omgeving kunnen opgroeien en
zo goed mogelijk integreren. Dat kan de risico’s op mogelijke radicalisering verminderen.
Hiervoor staan de Raad voor de Kinderbescherming en de partners binnen de jeugdbescherming
klaar om de kinderen bij terugkeer adequaat bij te staan. Ik verwijs u verder naar
mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Ziet u, ondanks dat het volkomen terecht en noodzakelijk is dat teruggekeerde vrouwen
direct in detentie terecht komen, bij eventuele toekomstige repatriëringen uit Syrië
mogelijkheden het contact tussen moeder en kinderen te behouden? Zo ja, hoe dan?
Antwoord 4
In het antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven dat het zoveel mogelijk in stand houden
van de relatie en het contact tussen moeder en kind het uitgangspunt is, binnen de
veiligheidsbeperkingen van de inrichting en wanneer dat in het belang van het kind
is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.