Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over het bericht dat politie en NFI de grote golf van explosies nauwelijks aankunnen
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht dat politie en NFI de grote golf van explosies nauwelijks aankunnen (ingezonden 7 september 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 20 oktober
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 82.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de politie en het Nederlands Forensisch
Instituut (NFI) de forse toename van het aantal explosies en plofkraken niet aankunnen
en daardoor onderzoeken naar deze zaken lang blijven liggen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Was u bekend met het gegeven dat het NFI en de politie moeite hebben om onderzoeken
naar explosies en plofkraken tijdig op te pakken? Zo ja, sinds wanneer was u hiermee
bekend en wat heeft u sinds die tijd gedaan om dit probleem aan te pakken? Zo nee,
hoe verklaart u dat?
Antwoord 2
Landelijk is er een stijging van het aantal gerichte explosies, plofkraken en overige
incidenten waarbij explosieven worden gebruikt. Vanwege de maatschappelijke impact
en het veiligheidsrisico worden alle zaken die te maken hebben met explosieven door
de politie meteen opgepakt. Dit vraagt bij de politie-eenheden om extra inzet van
de Teamleider Explosieven Verkenning (TEV). Omdat de TEV een neventaak is maar tevens
een geprioriteerde taak, leidt meer inzet al snel tot capaciteitsdruk. Momenteel is
de werkdruk nog niet zo hoog dat zaken blijven liggen. De bij deze zaken behorende
sporen worden zo spoedig mogelijk ingestuurd naar het NFI. Dit gaat gepaard met een
zorgvuldige prioritering. Om de druk op de forensische keten te verminderen heb ik
(in een jaarlijks oplopende financiële reeks) structureel geld vrijgemaakt om deze
robuuster te maken.
Vraag 3
Ziet u ook in dat een snelle afhandeling van een zaak kan bijdragen aan een goede
verwerking bij slachtoffers? Wat gaat u in dat licht doen om het NFI weer zo snel
als mogelijk in staat te stellen haar werk volledig en snel te kunnen doen?
Antwoord 3
Tussen NFI, OM en Politie is een werkwijze afgesproken waarbij het NFI een snelle,
korte rapportage levert en later een uitgebreide rapportage. In het opsporingsonderzoek
kan worden gewerkt met beperkt onderzoek en de korte rapportage. De uitgebreide rapportage
is pas nodig als de zaak voor de rechter wordt gebracht. Daardoor is het geen probleem
dat deze rapportage langer op zich laat wachten en heeft dit geen gevolgen voor slachtoffers.
Om voorbereid te zijn op een mogelijke verdere stijging van het aantal explosievenonderzoeken
onderzoeken Politie en OM of deze ook buiten het NFI kunnen worden verricht. Dat zou
het forensische bestel robuuster maken. Die andere aanbieder moet uiteraard wel kwalitatief
voldoende zijn. Ook wordt binnen het NFI gekeken hoe meer onderzoeken kunnen worden
gedaan en hoe de NFI-onderzoeken robuuster en flexibeler kunnen worden gemaakt.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de werkwijze waarbij het NFI vooraf contracten aangaat met de
politie voor een x-aantal onderzoeken (en de politie dus ook eigenlijk niet meer kan
insturen dan dat aantal) niet voldoende flexibel is om bijvoorbeeld stijgingen in
de werklast adequaat op te kunnen vangen?
Antwoord 4
Het is lastig om forensische onderzoekscapaciteit snel op of af te schalen. Dat komt
niet door de jaarlijkse productieafspraken, maar doordat onderzoekers deskundig zijn
binnen een bepaald onderzoeksgebied en vaak niet op een ander onderzoeksgebied kunnen
worden ingezet. Voor zover dat gaat probeert het NFI hier meer flexibiliteit in te
creëren. Een andere manier om tot meer flexibiliteit te komen is door naast het NFI
ook gebruik te maken van andere aanbieders van forensisch onderzoek. Doordat die meer
klanten bedienen hebben zij meer speelruimte dan het NFI bij het op- en afschalen
van de capaciteit die zij aan de Nederlandse strafrechtketen bieden.
Vraag 5
Deelt u tevens de mening dat vraag en opsporingsbehoefte leidend zouden moeten zijn
in het capaciteitsvraagstuk bij NFI? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Bent u bereid te onderzoeken wat de werkelijke behoefte aan sporenonderzoek is bij
de politie, door dit bijvoorbeeld bij de politie-eenheden zelf uit te vragen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 6
Een dergelijke uitvraag vindt al plaats. Ieder jaar stellen politie, OM en NFI in
onderling overleg een service level agreement op. Daarbij geven politie en OM per
type onderzoek aan of zij er in het komende jaar meer of minder van nodig verwachten
te hebben.
Vraag 7
Bent u bereid, in tegenstelling tot uw ambtsvoorganger, om wel extra geld vrij te
maken voor het NFI zodat zij meer onderzoeken kan oppakken en dit geld al deze begroting
vrij te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Om de druk op de forensische keten te verminderen heb ik (in een jaarlijks oplopende
financiële reeks) structureel geld vrijgemaakt om deze robuuster te maken. Een deel
van dit budget wordt besteed door het NFI.
Vraag 8
Heeft de huidige onmacht bij het NFI om zaken snel en volledig te onderzoeken ook
te maken met de in 2021 gerapporteerde financiële tekorten voor de komende jaren bij
het NFI? Zo nee, kunt u dit onderbouwen?2
Antwoord 8
Bij het NFI was in 2021 sprake van een sluitende begroting en een positief resultaat.
Er was dus geen sprake van een tekort en ook voor 2022 en de komende jaren wordt dat
niet verwacht. Vermoedelijk is gedoeld op de productieverlaging die in 2021 heeft
plaatsgevonden om geld vrij te maken voor hogere uitgaven aan het onderhouden en vernieuwen
van IT-systemen en het vervangen van laboratoriumapparatuur. Deze productieverlaging
kon dankzij de extra middelen die sinds dit jaar aan het NFI zijn toegekend weer ongedaan
worden gemaakt en speelt dus geen nadelige rol als het gaat om de capaciteit voor
het onderzoeken van explosieven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.