Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid van der Molen over het bericht ‘Grote zorgen Nederland over nieuwe Belgische bron PFAS-lozingen in Westerschelde’
Vragen van het lid Van der Molen (CDA) aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Grote zorgen Nederland over nieuwe Belgische bron PFAS-lozingen in Westerschelde» (ingezonden 12 september 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Minister
voor Natuur en Stikstof (ontvangen 19 oktober 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 27.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Grote zorgen Nederland over nieuwe Belgische bron PFAS-lozingen
in Westerschelde» van Zembla en de bijbehorende uitzending1 en zou u willen reflecteren op de conclusies en bevindingen uit dit onderzoek?
Antwoord 1
Ja, In de afgelopen jaren is de kennis over de eigenschappen en toepassingen van PFAS
sterk toegenomen. Veel PFAS zijn persistent, breken niet of nauwelijks af. Daarom
treffen we nu ook nog steeds PFOS en PFOA aan in de Westerschelde; ondanks dat ze
al zijn uitgefaseerd. Dat is een zorgelijke situatie. Daarom is een gezamenlijke aanpak
met Zeeuwse partijen opgezet onder leiding van een coördinator van het Rijk en een
coördinator vanuit de regio. De Kamer heeft eerder het gezamenlijke werkplan en de
eerste voortgangsrapportage van de coördinatoren ontvangen.
Een groot deel van de PFAS die wordt aangetroffen, is al in de Schelde aanwezig voordat
die Nederland in stroomt. Een gezamenlijke aanpak met de bovenstroomse landen is daarom
noodzakelijk. Dit heb ik op 13 juli jl. besproken met Minister Demir van Vlaanderen.
Zij heeft aan mij aangegeven dat emissies van PFAS hoog op de agenda staan, waaronder
ook de emissies van Indaver waarover in het de uitzending van Zembla wordt gesproken.
Ik constateer dat Vlaanderen zich sterk inzet om de emissies van PFAS verder te beperken
door bijvoorbeeld vergunningen aan te scherpen en toe te zien op de voorwaarden. De
uiteindelijke oplossing is echter het zo veel als mogelijk terugdringen van het gebruik
van PFAS-stoffen. Daarom heeft Nederland samen met vier andere landen het initiatief
genomen om een voorstel voor te bereiden voor een zo breed mogelijk verbod op PFAS
in Europa.
Vraag 2
Welke risico’s ziet u als gevolg van deze onvergunde lozingen van verschillende PFAS-stoffen
voor milieu, gezondheid, voedselproductie en de samenleving? Welke acties koppelt
u hieraan?
Antwoord 2
De waterkwaliteits- en maatschappelijke problemen die door hoge concentraties PFAS-verbindingen
kunnen worden veroorzaakt komen aan de orde in de twee brieven die Rijkswaterstaat
namens mij heeft verzonden aan het college van burgemeester en schepen en het Vlaams
departement Omgeving en waarmee werd gereageerd op de aanvraag en op de bijgestelde
aanvraag van Indaver voor een omgevingsvergunning. Deze brieven vormden ook de aanleiding
om in overleg te gaan met Minister Demir. Mede n.a.v. dat gesprek zijn vervolgens
afspraken gemaakt over de vervolgaanpak van de lozingen van Indaver en over het uitwisselen
van kennis op het gebied van het beoordelen van emissies tussen Nederland en Vlaanderen.
Vraag 3
Zou u bij de Vlaamse Minister willen nagaan welke jaren er sprake is geweest van onvergunde
lozingen? Welke contacten zijn er met de Vlaamse overheid over deze lozingen? Welke
stappen zijn er aanstaande?
Antwoord 3
Indaver heeft sinds 10 november 20112 een lozingsvergunning voor 6 soorten PFAS. Deze werden op aandringen van het bevoegd
gezag door het bedrijf aangevraagd en opgenomen in de omgevingsvergunning. In de recente
vergunning3 zijn de lozingsnormen voor PFAS aangescherpt en zijn meer soorten PFAS opgenomen,
die eerder nog niet in de vergunning waren opgenomen.
Vlaanderen kan vanuit de vergunningsgeschiedenis niet eenduidig concluderen dat er
illegale PFAS-lozingen hebben plaatsgevonden.
Minister Demir heeft aan mij aangegeven dat het aankomend jaar gebruikt zal worden
om te bezien in welke mate emissies verder beperkt kunnen worden. Daarbij wordt niet
alleen gekeken naar de emissie van een enkel bedrijf maar naar de aanwezigheid van
PFAS in de Schelde als geheel.
Zoals in de eerste voortgangsrapportage van de PFAS-coördinatoren is vermeld, is dit
reeds voor 27 vergunningen in Vlaanderen gebeurd. Vanuit Nederland zullen we dit nauwlettend
volgen. Indien nodig zal ik opnieuw in gesprek gaan als geconstateerd wordt dat de
urgentie om deze emissies aan te pakken afneemt.
Vraag 4
Welke acties verbindt u aan het feit dat de waterkwaliteit in de Zeeuwse wateren volgens
Rijkswaterstaat een verboden achteruitgang doormaakt, en onaanvaardbaar verder verslechtert?
Antwoord 4
Zie de beantwoording van vragen 1 en 3.
Vraag 5
Hoe beziet u de conclusies van milieuchemicus Chiel Jonker dat Indaver een belangrijke
bron is voor de PFAS-vervuiling in de Westerschelde? Welke acties koppelt u hieraan?
Zou u uit willen zoeken hoelang Indaver al wist dat in deze lozingen giftige persistente
stoffen zitten?
Antwoord 5
Naast het onderzoek dat de heer Jonker in opdracht van Rijkswaterstaat verrichte,
is in het najaar van 2021 inzicht gegeven vanuit Vlaanderen in de vergunde PFAS-lozingen.
Daaruit was duidelijk dat het om tientallen bronnen gaat, waarvan Indaver, naast 3M,
een belangrijke is.
In januari 2022 is door RWS een advies opgesteld, op de aanvraag van Indaver voor
aanpassing van de vergunning. Vervolgens is door RWS op verzoek van de Vlaamse overheid
nogmaals geadviseerd op basis van de bijgestelde ontwerpvergunning. Aanpassing van
de vergunning was gewenst doordat uit eigen metingen van het bedrijf en uit controles
door de Vlaamse overheid was gebleken dat meer soorten PFAS werden geloosd dan in
de vergunning waren opgenomen. Op 18 juni 2022 heeft dit Vlaamse vergunningenproces
geleid tot een verscherpte vergunning, waarbij voor alle PFAS een lozingsnorm van
0,1 ug/l wordt gehanteerd. Dit betekent dat de toegestane jaarvracht van de PFAS-lozing
met 97% wordt verlaagd. De vergunning is afgegeven voor een relatief korte termijn,
waarbij de Vlaamse overheid richting Nederland heeft aangegeven deze termijn te benutten
om het opleggen van nog strengere lozingsnormen te onderzoeken.
Vraag 6
Hoe beziet u dat via Indaver afvalstoffen van Chemours, middels de achterdeur vanuit
België weer Nederland binnenkomen? Welke contacten heeft u met Chemours hierover?
Welke verantwoordelijkheid heeft Chemours in uw opvatting om inzicht te hebben in
de details van de lozingen en de vraag hoe deze zich verhouden tot de vergunning?
Antwoord 6
In augustus is de Kamer geïnformeerd over het toezicht van de ILT en de omgevingsdienst
DCMR op het afvalbeheer van Chemours4. De status van de contacten met Chemours is sinds het verzenden van deze brief niet
gewijzigd. De ILT is vergunningverlener voor internationaal afvaltransport dat valt
onder de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA), en houdt toezicht
op de voorwaarden uit EVOA-vergunningen (kennisgevingen). Afvaltransport van Chemours
naar Indaver of van andere Nederlandse afvalproducenten naar andere afvalverwerkers
in België valt onder de EVOA. PFAS-verdacht afval is kennisgevingplichtig.
Vanuit de EVOA volgt dat het bevoegd gezag in zowel het verzendende land als het ontvangende
land de aanvraag beoordelen en gezamenlijk moeten instemmen met het transport. In
Nederland is de ILT hiervoor het bevoegd gezag. De ILT heeft in deze beoordelingsprocedures
contact met de kennisgever. In veel gevallen is niet Chemours maar Indaver de kennisgever
die, namens Chemours en andere partijen, de afvalketen vertegenwoordigt. De ILT vraagt
bij de kennisgever de informatie op die nodig is voor de beoordelingsprocedure. De
kennisgever verantwoordt daarin onder andere dat er sprake is van doelmatige afvalverwerking.
Daarnaast legt de ILT contact met het ontvangende bevoegd gezag. In het geval van
Indaver is dit de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). De ILT heeft voor
een aantal lopende exportaanvragen voor afval van Chemours vragen gesteld aan de kennisgevers
en de OVAM, onder andere om signalen van Zembla te verifiëren. De ILT heeft deze kennisgevingen
nog in behandeling.
In het geval van Indaver houdt het Belgisch bevoegd gezag toezicht op het naleven
van de vergunning. Wanneer bijvoorbeeld het overschrijden van (lozings)normen uit
vergunningen) afvalverwerking in de weg staat, moet de autoriteit van het ontvangende
land (de OVAM) negatief beslissen op de EVOA-kennisgeving en de autoriteit van het
verzendende land (de ILT) daar over informeren. Voor verificatie op locatie is de
ILT afhankelijk van de OVAM. Het toezicht van de ILT houdt op bij de grens.
Chemours heeft als bedrijf dat afvalstoffen afgeeft de verantwoordelijkheid om een
verwerker te kiezen die, voor zover Chemours kan nagaan, een geschikte verwerkingsmethode
kan toepassen. Daarbij moet Chemours de verwerker informatie verstrekken waar de verwerker
om vraagt om te kunnen beoordelen of de verwerkingsmethode die hij toepast geschikt
is. Als de verwerker aangeeft dat hij de afvalstof naar behoren kan verwerken (dus
volgens de geldende regelgeving) en de hierboven beschreven beoordeling door het bevoegd
gezag ook positief uitvalt, is Chemours verder niet verantwoordelijk voor de uitvoering
van het verwerkingsproces, of de lozingen die bij de verwerking plaats vinden en of
hiermee voldaan wordt aan de vergunning van de verwerker.
Vraag 7
Hoe beziet u de zorgen bij het Vlaamse Agentschap Zorg over de beïnvloeding van de
productie van drinkwater in Nederland? Welke acties verbindt u hieraan?
Antwoord 7
De zorg voor de drinkwaterproductie in Nederland is herkenbaar. De bron voor het drinkwater
dat geleverd wordt in Zeeuws-Vlaanderen is de Maas. Via de spaarbekkens in de Biesbosch
en de Braakman wordt dit geleverd. Dit drinkwater voldoet aan de huidige norm voor
PFAS uit de Europese Drinkwaterrichtlijn.
Vraag 8
Hoe beziet u het feit dat de Vlaamse milieu-inspectie nog niet heeft gehandhaafd op
de opgelegde lozingsnorm? Welke mogelijkheden ziet u om deze inspectie hiertoe wel
aan te zetten?
Antwoord 8
De Vlaamse omgevingsinspectie houdt, volgens opgave door de Vlaamse overheid, al geruime
tijd toezicht op de naleving van de vergunning van Indaver. Sinds de recente scherping
van de lozingsnormen op 18 juni 2022 heeft de omgevingsinspectie van het Departement
Omgeving tweewekelijkse analyseresultaten beoordeeld en de situatie van nabij gevolgd.
Analyse gebeurt volgens vastliggende kwaliteitsprocedures door een gecertificeerd
laboratorium. In de loop van de maand september voerde de Vlaamse omgevingsinspectie
ook zelf opnieuw monsternames uit bij Indaver, deze worden momenteel geanalyseerd
door een gecertificeerd laboratorium. Vlaanderen heeft aangegeven dat indien daaruit
blijkt dat stappen nodig zijn richting het bedrijf, de omgevingsinspectie die ook
zal ondernemen.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Hagen (D66),
ingezonden 9 september 2022 (vraagnummer 2022Z16605) en de leden Bouchallikh, Bromet en Ellemeet (allen GroenLinks), ingezonden 12 september
2022 (vraagnummer 2022Z16710).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.