Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ephraim over het bericht: ‘Enquête: toestroom buitenlandse studenten zet kwaliteit onder druk’
Vragen van het lid Ephraim (Groep van Haga) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de instroom van buitenlandse studenten en de onderwijskwaliteit in Nederland (ingezonden 29 augustus 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 19 oktober
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 218.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Enquête: toestroom buitenlandse studenten zet
kwaliteit onder druk»?1
Antwoord 1
Daar heb ik kennis van genomen.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van de uitkomsten van bovengenoemde enquête en zo ja, hoe reflecteert
u daarop?
Antwoord 2
Ik ben op de hoogte van de uitkomsten van deze enquête. Hoewel de enquête geen representatieve
steekproef is, geeft het wel een aantal belangrijke signalen. Ik was reeds van de
meeste signalen op de hoogte en het beeld dat ik heb van de uitdagingen die internationale
studenten ondervinden in Nederland wordt verder bevestigd door de uitkomsten van deze
enquête, zoals uitdagingen in de informatievoorziening rondom huisvesting en corona-
en vaccinatieregels in Nederland en het signaal dat door corona de werkgelegenheid
voor internationale studenten over het algemeen is afgenomen. Op onderdelen brengt
de enquête ook extra detail, zoals over de uitdagingen met betrekking tot de Nederlandse
zorgverzekering.
Vraag 3
Kunt u uitleggen waarom er ieder jaar zoveel buitenlandse studenten naar Nederland
komen? Worden deze studenten actief geworven door de onderwijsinstellingen en/of door
bedrijven en/of het Rijk? Krijgen de onderwijsinstellingen geld van de overheid voor
het aantrekken van buitenlandse studenten en zo ja, op basis van welke criteria en
hoeveel geld per student?
Antwoord 3
Nederland is een populair land voor internationale studenten en dan vooral de universiteiten.
Dit komt met name door de hoge kwaliteit en betaalbaarheid van het hoger onderwijs
in Nederland en het aanbod van Engelstalige opleidingen. In het recent gesloten bestuursakkoord
(Kamerstuk 31 288, nr. 969) tussen het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Vereniging van Hogescholen
(VH) en Universiteiten van Nederland (UNL) is afgesproken dat de universiteiten zeer
terughoudend zijn met internationale wervingsactiviteiten gericht op uitbreiding tenzij
zij zich bevinden in krimpregio’s en/of werven voor opleidingen die cruciaal zijn
voor de tekortsectoren. Onderwijsinstellingen krijgen geen geld van de overheid voor
het aantrekken van buitenlandse studenten. Hogeronderwijsinstellingen worden vanuit
het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gedeeltelijk bekostigd op basis
van het aantal studenten dat zij opleiden. Dit geldt voor Nederlandse en EER-studenten.
Het bedrag dat een instelling krijgt is hetzelfde als voor een Nederlandse student
en ligt tussen de € 4.300 en € 13.000 per student per jaar, afhankelijk van het type
opleiding. Criteria zijn dat het een eerste bachelor- of eerste masteropleiding betreft
en dat de student binnen de nominale studieduur studeert. Voor niet-EER-studenten
ontvangen hogeronderwijsinstellingen geen bekostiging van OCW. Deze studenten betalen
het hogere instellingscollegegeld.
Vraag 4
Bent u op de hoogte van het feit dat universiteiten deze zomer alarm hebben geslagen
omdat er voor veel studenten uit het buitenland geen huisvesting beschikbaar was?
Zo ja, waarom wordt er dan vanuit het Rijk geen werk gemaakt van het inperken van
de stroom studenten uit het buitenland?
Antwoord 4
Ik ben daarvan op de hoogte. In het eerder genoemde bestuursakkoord is reeds aangegeven
dat het een collectief belang is dat de internationale studentenstromen beter beheersbaar
worden en dat gestreefd wordt naar een stelsel dat duurzaam en in balans is, waarbij
de waardevolle aspecten van internationalisering behouden blijven en er tevens voldoende
ruimte is voor behoud van de kwaliteit en toegankelijkheid van het hoger onderwijs.
Hier moet fundamenteel over nagedacht worden en dit zal geadresseerd worden in de
toekomstverkenning die deze maand start. Op basis van de eerste uitkomsten uit deze
toekomstverkenning informeer ik begin 2023 de Tweede Kamer over de vervolgstappen
op dit onderwerp. Vooruitlopend hierop zijn reeds afspraken gemaakt met de universiteiten
onder andere over werving, proactieve voorlichting richting internationale studenten
over wat hen wel/niet geboden kan worden en terughoudendheid van universiteiten met
het wijzigen van de onderwijstaal van opleidingen naar het Engels.
Vraag 5
Hoe reflecteert u op de groeiende wooncrisis in Nederland en de jaarlijkse instroom
van studenten uit het buitenland? Deelt u de mening dat het in het licht van het nijpende
woningtekort onverantwoord is om studenten naar ons land te halen, als wij hen nergens
kunnen onderbrengen en dit daarnaast de woningmarkt nog verder verstopt?
Antwoord 5
Woningnood is op dit moment helaas een gegeven in onze samenleving, voor studentenhuisvesting
is dit niet anders. In het recent afgesloten Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting
2022–2030 wordt onder andere de realisatie van een groot aantal studentenwoningen
aangekondigd (Kamerstuk 33 104, nr. 30). Desalniettemin kan dit betekenen dat er op plaatsen die erg aantrekkelijk zijn,
zoals Amsterdam, uitdagingen blijven bestaan. Duidelijke communicatie hierover richting
internationale studenten is dan ook essentieel. Hierover zijn daarom ook afspraken
gemaakt met de universiteiten in het bestuursakkoord: de universiteiten geven proactief
voorlichting aan internationale studenten over wat hen wel/niet geboden kan worden,
bijvoorbeeld als het gaat om huisvesting.
Vraag 6
Erkent u dat de grote hoeveelheid buitenlandse studenten een te grote zorglast voor
onderwijsinstellingen met zich meebrengt, aangezien deze studenten meer begeleiding
en facilitering nodig hebben dan Nederlandse studenten, wat vervolgens ten koste gaat
van de tijd en de (financiële) middelen die ten behoeve komen van het curriculum en
de colleges? Zo ja, deelt u de mening dat dit onwenselijk is, aangezien dat zowel
een kwalitatieve, als een kwantitatieve verarming van ons onderwijs tot gevolg heeft?
Antwoord 6
Ik erken dat er voldoende ruimte en tijd moet zijn om zowel de Nederlandse als de
internationale studenten goede begeleiding te bieden, zonder dat dit ten koste gaat
van bijvoorbeeld het curriculum of de colleges. De mening dat de hoeveelheid buitenlandse
studenten een te grote zorglast voor onderwijsinstellingen met zich meebrengt, deel
ik niet. Onderwijsinstellingen kiezen er zeer bewust voor om buitenlandse studenten
op te leiden en horen daarbij ook de benodigde ondersteuning te bieden. Een opleiding
volgen kent vele aspecten. Buitenlandse studenten kunnen van grote meerwaarde zijn
voor alle studenten in een opleiding en voor het curriculum. Dit kan meespelen in
de afweging van de hogeronderwijsinstelling om internationale studenten te verwelkomen
en het beschikbaar stellen van extra begeleiding en facilitering voor deze studenten.
Investeringen aan de ene kant zijn dan ook niet een-op-een te vergelijken met opbrengsten
aan de andere kant, ik deel de mening van kwalitatieve en kwantitatieve verarming
daarom niet.
Vraag 7
Kunt u uiteenzetten wat de gevolgen zullen zijn van de devaluering van Nederlands
onderwijs, een trend die inmiddels al enige tijd aan de gang is, voor de toekomstige
samenleving en de economie? Wat gaat het gebrek aan onderlegging betekenen voor de
arbeidsmarkt en het bedrijfslevens? Hoeveel geld en welke schade gaat het de samenleving
kosten wanneer er steeds meer te weinig adequaat geschoolde mensen op de arbeidsmarkt
komen?
Antwoord 7
Het kabinet erkent dat het hoger onderwijs en onderzoek in Nederland investeringen
vergt en investeert deze kabinetsperiode dan ook fors in hoger onderwijs en onderzoek.
In mijn beleidsbrief van afgelopen juni is aangegeven hoe deze investeringen ingezet
zullen worden (Kamerstuk 31 288, nr. 964). Daarbij is het uitgangspunt dat een gezond en duurzaam stelsel voor hoger onderwijs
en wetenschap essentieel is voor de ontwikkeling van studenten, docenten en onderzoekers,
voor wetenschappelijke doorbraken en voor het aangaan van maatschappelijke uitdagingen.
Deze investeringen hebben daarom naar verwachting positieve gevolgen voor de toekomstige
samenleving en de economie. Daarbij kan ook het opleiden van internationaal talent
een positieve bijdrage leveren aan adequaat geschoolde mensen op de Nederlandse arbeidsmarkt.
Vraag 8
Hoe verhouden zich de kosten die Nederland maakt voor het faciliteren van buitenlandse
studenten tot de baten die het ons land op de langer termijn oplevert? Kunt u inzichtelijk
maken of de investeringen die worden gedaan in buitenlandse studenten zich ook terugvertalen
in winst voor de Nederlandse samenleving en economie?
Antwoord 8
In 2019 heeft het Centraal Planbureau onderzoek gedaan naar de economische effecten
van internationalisering in het hoger onderwijs en mbo2. Hieruit blijkt dat het saldo van opbrengsten en kosten gezien over de hele levensloop
voor alle typen studenten in het hoger onderwijs positief is voor hbo- en wo-studenten
uit zowel EER- als niet-EER-landen. Het saldo voor studenten uit niet-EER-landen is
substantieel groter. De nettobijdrage over de levensloop van een wo-student uit een
niet-EER-land is gemiddeld € 96.300. Voor een student aan een hbo-opleiding is dit
gemiddeld € 68.500. Studenten uit EER-landen hebben een kleinere nettobijdrage, gemiddeld
€ 5.000 voor een hbo-student en gemiddeld € 16.900 voor een wo-student. Oorzaken voor
dit verschil zijn de hogere blijfkans onder niet-EER-studenten3, het gegeven dat de Nederlandse overheid voor hen geen rijksbijdrage betaalt en dat
deze studenten ook geen aanspraak kunnen maken op studiefinanciering (ook niet onder
bepaalde voorwaarden). Daarnaast is de nettobijdrage van studenten met een wo-opleiding
voor zowel EER- als niet-EER-landen hoger dan die van hbo-studenten. Dit verschil
wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de gemiddeld veel hogere inkomens
van deze groep en de daarmee samenhangende hogere belasting- en premieopbrengsten
na de studie4. Naast dat de buitenlandse studenteninstroom financieel netto positief uitpakt voor
de Nederlandse samenleving en economie, zorgen buitenlandse studenten ook voor een
stimulerend studieklimaat aan onze hogeronderwijsinstellingen en een betere aansluiting
op internationale wetenschappelijke ontwikkelingen.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het adequaat opleiden van Nederlandse studenten de eerste prioriteit
moet zijn voor het Nederlandse onderwijssysteem? Onderschrijft u dan ook dat wij vooral
moeten investeren in de educatie van onze autochtone studentenpopulatie en bijvoorbeeld
moeten proberen om in eerste instantie al onze eigen jonge mensen te voorzien van
een goede opleiding?
Antwoord 9
Het Nederlandse onderwijssysteem leidt op voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Toegankelijkheid
voor Nederlandse studenten is een van de uitgangspunten in het Nederlandse hoger onderwijs.
Het hoger onderwijs in Nederland is dan ook zeer toegankelijk voor Nederlandse studenten.
Met het juiste diploma uit het voortgezet onderwijs zijn Nederlandse studenten bij
alle opleidingen direct toelaatbaar, slechts een beperkt aantal opleidingen hanteert
een capaciteitsfixus. In dat geval zijn aspirant-studenten wel toelaatbaar, maar kan
niet iedere kandidaat wegens capaciteitsgebrek ook worden toegelaten. De plaatsen
worden op basis van selectie verdeeld. In studiejaar 2021–2022 kon vijf procent van
de studenten niet de opleiding van hun eerste keus volgen (Kamerstuk 31 288, nr. 972) Al deze studenten konden wel elders in het hoger onderwijs worden toegelaten, bijvoorbeeld
op een studie in een aanverwant vakgebied. Tegelijkertijd is internationalisering
in het hoger onderwijs en investeren in internationaal talent om verschillende redenen
van groot belang. Het draagt onder andere bij aan een stimulerend studieklimaat, aan
een betere aansluiting op internationale wetenschappelijke ontwikkelingen en vormt
een deel van het antwoord op de vraag van de arbeidsmarkt naar meer hoogwaardig opgeleid
talent.
Vraag 10
Deelt u daarnaast de mening dat het het welzijn en het ontwikkelings- en toekomstperspectief
van studenten uit het buitenland geen goed doet als wij hen in Nederland niet kunnen
bieden waarvoor zij naar ons land gekomen zijn?
Antwoord 10
Ik deel de mening dat het het welzijn en het ontwikkelings- en toekomstperspectief
van studenten uit het buitenland geen goed doet als we hen in Nederland niet kunnen
bieden waarvoor zij naar ons land gekomen zijn. Essentieel daarvoor is onder andere
dat de verwachtingen van de studenten over hun komst naar Nederland realistisch zijn.
Hiervoor is reeds een aantal acties in gang gezet voor de korte termijn via het bestuursakkoord.
Daarnaast is het van belang dat er balans bewerkstelligd wordt in internationalisering
in het hoger onderwijs in Nederland, waar ik komende tijd over in gesprek ga met de
relevante partijen in het kader van de toekomstverkenning.
In mijn brief aan uw Kamer afgelopen juni over internationalisering heb ik aangekondigd
dat ik met instellingen en andere stakeholders, zoals studenten en regionale partijen
naar oplossingen wil zoeken, om een balans te bewerkstellingen en te komen tot een
toekomstbestendig bestel (Kamerstukken II, 31288–963). Het bestuursakkoord hoger onderwijs
en wetenschap en een toekomstverkenning maken hier deel van uit. Afgelopen juli is
het bestuursakkoord gesloten tussen Universiteiten van Nederland (UNL), de Vereniging
Hogescholen (VH) en het Ministerie van OCW, waarin vooruitlopend op de toekomstverkenning
met de universiteiten concrete afspraken zijn gemaakt over internationalisering voor
de korte termijn (Kamerstuk 31 288, nr. 969). Deze afspraken gaan onder andere over de terughoudendheid van universiteiten bij
internationale wervingsactiviteiten en een proactieve houding van universiteiten richting
internationale studenten over wat hen wel/niet geboden kan worden. Internationalisering
staat hoog op de agenda van de toekomstverkenning en begin 2023 wordt uw Kamer geïnformeerd
over vervolgstappen op dit onderwerp. Daarnaast is op 7 september 2022 het Landelijk
Actieplan Studentenhuisvesting 2022–2030 door de Minister voor Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening aangeboden aan uw Kamer (Kamerstuk 33 104, nr. 30). Dit actieplan wordt gedragen door de universiteiten, de studenten, de gemeenten,
de sociale en commerciële studentenhuisvesters, Nuffic, het Ministerie van BZK en
het Ministerie van OCW. Het actieplan heeft onder andere als doel om in de periode
van 2022–2030 tot een uitbreiding van 60.000 nieuwe studentenwoningen te komen. Tevens
is de Regeling huisvesting aandachtsgroepen (RHA) van het Ministerie van BZK ook voor
de aandachtsgroep studenten opengesteld om de bouw van studentenhuisvesting te stimuleren.
Vraag 11
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de druk op en de kwaliteit van het Nederlands hoger –
en universitair onderwijs niet nog verder afneemt en de buitenlandse studenten die
op dit moment in Nederland zijn opgeleid worden naar verwachting?
Antwoord 11
Zie mijn antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Bent u bereid om het wettelijk mogelijk te maken, dat onderwijsinstellingen eenzijdig
zouden moeten kunnen besluiten om buitenlandse studenten te weigeren, ook als zij
voldoen aan de toelatingseisen voor de betreffende opleiding, als daardoor de kwaliteit
van het onderwijs wordt gewaarborgd? Zo nee, waarom niet? Kunt u een uitgebreide verklaring
geven?
Antwoord 12
In mijn brief aan uw Kamer over internationalisering afgelopen juni heb ik uw Kamer
laten weten dat ik nog niet verder ga met het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid
en dat ik het wetsvoorstel voorlopig aanhoud (Kamerstuk 31 288, nr. 963). Het vraagstuk van de groeiende internationale instroom kan namelijk niet worden
losgezien van vraagstukken zoals de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs,
Nederlands als academische taal en studentenhuisvesting, waar in de toekomstverkenning
die deze maand start op wordt ingegaan. Ook wil ik de (internationale) studenteninstroom
in samenhang bezien met de regionale en internationale arbeidsmarkt en de krapte die
in sommige sectoren heerst. Op basis van de eerste uitkomsten van de toekomstverkenning
informeer ik begin 2023 de Tweede Kamer over de vervolgstappen op dit onderwerp. Om
die reden is het nog te vroeg om te reageren op de specifieke optie die wordt voorgesteld
in deze vraag.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.