Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Molen en Bontenbal over de stijging van het aantal korte vluchten van en naar Nederlandse luchthavens
Vragen van de leden Van der Molen en Bontenbal (beiden CDA) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de stijging van het aantal korte vluchten van en naar Nederlandse luchthavens (ingezonden 28 september 2022).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Minister
voor Klimaat en Energie (ontvangen 12 oktober 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van RTL Nieuws «Korte privévluchten voor een tijdwinst
van 20 minuten: ook regering doet er aan mee»1, en zou u willen reflecteren op de conclusies van deze analyse?
Antwoord 1
Ja. Het is niet bekend wat de oorzaak is van de stijging van het aantal korte vluchten
door privévliegtuigen.
De overheid heeft geen zeggenschap over het gebruik van privévliegtuigen door private
instellingen/personen. In de beantwoording van Kamervragen over privévliegtuigen van
3 oktober jl.2 is gemeld dat de wenselijkheid en mogelijkheden om privévliegtuigen mee te nemen
in het klimaatbeleid voor de luchtvaart worden onderzocht, en waar nodig aanvullend
beleid te onderzoeken. Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat over luchtvaart
van 6 oktober jl. ontvangt de Kamer dit in het eerste kwartaal van 2023.
Voor wat betreft het regeringsvliegtuig: deze is gestationeerd op Schiphol-Oost. De
lege vluchten die met dat toestel worden gemaakt, dienen ter positionering. Dit gebeurt
bij samenlopende aanvragen die niet op elkaar aansluiten. Zo ook bij de vlucht van
14 maart jl., waar het artikel over schrijft. Ook komt het voor dat het regeringsvliegtuig
van of naar Rotterdam The Hague Airport vliegt. De vlucht van 14 maart jl. is voor
het regeringsvliegtuig de enige vlucht in 2022 waarmee naar Rotterdam The Hague Airport
is gevlogen.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat de leden van het kabinet een morele verantwoordelijkheid
en voorbeeldfunctie hebben als het gaat om verantwoord gebruik van vliegverkeer, vanwege
de gevolgen hiervan voor onder meer klimaat, milieu en geluidshinder? Zo nee, hoe
beziet u dan de verantwoordelijkheid van kabinetsleden op deze gebieden in het licht
van de ambities in het coalitieakkoord? Welke acties koppelt u hieraan?
Antwoord 2
Ik ben het met u eens dat de leden van het kabinet een voorbeeldfunctie hebben. Ook
hebben de leden van het kabinet zich gecommitteerd aan het huidige coalitieakkoord
– en daarmee aan de grote klimaatambities van het kabinet. Toch kan het voor een goede
en efficiënte uitvoering van de taken geoorloofd zijn dat kabinetsleden korte vluchten
maken – of dat hun vluchtaanvraag een lege positioneringsvlucht met zich brengt. De
afweging achter dergelijke aanvragen maakt de aanvrager zelf, waarbij de afspraken
uit ons coalitieakkoord in die afweging zeker mee moeten spelen. Daarnaast zijn in
Het Blauwe Boek, het handboek voor bewindspersonen, richtlijnen opgenomen voor dienstreizen. Hoewel
het Ministerie van IenW de afweging dus niet zelf maakt, wijst het bij de aanvraag
wel steeds op de implicaties als zo’n aanvraag korte en/of lege vluchten met zich
brengt.
Verder is een onderzoek gestart naar de realisatie van een interdepartementale richtlijn,
die het gebruik van het regeringsvliegtuig voor korte vluchten en/of positioneringsvluchten
reguleert. In samenspraak met betrokken departementen wordt gewerkt aan een kabinetsbreed
voorstel hieromtrent.
Vraag 3
Zou u het afwegingskader voor vluchten van kabinetsleden inzichtelijk willen maken?
Op welke manier worden de gevolgen voor klimaat, milieu, uitstoot en geluidshinder
hierin meegenomen en hoe vinden de afwegingen plaats ten opzichte van andere vervoerswijzen?
Antwoord 3
Een centraal afwegingskader is er niet. Op dit moment ligt de afweging bij elk departement
zelf – en dus verschilt dit per departement.
Met het eerder genoemde voorstel wordt voorzien in een interdepartementale richtlijn
met afspraken over de afweging voor een vluchtaanvraag. Dit voorstel zal in de komende
maanden vorm gaan krijgen. Gevolgen voor klimaat worden in dat voorstel meegewogen,
evenals de mogelijkheid om van andere vervoersmodaliteiten gebruik te maken.
Vraag 4
Hoe spant het kabinet zich in om vluchten zonder passagiers tegen te gaan?
Antwoord 4
Er is in Nederland geen landelijk beleid om bepaalde soorten luchtverkeer anders te
reguleren dan andere. Er is ook geen wettelijke grondslag voor het verbieden van specifieke
vluchten omwille van het milieu. Het beperken van specifieke vluchten is geen onderdeel
van het klimaatbeleid voor de luchtvaart. Vanuit het klimaatbeleid is de inzet primair
gericht op maatregelen die bijdragen aan de verduurzaming van de luchtvaart. De overheid
heeft daarbij geen zeggenschap over vluchten die zonder passagiers vertrekken. Voor
zover het gaat om gebruik van het regeringsvliegtuig, verwijs ik u naar het tweede
gedeelte van het antwoord op vraag 2.
Vraag 5, 6 en 7
Welke risico’s en gevolgen ziet u als gevolg van een toename met circa 38 procent
van het aantal privévluchten van en naar Nederlandse luchthavens, op het gebied van
klimaat en klimaatverandering, milieu, uitstoot, geluidshinder en voor de samenleving?
Welke acties koppelt u hieraan?
Zou u willen reflecteren op de vraag in hoeverre een toename van het aantal privévluchten
van en naar Nederlandse luchthavens wenselijk is, gezien de noodzaak tot verduurzaming,
de hoge ambities met betrekking tot de aanpak van klimaatverandering en de morele
verantwoordelijkheid met betrekking tot rentmeesterschap? Welke acties koppelt u hieraan?
Zou u willen reflecteren op de vraag in hoeverre het wenselijk is dat de gehele samenleving
de gevolgen op het gebied van onder meer uitstoot en hinder ondervindt, veroorzaakt
doordat een zeer beperkte groep sterk bevoorrechte Nederlanders in toenemende mate
gebruikmaakt van korte vluchten? Welke verantwoordelijkheden ziet u voor deze groep
Nederlanders, zowel voor eigenaren van privéjets als voor mensen die een privéjet
huren? Welke acties koppelt u hieraan?
Antwoord 5, 6 en 7
Het kabinet hecht allereerst veel waarde aan het minimaliseren van de klimaatafdruk
van de luchtvaart. Ook voor privévliegtuigen. In de Luchtvaartnota zijn doelen voor
verduurzaming van de luchtvaart afgesproken. Om de benodigde CO₂-reductie te realiseren
zet IenW in op maatregelen die het meest directe klimaateffect behalen. Het gaat dan
om het gebruik van duurzame luchtvaartbrandstoffen (door middel van een EU-bijmengverplichting
en nationaal doel), het creëren van technologische innovaties en er wordt onderzoek
gedaan naar een CO₂-plafond om de CO₂-doelen te borgen.
Het minder aantrekkelijk maken van specifieke groepen luchtverkeer, zoals privévluchten,
is geen onderdeel van de verduurzaming van de luchtvaart.
Zoals genoemd onder vraag 1 wordt in samenwerking met betrokken ministeries de wenselijkheid
en mogelijkheden om privévliegtuigen mee te nemen in het klimaatbeleid voor de luchtvaart,
met waar nodig aanvullend beleid onderzocht.
Vraag 8
Welke mogelijkheden zijn er tot regelgeving en toezicht op nut en noodzaak en het
efficiënt inplannen van privévluchten, zowel wat betreft vluchten tussen Nederlandse
luchthavens als korte vluchten tussen Nederlandse luchthavens en luchthavens vlak
over de grens? Op welke manier worden de gevolgen voor klimaat, milieu, uitstoot en
geluidshinder meegenomen in deze regelgeving en dit toezicht, en hoe vinden de afwegingen
op deze gebieden plaats, ten opzichte van andere wijzen van vervoer die minder belastend
zijn? Ziet u reden tot aanscherping van regelgeving en toezicht, of de handhaving
hierop?
Antwoord 8
Er is geen wettelijke basis om vluchten te beperken op basis van het doel van de vluchten
en hierop toezicht te houden. Het ontwikkelen van een juridisch instrument lijkt niet
te verenigen met EU-regelgeving op het gebied van vrije markttoegang. Naast de Europese
regelgeving op het gebied van vrije markttoegang grijpt dit ook sterk in op het privéleven
van de burger. Bovendien is het een praktisch ingewikkeld punt om hiervoor een norm
te bepalen en te handhaven: welke vluchten acceptabel zouden zijn op basis van het
doel. Mede hierdoor en de argumenten in het antwoord op vraag 5, 6 en 7 ben ik niet
voornemens een handhavingsinstrument te ontwikkelen. Ook bij andere modaliteiten schrijft
de overheid niet voor welk gebruik geoorloofd is; burgers mogen zelf bepalen wanneer
ze de auto of de bus nemen. Wel zet het kabinet zich in om duurzame vervoersvormen
te stimuleren, zoals het stimuleren van de trein in plaats van het vliegtuig op de
relatief korte afstanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.