Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Pouw-Verweij en Eerdmans over het bericht dat honderden verdwijnstudenten uit het buitenland misbruik maken van studentenvisa
Vragen van het lid Pouw-Verweij en Eerdmans (beiden JA21) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht dat honderden verdwijnstudenten uit het buitenland misbruik maken van studentenvisa (ingezonden 6 september 2022).
Mededeling van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 10 oktober 2022).
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat hogescholen aanwijzingen hebben dat studentenvisa worden
misbruikt en dat zij dit misbruik willen tegengaan door strenger te worden in de toelating
van buitenlandse studenten?1
Antwoord 1
Signalen dat een studievisum (c.q. een verblijfsvergunning voor studie) voor een ander
doel wordt gebruikt dan in Nederland studeren zijn mij bekend. De Vereniging van Hogescholen
werkt op dit moment aan een handelingsrepertoire dat de hogescholen handvatten biedt
om een extra controle te doen op niet-EER aspirant-studenten bij wie het vermoeden
bestaat dat deze voor een ander doel naar Nederland komen dan het volgen van een studie
in het hoger onderwijs.
Vraag 2
Herkent u dit probleem en zo ja, wat vindt u van het feit dat studenten uit het buitenland
zich aanmelden met een studentenvisum, vervolgens van de radar verdwijnen en zo het
Nederlandse onderwijsstelsel misbruiken?
Antwoord 2
Dat een studievisum (een verblijfsvergunning voor studie) voor een ander doel wordt
aangevraagd, en gebruikt, acht ik onwenselijk. De redenen waarom studenten met een
verblijfsvergunning van de radar verdwijnen zijn echter divers. Het gaat bijvoorbeeld
om aspirant-studenten die zich na aankomst in Nederland niet melden bij de onderwijsinstelling
(voor de definitieve inschrijving), geen onderwijs volgen en daarmee uit het zicht
verdwijnen, maar ook studenten die bijvoorbeeld vroegtijdig met een opleiding stoppen
en van wie verder niet bekend is waar ze verblijven en wat ze doen. De groep is divers
waardoor er dus niet zonder meer gesproken kan worden van misbruik van het Nederlandse
onderwijsstelsel. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik misbruik van het systeem, in
welke vorm dan ook, ten zeerste afkeur.
Uit contacten met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is gebleken dat er in
2021 signalen zijn geweest over studenten die vroegtijdig uitvielen in het hoger onderwijs;
in het bijzonder van studenten uit Bangladesh. Dit viel samen met signalen over studenten
uit dit land die zich in relatief grote aantallen inschreven als zelfstandige met
een eenmanszaak. Dit was voor de IND aanleiding om dit nader te onderzoeken. Onderdeel
hiervan is het integraal steekproefsgewijs toetsen van de aanvragen voor Bengaalse
studenten voor het studiejaar 2022–2023. Dit houdt onder andere in dat de IND stukken
opvraagt die de onderwijsinstelling heeft gebruikt om te beoordelen of de student
aan de vreemdelingrechtelijke voorwaarden voldoet. Daarnaast is de IND vanuit haar
toezichthoudende taak in gesprek met onderwijsinstellingen over deze ontwikkelingen.
Vraag 3 en 4
Kunt u zich, gelet op de noodzaak om dit misbruik van een studentenvisum tegen te
gaan, vinden in het stellen van strengere eisen aan studenten uit het buitenland?
Vindt u het ingestelde quotum van maximaal tien studenten per jaar uit onder andere
Bangladesh en Nepal een doeltreffende maatregel?
Antwoord 3 en 4
Het stellen van strengere (wettelijke) eisen acht ik op dit moment niet noodzakelijk.
De huidige regelgeving stelt aan hogeronderwijsinstellingen, als zijnde erkend referent,
een aantal specifieke plichten jegens buitenlandse studenten. Die zijn onder andere:
zorg dragen voor een zorgvuldige selectie en werving van de (buitenlandse) aspirant-studenten,
administratie inzake, onder meer studievoortgang en middelen voor het bestaan. Daarnaast
kent de huidige wet- en regelgeving een aantal verplichtingen voor de onderwijsinstellingen,
zoals een meldingsplicht aan IND ingeval de student niet meer een voltijdse studie
volgt, vroegtijdig met een studie stopt, onvoldoende studievoortgang boekt, dan wel
onvoldoende middelen van bestaan heeft. Dergelijke meldingen kunnen leiden tot het
intrekken van een verblijfsvergunning, waardoor het verblijf in Nederland onrechtmatig
is geworden, en er dus ook niet meer legaal arbeid kan worden verricht.
Het instellen van een quotum aan internationale studenten heeft geen wettelijke grondslag
en is daarmee in strijd met de wet. Daar komt nog bij dat het instellen van een quotum
enkel de instroom van studenten, al dan niet uit (vooraf) geselecteerde landen kan
beperken, doch geen garantie en/of soelaas kan bieden voor de problematiek rondom
misbruik van de verblijfsvergunning voor studie.
De problematiek die hier aan de orde is gesteld, vraagt om gerichte aanpak en maatregelen,
waarbij bepaalde groepen studenten niet bij voorbaat worden geweerd dan wel geheel
uitgesloten. Ik vind de individuele aanpak van de problematiek wenselijk en ook geheel
in lijn met de filosofie van ons stelsel, namelijk student-gericht onderwijs en maatwerk.
Zoals ik eerder aangaf, kennen signalen zoals vroegtijdige uitval of zich niet bij
de instelling melden voor de definitieve inschrijving meerdere facetten. Ik ga samen
met de instellingen de komende periode gebruiken om een beter zicht te krijgen op
de omvang van de problematiek, de oorzaken en de doelgroep, om waar nodig de instellingen
beter te kunnen ondersteunen bij de selectieprocedure.
Vraag 5
Welke maatregelen kunt u nemen om tegemoet te komen aan de behoefte van hogescholen
van een landelijke aanpak om het aantal «verdwijnstudenten» te doen afnemen?
Antwoord 5
Vanuit het veld is een aantal initiatieven gestart. Zoals ik reeds heb aangegeven,
wordt door de Vereniging Hogescholen op dit moment gewerkt aan een handelingsrepertoire
waarmee de hbo-instelling op een uniforme wijze een extra controle kan doen op niet-EER
aspirant-studenten bij wie het vermoeden bestaat dat deze voor een ander doel dan
het volgen van een studie naar Nederland komen. Daarnaast gaat per 1 oktober a.s.
de herziene Gedragscode Internationale Student Hoger Onderwijs in, waarin onder andere
afspraken zijn vastgelegd inzake de samenwerking met agenten die internationale studenten
werven, maar ook aanvullende maatregelen in geval van gerede twijfel over de authenticiteit
van taaltestcertificaten. Tenslotte heeft een aantal instellingen een aantal extra
maatregelen getroffen op instellingsniveau, zoals het vooraf en ineens voldoen van
inschrijfgeld en het regelen van huisvesting voor de aanvang van de studie. Pas als
aan deze aanvullende eisen zijn voldaan, en de vreemdeling (c.q. buitenlandse aspirant-student)
voldoet aan de vreemdelingrechtelijke voorwaarden, gaat de instelling over tot aanvraag
van een verblijfsvergunning bij de IND.
Het effect van deze recente maatregelen, zoals het handelingsrepertoire, de herziene
Gedragscode Internationale Student Hoger Onderwijs en de extra maatregelen op instellingsniveau
moet nog blijken. Ik zal de praktijk nauwlettend volgen en blijf daarover in gesprek
met de instellingen en de koepelorganisaties.
Vraag 6 en 7
Is u bekend dat deze praktijken ook worden gebruikt bij numerus fixusopleidingen?
Als uw antwoord op vraag 6 bevestigend luidt, hoe kan de toegankelijkheid van het
onderwijs worden gewaarborgd, aangezien studieplekken aan «echte» studenten worden
ontzegd?
Antwoorden 6 en 7
Er zijn op dit moment geen Engelstalige fixusopleidingen bij hogescholen. Wel is er
een aantal opleidingen met aanvullende toelatingseisen, zoals opleidingen op het gebied
van kunst. Vanuit het veld is een signaal afgegeven dat ook studenten die voor een
proeve van bekwaamheid zijn geslaagd soms uit het zicht verdwijnen. Dit is des te
meer reden om een beter zicht te krijgen op de problematiek en de achterliggende oorzaken.
Vraag 8
Bent u bereid om hogescholen bij te staan bij het opsporen en afgrendelen van zwakke
plekken in het systeem en de eisen voor aanmelding voor buitenlandse studenten aan
te scherpen om misbruik te voorkomen?
Antwoord 8
Zoals ik in antwoord 5, 6 en 7 heb aangegeven wil ik een beter zicht krijgen op de
problematiek en de achterliggende oorzaken van het misbruik van de verblijfsvergunning
voor studie. En als er zwakke plekken in de praktijk naar voren komen, zal ik met
het veld verder kijken hoe we deze kunnen voorkomen en respectievelijk stoppen. Ik
blijf graag in gesprek met de instellingen en de koepelorganisaties om te bezien wat
het effect is van de extra maatregelen die genomen zijn en op welke wijze ik de instellingen
kan ondersteunen bij de selectie van aspirant-studenten.
Vraag 9
Is het verhogen van het inschrijfgeld/collegegeld voor buitenlandse studenten wat
u betreft een goede mogelijkheid om serieuze belangstelling voor een studie aannemelijk
te maken?
Antwoord 9
Sinds 2010 kunnen onderwijsinstellingen niet-EER-studenten een instellingscollegegeld-tarief
rekenen. Het instellingscollegegeld is ingevoerd vanuit de gedachte dat instellingen
op deze manier de kosten kunnen dragen die zij maken voor het verzorgen van het onderwijs
aan de studenten die niet worden bekostigd. De huidige wet regelt geen maximumtarief
voor het instellingscollegegeld en dient dus kostendekkend zijn.
De praktijk laat zien dat een instellingscollegegeld-tarief nu al aanzienlijk hoger
ligt dan het wettelijk collegegeld, waardoor er niet gesteld kan worden dat er een
direct verband bestaat tussen het instellingscollegegeld-tarief en het fenomeen «verdwijnstudenten».
Het verhogen van het collegegeld-tarief zou niet per se een effectief middel kunnen
zijn om de praktijken rondom «verdwijnstudenten» tegen te gaan.
Vraag 10, 11 en 12
Acht u het goed denkbaar dat deze praktijken ook op universiteiten plaatsvinden?
Als het antwoord op vraag 10 bevestigend luidt, wilt u de universiteiten dan dezelfde
steun bieden als de steun waar de hogescholen om vragen?
Als het antwoord op vraag 10 ontkennend luidt, doet het probleem zich dan op universiteiten
niet voor of kunt u de Kamer vervolgens informeren welke maatregelen universiteiten
treffen om met dit probleem om te gaan?
Antwoorden 10, 11 en 12
Uit gesprekken met de koepelorganisatie is gebleken dat deze problematiek bij de universiteiten
zich niet, dan wel in zeer beperkte mate, voordoet. Zoals eerder aangegeven ga ik
de komende periode in gesprek met de instellingen, koepelorganisaties en de IND om
een beter zicht te krijgen op de problematiek en de doelgroep. Samen met het veld
gaan we bekijken waar de behoeften vanuit het veld liggen, op welke punten en op welke
wijze ik de instellingen kan ondersteunen dan wel faciliteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.