Schriftelijke vragen : Het bericht ‘Lage inkomenshuishoudens in de knel op de woningmarkt door Rotterdams woonbeleid’ namens de Gezamenlijke Overleg Huurdersorganisaties (GOH)
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht «Lage inkomenshuishoudens in de knel op de woningmarkt door Rotterdams woonbeleid» namens de Gezamenlijke Overleg Huurdersorganisaties (GOH) (ingezonden 26 september 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Lage inkomenshuishoudens in de knel op de woningmarkt
door Rotterdams woonbeleid»?1
Vraag 2
Wat vindt u van dit bericht?
Vraag 3
Wat vindt u van het feit dat de grootste huurdersorganisaties van Rotterdam de prestatieafspraken
niet getekend hebben? Hoeveel huurdersorganisaties in totaal hebben de prestatieafspraken
niet of deels niet getekend en kunt u daarbij inzichtelijk maken welke motieven zij
daarvoor hebben?
Vraag 4
Deelt u de mening dat deze huurdersorganisaties nu naar aanleiding van het rapport
van de Rotterdamse Rekenkamer «thuis in cijfers» (waarover later meer) achteraf gelijk
gekregen hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Kunt u aangeven hoeveel en welke
rekenkamers (recentelijk) onderzoek gedaan hebben naar het woonbeleid van gemeenten?
Vraag 5
Bent u het met deze Rotterdamse huurdersorganisaties eens dat er sprake is van negatieve
effecten van het Rotterdamse woonbeleid op de betaalbaarheid van het wonen en de beschikbaarheid
van sociale huurwoningen in Rotterdam? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Kunt u
aangeven welke huurdersorganisaties in Nederland nog meer aangegeven hebben dat er
sprake is van negatieve effecten van het gemeentelijk woonbeleid op de betaalbaarheid
van het wonen en de beschikbaarheid van sociale huurwoningen?
Vraag 6
Bent u net als deze huurdersorganisaties een voorstander van meer zeggenschap voor
bewoners bij ingrijpende veranderingen in hun wijk en/of aan hun woning? Zo ja, hoe
gaat u dit in wet- en regelgeving verankeren? Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Zijn er nog meer huurdersorganisaties die vinden dat er te weinig zeggenschap voor
bewoners is? Zo ja, hoeveel en welke?
Vraag 8
Wat is de status van de bijna unaniem aangenomen motie Beckerman c.s (Kamerstuk 32 847, nr. 770) naar aanleiding van het Rotterdams woonbeleid inzake het recht op terugkeer en het
goed regelen van zeggenschap voor bewoners bij het gebruik maken van een financiële
regeling van het Rijk? Hoe zal deze motie worden uitgevoerd?
Vraag 9
Bent u het met deze Rotterdamse huurdersorganisaties eens als zij de politiek oproepen
om zo snel mogelijk een koerswijziging van het beleid en de uitvoering daarvan in
te zetten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kunnen huurdersorganisaties in het algemeen
hun afkeuring over de prestatieafspraken over de volkshuisvestelijke opgave in hun
gemeente in behandeling laten nemen als de Adviescommissie geschillenbeslechting geen
bindend advies afgeeft over de inhoud?
Vraag 10
Bent u het met de Rotterdamse huurdersorganisaties eens als zij het volgende in een
brief aan u schrijven: «Nog veel verontrustender is het om in het rapport van de Rekenkamer
Rotterdam te lezen hoeveel invloed marktpartijen hebben op het gemeentelijk beleid»?2
Vraag 11
Hoeveel gemeenten hebben geen of niet-bindende eisen aan nieuwbouw door private marktpartijen
gesteld waardoor onder andere sociale huurwoningen niet sociaal te noemen zijn of
niet sociaal blijven en de middenhuurwoningen geen middenhuurwoningen blijven?
Vraag 12
Ziet u voldoende aanleiding om een landelijk onderzoek in te stellen naar de invloed
van private marktpartijen op gemeentelijk woonbeleid? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 13
Wat vindt u van de volgende uitspraak in de brief die aan u gericht id: «Het lijkt
erop dat het overleg met de corporaties en huurdersorganisaties plaatsvindt «omdat
het moet» en wettelijk verplicht is, maar dat met belangrijke signalen niets wordt
gedaan»? Hoe kunt u ervoor zorgen dat het tripartite-overleg niet slechts een verplichte
exercitie is?
Vraag 14
Hoe kan het dat de zorgen die zowel corporaties als huurdersorganisaties geuit hebben
over de afname van het aantal sociale woningen geen enkel effect hebben gehad op de
uitkomst van de afspraken? Deelt u de mening dat dit bewijst dat er wel degelijk sprake
is van een hiërarchische verhouding tussen de gemeente, de woningcorporatie en de
huurdersorganisatie? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 15
Wat vindt u van de uitspraak: «Overigens is Rotterdam geen uitzondering: in veel meer
gemeenten wordt kostbare denkkracht ingezet om te goochelen met cijfers, zodat de
sociale huurwoningvoorraad groter lijkt dan hij is en/of wordt kostbare grond aangewend
om dure (koop)woningen te bouwen»? Ziet u hierin voldoende aanleiding om landelijk
onderzoek te verrichten naar de werkelijke omvang van de sociale woningvoorraad en
de werkelijke behoefte aan sociale huurwoningen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 16
Op welke manier krijgen bewoners meer zeggenschap in uw plannen en in het bijzonder
het programma Leefbaarheid en Veiligheid? Kunt u daarbij ingaan op welke manier(en)
de plannen samen met de bewoners gemaakt (zullen) worden?
Vraag 17
Wat vindt u van de kritiek van bewoners uit kwetsbaargemaakte wijken van Nederland
die al lang pleiten voor hernieuwde aandacht en een aanpak van én met de wijk, en
dat precies die bewoners ontbreken in de plannen die nu door Rijk en gemeenten worden
gemaakt?3
Vraag 18
Bent u bekend met het onderzoek van de Rotterdamse Rekenkamer «thuis in cijfers»?4
Vraag 19
Wat vindt u van het onderzoek van deze Rekenkamer en kunt u daarbij ingaan op de acht
hoofdconclusies? Zijn er nog meer gemeenten waarin deze of soortgelijke conclusies
getrokken zijn? Zo ja, welke gemeenten en welke conclusies? Zo nee, vormt dit rapport
van de Rotterdamse Rekenkamer voor u voldoende aanleiding om onderzoek te doen naar
andere gemeenten als het gaat om deze of soortgelijke conclusies? Kunt u uw antwoord
nader toelichten?
Vraag 20
Zijn er voor u lessen te leren uit de evaluatie van de Rotterdamse Rekenkamer? Zo
ja, welke lessen? Zo nee, waarom niet?
Vraag 21
Kunt u garanderen dat het woonbeleid van de verschillende gemeenten niet op wankele
cijfers berust die ook naar uw landelijke programma’s door vertaald worden/zijn?
Vraag 22
Heeft u van de gemeente Rotterdam cijfers gekregen die gepresenteerd zijn als harde
en complete feiten, maar op veel relatief zachte en beperkte gegevens berust zijn
(hoofdconclusie twee)? Zo ja, welke en bent u voornemens om deze en/of andere cijfers
te controleren aan de hand van de bevindingen van de Rotterdamse Rekenkamer?
Vraag 23
Ziet u voldoende aanleiding om een landelijk onderzoek in te stellen naar gemeentelijke
cijfers over onder andere de beschikbaarheid van sociale huurwoningen waar veel relatief
zachte en beperkte gegevens als harde en complete feiten gebruikt zijn? Kunt u uw
antwoord nader toelichten?
Vraag 24
Wat vindt u van de volgende uitspraak van deze Rekenkamer: «de overleggen over prestatie-afspraken
zijn echter zo ingewikkeld dat het de vrijwillige huurdersorganisaties aan professionele
kennis en voorbereidingstijd ontbreekt om deze goed te kunnen volgen»?
Vraag 25
Ziet u in het rapport van de Rotterdamse rekenkamer voldoende aanleiding om de totstandkoming
van prestatieafspraken tegen het licht te houden om huurders beter te beschermen en
beter te ondersteunen, aangezien er onder andere (wellicht) toch sprake is van een
hiërarchische verhouding tussen de gemeente, de woningcorporaties en de huurdersorganisaties?
Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 26
Deelt u de mening dat de Overlegwet (Wohv) een papieren tijger is, aangezien adviezen
vaak niet opgevolgd (hoeven te) worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 27
Hoe kijkt u nu naar uw voornemen om het instemmingsrecht van huurders te beperken
in het licht van dit onderzoek van de Rotterdamse Rekenkamer?
Vraag 28
Kunt u ingaan op de constatering van de Rekenkamer dat de gemeente wel veelvuldig
contact met de markt had maar de gemeente richting vragers op de woningmarkt ((aspirant-)huurders
en kopers) alleen het wettelijk verplichte overleg met huurdersorganisaties in het
kader van de prestatieafspraken kent? Kunt u aangeven welke invloeden private marktpartijen
op het landelijk woonbeleid hebben en of deze invloeden niet ten koste gaan van die
vragers?
Vraag 29
Deelt u de mening dat huisvesting een fundamenteel mensenrecht is en derhalve private
marktpartijen verplicht dienen te opereren binnen dat kader van mensenrechten, en
het Rijk erop moet toezien dat private marktpartijen die rechten van mensen niet schenden?
Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 30
Welke huidige regelingen en financiële steun (in de breedste zin des woords) met betrekking
tot volkshuisvesting & ruimtelijke ordening van het Rijk zijn mogelijk op wankele
cijfers van gemeenten gebaseerd?
Vraag 31
Mocht op bovengenoemde vraag geen antwoord gegeven kunnen worden, bent u dan bereid
om hier onderzoek naar te verrichten?
Vraag 32
Welke nog te verlenen/toekomstige regelingen en financiële steun (in de breedste zin
des woords) met betrekking tot volkshuisvesting & ruimtelijke ordening van het Rijk
zijn mogelijk op wankele cijfers van gemeenten berust?
Vraag 33
Mocht op bovengenoemde vraag geen antwoord gegeven kunnen worden, bent u dan bereid
om hier onderzoek naar te verrichten?
Vraag 34
Hoe gaat u voorkomen dat regelingen en financiële steun (in de breedste zin des woords)
van het Rijk gebaseerd zijn op wankele cijfers van gemeenten?
Vraag 35
Onder welke cijfermatige voorwaarden worden de huidige en toekomstige regelingen en
financiële steun door het kabinet verstrekt?
Vraag 36
Op welke manier worden cijfers van gemeenten gecontroleerd en wie controleert deze
cijfers?
Vraag 37
Deelt u de mening dat de sloop van de Tweebosbuurt gebaseerd is op wankele cijfers?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke implicaties heeft dat voor deze mensen die gedwongen
werden om te verhuizen?
Vraag 38
Kunnen we nu concluderen dat het Rijk, dat de sloop van de Tweebosbuurt financieel
ondersteund heeft, bijgedragen heeft aan het vergroten van de wooncrisis, aangezien
het woonbeleid van de gemeente Rotterdam op onder andere wankele cijfers berust is?
Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 39
Hoeveel woningen zijn er met steun van overheidsgeld in de breedste zin des woords,
dus inclusief onder andere het Volkshuisvestingsfonds en de Regeling Vermindering
Verhuurderheffing, gesloopt? Welk deel van deze woningen zijn er (mede als gevolg
van het volkshuisvestelijk motief van de gemeente) gesloopt terwijl niet vast is komen
te staan dat de gemeente zich op harde cijfers berust? Kunt u, indien mogelijk, deze
cijfers per gemeente inzichtelijk maken?
Vraag 40
Wat voor implicaties heeft (of kan) dit rapport van de Rotterdamse Rekenkamer voor
uw landelijk beleid (hebben)?
Vraag 41
Op welke manieren kan de overheid (met of zonder (financiële) ondersteuning) de wooncrisis
hebben vergroot als een grote gemeente zoals Rotterdam zich op wankele cijfers berust
heeft?
Vraag 42
Deelt u de mening dat de sloop van woningen in een straat, blok of buurt aan stringentere
voorwaarden moet voldoen, nu gebleken is dat het volkshuisvestelijk motief van een
gemeente op wankele cijfers kan berusten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 43
Hoeveel gemeenten hebben op dit moment plannen of voeren deze reeds uit met betrekking
tot sloop van sociale huurwoningen, terwijl niet goed onderzocht is of de aanname
van de gemeente inzake de cijfers van de sociale woningvoorraad klopt?
Vraag 44
Bent u bekend met het bericht «Bom onder Rotterdams woonbeleid: sloop van goedkope
woningen is gebaseerd op drijfzand» in het AD d.d. 9 september jongstleden?5
Vraag 45
Wat vindt u van dit bericht?
Vraag 46
Wat vindt u van de uitspraak; ««Het is ook mogelijk dat er een tekort bestond en bestaat»,
schrijft de Rekenkamer»? Wat voor gevolgen heeft het woonbeleid van de gemeente Rotterdam
voor woningzoekenden zoals dakloze mensen en kinderen die nog steeds thuis wonen terwijl
er mogelijk een tekort bestaat?
Vraag 47
Wat vindt van de uitspraak: «Het blijkt lastig te zijn om in Nederland aan harde cijfers
te komen over vraag en aanbod op de woningmarkt. Vooral de gegevens over de (goedkope)
particuliere woningvoorraad zijn weinig betrouwbaar»? Hoe werkt dit door in uw landelijke
programma’s?
Vraag 48
Wat vindt u van de uitspraak: «Zo kijkt de gemeente naar de WOZ-waarde, maar die «loopt
altijd twee jaar achter op de marktontwikkeling», aldus de Rekenkamer»? In hoeverre
heeft de WOZ-waarde invloed op uw bouwplannen dan wel op het bepalen van de totale
sociale woningvoorraad?
Vraag 49
Wat vindt u van de uitspraak: «Volgens de Rekenkamer is zelfs het omgekeerde aannemelijk,
namelijk dat de vraag naar betaalbare woningen groter is dan het aanbod. Een van de
vele aanwijzingen hiervoor is dat de verdeling tussen, lage, middelhoge en hoge Rotterdamse
huishoudensinkomens nauwelijks veranderde, terwijl het percentage goedkope woningen
flink afnam.»? Kunt u hierbij aangeven welke invloed dit heeft op uw uitspraak in
uw programma «een thuis voor iedereen» waarbij u het volgende aangeeft: «Gemeenten
die al (ruim) boven het streven zitten, kunnen minder sociale huurwoningen bouwen.
Voor het bouwen van betaalbare woningen kunnen zij zich concentreren op middeninkomens»?
Vraag 50
Deelt u de mening dat gemeenten uw bovengenoemde uitspraak als een vrijbrief kunnen
lezen om veel minder sociale nieuwbouw te plegen terwijl niet zeker is of de cijfers
kloppen en tegelijkertijd onzeker is of de randgemeenten het streven van 30% sociaal
wel halen, terwijl (ondertussen) gemeenten zoals Rotterdam veel minder sociaal bouwen
waardoor de wachtlijsten nog verder zullen oplopen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 51
Welke consequenties hebben uw uitspraken en het feit dat gemeenten zoals Rotterdam
voorsorteren op minder sociaal te hoeven bouwen voor de bouwdoelstelling van 250.000
nieuw te bouwen sociale huurwoningen tot en met 2030? Is het mogelijk dat de bouw
van sociale huurwoningen nu achterblijft omdat grote gemeenten gevrijwaard zijn om
minder sociaal te bouwen? Kunt u dit antwoord nader toelichten?
Vraag 52
Wat vindt u van de volgende uitspraak: «Verschillende signalen uit de Rotterdamse
samenleving wezen erop dat de markt voor goedkope woningen steeds krapper werd. Die
signalen leidden er niet toe dat het college de huidige woonvisie kritisch onder de
loep legde en waar nodig aanpaste»? In hoeverre speelt dit op landelijk niveau?
Vraag 53
Wat vindt u van de volgende reactie van de gemeente: «Samen met de raad gaan we werken
aan nieuw woonakkoord, dat vóór volgend jaar zomer klaar moet zijn»?
Vraag 54
Hoe past dit nog te sluiten nieuw woonakkoord van de gemeente Rotterdam in uw tijdsplan
om het bod van de provincie Zuid-Holland nog voor het einde van dit jaar verwerkt
te hebben als het onder andere gaat om het aantal nieuw te bouwen sociale huurwoningen?
Vraag 55
Deelt u de mening dat het nieuw af te sluiten woonakkoord van de gemeente Rotterdam
in de regio te laat komt gezien uw plannen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 56
Kunt u uitleggen hoe (kleine) randgemeenten hun streefpercentage van minimaal 30%
sociaal van de totale voorraad moeten realiseren terwijl zij vaak minder ambtelijk
capaciteit en grondposities hebben dan (grote) kerngemeenten. Kunt u daarbij aangeven
hoe realistisch deze doelstelling is?
Vraag 57
Hoe kijkt u tegen het verminderen van de sociale woningvoorraad in zijn algemeenheid
aan?
Vraag 58
Hoeveel gemeenten in Nederland hebben het verminderen van de sociale woningvoorraad
(in aantal of in aandeel) impliciet of expliciet als doelstelling in hun woonvisie
opgenomen?
Vraag 59
Wat vindt u van het verminderen van de sociale woningvoorraad in de gemeente Rotterdam?
Vraag 60
Is het verminderen van de sociale woningvoorraad verenigbaar met het (internationale
en grond) recht op behoorlijke huisvesting, terwijl het feit van algemene bekendheid
is dat de wachtlijsten overal erg lang zijn en mensen met een lager inkomen of door
andere bijzondere omstandigheden geen woning kunnen kopen en ook niet in het duurder
segment kunnen huren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 61
Deelt u de mening dat er in de gemeente Rotterdam en/of in andere gemeenten per direct
een moratorium moet komen op de verkoop, sloop en liberalisering van sociale huurwoningen
zolang de werkelijke cijfers niet bekend zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 62
Deelt u de mening dat er landelijk per direct een moratorium moet komen op de verkoop,
sloop en liberalisering van sociale huurwoningen zolang de werkelijke cijfers niet
alleen in Rotterdam bekend zijn maar ook elders in Nederland? Kunt u uw antwoord nader
toelichten?
Vraag 63
Hoeveel woningen worden (bij benadering) in de gereguleerde sector verhuurd, die eerst
een aanvangshuur hadden onder de destijds geldende liberalisatiegrens, maar inmiddels
als gevolg van verschillende huurverhogingen met een huur boven de liberalisatiegrens
zijn gekomen?
Vraag 64
Bent u bekend met de brandbrief van de Woonopstand «Nationale Prestatieafspraken corporatiesector
lossen wooncrisis niet op»?6
Vraag 65
Wat vindt u van deze brandbrief?
Vraag 66
Klopt de stelling van de Woonopstand dat na het realiseren van uw plannen met betrekking
tot de bouw van 250.000 sociale huurwoningen tot en met 2030 er dan net zoveel sociale
huurwoningen zijn als anno nu of wellicht zelfs minder, mede als gevolg van de sloop,
verkoop en liberalisatie van deze woningen wetende dat de particuliere sociale woningvoorraad
ook afneemt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 67
Klopt het dat volgens het ABF-rapport van oktober 2021 tot en met 2030 verwacht wordt
dat er nog 117.800 sociale huurwoningen worden gesloopt? Kunt u uw antwoord nader
toelichten?
Vraag 68
Klopt het dat er volgens de Nationale Prestatieafspraken tot en met 2030 nog 90.000
sociale huurwoningen verkocht zullen worden? Zo ja, resulteert deze verkoop en sloop
in een netto toevoeging van 42.200 sociale huurwoningen (250.000 minus 117.800 minus
90.000) waarbij er nog geen rekening is gehouden met het aantal sociale huurwoningen
dat door liberalisatie aan de voorraad onttrokken wordt?
Vraag 69
Hoeveel sociale huurwoningen verwacht u (bij benadering) netto toe te voegen, rekening
houdend met de verkoop, sloop, liberalisatie in zowel de corporatie en particuliere
sector? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 70
Waar heeft u uw bouwplan van 250.000 sociale huurwoningen (cijfermatig) op gebaseerd
en kunt u daarbij aangeven in hoeverre daarbij rekening is gehouden met de sloop,
verkoop, liberalisatie van sociale huurwoningen en de afname van het aantal particuliere
sociale huurwoningen?
Vraag 71
Kunt u ingaan op de eisen van de verschillende woondemonstraties die in het afgelopen
jaar hebben plaatsgevonden, aangezien volgens de Rotterdamse Rekenkamer in Rotterdam
onvoldoende is geluisterd naar signalen uit de samenleving en deze signalen niet alleen
in Rotterdam te horen zijn maar ook in de rest van Nederland getuige de vele woondemonstraties?7
Vraag 72
Hoe kijkt u in het licht van het rapport van de Rotterdamse Rekenkamer nu naar de
brief van de Nederlandse regering aan de Verenigde Naties d.d. 16 juni 2021 als antwoord
op de communiqué van de vijf Special Rapporteurs aan de Nederlandse regering inzake
het woonbeleid van de gemeente Rotterdam?
Vraag 73
Hoe kijkt u in het licht van het rapport van de Rotterdamse Rekenkamer nu naar een
van de opmerkingen van de VN-rapporteurs over het woonbeleid van de gemeente Rotterdam
als de woordvoerder van de VN het volgende zegt: «Een woordvoerder van de VN zegt
dat de brief vooral bedoeld is om de autoriteiten erop te wijzen dat er mogelijk rechten
worden geschonden en om opheldering te krijgen over die vermoedelijke overtredingen»?8
Vraag 74
Hoe kijkt u in het licht van het rapport van de Rotterdamse rekenkamer nu naar de
beantwoording van onze schriftelijke vragen aan uw voorganger over het woonbeleid
van de gemeente Rotterdam en in het bijzonder de sloop van de Tweebosbuurt?
Vraag 75
Kunnen we in het licht van het rapport van de Rotterdamse Rekenkamer nu constateren
dat uw voorganger de signalen uit Rotterdam onvoldoende serieus genomen heeft? Kunt
u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 76
Hoe kijkt u in het licht van het rapport van de Rotterdamse Rekenkamer nu naar het
wetsvoorstel Voldoende betaalbare woningen? Kunt u daarbij aangeven of uw mening daarin
nu veranderd is? Kunt u dit antwoord nader toelichten?
Vraag 77
Hoe kijkt u nu naar uw uitspraak tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Voldoende
betaalbare woning d.d. 7 juni 2022 waarin u het volgende zegt: «Bij een stad, nog
even los van het individuele voorbeeld van Rotterdam, waarin dik 40% sociale woningbouw
is en gemeenten daaromheen heel erg veel minder doen, wil je misschien ook wel een
beetje herverdelen. Dan liefst wel in de goede volgorde, namelijk dat ze eerst worden
bijgebouwd en daarna pas worden gesloopt»?
Vraag 78
Deelt u de mening dat het wetsvoorstel Voldoende betaalbare woning ernstige situaties
zoals in Rotterdam kan voorkomen, aangezien het aantal sociale huurwoningen dan niet
kan dalen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 79
Bent u bekend met het bericht «Reactie op de Woonvisie-evaluatie van de Rekenkamer
Rotterdam» van Recht op de stad d.d. 10 september jongstleden?9
Vraag 80
Wat vindt u van de uitspraak: «duizenden huishoudens werden in de afgelopen jaren
geconfronteerd met gedwongen verhuizing omdat het stadsbestuur van een groot deel
van de betaalbare woningen af wilde»? Zijn deze huishoudens onrecht aangedaan? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit op landelijk niveau te voorkomen en
hoe dienen deze huishoudens volgens u gecompenseerd te worden voor het leed dat velen
van hen aangedaan is?
Vraag 81
Wat vindt u van de uitspraak: «Voor bewoners vraagt meepraten een enorme inzet omdat
zij dit doen naast hun dagelijkse activiteiten (werk, gezin, mantelzorg). Het ontbreekt
hen vaak aan tijd en expertise om effectief te kunnen meepraten. In het enige overleg
dat wel structureel is – want in het kader van de prestatieafspraken wettelijk verplicht
– werden de huurdersorganisaties ondanks hun inspanningen niet of nauwelijks gehoord»?
Vraag 82
Deelt u de mening dat zeggenschap voor bewoners geen gunst is die verleend moet worden,
maar onderdeel is van het recht op behoorlijke huisvesting? Kunt u uw antwoord nader
toelichten?
Vraag 83
Deelt u de mening dat sloop van je thuis een zeer ingrijpende maatregel in de levenssfeer
van mensen is waar zeer prudent mee omgegaan dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, bent u dan een voorstander om hierin het «slopen? nee, tenzij-principe» te
hanteren in het landelijk Sociaal Statuut voor sloop gevolgd door nieuwbouw? Kunt
u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 84
Wordt het zeggenschapsproces voor bewoners en de ondersteuning van bewoners al dan
niet verenigd in bewonersorganisaties in het nog af te sluiten landelijk Sociaal Statuut
opgenomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 85
Hoeveel signalen hebben u bereikt dat huurdersorganisaties niet of nauwelijks gehoord
worden? Ziet u hierin een taak voor de Autoriteit Woningcorporaties weggelegd? Kunt
u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 86
Bent u met Recht op de stad, de Rotterdamse Rekenkamer en mij van mening dat huurdersorganisaties
nauwelijks gehoord worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u de positie van huurdersorganisaties
verbeteren en kunt u daarbij ingaan op het instemmingsrecht bij met name sloopprojecten
al dan niet gevolgd door nieuwbouw?
Vraag 87
Welke adviezen c.q. aanbevelingen c.q. conclusies c.q. signalen uit alle eerdergenoemde
brandbrieven en het rapport van de Rotterdamse Rekenkamer neemt u op landelijk niveau
over bij het bepalen van het landelijk Sociaal Statuut voor sloop gevolgd door nieuwbouw?
Vraag 88
Deelt u de mening dat bewegingen die zich met wonen bezighouden onvoldoende serieus
genomen worden dan wel onvoldoende naar geluisterd wordt, getuige bijvoorbeeld het
feit dat een organisatie als Niet Te Koop in Amsterdam al zes jaar bezig is om de
verkoop van sociale huurwoningen tegen te gaan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vraag 89
Wat leren de signalen u uit de verschillende brandbrieven, reacties van onder andere
de grootste huurdersorganisaties uit Rotterdam, Recht op de stad en de Woonopstand?
Vraag 90
Kunt u iedere vraag afzonderlijk behandelen en gelieve niet te clusteren?
Indieners
-
Gericht aan
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Indiener
Sandra Beckerman, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.