Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid de Peter de Groot over het bericht ‘Aanbod nieuwbouwwoningen terug bij niveau kredietcrisis’
Vragen van het lid Peter de Groot (VVD) aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het bericht «Aanbod nieuwbouwwoningen terug bij niveau kredietcrisis» (ingezonden 12 augustus 2022).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
20 september 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Aanbod nieuwbouwwoningen terug bij niveau kredietcrisis»
van 5 augustus jl.?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u verklaren wat de redenen zijn dat het niet lukt het aantal aangeboden en verkochte
nieuwbouwwoningen omhoog te krijgen sinds het derde kwartaal van vorig jaar?
Antwoord 2
De stagnatie van het aantal aangeboden nieuwbouwwoningen (voordat wordt gestart met
de bouw) heeft in eerste instantie te maken met de lange levertijden en aanhoudende
prijsstijgingen in de bouw. Deze knelpunten maken het moeilijk om op korte termijn
goede woningbouwprojecten met voldoende betaalbare woningen te realiseren. De negatieve
koopkrachtontwikkeling in samenhang met de gestegen rente speelt een rol bij de verkoop
van nieuwbouwwoningen. Tot slot ondervinden ook bouwpartijen capaciteitsproblemen.
Ondanks bovenstaande knelpunten voorafgaand aan de bouw van nieuwbouwwoningen is het
aantal gerealiseerde woningen in de afgelopen maanden niet afgenomen. We liggen nog
op koers om dit jaar naar verwachting 80.000 woningen op te leveren.
Vraag 3
Welke verklaring heeft u voor het feit dat het aantal nieuwbouwwoningen waarvoor een
vergunning is verleend tussen januari en mei 2022 circa 15% lager lag dan in dezelfde
periode vorig jaar?
Antwoord 3
Van gemeenten uit de huidige woondealregio’s heb ik signalen gekregen dat er minder
vergunningen zijn verleend vanwege verhoogde bouwkosten en stikstof. Soms zijn ook
minder vergunningen verleend, omdat opdrachtgevers geen bouwers kunnen vinden of dat
zij geconfronteerd worden met dure offertes waarin de onzekerheid in bouwkosten wordt
afgedekt met een hoge aanneemsom. Dit gebeurt dan met name als het particuliere projecten
betreft. Soms wordt ontbrekende stikstofruimte, of de onzekerheid daarover, als reden
opgegeven. Tot slot hebben gemeenten al langer te maken met onvoldoende capaciteit
voor vergunningverlening
Uiteraard zie ik liever geen daling in de vergunningverlening, want een lager aantal
vergunningen nu kan leiden tot een lagere bouwproductie over ongeveer twee jaar. Daarom
houd ik de afgifte van bouwvergunningen scherp in de gaten en overleggen we regelmatig
met provincies, gemeenten en bouwende partijen over de voortgang van woningbouw. Daarnaast
stuur ik op de woningbouwopgave door het maken van bestuurlijke afspraken woningbouw
met provincies en gemeenten, via de inzet van financiële middelen (zoals de Woningbouwimpuls),
door ondersteuning van gemeenten met expertteams en flexpools en via wetgeving. Een
voorbeeld van dit laatste is de Wet kwaliteitsborging bouwen (Wkb) waarmee de beoordeling
van industriële woningbouw vereenvoudigd kan worden.
Vraag 4
Kunt u een reactie geven hoe u de conclusie uit het artikel waardeert dat het bij
lange na niet gaat lukken om aan de, door u gestelde, ambitieuze bouwdoelstellingen
voor de woningbouw te voldoen?
Antwoord 4
Mijn ambitie van 900.000 woningen tot en met 2030, waarbij we toegroeien naar 100.000
woningen per jaar in 2024 en twee derde betaalbaar blijft overeind. De maatschappelijke
opgave was al groot, maar de omstandigheden zijn lastiger geworden. We hebben te maken
met tegenwind: de hogere bouwprijzen, onzekerheid over onder ander het stikstofvraagstuk,
de rentestijging en de krapte op de arbeidsmarkt kunnen consequenties hebben voor
de bouwproductie. Ondanks dat blijf ik – samen met alle partners in de woningbouw
– alles doen wat in ons vermogen ligt om de bouw te versnellen.
Vraag 5
Welke concrete maatregelen gaat u nemen om verdere vertraging van nieuwbouwproductie
af te wenden?
Antwoord 5
Dat doe ik op de volgende manieren:
– Via het maken van bestuurlijke afspraken woningbouw met provincies en gemeenten in
onder meer regionale woondeals en monitoring van deze afspraken. In oktober komen
er bestuurlijke afspraken met de provincies en aan het einde van het jaar sluiten
we regionale woondeals waarin gemaakte afspraken worden verankerd. Via monitoring
en regelmatige overleggen met provincies en gemeenten brengen we belemmeringen in
beeld en zorgen we dat deze worden aangepakt om de woningbouwopgave te realiseren.
– Via het aanjagen en stimuleren van snellere woningbouw. Om het tekort aan capaciteit
te verminderen continueer ik de flexpoolregeling waarbij ik ook samenwerking in regio-verband
zal stimuleren. Gemeenten kunnen ook het expertteam woningbouw inschakelen voor advies
om projecten vlot te trekken. Voor locatie-overstijgende knelpunten richt ik een landelijke
versnellingstafel op, die in het najaar zal starten.
– Via de inzet van financiële regelingen. Het betreft de vierde tranche van de woningbouwimpuls
(Wbi), waarbij 300 miljoen euro beschikbaar komt voor woningbouwprojecten. Ook maken
we dit jaar nog afspraken over investeringen in woningbouw en infrastructuur van € 7,5
miljard. Daarmee kan ook snelheid worden gemaakt met de ontwikkeling van de grootschalige
NOVEX-woningbouwlocaties. Daarnaast gaan we de Transformatiefaciliteit met € 22 miljoen
ophogen zodat we nog meer transformatieprojecten kunnen ondersteunen met een lening.
En is er 300 miljoen euro beschikbaar voor de versnelling van tijdelijke huisvesting.
In totaal gaat het om een bedrag van ruim € 9,6 miljard.
– Via de ingestelde taskforce versnelling tijdelijke huisvesting. Hiermee zet ik in
op de realisatie vanaf 2024 van 15.000 flexwoningen per jaar, evenals een stimulering
van de groei van het aantal transformatiewoningen naar 15.000 per jaar. Om dit mogelijk
te maken is er de stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen, waarmee flexwoningbouwprojecten
op de zeer korte termijn een bijdrage kunnen krijgen (€ 100 miljoen). Daarnaast wordt
er gewerkt aan fysieke en financiële herplaatsingsgaranties.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het moeilijker is geworden woningen te bouwen door de gestegen
bouwkosten?
Antwoord 6
Ja, door de gestegen bouwkosten is het vooral moeilijker geworden om woningbouwprojecten
met voldoende betaalbare woningen te realiseren. Anderzijds is met het afschaffen
van de verhuurdersheffing de investeringscapaciteit van corporaties versterkt en heb
ik met hen onlangs afspraken gemaakt over de bouw van 250.000 sociale huurwoningen
en 50.000 middenhuur woningen.
Vraag 7
Welke maatregelen kunt u hiertegen nemen zodat er sneller meer woningen worden gebouwd?
Antwoord 7
In het kader van de aanhoudende bouwkostenstijging heb ik met diverse betrokken partijen
de intentieovereenkomst «Samen doorbouwen in onzekere tijden» gesloten2. Deze intentieovereenkomst heb ik u voor de zomer toegezonden. Daarnaast zet ik financiële
instrumenten in om de realisatie van woningbouwprojecten te ondersteunen zoals de
Woningbouwimpuls (Wbi) en de transformatiefaciliteit om transformatieprojecten voor
te financieren.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de nadruk op buitenstedelijk bouwen zou moeten liggen, omdat
daar de grootste aantallen woningen kunnen worden gerealiseerd en de kosten voor buitenstedelijk
bouwen lager liggen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om buitenstedelijk bouwen
te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik ben van mening dat een inzet op alle locaties, zowel binnenstedelijk als buitenstedelijk
belangrijk is. Allereerst, omdat er vraag is naar beide type locaties. Zo is er een
toenemende vraag van woningen voor ouderen in de (directe) nabijheid van zorgvoorzieningen.
Daarnaast zijn beide locaties nodig om de woningbouwopgave te realiseren. Ik zie dat
de kosten vooral afhankelijk zijn van de ligging en de gewenste ontwikkelingen en
vooral anders verdeeld zijn bij de type locaties. Bij binnenstedelijke locaties ligt
de nadruk in de kosten op de verwerving, sloop en sanering van de locatie. Bij buitenstedelijk
bouwen ligt de nadruk in de kosten op de ontsluiting (infrastructuur) en het bouwrijp
maken van de locatie en de aanleg van voorzieningen.
Vraag 9
Hoe gaat u er voor zorgen dat de woonbehoefte van kopers aansluit bij hetgeen er wordt
gebouwd, gelet op de constateringen die in het artikel worden benoemd?
Antwoord 9
Ik heb geconstateerd dat zonder richtinggevende bouwdoelstellingen de woningbouw niet
aansluit bij de woonbehoefte van burgers. Dat geldt niet alleen voor woningen in de
koopsector maar ook om de huursector. Dit gaat verder dan alleen aantallen woningen
op de juiste plek, maar ook om voldoende betaalbare woningen en woningen voor specifieke
doelgroepen. Om regie te voeren op de aansluiting tussen wat er nodig is en wat er
gebouwd wordt, maak ik bestuurlijke afspraken met provincies en sluit ik regionale
woondeals met gemeenten en provincies. Daarbij maak ik richtinggevende afspraken over
aantallen, over betaalbaarheid, locaties en bouwen voor doelgroepen zoals ouderen.
Deze afspraken gaan getrapt: de provincies hebben in dit kader op 1 juni jl. reeds
een indicatief bod uitgebracht, waar ik middels mijn brieven van 5 juli op heb gereageerd3. In oktober maak ik definitieve bestuurlijke afspraken met provincies over het aantal
te bouwen woningen, de prijssegmentering en het aantal te bouwen corporatiewoningen.
Deze afspraken per provincie moeten optellen tot de nationale doelstelling: de bouw
van 900.000 woningen tot 2030, versnelling tot 100.000 woningen vanaf 2024 en het
streven naar twee derde betaalbare woningen en specifieke afspraken over het bouwen
voor doelgroepen.
Een belangrijke basis voor deze doelstelling en de verdere invulling ervan vormen
prognoses en analyses van bureau ABF Research. Deze prognoses en analyses zijn op
hun beurt voor een belangrijk deel gebaseerd op informatie uit het driejaarlijkse
Woononderzoek Nederland (WoON). Dit zeer uitgebreide onderzoek geeft inzicht in de
samenstelling van huishoudens, de huisvestingssituatie, de woonwensen, de woonlasten
en het verhuisgedrag.
De bestuurlijke afspraken met de provincies worden vervolgens door de provincies met
de gemeenten in regionaal verband omgezet in de regionale woondeals die in januari
2023 worden afgerond. De regionale woondeals moeten samen optellen tot wat ik per
provincie heb afgesproken en worden daarnaast aangevuld met wat er specifiek nodig
is per regio, bijvoorbeeld huisvesting voor studenten of voor ouderen met een zorgbehoefte.
Om die afstemming te realiseren voeren provincies en gemeenten de komende maanden
gesprekken met marktpartijen, corporaties en huurdersorganisaties.
Onderdeel van bovengenoemde afspraken is ook om samen zicht te houden op de voortgang
en afspraken te maken over interventies wanneer de voortgang stokt
Vraag 10
Wanneer kan de Tweede Kamer, zoals toegezegd door de Minister in februari jl., een
overzicht of rapport verwachten waarin de kenmerken per doelgroep aan woonbehoefte
voor de komende jaren staan vermeld?
Antwoord 10
Bij brief van 9 juni heb ik u het WoonOnderzoek Nederland 2021 aangeboden4. Dit onderzoek geeft inzicht in de samenstelling van huishoudens, de huisvestingssituatie,
de woonwensen, de woonlasten en het verhuisgedrag. Dit onderzoek zal de komende jaren
worden gebruikt om nadere analyses voor de woningbouwprogrammering te maken.
Vraag 11
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.