Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de evaluatie Internationaal cultuurbeleid 2017-2020
31 482 Cultuursubsidies
Nr. 116
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 september 2022
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 15 juni 2022 over
de evaluatie Internationaal cultuurbeleid 2017–2020 (Kamerstuk 31 482, nr. 115).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 juli 2022 aan de Minister van Buitenlandse Zaken
voorgelegd. Bij brief van 19 september 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Westerhoff
Inhoudsopgave
Blz.
I. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
II. Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
5
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie
van het internationaal cultuurbeleid 2017–2020. Hierover hebben zij de volgende vragen
en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de voorgelegde aanbevelingen uit de evaluatie
al zijn gerealiseerd in het huidige beleidskader. Kan het kabinet middels enkele voorbeelden
toelichten hoe de aanbevelingen zijn verwerkt en wat dit in de praktijk betekent?
Antwoord van het kabinet:
De conclusies en aanbevelingen gaan over de beleidsperiode 2017–20201, terwijl in 2021 een nieuwe beleidsperiode is gestart met een nieuw beleidskader
2021–2024.2 Een aantal van de punten die zijn opgemerkt tijdens de evaluatie waren al eerder
geconstateerd, en meegenomen bij het schrijven van het nieuwe beleidskader. Een van
die punten was dat in het vorige beleidskader een strikte scheiding werd gemaakt tussen
doelstellingen en landen, wat door de ambassades en uitvoeringspartners als geforceerd
en remmend werd ervaren. In het beleidskader 2021–2024 is er daarom voor gekozen om
de focus- en maatwerklanden per doelstelling los te laten en in plaats daarvan te
kiezen voor de integrale inzet van het Internationaal Cultuur Beleid (ICB) in 23 landen.
Een ander voorbeeld is dat uitvoeringspartners en ambassades de vrijheid die ze kregen
vanuit de departementen bij de uitvoering van het ICB waardeerden, maar vonden dat
de departementen meer mochten agenderen en sturen. Dit signaal is ter harte genomen,
er is meer inhoudelijke betrokkenheid vanuit de departementen. Zo worden door beide
ministeries verschillende thema’s geagendeerd, zoals fair practice, diversiteit, maritiem
erfgoed en de beleidsontwikkeling op het gebied van restitutie van erfgoed met een
koloniale context.
Ook was één van de aanbevelingen van de evaluatie om de meerjarenplannen te behouden
(zie p. 74 van het evaluatierapport), omdat deze per land een belangrijke leidraad
voor de betrokken partijen vormden gedurende de beleidsperiode en bijdroegen aan de
continuïteit. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de huidige beleidsperiode 2021–2024
hebben de diplomatieke posten van de 23 prioriteitslanden samen met de uitvoeringspartners
daarom opnieuw meerjarenplannen opgesteld.3
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat meerjarenplannen en concrete beleidsdoelen
helpen bij een effectief cultuurbeleid. Toch zijn er meerdere factoren die een cultuurbeleid
volledig op zijn kop kunnen zetten, denk aan bijvoorbeeld oorlog of andere veiligheidsproblemen
en – veranderingen. Op welke manier worden dergelijke onzekerheden meegenomen in deze
meerjarenplannen? Zijn de beleidsdoelen en plannen voldoende flexibel?
Antwoord van het kabinet:
De beleidsdoelen zijn een constante factor. Met het huidige beleidskader (2021–2024)
is zoals hierboven ook benoemd de mogelijkheid ontstaan voor de posten om alle beleidsdoelen
in te zetten. Dit geeft de ambassades in die 23 landen al een grotere flexibiliteit,
ook bij veranderende omstandigheden. Ook de meerjarenplannen, door de posten zelf
opgesteld voor de periode van het beleidskader (2021–2024), bieden genoeg ruimte om
in te spelen op veranderende omstandigheden. De meerjarenplannen, worden door de posten
met enige regelmaat geëvalueerd en zo nodig aangepast voor de resterende looptijd
van het plan.
Deze leden constateren dat aan doelstelling 1 ruim 43 miljoen euro werd besteed, aan
doelstelling 2 ruim 26 miljoen euro en aan doelstelling 3 ruim 2 miljoen euro. Daarnaast
werd ruim 7 miljoen euro besteed aan internationale erfgoedsamenwerking. Tegelijkertijd
is er door de oorlog in Oekraïne sprake van een geopolitieke aardverschuiving. Cultuurbeleid
kan helpen om de diplomatieke relatie met landen te verbeteren, juist in deze geopolitieke
turbulentie waarin dit zo belangrijk is. Vindt het kabinet daarom dat er relatief
meer budget besteed zou moeten worden aan doelstellingen 2 en 3?
Antwoord van het kabinet:
Het huidige budget biedt vooralsnog voldoende ruimte om rekening te houden met veranderende
(geopolitieke) omstandigheden. De posten kunnen zelf bepalen of ze meer of minder
aan een bepaalde doelstelling willen besteden. De ervaring leert dat de toegekende
budgetten in de meeste gevallen voldoende zijn en dat dit door de desbetreffende posten,
met de beperkte capaciteit die ze hebben, effectief wordt ingezet. Ambassades die
meer budget nodig hebben, kunnen daarin gefaciliteerd worden. Daarmee leveren zij
door middel van cultuur een waardevolle bijdrage aan het verbeteren van de diplomatieke
relatie met andere landen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er sprake is van 23 prioriteitslanden. In de
evaluatie staat dat «de argumentatie voor de prioriteitslanden ontbrak en de keuze
werd gezien als arbitrair. Daarnaast kwam de keuze als een verrassing voor de betrokkenen.
Zodoende is er wel behoefte bij de partijen aan uitleg waarom er voor landen gekozen
is». Wat gaat het kabinet doen met deze constatering? Welke criteria worden gehanteerd
in de keuze voor prioriteitslanden? Wordt de huidige keuze voor prioriteitslanden
opnieuw overwogen? Zal deze heroverweging met enige regelmaat plaatsvinden? Zo ja,
in hoeverre wordt daarbij rekening gehouden met Nederlandse belangen en diplomatieke
prioriteiten?
Antwoord van het kabinet:
De evaluatie gaat over het beleid 2017–2020. De keuze voor de 23 landen in het huidige
beleidskader 2021–2024 is tot stand gekomen in afstemming met de belangrijkste samenwerkingspartners,
waaronder de cultuurfondsen en de regio-afdelingen van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken.
Op p. 12 van het beleidskader 2021–2024 is toegelicht dat we het beleid concentreren
op landen waar gezamenlijke inzet de meeste meerwaarde oplevert en dat de afweging
voor de landenkeuze een combinatie is van vraag uit het buitenland, artistieke en
economische mogelijkheden voor de Nederlandse culturele sector, artistieke kwaliteit,
maatschappelijke relevantie, historische relatie en het buitenlandpolitieke belang.
Dit resulteert in de huidige strategische inzet op 23 landen. Spanje, Polen en Hongarije
werden toegevoegd als nieuwe prioriteitslanden.
De lijst met prioriteitslanden wordt elke nieuwe beleidsperiode opnieuw vastgesteld,
waarbij o.a. rekening wordt gehouden met prioriteiten binnen het buitenlandbeleid.
Bij het opstellen van een nieuw beleidskader zal deze lijst ook opnieuw worden bekeken.
Ten slotte merken de leden van de VVD-fractie op dat Rusland nog een focusland was
in de periode 2017–2020. Beschouwt het kabinet Rusland nog steeds als focusland, ondanks
de invasie van Oekraïne? Zo ja, waarom en wat hoopt Nederland hiermee te bereiken?
Ook wat betreft China vragen deze leden welke doelstellingen Nederland met het cultuurbeleid
nastreeft en in hoeverre dit wordt beïnvloed door de toenemende agressie en dreigingen
van China. Ziet Nederland ook in de toekomst China nog als focusland? Zo ja, waarom?
Antwoord van het kabinet:
Rusland is prioriteitsland gebleven in het beleidskader 2021–2024. In reactie op de
invasie in Oekraïne heeft Staatssecretaris Uslu, mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken, uw Kamer per brief van 9 maart geïnformeerd over de Solidariteitsverklaring
van de Europese ministers voor Oekraïne en over uitgangspunten t.b.v. culturele samenwerking
met de Russische Federatie en Belarus.4 Die behelzen het opschorten van alle formele en institutionele samenwerkingen met
de overheid in de Russische Federatie, evenals de aan hen gelieerde culturele instellingen.
Tegelijkertijd is het belangrijk goede contacten te blijven onderhouden met onafhankelijke
kunstenaars, kritische organisaties en individuele denkers en hen te steunen om de
verbindende kracht van kunst en cultuur te blijven benutten.
De invulling van de cultuursamenwerking op langere termijn zal worden meegenomen in
het nieuwe perspectief van het Kabinet op de relatie met Rusland, dat ik de Kamer
heb toegezegd in de vergadering van de vaste commissie voor Europese Zaken van 17 maart
jongstleden (Kamerstukken 21 501-02 en 35 393, nr. 2477).
Binnen het Internationaal cultuurbeleid 2021–2024 is China een prioriteitsland op
grond van de omvangrijke mogelijkheden voor culturele samenwerking. Die samenwerking
is enerzijds gebaseerd op de ambities van de Nederlandse cultuursector en de interesse
aan Chinese zijde, en anderzijds op de geest van de China notitie: «beschermen» waar
het moet, «samenwerken» en «open» waar het kan.5 Op het gebied van architectuur en muziek bijvoorbeeld zijn er geen grote belemmeringen.
De pandemie en het soms restrictieve beleid van de Chinese autoriteiten hebben de
samenwerking de afgelopen jaren bemoeilijkt, maar er zijn nog tal van mogelijkheden,
ook in het digitale domein.6 Culturele samenwerking wint aan betekenis bij landen waar wij op andere vlakken meningsverschillen
mee hebben. Het diplomatieke postennetwerk in China heeft zich hierbij (in het eigen
meerjarige beleidsplan) de volgende drie taken gesteld: ten eerste hindernissen bij
culturele samenwerking wegnemen en ten tweede specifieke sectoren die kansrijk zijn
proactief ondersteunen (zoals musea, fotografie, livemuziek en ontwerp). Ten derde
verbinden de posten cultuur aan thema’s als mensenrechten en innovatie, om met meer
synergie meer resultaat te realiseren. Het vaststellen van alle toekomstige prioritaire
landen binnen het ICB, waaronder China, geschiedt in het kader van een integrale afweging
in aanloop naar een nieuw beleidsplan als de huidige periode afloopt.
II. Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de evaluatie van
het internationaal cultuurbeleid en de begeleidende brief. Deze leden hebben nog enkele
vragen.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet hoe de kwaliteit van overdrachten in
de toekomst beter gewaarborgd en vastgesteld kan worden?
Antwoord van het kabinet:
In mijn beleidsreactie op de evaluatie heb ik gesteld dat het succes van het ICB voor
een groot deel afhankelijk is van de personen die het uitvoeren. Het kabinet was het
daarom eens met de aanbeveling dat het belangrijk is om aandacht te hebben voor kennisoverdracht
en continuïteit van medewerkers. Omdat uitgezonden cultuurmedewerkers van de posten
net als andere diplomaten om de vier jaar van functie wisselen, is samen met DutchCulture
en in nauwe samenwerking met andere uitvoerders van het ICB een inwerkprogramma opgesteld
voor nieuwe cultureel attachés en worden elk jaar zogenaamde Terugkomdagen georganiseerd,
waarbij kennis en ervaring worden uitgewisseld. Daarnaast wordt momenteel gewerkt
aan andere manieren om nieuwe medewerkers zo snel mogelijk inzicht te geven in en
vertrouwd te maken met het werkveld, zoals een online cursus. Ook DutchCulture besteedt
aandacht aan kennisoverdracht en continuïteit van zijn medewerkers.
Deze leden vragen tevens hoe de rol van DutchCulture zichtbaarder en duidelijk gemaakt
kan worden? Waarom werd het als ongewenst ervaren dat DutchCulture geoormerkte programmamiddelen
beheerde? Wat is de algemene afdronk van de rol van DutchCulture en hoe kan deze rol
versterkt worden?
Antwoord van het kabinet:
De rol van DutchCulture als uitvoeringsorganisatie en bovensectorale ondersteunende
instelling is verbindend en faciliterend, zowel richting de ministeries waarvan de
financiële middelen en opdrachten worden ontvangen, als richting de sector, al naar
gelang behoefte. Zo heeft DutchCulture aan het begin van de Coronapandemie al snel
een helpdesk7 ingericht waar de sector met vragen terecht kon. Ook vanaf het begin van het conflict
tussen Rusland en Oekraïne heeft DutchCulture een informatiepunt8 opengesteld en verbindt het, waar mogelijk, partijen die iets voor elkaar kunnen
betekenen.
Verder speelt DutchCulture een belangrijke rol op het vlak van dataverzameling, monitoring,
kennis- en informatiemanagement. De invulling van deze rol is een structureel onderdeel
van de gesprekken met de betrokken ministeries.
Vanwege de complexe rol die DutchCulture inneemt in het cultuurbestel, is het beheer
van geoormerkte programmamiddelen inmiddels wederom belegd bij de afdeling Internationaal
Cultuurbeleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet of het niet deels een bijkomstigheid
van culturele activiteiten is dat doelmatigheid en doeltreffendheid moeilijk te meten
zijn? Of heeft dit te maken met het feit dat doelstelling 1 niet concreet genoeg is?
Is het kabinet voornemens deze doelstellingen te concretiseren? Zo ja, hoe gaat het
kabinet dit doen?
Antwoord van het kabinet:
Zoals ook aangegeven in haar beleidsreactie op de evaluatie, vindt het kabinet het
belangrijk dat de geformuleerde doelstellingen verder worden geconcretiseerd zodat
de effectiviteit en doelmatigheid van het beleid beter kunnen worden vastgesteld.
Dat is in het nieuwe kader gebeurd. Tegelijkertijd moeten we onder ogen zien dat het
in het internationaal cultuurbeleid lastig is om doelstellingen te kwantificeren,
omdat het welslagen van beleid veelal afhankelijk is van een kwalitatieve uitwisseling.
Veel van het werk betreft het aan elkaar verbinden van makers, producenten en platforms,
hetgeen zich niet altijd in kwantitatieve resultaten laat vertalen. Desondanks blijven
we werken aan een resultaatgerichter inzet en een efficiënte monitoring.
Met het oog op een volgende beleidsperiode worden de ontwikkelingen rondom monitoring
van de culturele basisinfrastructuur goed gevolgd. De Raad voor Cultuur heeft in haar
advies «Onderweg naar Overmorgen. Naar een Weerbare en Wendbare Culturele en Creatieve
Sector»9 belangrijke richtinggevende adviezen gegeven en aangekondigd te gaan bekijken hoe
een andere manier van kwaliteitsbeoordeling en monitoring tot stand kan komen die
meer gericht is op de impact die instellingen hebben, dan op kwantitatieve gegevens.
Afhankelijk van de bevindingen en adviezen, kunnen deze ook van nut zijn voor het
monitoren van de effectiviteit en doelmatigheid van het Internationaal Cultuurbeleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier