Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Marijnissen over kinderen die uit huis geplaatst zijn, het toeslagenschandaal en de schadevergoeding die zij krijgen uitgekeerd, terwijl ze nog uit huis geplaatst zijn
Vragen van de leden Omtzigt en Marijnissen aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Financien (Toeslagen en Douane) over kinderen die uithuis geplaatst zijn, het toeslagenschandaal en de schadevergoeding die zij krijgen uitgekeerd, terwijl ze nog uithuis geplaatst zijn (ingezonden 2 augustus 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretarissen
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Financiën (Toeslagen en Douane) (ontvangen
13 september 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3758.
Vraag 1
Herinnert u zich de motie Omtzigt/Marijnissen (Kamerstuk 31 839, nr. 50), die over een mogelijkheid gaat tot herziening bij lopende uithuisplaatsingen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel gezinnen, die erkend zijn als slachtoffer in het toeslagenschandaal, van wie
kinderen uithuis geplaatst zijn, zijn op dit moment bekend? Hoeveel kinderen zijn
op dit moment uithuis geplaatst? Bij hoeveel ouder-kind relaties zijn concrete stappen
gezet tot verbetering en welke zijn dat?
Antwoord 2
Op 31 augustus 2022 waren er 202 ouders in begeleiding bij het Ondersteuningsteam
met 429 betrokken kinderen. In de voortgangsrapportages van het Ondersteuningsteam1 wordt gewezen op een breed scala aan resultaten, onder andere gevoelens van erkenning
en herstel, beweging in processen die waren vastgelopen en stappen naar een gewenste
oplossing voor ouders en kinderen. Voorbeelden van dat laatste zijn het tot stand
brengen of aanpassen van een bezoekregeling, contactherstel met kinderen of het indienen
van een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing. Zes kinderen zijn sinds de
inzet van het Ondersteuningsteam terug naar huis gegaan. Via een voortgangsbrief in
oktober 2022 informeer ik uw Kamer verder over de resultaten van de inzet van het
Ondersteuningsteam.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zal in november 2022 nieuwe cijfers publiceren
over de samenloop van gedupeerdheid, jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdzorg met
verblijf. Dan is bekend hoeveel kinderen van gedupeerde ouders er op peildatum 30 juni
2022 uithuisgeplaatst waren.
Vraag 3
Hoeveel ouders hebben zich ondertussen gemeld bij de Raad voor Rechtsbijstand als
gedupeerde van het Toeslagenschandaal (ivm nihilstelling eigen bijdrage als toeslagen
slachtoffer)? Bent u bekend dat de nihilstelling van de eigen bijdrage vanaf januari
2022 ingaat? Hoe staat het met de eigen bijdrage voor het jaar 2021? Moeten deze ouders
als slachtoffer van de toeslagen alsnog de eigen bijdrage zelf betalen?
Antwoord 3
Ja, ik ben bekend met de rechtsbijstandregeling waarmee gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslagaffaire
kosteloze rechtsbijstand kunnen krijgen als ze te maken hebben met een uithuisplaatsing
of gezagsbeëindiging2. Tot 26 augustus 2022 zijn er 18 aanvragen ingediend.
Gedupeerde ouders aan wie vanaf 1 januari 2022 rechtsbijstand is verleend in een procedure
over uithuisplaatsing kunnen aanspraak maken op de subsidieregeling. Ouders bij wie
de rechtsbijstand is gestart in 2021 en doorloopt in 2022 hebben volgens de regeling
dus ook recht op kosteloze rechtsbijstand. Als de rechtsbijstand in een procedure
over uithuisplaatsing is beëindigd voor 1 januari 2022, is er géén aanspraak mogelijk
waardoor de normale regels van gesubsidieerde rechtsbijstand gelden, inclusief eigen
bijdrage.
Vraag 4
Heeft u nagedacht welk (psychisch) effect het heeft op kinderen en ouders als het
kind een schadevergoeding krijgt van maximaal 10.000 euro als slachtoffer van het
toeslagenschandaal terwijl het kind nog immer uit huis geplaatst is? Kunt u hier uitgebreid
op reflecteren? Staat hiermee het causaal verband vast dat de kinderen door toedoen
van de toeslagenaffaire uithuis geplaatst zijn?
Antwoord 4
Samen met kinderen en jongeren is er een kindregeling ontworpen. De kindregeling is
een herstelregeling die bedoeld is als steun in de rug en een erkenning voor alle
kinderen uit gezinnen die gedupeerd zijn door de kinderopvangtoeslag. De regeling
is bedoeld om bij te dragen aan een betere toekomst van deze kinderen, ongeacht waar
zij opgroeien.
Immers de gevolgen van de problemen met de kinderopvangtoeslag reiken verder dan de
levens van ouders alleen. Ook veel kinderen hebben, buiten hun schuld om, in hun dagelijks
leven de pijnlijke gevolgen ervaren. Veel van hen zijn in armoede en in een stressvolle
omgeving opgegroeid.
De tijd kunnen we niet terugdraaien voor deze ouders en hun kinderen en het leed dat
hen is aangedaan kan niet ongedaan gemaakt worden. De inzet is erop gericht om ervoor
te zorgen dat deze kinderen en ouders verder kunnen met hun leven zonder de zorgen
en problemen als gevolg van de toeslagenaffaire.
De kindregeling zal bestaan uit een financiële tegemoetkoming waarvan de hoogte is
gekoppeld aan de leeftijd van het kind, maar ook uit brede ondersteuning vanuit gemeenten
met maatwerk naar de behoefte per kind. De kindregeling is niet bedoeld om schade
of schulden te compenseren. Kinderen en jongeren hebben zelf aangegeven en geadviseerd
wat zij nodig hebben, ook als het gaat om de hoogte van de tegemoetkoming. Hun adviezen
zijn overgenomen.
Kinderen die gedupeerd zijn door het kinderopvangtoeslagschandaal en te maken hebben
(gehad) met een uithuisplaatsing voor ondersteuning terecht bij het onafhankelijk
Ondersteuningsteam. Het bieden van brede ondersteuning en de financiële tegemoetkoming
staan los van de vraag of er een causaal verband is tussen de problemen met de kinderopvangtoeslag
en de uithuisplaatsingen. Het onderzoek van de Inspectie Justitie en Veiligheid en
van de onafhankelijke onderzoekscommissie moet hier meer inzicht in bieden.
Vraag 5
Begrijpt u dat u voor elk van de uithuisgeplaatste kinderen dat slachtoffer is in
het toeslagenschandaal actie moet ondernemen voordat u een geldbedrag gaat uitkeren?
Hoe gaat u dat bewerkstelligen?
Antwoord 5
Het uitgangspunt van de kindregeling is om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk kinderen
die de gevolgen hebben ervaren van de problemen omtrent de kinderopvangtoeslag onder
deze regeling vallen. Kinderen die te maken hebben of hebben gehad met uithuisplaatsingen
vallen hier ook onder. Het kabinet spant zich ten volle in, ook voor deze groep.
De kindregeling bestaat onder meer uit een financiële tegemoetkoming bedoeld als steun
in de rug richting de toekomst. Kinderen hebben aangegeven graag eigen regie te willen
hebben over dit bedrag. Dat wil het kabinet voor zover mogelijk ook realiseren, ook
voor de kinderen die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing.3 De zeggenschap over het vermogen van minderjarigen is echter in de wet geregeld.
Voor de meeste minderjarige kinderen geldt dat hun ouders zeggenschap hebben over
hun vermogen. Als door de rechter een kinderbeschermingsmaatregel is opgelegd, is
in de meeste gevallen de ouder nog de wettelijk vertegenwoordiger van het kind. De
Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) is hiermee wettelijk verplicht om de
ouder te vragen op welk rekeningnummer het geld overgemaakt moet worden. Zodra het
rekeningnummer bekend is bij UHT vindt de toekenning ambtshalve plaats. In sommige
gevallen kan er ook sprake zijn van een gezagsbeëindigende maatregel. In dat geval
is niet meer de ouder de wettelijke vertegenwoordiger van het kind, maar een voogd.
UHT kan echter op dit moment op grond van de haar beschikbare gegevens nog geen onderscheid
maken tussen kinderen die wel of niet met een gezagsbeëindigende maatregel te maken
hebben (gehad). UHT onderzoekt daarom de mogelijkheid om toegang te krijgen tot de
gezagsgegevens uit de BRP of anders via het verkrijgen van toegang tot de gezagsgegevens
van de Raad voor de Rechtspraak, om zo de wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen
te achterhalen. Voor deze en enkele andere groepen kinderen wordt een apart team ingericht
binnen UHT om ervoor te zorgen dat er persoonlijk contact wordt gezocht en een vooraankondiging
dan wel beschikking niet voor verrassingen zorgt.
Bij meerderjarige kinderen speelt het gezagsvraagstuk niet; zij worden zelfstandig
aangeschreven. Hierbij bestaat ook geen onderscheid tussen meerderjarige kinderen
die te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing of niet.
Vraag 6
Wie krijgt de beschikking over het geldbedrag wanneer het kind onder een voogdijmaatregel
staat? Wie krijgt de beschikking over het geldbedrag wanneer het kind in de kaders
van de Ondertoezichtstelling (OTS) uithuis is geplaatst?
Antwoord 6
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 heeft in principe de ouder met gezag zeggenschap
over het vermogen van zijn of haar minderjarige kind(eren). Als door de rechter een
kinderbeschermingsmaatregel is opgelegd, zijn twee situaties mogelijk. Bij een OTS
houdt de ouder zeggenschap over het vermogen van het kind. Als een gezagsbeëindigende
maatregel is opgelegd, heeft de voogd zeggenschap over het vermogen van het kind.
Dit kan een gecertificeerde instelling of een pleegouder zijn. De ouder of voogd die
zeggenschap heeft, kan bepalen of het kind zelf beschikking over het geld krijgt.
Van ouders wordt verwacht hierbij in het belang van het minderjarige kind te handelen
en voor een voogd is dit zelfs een wettelijke opdracht.
Vraag 7
Bent u bekend met het artikel 1:276 BW waarin staat dat de ouder wiens gezag is beëindigd
het bewind over het vermogen naar de opvolger gaat? Wil dit dan zeggen dat wanneer
het kind uithuis is geplaatst en het gezag wordt beëindigd van ouders en de schadevergoeding
voor de gedupeerde kinderen onder beheer van de Gecertificeerde Instelling (GI) komt
te vallen?
Antwoord 7
Zoals ik in de beantwoording van vraag 6 heb aangegeven, heeft de voogd zeggenschap
over het vermogen van het kind wanneer een gezagsbeëindigende maatregel is opgelegd.
Dit kan bijvoorbeeld een gecertificeerde instelling, een pleegouder of een ex-partner
zijn.
Vraag 8
Bent u bekend met artikel 1:253 i BW en klopt het dat ouders die gezamenlijk zijn
belast met het ouderlijk gezag over het kind ook de ouders zijn die gezamenlijk het
bewind over het vermogen van het kind uitvoeren?
Antwoord 8
In beginsel klopt dat. Uitzonderingen zijn mogelijk op grond van artikel 1:253i lid
4 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit kan bijvoorbeeld indien een minderjarige goederen
verkrijgt uit een erfenis, waarbij in de uiterste wilsbeschikking is aangegeven dat
een ander het bewind voert over die goederen.
Vraag 9
Wie voert het bewind uit indien sprake is van een uithuisplaatsing in de kaders van
de OTS?
Antwoord 9
Bij een OTS behouden ouders het gezag over het kind en blijven de ouders ook het bewind
voeren over het vermogen van het kind. Dit is ook zo in het geval van een OTS met
uithuisplaatsing.
Vraag 10
Heeft u nagedacht hoe u gaat uitleggen aan het kind dat een schadevergoeding wordt
uitgekeerd maar dat de GI of de ouders zijn of haar schadevergoeding beheert?
Antwoord 10
Het doel is dat de tegemoetkoming die de kindregeling biedt, ten goede komt aan het
kind. In de wet is bepaald dat de ouders het gezag over hun minderjarige kinderen
hebben. Zij zijn verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging. Vanuit die verantwoordelijkheid
is het ook aan de ouders om te beoordelen wat in het belang van het kind is. In uitzonderlijke
gevallen kan het gezag zijn overgedragen aan een voogd. De ouders of voogd kunnen
het kind beschikking geven over diens eigen vermogen. Het kabinet meent dat de ouders
of voogd – en niet de overheid – het beste in staat zijn om te beoordelen of dit in
het belang van het kind is. Van ouders wordt verwacht in het belang van het minderjarige
kind te handelen en voor een voogd is dit zelfs een wettelijke opdracht.
Door dit te benadrukken in heldere communicatie gaan we er vanuit dat de tegemoetkoming
zoveel mogelijk ten goede komt aan de kinderen, al blijft ander gebruik niet volledig
te ondervangen, zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 29 oktober 20214.
Vraag 11
Hoe wordt met een situatie omgegaan wanneer er meerdere kinderen uit een gezin komen
met verschillende maatregelen?
Antwoord 11
Gezinnen kunnen te maken krijgen met verschillende jeugdbeschermingsmaatregelen en
deze kunnen verschillen per kind. In sommige gevallen houdt dat ook in dat er geen
contact is tussen ouder en kind of dat ouders van minderjarige kinderen uit het ouderlijk
gezag ontheven zijn. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 5 spant UHT zich in
om ook in die gevallen de wettelijke vertegenwoordiger/voogd te bereiken. De gedupeerde
ouders van minderjarige kinderen worden in principe generiek aangeschreven voor de
financiële tegemoetkoming op grond van de kindregeling op basis van de bij de UHT
beschikbare informatie uit de BRP. Meerderjarige kinderen worden zelfstandig aangeschreven.
Vraag 12
Welke waarborgen zijn ingebouwd zodat het geld ook echt bij het kind terecht komt?
Antwoord 12
Het uitgangspunt van het kabinet is om de regie van het kind over het te ontvangen
geldbedrag zo veel mogelijk te realiseren. Dit is ook aangegeven in genoemde brief
aan de Tweede Kamer van 29 oktober 2021 waarin de contouren van de kindregeling zijn
geschetst.5 Kinderen die zelf zeggenschap hebben over hun vermogen, omdat zij nu meerderjarig
zijn, kunnen zelf een rekeningnummer opgeven en hebben zelf beschikking over het geld.
Bij minderjarige kinderen wordt gevraagd naar het rekeningnummer van de kinderen.
Het uitgangspunt van het wetsvoorstel Wet hersteloperatie toeslagen (artikel 6.8,
derde lid) is dat de tegemoetkoming wordt uitbetaald op een rekening op naam van een
minderjarig kind. De Belastingdienst verzoekt de wettelijke vertegenwoordiger om het
juiste bankrekeningnummer binnen zes weken door te geven. Als hij hier niet op reageert,
wordt tegemoetkoming uitbetaald op een bij de Belastingdienst/Toeslagen bekende bankrekening.
De zeggenschap over het vermogen van minderjarigen is in de wet geregeld. Voor de
meeste minderjarige kinderen geldt dat hun ouders zeggenschap hebben over hun vermogen.
Ouders bepalen dus in hoeverre hun minderjarige kinderen eigen regie krijgen over
het geld. Het kabinet acht het van groot belang om uit te gaan van vertrouwen in deze
ouders. Dit betekent dat we voor die kinderen voornemens zijn om het geld over te
maken op een rekeningnummer gekozen door de ouders. Daarbij erkent het kabinet dat
niet kan worden uitgesloten dat ouders van minderjarige kinderen het geld zouden kunnen
gebruiken voor doeleinden die niet in lijn zijn met de wens of de behoeften van de
kinderen. Ook is vermenging mogelijk met vermogen van de ouders. Door middel van goede
informatie aan de ouders en kinderen is het risico hierop deels te mitigeren, maar
niet volledig te ondervangen. In het geval er sprake is van een gezagsbeëindigende
maatregel bestaat ook het risico dat het kind niet via de ouder te bereiken is, zoals
aangegeven in de beantwoording op vraag 5.
Vraag 13
Bij welke leeftijd mogen de kinderen aanspraak maken op hun schadevergoeding?
Antwoord 13
Jongeren die bij de start van de problematiek, op 1 januari 2005, financieel nog afhankelijk
waren van hun ouders (jonger dan 21), en alle kinderen die daarna nog zijn geboren
tot de start van de regeling (in 2022), vallen binnen de doelgroep en kunnen dus aanspraak
maken op de tegemoetkoming. Vanaf welke leeftijd de kinderen zelf over het geld kunnen
beschikken, wordt bepaald door hun ouder(s) of voogd. Vanaf de leeftijd van 18 jaar
kunnen de kinderen volgens de wet zelf over hun vermogen beschikken.
Vraag 14
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2022:2178)
waarin de rechtbank het landelijke Ondersteuningsteam Uithuisplaatsingen Toeslagenaffaire
en de GI ruimte geven een onderzoek te laten uitvoeren in de vorm van een verklarende
analyse door een onafhankelijk psycholoog, waarin ook gekeken wordt naar het perspectief
van de kinderen die al vanaf 2014 uithuis geplaatst zijn?
Antwoord 14
Ja.
Vraag 15
Hoe gaat u bevorderen dat alle ouders de mogelijkheid krijgen, zowel in de kaders
van de OTS als de voogdij, een verklarende analyse uit te laten voeren door een psycholoog/orthopedagoog
(onderzoek ter zakend deskundige gedragswetenschapper) waar gekeken wordt naar het
perspectief van het kind en/of terugplaatsing een reëel perspectief is zodat ouders
deze analyse eventueel kunnen gebruiken voor de motivering voor een verzoek ex artikel
1:265 D BW in de kaders van de OTS of in de kaders van de voogdij op grond van artikel
1:277 BW?
Antwoord 15
Een verklarende analyse is één van de instrumenten die het Ondersteuningsteam kan
inzetten bij de ondersteuning van gedupeerden die met een uithuisplaatsing te maken
kregen. Voor het opstellen van de verklarende analyse worden door het Ondersteuningsteam
deskundigen ingeschakeld. De verklarende analyse is een instrument waarmee in kaart
wordt gebracht hoe problemen zijn ontstaan en wat maakt dat deze in stand zijn gebleven.
Vervolgens wordt er beschreven wat er nodig is om uit de complexe situatie die er
vaak is te komen. Bij een verklarende analyse ligt de nadruk niet op de problemen
die er zijn, maar op de verklaring van deze problemen en daarmee de denkrichtingen
om uit de problemen te komen. De deskundigen die deze verklarende analyse opstellen,
zullen vooral adviezen geven over wat ouders, kinderen en opvoeders nodig hebben van
elkaar.
Op dit moment wordt de verklarende analyse op kleine schaal toegepast. Ik zie dit
als een «pilot», waarvan geleerd kan worden in welke situaties een verklarende analyse
meerwaarde heeft, wat het vraagt aan inzet en samenwerking van alle betrokkenen en
wat er voor nodig is om dit op bredere schaal toe te passen. Het Ondersteuningsteam
zal de ervaringen goed monitoren en deze ook bespreken met ketenpartners.
Door GI’s wordt afhankelijk van de gezinssituatie naast het reguliere onderzoek soms
ook een verklarende analyse ingezet. De GI’s laten de verklarende analyse door een
eigen deskundig gedragswetenschapper uitvoeren of zetten daarvoor een deskundig gedragswetenschapper
van buiten de organisatie in.
Vraag 16
Hoe gaat u bevorderen dat alle ouders van uithuisgeplaatste kinderen (drang en dwang,
toeslagenslachtoffer of niet of in het kader van de voogdij zoals in de aangehaalde
uitspraak) zo’n verklarende analyse kunnen krijgen?
Antwoord 16
Vergaande beslissingen zoals een uithuisplaatsing dienen zorgvuldig te worden onderbouwd
met deskundige analyses, waarbij niet alleen naar het kind wordt gekeken maar ook
naar het gezin en de directe omgeving.
De ervaringen die het Ondersteuningsteam en ook de GI’s opdoen met de verklarende
analyses van door hen ingeschakelde deskundigen zal ik betrekken bij mijn traject
ter verbetering van de rechtsbescherming en rechtspositie van ouders en kinderen die
met de jeugdbescherming te maken krijgen. De beschikbaarheid van deskundigen en de
financiering zijn daarbij nog randvoorwaarden die verder uitzoekwerk vragen.
Verder werk ik samen met de Staatssecretaris van VWS en de VNG aan een brede stelselvernieuwing
via het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. In dat kader is ook aandacht
voor het bealng van een «integrale gezinsanalyse». Uw Kamer wordt nog voor het debat
over het systeem van de jeugdbeschermingsketen van donderdag 15 september as. nader
geïnformeerd over de wijze waarop we een versnelling willen brengen in het Toekomstscenario.
In dat kader is ook aandacht voor het belang van een «integrale gezinsanalyse».
Vraag 17
De wet geeft nu de mogelijkheid een contra-onderzoek te verzoeken ex artikel 810 a
lid 2 Rv., kunt u aangeven hoe vaak zo’n onderzoek wordt toegewezen vanuit de rechtspraak?
Kunt u aangeven of er wachtlijsten zijn en hoe lang deze wachtlijsten zijn bij de
instanties die deze onderzoeken uitvoeren? Kunt u aangeven hoe vaak een onderzoek
wordt afgewezen onder de noemer in het belang van het kind?
Antwoord 17
Nee, ik beschik niet over cijfers over contra-onderzoeken omdat door de rechtspraak
niet wordt geregistreerd hoe vaak een verzoek van een ouder conform artikel 810a lid
2 Rv wordt toegewezen, dan wel afgewezen in het belang van het kind.
Er zijn wachttijden voor het uitvoeren van onderzoeken in familierechtelijk kader,
omdat er onvoldoende onderzoekscapaciteit beschikbaar is door een tekort aan gedragsdeskundigen
(zowel psychologen als psychiaters). Bij het Nederlands Instituut voor Forensische
Psychiatrie en Psychologie (NIFP), dat verzoeken tot contra-onderzoek bemiddelt en
coördineert voor (onder andere) familierechtelijke gedragskundige onderzoeken is een
wachtlijst. De wachttijd voor familierechtelijke zaken bij het NIFP varieert per regio
en loopt uiteen van drie maanden tot een jaar.
Vraag 18
Kunt u aangeven of op voorhand al een gedegen onderzoek wordt verricht naar de opvoedvaardigheden
van ouders alvorens wordt overgegaan tot een uithuisplaatsing? Zo ja, kunt u ook benoemen
welke instrumenten hiervoor worden gebruikt?
Antwoord 18
Kinderen hebben het recht om gezond en veilig op te kunnen groeien. Het heeft daarbij
de voorkeur dat een kind opgroeit in het eigen gezin maar soms lukt dat helaas niet.
Een gedwongen uithuisplaatsing kan alleen worden uitgesproken als ook sprake is van
Ondertoezichtstelling (OTS). De Raad voor de Kinderbescherming doet voor een OTS eerst
onderzoek naar de gezinssituatie om te bezien of en welke maatregelen voor het kind
nodig en passend zijn. Dit kan alleen een OTS maar ook een OTS met uithuisplaatsing
zijn. De kinderrechter beslist uiteindelijk of een maatregel passend is.
Als alleen sprake is van een OTS dan kan de GI later alsnog verzoeken om een uithuisplaatsing.
Een jeugdprofessional kijkt altijd naar mogelijkheden om de problemen thuis te verminderen
of op te lossen. Bijvoorbeeld door de inzet van intensieve behandeling thuis, of hulp
vanuit het eigen netwerk en de familie. De jeugdbeschermer heeft mogelijkheden om
afhankelijk van de gezinssituatie onderzoek in te zetten en interventies (denk aan
Video observaties thuis of opname van het gezin ter observatie) en instrumenten (zoals
vragenlijsten om de veiligheidssituatie en risico’s voor het kind te taxeren) toe
te passen. De jeugdbeschermer kan op basis van de uitkomsten van de onderzoeken en
veiligheid- en risicotaxatie beslissen om een uithuisplaatsing aan te vragen vanwege
onveiligheid van het kind of ernstig ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter beslist
of een uithuisplaatsing passend is.
Het voorkomen van uithuisplaatsingen is altijd de inzet van professionals betrokken
bij een gezin. Dat laat onverlet dat er situaties denkbaar zijn waarbij het voor de
veiligheid van de kinderen geboden is dat zij alsnog via een uitspraak van de rechtbank,
al dan niet met instemming van ouders, uit huis geplaatst worden.
Vraag 19
Bent u het met mij eens dat voor elke ouder en kind een verklarende analyse helpend
kan zijn om uithuisplaatsingen te voorkomen?
Antwoord 19
Goede, systeemgerichte analyses zijn essentieel om te komen tot inzet van de juiste
hulp en ondersteuning aan gezinnen. Ook voorafgaand aan het nemen van beslissingen
over de inzet van kinderbeschermingsmaatregelen is gedegen onderzoek van belang. Zie
ook mijn antwoord op vraag 15 en 16 waarin ik heb geschetst dat door het Ondersteuningsteam
– en ook door GI’s – verklarende analyses op kleine schaal worden ingezet en op deze
manier meer kan worden geleerd over de meerwaarde en de toepassing van verklarende
analyses. Of een verklarende analyse voor élke ouder en kind kan helpen om een uithuisplaatsing
te voorkomen kan op dit moment niet worden vastgesteld.
Vraag 20
Hoe kijkt u aan tegen het mogelijk ervaren spanningsveld van een kind dat «in zorg»
is, en dus een indicatie met financiële bijdrage heeft, versus een herstelde ouder-kind
relatie waarbij geen indicatie, en dus ook geen financiële bijdrage, meer nodig is?
Antwoord 20
Ik begrijp niet goed waar u op doelt, dus ik kan uw vraag helaas niet beantwoorden.
Vraag 21
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 21
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.