Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sneller en Van Ginneken over de hoorplicht bij beroepen tegen verkeersboetes
Vragen van de leden Sneller en Van Ginneken (D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over het bericht «OM schendt hoorplicht burgers bij beroep tegen verkeersboetes» (ingezonden 28 juni 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 13 september 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2021–2022, nr. 3594.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «OM schendt hoorplicht burgers bij beroep tegen verkeersboetes»?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van het feit dat het Openbaar Ministerie (OM) jarenlang bezwaarmakers
van verkeersboetes niet heeft gehoord terwijl zij daar wel recht op hebben op grond
van de Algemene wet bestuursrecht?
Antwoord 2
Mijn departement is in de zomer van vorig jaar op de hoogte gesteld door het Openbaar
Ministerie (hierna: OM) dat het OM in de administratieve beroepsprocedure tegen opgelegde
verkeersboetes op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
(hierna: Wahv) het recht om gehoord te worden niet actief onder de aandacht heeft
gebracht bij betrokkenen. De verplichting om dat te doen vloeit voort uit de Algemene
wet bestuursrecht (Awb). Uiteraard moet ook het OM zich houden aan de plichten die
het heeft. Het OM meldt dat betrokkenen die zelf hebben aangegeven gehoord te willen
worden, ook daadwerkelijk zijn gehoord.
Het OM heeft kenbaar gemaakt verschillende pogingen te hebben ondernomen om volledige
invulling te geven aan deze plicht. Het OM geeft echter aan dat wanneer zij alle betrokkenen
actief zou wijzen op het recht om te worden gehoord dit een zware last legt op de
huidige capaciteit van het OM. Vanaf het moment dat dit bij mijn departement bekend
was, hebben er verschillende ambtelijke overleggen met het OM plaatsgevonden om te
zorgen dat het OM wel invulling gaat geven aan de hoorplicht. Gekeken wordt bijvoorbeeld
naar de mogelijkheid om meer telefonisch, digitaal of schriftelijk te horen. Verder
onderzoekt het OM in het kader van de burgergerichte beroepsprocedure hoe het proces
voor het indienen van administratief beroep kan worden geoptimaliseerd. De wijze waarop
het recht om gehoord te worden actief onder de aandacht kan worden gebracht bij betrokkenen
is hier onderdeel van.
Vraag 3
Kunt u verklaren waarom het OM bezwaren als «kennelijk ongegrond» bleef afdoen in
maar liefst 90% van de gevallen in 2021 zonder onderzoek te doen naar de kans van
slagen van het verweer, ondanks dat uit jurisprudentie van het gerechtshof blijkt
dat op geen enkel inhoudelijk bezwaar tegen een boete zo’n afwijzing mag volgen?
Antwoord 3
Het artikel waarnaar u verwijst, stelt dat het OM in 2021 in ongeveer 90 procent van
de gevallen waarin het betrokkene niet hoort, heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk
ongegrond is. Dat is niet juist. Uit cijfers van het OM blijkt dat in 2021 in slechts
1,9% van de 249.122 beroepszaken het beroep kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk
is verklaard.
Vraag 4
Kunt u verklaren waarom het OM sinds 2017 is gestopt met het actief communiceren in
boetebrieven aan burgers dat ze recht hebben om gehoord te worden, zoals het OM wettelijk
verplicht is?
Antwoord 4
De boetebeschikking op basis van de Wahv is in 2017 in overleg met het OM aangepast
door het Centraal Justitieel Incassobureau met het oog op begrijpelijkheid en overzichtelijkheid
van de beschikking. Daarbij is een aantal passages in de beschikking komen te vervallen,
waaronder de tekst ten aanzien van het recht om gehoord te worden. Bij aanpassing
van de beschikking, is bekeken of de tekst elders in de beroepsprocedure terug kon
komen. Onder andere is geprobeerd om dit via het Digitaal Loket Verkeer van het OM
onder de aandacht te brengen. Via het loket zijn betrokkenen gedurende een korte periode
in 2020 weer actief gewezen op hun recht te worden gehoord. Dit leidde echter volgens
het OM tot een dermate groot aantal verzoeken tot horen, dat het OM met de huidige
capaciteit niet al die verzoeken in behandeling kon nemen. Daarop heeft het OM besloten
om de tekst op het Digitaal Loket te verwijderen.
Voorop staat dat het OM zich aan haar wettelijke verplichting moet houden. Zoals gemeld
in de beantwoording van vraag 2, onderzoekt het OM op dit moment hoe het recht om
gehoord te worden weer actief onder de aandacht kan worden gebracht bij betrokkenen.
Ik zal ook zelf hierover in gesprek gaan met het College van Procureurs-Generaal.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het feit dat bezwaarmakers van verkeersboetes alleen worden gehoord
door het OM als ze zich door een professioneel gemachtigde laten vertegenwoordigen,
in het licht van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid?
Antwoord 5
In elke beroepszaak waarin wordt verzocht om te worden gehoord, wordt dit verzoek
door de officier van justitie beoordeeld aan de hand van de daarvoor geldende regels
in de Awb. Bij deze beoordeling wordt geen onderscheid gemaakt tussen zaken waarin
betrokkene wordt vertegenwoordigd door een professioneel gemachtigde en waarin betrokkene
zelf beroep instelt.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u het stelselmatig overtreden van de wet door het OM in het kader van
de hoorplicht bij verkeersboetes in het licht van de rechtsbescherming voor burgers
en het legaliteitsbeginsel?
Antwoord 6
Uiteraard moet het OM zich houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet
en het recht om gehoord te worden proactief onder de aandacht brengen bij betrokkenen.
Samen met het OM wordt bezien hoe hier het beste invulling aan kan worden gegeven.
Vraag 7
Welke stappen onderneemt u om te zorgen dat in de toekomst bezwaarmakers van verkeersboetes
wel worden gehoord zodat hun rechten door het OM niet meer geschonden worden?
Antwoord 7
Zie antwoord vraag 2.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de rechtsbescherming voor burgers bij verkeersboetes, nu niet alleen
stelselmatig de hoorplicht in de bezwaarfase door het OM wordt geschonden, maar ook
het in beroep gaan lastiger wordt gemaakt doordat de appelgrens in de Wet administratiefrechtelijke
handhaving verkeersvoorschriften zal worden verhoogd van 70 naar 110 euro?2
Antwoord 8
Deze verhoging is onderdeel van de Verzamelwet Justitie en Veiligheid 2022, die onlangs
(op 12 juli 2022) door de Eerste Kamer is aangenomen (Kamerstukken 36 003). De voorgestelde verhoging van de appelgrens volgt uit de jaarlijkse indexering
van boetebedragen in de Wahv. Deze boetebedragen worden elk jaar geïndexeerd, terwijl
de appelgrens in de afgelopen 20 jaar gelijk is gebleven. Als gevolg hiervan staat
er inmiddels hoger beroep open voor veel zaken van gering (financieel) belang. Met
de verhoging van de appelgrens worden deze zaken van gering (financieel) belang weer
van hoger beroep uitgesloten. De hoogte van de appelgrens wordt daarmee in lijn gebracht
met de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever. Er is dan ook geen sprake van een
inhoudelijke beleidskeuze die een verslechtering van de rechtsbescherming van burgers
tot gevolg heeft.
Vraag 9
Op welke wijze is controle op het OM in onderhavige casus vormgegeven en welke instanties
zijn hier mee belast? Kunt u tevens toelichten hoe dit stelsel van checks and balances
naar uw mening heeft gefunctioneerd in dit geval?
Antwoord 9
Verschillende instanties houden toezicht op het OM. Zo ziet de rechter in individuele
zaken toe of het OM goed de regels naleeft. Dat is ook in het geval van de hoorplicht
gebeurd. Daarnaast zijn er nog diverse andere instanties die toezien op het functioneren
van het OM, zoals de procureur-generaal bij de Hoge Raad (die thematische onderzoeken
uitvoert naar de vraag of het OM bij de uitoefening van zijn taak de wettelijke voorschriften
naar behoren handhaaft of uitvoert) en de Nationale ombudsman die op basis van een
klacht een onderzoek kan instellen. In onderhavige casus is mijn departement op de
hoogte gesteld over het niet actief onder de aandacht brengen van het recht om te
worden gehoord. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 wordt op dit moment met
het OM bezien op welke wijze het OM gaat voldoen aan deze wettelijke verplichting.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.