Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellian over ongecontroleerd contact tijdens zittingsdagen door Ridouan Taghi
Vragen van het lid Ellian (VVD) aan de Minister voor Rechtsbescherming over ongecontroleerd contact tijdens zittingsdagen door Ridouan Taghi (ingezonden 19 juli 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Justitie
en Veiligheid (ontvangen 6 september 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 3654.
Vraag 1
Bent u bekend met de «Veel gestelde vragen & antwoorden m.b.t. Ridouan T., EBI en
advocaten» op de website van het Openbaar Ministerie?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat Ridouan T. op zittingsdagen mogelijk ongecontroleerd contact
kan hebben met medeverdachten?
Antwoord 2
Ik heb daar als Minister geen rol in en doe dan ook geen uitspraken over een individuele
rechtszaak. De rechtbank is verantwoordelijk voor een ordentelijke gang van zaken
tijdens een terechtzitting. De Raad voor de rechtspraak heeft mij laten weten dat
er in de betreffende rechtszaak te allen tijde toezicht is op verdachten en dat er
diverse maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat er tijdens zittingsdagen ongecontroleerd
contact tussen verdachten plaatsvindt. Het OM heeft naar aanleiding van een incident
op meerdere momenten haar zorgen geuit naar de rechtbank over de mogelijkheid tot
contact, zowel verbaal als non-verbaal, tussen verdachten op zittingsdagen in het
Marengo-proces. De Raad voor de rechtspraak heeft mij voorts laten weten dat er één
incident bekend is op een van de eerste inhoudelijke zittingsdagen in maart 2021,
waarop verdachten naar elkaar hebben geschreeuwd in het cellengebied. Na dit incident
zijn de maatregelen geïntensiveerd om te voorkomen dat verdachten contact met elkaar
hebben. De precieze inhoud van het pakket veiligheidsmaatregelen kan vanwege veiligheidsbelangen
niet worden gespecificeerd.
Vraag 3
Op welke wijze kan dit contact plaatsvinden?
Antwoord 3
De Raad voor de rechtspraak heeft mij bericht geen aanwijzingen te hebben dat er ongecontroleerd
contact plaatsvindt tijdens zittingsdagen. Zoals gesteld in het antwoord op vraag
2 zijn er maatregelen getroffen om dit te voorkomen.
Vraag 4
Waarom is naar aanleiding van deze signalen, geen actie ondernomen?
Antwoord 4
De rechtbank heeft zoals gezegd maatregelen getroffen om te voorkomen dat er ongecontroleerd
contact plaatsvindt tussen verdachten tijdens zittingsdagen. Pogingen tot verbale
en non-verbale communicatie tussen verdachten worden direct door de beveiliging beëindigd.
Er is permanent toezicht op de verdachten, zowel tijdens de zitting als tijdens de
schorsing.
Vraag 5
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat Ridouan T., maar ook andere verdachten in
het Marengo-proces, geen contact met elkaar kunnen hebben tijdens zittingsdagen?
Antwoord 5
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 2 is de rechtbank verantwoordelijk voor een
ordentelijke gang van zaken tijdens een terechtzitting. Ik heb daar als Minister geen
rol in en doe dan ook geen uitspraken over een individuele rechtszaak. Om te voorkomen
dat verdachten tijdens zittingsdagen ongecontroleerd contact hebben met medeverdachten
heeft de rechtbank Amsterdam veiligheidsmaatregelen getroffen en is er permanent toezicht
op de verdachten, zowel tijdens zitting als schorsing.
Vraag 6
Deelt u de mening, dat elk contact tussen Ridouan T. en medeverdachten, potentieel
zeer gevaarlijk kan zijn? Zo ja/nee, waarom?
Antwoord 6
Ik deel deze mening. De impact van de georganiseerde criminaliteit op ons land is
groot. Intimidaties, bedreigingen, geweld en liquidaties zetten continu spanning op
het handhaven van de kernwaarden van onze rechtsstaat, zowel in de fase waarin verdachten
worden berecht als in de fase waarin daders hun straf uitzitten.2 Het is dan ook van groot belang dat contact tussen verdachten van deze categorie
te allen tijde wordt voorkomen.
Vraag 7
In hoeverre beschouwt u het verhinderen van ongecontroleerd contact tussen verdachten,
en zeker EBI-gedetineerde verdachten, op zittingsdagen als onderdeel van het beleid
om voortgezet crimineel handelen tijdens detentie te voorkomen?
Antwoord 7
Om netwerkvorming en crimineel handelen tijdens detentie en berechting zoveel mogelijk
te voorkomen dient de buitencategorie gedetineerden, de «zware criminelen», op een
andere wijze te worden gedetineerd en berecht dan reguliere gevangenen. Naast de reeds
genoemde maatregelen die worden getroffen om contact tussen verdachten te voorkomen,
vraagt dit om fysieke voorzieningen bij zowel de gerechten als de justitiële inrichtingen.
Daarom wordt ingezet op de realisatie van in totaal vier justitiële complexen (in
Lelystad, Schiphol, Vlissingen en Vught) waar detentie en berechting samengaan. Door
het combineren van een gevangenis en een zittingslocatie in een hoogbeveiligde omgeving
kan een deel van de vluchtgevaarlijke gedetineerden in één veilige omgeving worden
gedetineerd en berecht. Dat verkleint ook het risico op ontvluchting tijdens het vervoer.
Daarnaast komen er naast Vught een tweede Extra Beveiligde Inrichting (EBI) en verschillende
inrichtingen met een Afdeling met Intensief toezicht (AIT). Daarmee ontstaat een dekkend
netwerk van hoogbeveiligde voorzieningen van detentie. Zie daarover ook de brief die
op 13 juni jl. die aan uw Kamer is gestuurd.3
Vraag 8
Waarom maakt u, zoals de aangenomen motie Ellian/Palland4 verzoekt, niet tot wettelijk uitgangspunt dat het onderzoek ter terechtzitting bij
een EBI-gedetineerde verdachte via videoverbinding zal plaatsvinden, tenzij er zwaarwegende
redenen zijn de gedetineerde verdachte fysiek aanwezig te laten zijn?
Antwoord 8
De motie Ellian/Palland roept op om indien nodig dit wettelijke uitgangspunt ten aanzien
van het onderzoek ter terechtzitting voor EBI-gedetineerden te verlaten. Zoals aangegeven
in mijn brief van 22 juni 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 29 911, nr, 353) heb ik het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) verzocht onderzoek
te doen naar (werkzame) elementen uit het 41-bis regime die een aanvulling zouden
kunnen vormen op het bestaande EBI-regime en naar de voorwaarden waaronder die elementen
in de Nederlandse wet- en regelgeving zouden kunnen worden ingevoerd. Tot die elementen
behoort de omkering van het bedoelde uitgangspunt. Aan de hand van de resultaten van
het onderzoek wil ik komen tot een integraal en solide pakket aan maatregelen en indien
nodig wetgeving hierop aanpassen. Ik verwacht de resultaten van het onderzoek van
het WODC medio volgend jaar. Wanneer het wenselijk is om de Penitentiaire beginselenwet
eerder aan te passen zal ik dat doen.
De Minister van Justitie en Veiligheid en ik nemen intussen een groot aantal maatregelen
om het voortgezet crimineel handelen tijdens de rechtsgang tegen te gaan. Zo wordt
het vervoer van gedetineerde verdachten met ernstige veiligheidsrisico’s teruggedrongen,
wordt ingezet op de realisatie van in totaal vier justitiële complexen (Lelystad,
Schiphol, Vlissingen en Vught) waarin detentie en berechting samengaan, en worden
extra digitale voorzieningen gerealiseerd om de toepassing van videoconferentie uit
te breiden. Het Besluit videoconferentie wordt aangepast zodat daarin uitdrukkelijk
is bepaald dat de rechter, ook zonder instemming van de verdachte of diens raadsman,
kan beslissen om videoconferentie toe te passen indien sprake is van ernstige veiligheidsrisico’s
tijdens het vervoer van en naar de zitting. De betreffende wijziging van het Besluit
videoconferentie wordt naar verwachting na de zomer van 2022 ter advies aan de Raad
van State voorgelegd.
Bij de inzet van videoconferentie zijn verschillende rechtsbeginselen en rechten van
verdachten aan de orde, waaronder het aanwezigheidsrecht van verdachten dat inhoudt
dat een verdachte het recht heeft om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Het
fysieke aanwezigheidsrecht van de verdachte is het uitgangspunt en ook na aanpassing
van het Besluit videoconferentie is het aan de rechter om te bepalen of verdachten
via videoconferentie moeten worden gehoord. Het belang van een verdachte bij fysieke
deelname aan de zitting neemt toe naarmate de ondervraging belangrijker en de tenlastelegging
serieuzer is. Om die reden vergt de toepassing van videoconferentie om een zorgvuldige
afweging door de rechter van alle betrokken belangen, en weegt deze afweging zwaarder
indien met de inzet van videoconferentie voorbij wordt gegaan aan het instemmingsrecht
van verdachten. Hierbij moet het gaan om uitzonderlijke situaties, waarin de berechting
met toepassing van videoconferentie een legitiem doel dient. Te denken valt bijvoorbeeld
aan de beveiliging van de zitting of het vermijden van vervoer van verdachten met
een hoog ontsnappingsrisico of de bescherming van de rechten van slachtoffers of getuigen.
Ik verwijs in dit verband ook naar mijn brief van 11 april 20225 waarin ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, onder andere mijn
reactie heb gegeven op het onderzoeksrapport «De verdachte in beeld» dat ziet op het
gebruik van videoconferentie in het strafproces.
Vraag 9
Kunt u elk van deze vragen afzonderlijk beantwoorden en uiterlijk vóór de eerstvolgende
zittingsdag in het Marengo-proces?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.