Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over de nieuwe scenarioset in de pensioenwet, waarop zeer veel besluiten gebaseerd zijn, maar die nog steeds niet gepubliceerd is
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over de nieuwe scenarioset in de pensioenwet, waarop zeer veel besluiten gebaseerd zijn, maar die nog steeds niet gepubliceerd is (ingezonden 22 augustus 2022).
Antwoord van Minister Schouten (Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen) (ontvangen
            6 september 2022).
         
Vraag 1
            
Herinnert u zich dat op 2 februari 2022 het besluit benoemingen commissie parameters
               genomen heeft en daarmee voor de periode tot en met 31 augustus 2022 een commissie
               benoemd heeft die twee types scenariosets voor het nieuwe pensioenstelsel moet opleveren,
               namelijk P-scenario’s en Q-scenario’s? Herinnert u zich dat u het advies graag op
               3 juni wilde ontvangen?1
Antwoord 1
            
Ja. De commissie Parameters is gevraagd om met het oog op het nieuwe pensioenstelsel
               en de transitie daarnaartoe, een oordeel uit te brengen over zowel economische als
               risico-neutrale scenario’s. De zogenaamde economische scenario’s worden ook wel de
               P-scenario’s genoemd. Deze scenario’s kennen in het huidige stelsel reeds belangrijke
               toepassingen. De risico-neutrale scenario’s worden ook wel Q-scenario’s genoemd. Deze
               zijn nieuw en kennen straks toepassingen met betrekking tot de transitie naar het
               nieuwe stelsel. De commissie is ook gevraagd om te bezien of er, met het oog op het
               nieuwe pensioenstelsel, aanleiding is om het advies uit 2019 over de parameters, zoals
               maximale rendementsverwachtingen, en de UFR-methode aan te passen.2 Deze zijn ook in het huidige stelsel van belang.
            
In de vragen die het lid Omtzigt stelt worden een aantal termen door elkaar gebruikt,
               bijvoorbeeld «nieuwe parameters» en «P-scenario’s». Voor de volledigheid wordt hier
               opgemerkt dat in alle gevallen is aangenomen dat het lid Omtzigt doelt op het geheel
               van het advies van de commissie Parameters.
            
Vraag 2
            
Herinnert u zich dat u expliciet aangaf dat deze P-scenario’s in het nieuwe stelsel
               veel belangrijker zijn dan in het oude stelsel, toen u schreef: «Deze P-scenario’s
               worden in het huidige pensioenstelsel gebruikt voor communicatie richting de deelnemers
               van de (te verwachten) pensioenuitkeringen in verschillende scenario’s en bij de haalbaarheidstoets.
               In het nieuwe pensioenstelsel zijn deze P-scenario’s voor meer wettelijke toepassingen
               noodzakelijk. Naast bovengenoemde toepassingen worden de P-scenario’s gebruikt voor
               de bepaling van de fiscale premiegrens, voor het in beeld brengen van de balans tussen
               de doelstelling en de premie en voor het vaststellen van de risicohouding van de deelnemers
               en het toetsen van de aansluiting van het beleggingsbeleid en de toedeelregels op
               de vastgestelde risicohouding.»?
            
Antwoord 2
            
In de geciteerde tekst heb ik aangegeven dat de economische scenario’s (de zogenoemde
               P-scenario’s) meer toepassingen krijgen in het nieuwe stelsel. In het huidige stelsel
               hebben zij al een belangrijke rol, namelijk in de communicatie richting deelnemers
               over te verwachte pensioenuitkeringen in verschillende scenario’s. Daarnaast wordt
               de P-scenario’s gebruikt voor de haalbaarheidstoets die pensioenfondsen in het huidige
               stelsel jaarlijks moeten uitvoeren. Naast deze toepassingen krijgt de P-scenario’s
               in het nieuwe stelsel de genoemde aanvullende toepassingen (zie ook een uitgebreidere
               toelichting in antwoord op vraag3. Ik heb niet aangegeven dat de P-scenario’s in het nieuwe stelsel veel belangrijker
               zal zijn dan in het oude stelsel, enkel dat deze meer toepassingen zal kennen.
            
Vraag 3
            
Herinnert u zich dat u ook opdracht gaf om Q-scenarios te ontwikkelen, toen u schreef:
               «Tevens zijn voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel risico-neutrale economische
               scenario’s nodig, de zogenoemde Q-scenario’s. Deze Q-scenario’s zijn nodig voor het
               berekenen van netto profijt effecten en voor het invaren van opgebouwde pensioenaanspraken
               en -rechten met de value-based ALM methode.»?
            
Antwoord 3
            
Ja.
Vraag 4
            
Bent u voornemens het mandaat van de commissie op 31 augustus te laten vervallen of
               gaat u het mandaat verlengen? Zo ja, tot wanneer wilt u het mandaat verlengen?
            
Antwoord 4
            
De commissie heeft mij medegedeeld dat zij meer tijd nodig heeft voor het onderzoek
               dan voorzien in het Besluit benoemingen commissie Parameters.4 De commissie geeft aan dat zij het haalbaar acht om in het vierde kwartaal van 2022
               een advies uit te brengen. Ik heb in dat kader het mandaat reeds verlengd tot 30 november
               2022.5
Vraag 5
            
Bent u ervan op de hoogte dan de huidige scenariosets totaal achterhaald zijn en dat
               zij voorzien in een inflatie die in geen van de scenario’s ooit boven de 6% uitkomt
               bijvoorbeeld?
            
Antwoord 5
            
Zoals ik eerder heb aangegeven in de beantwoording van uw vragen over inflatie6, ben ik me ervan bewust dat in de huidige economische scenario’s waar de pensioenuitvoerders
               mee moeten rekenen in geen van de scenario’s de verwachte inflatie boven de 6% uitkomt.
               De scenarioset wordt door onafhankelijke deskundigen geadviseerd en bevat op dat moment
               de meest actuele inzichten. Tegelijkertijd is er ook geen scenarioset denkbaar die
               de toekomst echt kan voorspellen, het zal altijd een momentopname betreffen waar bepaalde
               mate van onzekerheid inherent aan is. De wet eist daarom dat uiterlijk elke vijf jaar
               de parameters en scenario’s opnieuw worden getoetst.
            
Vraag 6
            
Wat is volgens u het maximum dat de inflatie zou kunnen bereiken de komende drie jaar?
Antwoord 6
            
Niemand weet wat de maximale inflatie de komende drie jaar kan bereiken, dat hangt
               af van een veelheid van economische en politieke factoren, die zich niet altijd laten
               voorspellen. Het CPB geeft in het meest recente cMEV aan dat zij voor volgend jaar
               een inflatie verwachten van 4,3%. De ECB heeft daarnaast aangegeven dat zij zal blijven
               bijsturen tot de inflatie weer onder controle is (op het middellange termijn doel
               van 2%). De commissie Parameters buigt zich momenteel over de parameters en economische
               scenario’s die bij een aantal wettelijke toepassingen gehanteerd moeten worden. Hiermee
               zal ook inzage worden geboden in wat de (maximale) verwachting is volgens die nieuwe
               scenario’s voor de parameter prijsinflatie. Ook daarvoor geldt dat de werkelijkheid
               weerbarstiger kan blijken dan op dit moment wordt verwacht, niemand kan immers de
               toekomst voorspellen. De wet eist daarom dat minimaal elke vijf jaar de parameters
               en economische scenario’s opnieuw worden beoordeeld door een onafhankelijke commissie.
            
Vraag 7
            
Klopt het dus dat de scenarioset gebruikt worden voor minstens 8 wettelijke toepassingen,
               namelijk7:
            
1: communicatie van de verwachte pensioenuitkeringen in scenario’s: om deelnemers een beeld te geven van het te verwachten pensioen wordt dit berekend
                     in drie scenario’s: een optimistisch, verwacht en pessimistisch scenario. Voor deze
                     informatie is een berekening op basis van de uniforme scenario set voorgeschreven;
                  
2: de fiscale premiegrens: de fiscale premiegrens wordt bepaald met behulp van de scenario set. Hiertoe wordt
                     het verwachte meetkundig gemiddelde reële rendement over de periode die de scenario’s
                     beschrijven berekend. Op basis van dit gemiddeld reële rendement wordt de fiscale
                     premiegrens vastgesteld, zodanig dat ten hoogste een pensioenambitie van 75% middelloon
                     in 40 opbouwjaren fiscaal wordt gefaciliteerd;
                  
3: de balans tussen doelstelling en premie: De scenario set speelt een rol bij het bepalen van de balans tussen pensioendoelstelling
                     en de premie. Het pensioenfonds moet sociale partners, op basis van de voorgeschreven
                     scenario set, informeren over de kans dat de door sociale partners beoogde pensioendoelstelling
                     met de door sociale partners gewenste premie wordt behaald;
                  
4: het toetsen en vaststellen van de risicohouding: bij zowel de vaststelling van de risicohouding (hoeveel risico deelnemers kunnen
                     en willen dragen om de doelstelling te behalen) als de toetsing of het beleggingsbeleid
                     binnen de risicohouding past, is een berekening op basis van de economische scenario
                     set voorgeschreven;
                  
5: het berekenen van de inclusieve marktwaarden ten behoeve van invaren met de VBA methode
                        (risico-neutrale scenario’s): bij de VBA invaar methode moeten berekeningen gemaakt worden op basis van de (risiconeutrale
                     variant van de) scenario set. Hiermee berekenen pensioenuitvoerders de inclusieve
                     marktwaarde van pensioen in een uitkeringsovereenkomst: de waarde van opgebouwde aanspraken
                     en rechten inclusief eventuele toekomstige toeslagen en kortingen. Dit is de waarde
                     die minimaal meegegeven moet worden aan alle leeftijdscohorten en deelnemersgroepen
                     bij invaren. De uitkomsten zijn erg gevoelig voor aannames in de scenarioset;
                  
6: verandering in netto profijt (risico-neutrale scenario’s): het netto profijt is het verschil tussen de marktwaarde van de toekomstige pensioenuitkeringen
                     (zowel op basis van bestaande als toekomstige opbouw) en de marktwaarde van de toekomstige
                     premie-inleg. De verandering in netto-profijt wordt gebruikt om herverdelingseffecten
                     (tussen deelnemersgroepen) die optreden door de transitie in kaart te brengen. Dit
                     gebeurt door het netto profijt van de situatie dat er overgestapt wordt naar een nieuwe
                     pensioenregeling (inclusief het afschaffen van de doorsneesystematiek en eventuele
                     compensatie) af te zetten tegen het netto profijt van de situatie dat de huidige pensioenregeling
                     ongewijzigd wordt voortgezet onder het huidig financiële toetsingskader. Het wetsvoorstel
                     vereist dat deze effecten inzichtelijk gemaakt worden ten behoeve van de besluitvorming
                     over de transitie. Netto profijt wordt net als de inclusieve marktwaarde berekend
                     met behulp van value-based ALM berekeningen, daarom zijn ook voor deze berekeningen
                     risico-neutrale scenario sets nodig;
                  
7: haalbaarheidstoets: pensioenfondsen met uitkeringsovereenkomsten (bijvoorbeeld gesloten fondsen, of
                     pensioenfondsen met een flexibele premieregeling met een vaste uitkering in de uitkeringsfase)
                     maken een aanvangshaalbaarheidstoets en daarna jaarlijks een «jaarlijkse haalbaarheidstoets»
                     om te toetsen of het beleid nog binnen de afgesproken ondergrenzen voor de risicohouding
                     valt. Deze haalbaarheidstoets berekening gebeurt ook op de scenario set;
                  
8: keuze tussen een vaste en variabele uitkering via standaardmodel: In de verbeterde premieregeling en straks de flexibele premieregeling hebben deelnemers
                     een keuze tussen een vaste en een variabele uitkering. Om de keuze tussen een vaste
                     en variabele uitkering te maken, krijgen deelnemers een standaardmodel8 voorgelegd. Hiertoe worden ook op basis van de scenario set het verwachte pensioen,
                     pensioen in slecht weer en in goed weer over een horizon van 20 jaar getoond en de
                     volatiliteit van de uitkering van jaar op jaar berekend voor de «schommelingenmeter»?
                  
Antwoord 7
            
De toepassingen die de economische scenariosets en de risico-neutrale scenariosets
               kennen in de transitie en in het nieuwe stelsel zijn al aangekondigd bij de internetconsultatie
               van het wetsvoorstel toekomst pensioenen. De voorgestelde toepassingen zijn sindsdien
               niet meer gewijzigd.
            
De economische scenariosets kennen de volgende toepassingen, waarbij geldt dat de
               laatste twee toepassingen ook in het huidige stelsel reeds gelden:
            
Voor de balans tussen de premie en de pensioendoelstelling. Dit is een nieuwe toepassing
               die wettelijk wordt vereist voor de solidaire premieregeling. De pensioenuitvoerder
               berekent de kans dat met de premie de beoogde pensioendoelstelling wordt behaald.
               Deze berekening wordt bij de opdrachtaanvaarding en periodiek, uiterlijk iedere vijf
               jaar, gedaan aan de hand van een uniforme scenario-analyse.
            
Voor het vaststellen van de risicohouding en het toetsen van de risicohouding aan
               het beleggingsbeleid. Het gaat hierbij om het toetsen of het beleggingsbeleid past
               bij de vastgestelde risicohoudingen in de nieuwe pensioencontracten. Dit is een nieuwe
               toepassing die vanaf de werking van een nieuw pensioencontract dient te gelden (dus
               na het invaren).
            
Voor de fiscale premiegrens. De premiegrens is in beginsel gedurende de compensatieperiode
               tot 2037 vastgezet; alleen bij een aanpassing van meer dan 5%-punt als gevolg van
               wijzigende rendementsverwachtingen zal de premiegrens in deze periode worden aangepast.
            
Voor de communicatie van de verwachte pensioenuitkeringen in scenario’s aan deelnemers
               (dit is ook van toepassing in het huidige pensioenstelsel). De door de vraagsteller
               genoemde toepassing voor de keuze tussen een vaste en variabele uitkering valt onder
               deze toepassing en is op zichzelf geen aparte toepassing, dit wordt reeds toegepast
               bij de voorloper van de flexibele premieregeling (de verbeterde premieregeling).
            
Voor de haalbaarheidstoets. Zoals in de vraag aangegeven blijft dit alleen van toepassing
               voor pensioenaanspraken die niet worden ingevaren naar het nieuwe stelsel.
            
De risico-neutrale scenario’s worden enkel toegepast tijdens de transitie en zijn
               benodigd voor het inzichtelijk maken van (wettelijk voorgeschreven) netto profijteffecten
               en voor het invaren met de vba-methode. Het is aan het pensioenfonds om te bepalen
               welke rekenmethode wordt gehanteerd bij het omzetten van pensioenaanspraken naar pensioenvermogens.
            
Vraag 8
            
Bent u ervan op de hoogte dat relatief kleine veranderingen in de parameters kunnen
               leiden tot enorme wijzigingen in al deze processen en bijvoorbeeld tot een totaal
               andere herverdeling van de beschikbare pensioengelden?
            
Antwoord 8
            
Voor de toepassingen zoals genoemd in het antwoord op vraag 7 kan het advies van de
               commissie Parameters invloed hebben. Tegelijkertijd merk ik op dat die invloed daarop,
               geen invloed heeft op het voorgesteld wettelijk kader. Ik licht dit toe.
            
De uitkomst van het advies van de commissie Parameters heeft bijvoorbeeld consequenties
               voor met welke premie welke pensioendoelstelling gehaald zou kunnen worden. Voor sociale
               partners is dit belangrijke informatie. Zodra dit bekend is, en het wettelijk kader
               vastgesteld is, kunnen zij afspraken maken over de beoogde premie en pensioendoelstelling.
               De uitkomst van het advies kan er bijvoorbeeld toe leiden dat voor een bepaalde pensioendoelstelling
               een andere premie benodigd is, dit kan zowel hoger als lager liggen dan de huidige
               scenariosets berekenen. Dit heeft echter geen impact op het voorgestelde wettelijk
               kader. Het wettelijk kader schrijft aan sociale partners niet voor welke minimumpremie
               of doelstelling voorgeschreven wordt. Dit is een arbeidsvoorwaardelijke aangelegenheid.
            
Voor het vaststellen van de risicohouding en het toetsen van de risicohouding aan
               het beleggingsbeleid zijn, zijn de P-scenario’s benodigd. Tegelijkertijd wordt wettelijk
               niet voorgeschreven welke risicohouding vereist is of welk beleggingsbeleid gevoerd
               moet worden. In het wetsvoorstel toekomst pensioenen en in het besluit toekomst pensioenen
               worden kaders geschetst voor het vaststellen van de risicohouding en wordt voorgeschreven
               op welke wijze dit getoetst moet worden aan het beleggingsbeleid (en hoe vaak dit
               getoetst moet worden). De daadwerkelijke risicohouding en het beleggingsbeleid is
               verantwoordelijkheid van pensioenuitvoerders. De uitkomst van het advies van de commissie
               Parameters heeft daarom geen invloed op het wettelijk kader.
            
In het wetsvoorstel toekomst pensioenen is verder opgenomen dat in het nieuwe stelsel
               het fiscale kader wordt begrensd op de premie. Hierbij is het uitgangspunt dat met
               de beschikbare premie een adequaat pensioen kan worden opgebouwd. Op basis van de
               huidige rendementsverwachtingen wordt de premiegrens vastgesteld op 30%. Hierbij is
               ook een aanpassingsmechanisme in het wetsvoorstel opgenomen, zodat er een koppeling
               blijft bestaan tussen de rendementsverwachtingen en de premieruimte. Wel is daarbij
               vastgelegd dat de premiegrens in beginsel tot 2037 vaststaat, tenzij aangepaste rendementsverwachtingen
               leiden tot een aanpassing van meer dan 5%-punt.
            
De risico-neutrale scenario’s (ook wel Q-scenario’s) zijn benodigd voor het inzichtelijk
               maken van netto profijteffecten en voor het invaren met de vba-methode. In het wetsvoorstel
               toekomst pensioenen is voorgeschreven dat pensioenfondsen bij het invaren verplicht
               zijn de netto profijteffecten inzichtelijk te maken. In het wetsvoorstel worden echter
               geen voorschriften voorgesteld aan de uitkomsten van het netto profijt. Sociale partners
               en pensioenfondsen gebruiken dit voor het onderbouwen van de evenwichtigheid van de
               transitie, zij mogen daarnaast ook andere maatstaven gebruiken, zoals de verwachte
               pensioenuitkeringen. Voor het invaren met de vba-methode wordt ook wettelijk niet
               voorgeschreven welke uitkomsten (on)acceptabel zijn. Sociale partners en pensioenfondsen
               zijn gehouden aan dat de gehele transitie evenwichtig dient uit te pakken.
            
De uitkomsten van het advies van de commissie Parameters zullen naar mijn verwachting
               in beginsel niet leiden tot wijzigingen in de processen waarvoor de scenariosets,
               de parameters en de UFR wettelijk zijn voorgeschreven. De uitkomst van het advies
               van de commissie Parameters is voor sociale partners en pensioenfondsen een extern
               gegeven waarmee zij rekening moeten houden bij hun decentrale besluitvorming. Dit
               zijn echter niet de enige factoren die van invloed zijn op de daadwerkelijke uitwerking
               van de transitie. Andere factoren zoals de financiële positie van het fonds op het
               moment van invaren, fondsspecifieke aspecten (zoals de samenstelling van het deelnemersbestand)
               en de afspraken die op fondsniveau worden gemaakt omtrent de invaardoelstellingen,
               zijn van groot belang voor de daadwerkelijke uitwerking van de transitie. Vanwege
               deze fondsspecifieke factoren, die in de toekomst kunnen variëren, zijn de uiteindelijke
               transitie-effecten op het moment van het vaststellen van wet- en regelgeving inherent
               onzeker.
            
Het wettelijk kader moet zo zijn ingericht dat de fondsen – bij welk scenarioset dan
               ook – komen tot evenwichtige besluiten en evenwichtige belangenafweging. Ik ben van
               mening dat het wetsvoorstel toekomst pensioenen hiervoor voldoende waarborgen bevat.
            
De uitkomsten van het advies van de commissie hebben wel invloed op de verdeling van
               het collectieve vermogen bij het invaren met de vba-methode. Tegelijkertijd hangt
               de invloed van de methode ook af van de decentrale besluitvorming die sociale partners
               en fondsen maken. De transitie dient daarom ook als geheel beoordeeld te worden. Als
               de uitkomsten van de scenariosets anders uitpakken dan vooraf beoogd door sociale
               partners en pensioenfondsen hebben zij binnen de vba-methode ruimte om tot evenwichtige
               uitkomsten te komen. Andere scenariosets neemt niet weg dat sociale partners en pensioenfondsen
               tot een evenwichtige transitie moeten komen.
            
Vraag 9
            
Klopt het dat de nieuwe parameters kunnen leiden tot het anders toedelen van honderden
               miljarden euro’s (geen spelfout) tussen generaties?
            
Antwoord 9
            
Het advies van de commissie Parameters gaat op zichzelf niet leiden tot andere verdeelregels
               binnen de standaardmethode.
            
Binnen de vba-methode kunnen andere Q-scenario’s ertoe leiden dat een andere verdeling
               mogelijk is. Wat die andere verdeling exact is, valt niet op voorhand te zeggen. Daarnaast
               geldt dat er binnen de vba-methode bestuurlijke ruimte is om het zogenoemde onverdeeld
               vermogen in te zetten. Sociale partners en pensioenfondsen hebben zodoende ruimte
               om te sturen op bepaalde doelstellingen. Bijvoorbeeld om pensioenuitkeringen constant
               te houden, om reserves te vullen en/of om de netto-profijteffecten te minimaliseren.
               Op voorhand is dus niet te zeggen dat het nieuwe advies van de commissie Parameters
               zal leiden tot het anders verdelen van het collectief vermogen, juist ook omdat sociale
               partners en pensioenfondsen bestuurlijke ruimte hebben om tot een evenwichtige transitie
               te komen, ongeacht de uitkomst van het advies van de commissie.
            
Vraag 10
            
Klopt het dat de nieuwe parameters kunnen leiden tot tientallen procenten verschil
               in de verwachte pensioenuitkeringen?
            
Antwoord 10
            
Voor de communicatie van de verwachte pensioenuitkeringen in scenario’s aan deelnemers
               wordt gebruik gemaakt van de economische scenario’s. Deze economische scenario’s moeten
               gebaseerd zijn op wetenschappelijke en onafhankelijke inzichten en dienen daarom uiterlijk
               vijfjaarlijks te worden getoetst. Door in de communicatie aan te sluiten bij de meest
               actuele (en realistische) rendementsverwachtingen wordt gepoogd deelnemers zo goed
               mogelijk te informeren over de verwachte pensioenuitkering. Indien de rendementsverwachtingen
               significant worden bijgesteld, zal dat ook zijn weerslag hebben op de gecommuniceerde
               pensioenverwachtingen. Nogmaals merk ik hierbij op dat – zowel in het nieuwe als in
               het oude stelsel – de werkelijke pensioenuitkering uiteindelijk afhankelijk is van
               de ingelegde premie en de werkelijk behaalde rendementen.
            
Vraag 11
            
Herinnert u zich dat de relatief kleine veranderingen in de scenarioset van 2020 (naar
               aanleiding van de Commissie Parameters 2019) en de daarop volgende wijziging in de
               scenario set door De Nederlansche Bank (DNB) per 2021 geleid hebben tot een stijging
               in de verwachte pensioenbedragen in de communicatie naar deelnemers van eerst met
               tot wel 5%9 en daling van een jaar daarna met wel 10% tot 15%10?
            
Antwoord 11
            
DNB heeft op basis van eigen en ingewonnen commentaar uit de wetenschap met ingang
               van 1 januari 2021 modelparameters van de uniforme scenarioset aangepast ten opzichte
               van het advies van de commissie Parameters 2019. Aanleiding hiervoor waren signalen
               van pensioenuitvoerders dat de (gemiddelde) rente op lange termijn in de scenarioset
               te hoog lag, met te optimistische verwachte pensioenuitkomsten als gevolg. Mijn ambtsvoorganger
               heeft DNB naar aanleiding van deze signalen verzocht om zo nodig maatregelen te nemen.
               Door de aanpassing die destijds is doorgevoerd valt de (gemiddelde) rente op lange
               termijn in de scenarioset lager uit. Daarmee sluit de scenarioset beter aan bij de
               marktomstandigheden. De aangepaste uniforme scenarioset draagt bij aan een realistischere
               voorlichting aan deelnemers over de verwachte uitkomsten van hun pensioen en aan representatievere
               uitkomsten van de haalbaarheidstoets.
            
Vraag 12
            
Bent u ervan de hoogte dat de nieuwe scenarioset veel grotere wijzigingen zal bevatten
               en dus ook tot wijzigingen van vele tientallen procenten kan leiden in de verwachte
               pensioenen, van zowel jongeren als gepensioneerden?
            
Antwoord 12
            
Hoe de nieuwe scenario’s eruit komen te zien is afhankelijk van het advies van de
               onafhankelijke commissie Parameters. Op dit moment heb ik geen inzage in hoe de nieuwe
               scenario’s eruit zullen zien, ik kan daarom ook niet beoordelen of deze veel grotere
               wijzigingen zal bevatten.
            
In het antwoord op vraag 8 heb ik toegelicht welke factoren invloed kunnen hebben
               op de verdeling van het collectieve vermogen tijdens invaren.
            
In het antwoord op vraag 10 heb ik toegelicht welke invloed het advies van de commissie
               kan hebben op de verwachte pensioenuitkeringen. Zowel in het nieuwe als in het oude
               stelsel is de verwachte pensioenuitkering afhankelijk van het advies van de commissie
               Parameters.
            
Vraag 13
            
Bent u bekend met het feit dat in het rapport van de Technische werkgroep economische
               scenario’s de inclusieve marktwaarde van de uitkering van een 27-jarige bijvoorbeeld
               maar 47% van de voorziening kunnen zijn van wat nu volgens het financieel toetsingskader
               (FTK) moet worden aanhouden?
            
Antwoord 13
            
Ja, ik ben bekend met dit rapport en deze rekenvoorbeelden.
Vraag 14
            
Bent u ervan op de hoogte dat doorrekening met een iets andere scenarioset zonder
               Ultimate Forward Rate (UFR) of gekalibeerd op andere marktdata deze cijfers al enorm
               veranderen en dat de 27-jarige dan ineens minimaal 55% in plaats van 47% van de voorziening
               meekrijgt, ofwel dat door een wijziging in de scenario set een 27-jarige ineens minimaal
               17% meer vermogen kan meekrijgen bij invaren?
            
Antwoord 14
            
Ja, ik ben bekend met deze rekenvoorbeelden uit het rapport van de technische werkgroep.
               De uiteindelijke Q-scenario’s hebben invloed op hoe invaren met de vba-methode zal
               uitpakken, tegelijkertijd is dit niet het enige wat van invloed is. Zoals eerder toegelicht
               hangen de daadwerkelijke uitkomsten van de transitie af van een aantal factoren, zoals
               de financiële positie van het fonds op het moment van invaren, fondsspecifieke aspecten
               (zoals de samenstelling van het deelnemersbestand) en de afspraken die op fondsniveau
               worden gemaakt omtrent de invaardoelstellingen. Dit zijn allemaal elementen die van
               groot belang zijn voor de daadwerkelijke uitwerking van de transitie.
            
Binnen de vba-methode is het mogelijk om te sturen op bepaalde invaardoelstellingen
               (zoals bijvoorbeeld het minimaliseren van netto-profijteffecten). De aannames die
               een pensioenfonds hanteert bij het invaren met de vba-methode hebben invloed op het
               verdelen van vermogen tijdens de transitie. Daarom is in het besluit toekomst pensioenen
               opgenomen dat pensioenfondsen bij daadwerkelijk invaren met de vba-methode voor de
               aannames gebruik moeten maken van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN)
               zoals die gold op 30 juni 2022, een pensioenfonds is toegestaan om realistischere
               aannames (ten opzichte van de vastgestelde ABTN) te gebruiken bij gebruik van de vba-methode.
            
Vraag 15
            
Klopt het dat het dus mogelijk is dat iemand bij invaren slechts 50% van het vermogen
               meekrijgt dat nu in het fonds voor iemand gereserveerd is?
            
Antwoord 15
            
De overkoepelende norm tijdens de transitie is dat de transitie als geheel evenwichtig
               dient te zijn. Daarvoor zijn in het wetsvoorstel voldoende waarborgen ingebouwd. Het
               lijkt mij zeer onaannemelijk dat sociale partners en pensioenfondsen het meekrijgen
               van 50% vermogen als evenwichtig zullen beoordelen. Of dit daadwerkelijk gebeurt hangt
               uiteindelijk samen met de keuzes die decentrale partijen maken en hoe dit in verhouding
               staat tot overige leeftijdscohorten binnen een pensioenfonds.
            
Vraag 16
            
Herinnert u zich dat de technische werkgroep, die het voorbereidingswerk voor de commissie
               parameters deed, in februari schreef:
            
«3.8. Geen eenduidige, objectief te motiveren, keuze mogelijk Met de in de opdracht
               aan de werkgroep geformuleerde criteria, zoals het criterium dat modellen wetenschappelijk
               verdedigbaar moeten zijn, kunnen niet alle model- en parameterkeuzes beslecht worden.
               Er is dus sprake van model- en parameteronzekerheid in zowel de P- als de Q-scenario’s.
               We zullen in het volgende hoofdstuk laten zien dat de gevoeligheid voor de keuze van
               de lange termijnparameters die niet uit marktgegevens volgen groot kan zijn, voor
               zowel de P- als de Q-scenario’s. De werkgroep adviseert daarom dat de Commissie Parameters
               de modelkeuze en de invloed van deze parameters op de uitkomsten voor de verschillende
               toepassingen van de economische scenario’s in kaart brengt. Het is aan de wetgever
               om aan te geven hoe met die onzekerheid omgegaan moet worden.»?11
Antwoord 16
            
Ja.
Vraag 17
            
Hoe kan de wetgever een keuze maken hoe om te gaan met die onzekerheid, als de scenario’s
               er niet zijn en de onzekerheid niet in enige mate gekwantifieerd is?
            
Antwoord 17
            
De commissie Parameters is gevraagd om, aan de hand van het rapport van de technische
               werkgroep, een advies uit te brengen over de te hanteren P- en Q-scenario’s. De technische
               werkgroep heeft geadviseerd dat de commissie de invloed van model- en parameteronzekerheid
               op de uitkomsten van de verschillende wettelijke toepassingen van de P- en Q-scenario’s
               in kaart brengt. De commissie kan inzichten over de omgang met model- en parameteronzekerheid
               in haar advies opnemen. Het is aan de commissie om de vormgeving van deze inzichten
               te bepalen. Met de inzichten die de commissie in haar advies opneemt, zal ik vervolgens
               besluiten nemen over hoe om te gaan met de model- en parameteronzekerheid. Door middel
               van een algemene maatregel van bestuur zullen de scenariosets en parameters wettelijk
               voorgeschreven worden. DNB publiceert deze. Tenslotte wijs ik erop dat indien de inzichten
               van de commissie daar aanleiding toe geven in lagere regelgeving nadere regels kunnen
               worden gesteld met betrekking tot de omrekenmethoden.12
Vraag 18
            
Deelt u de mening dat het van groot belang is om dit soort cijfers te kennen voordat
               de Kamer debatteert over het nieuwe pensioenstelsel?
            
Antwoord 18
            
De scenario’s zijn van belang voor sociale partners en fondsen bij de decentrale besluitvorming
               inzake het invaren en de afspraken over de nieuwe pensioenregeling. Hoe de afspraken
               straks echt gaan uitwerken is afhankelijk van de scenario’s, van de economische omstandigheden
               op het moment van invaren en van de keuzes die sociale partners en fondsbestuurders
               per pensioenfonds maken. De scenario’s zijn straks een gegeven waarmee sociale partners
               en fondsen moeten rekenen, binnen de wettelijke regelgeving. Het wettelijk kader moet
               zo zijn ingericht dat de fondsen – bij welk scenarioset dan ook – komen tot evenwichtige
               besluiten en evenwichtige belangenafweging. Ik ben van mening dat het wetsvoorstel
               toekomst pensioenen hiervoor voldoende waarborgen bevat.
            
Vraag 19
            
Vindt u het gewenst om de wetsbehandeling voort te zetten zonder de nieuwe parametersets,
               die dus evident grote individuele gevolgen kunnen hebben?
            
Antwoord 19
            
Ja, dat vind ik gewenst. Zoals toegelicht in antwoord op vraag 8 hebben de uitkomsten
               van het advies van de commissie Parameters geen gevolgen voor het voorgestelde wettelijk
               kader. Het wettelijk kader dient dusdanig robuust vormgegeven te zijn dat het geschikt
               is voor verschillende scenario’s en economische schokken. Ten alle tijden zijn sociale
               partners en pensioenfondsen gehouden om rekening te houden met de gevolgen van de
               transitie voor de deelnemers en gepensioneerden.
            
Als er evident grote individuele gevolgen zouden zijn voor groepen deelnemers of gepensioneerden
               dan moeten zij hier ook adequaat naar handelen. Er rust een grote verantwoordelijkheid
               voor sociale partners en pensioenfondsen om tot een evenwichtige transitie te komen.
               Het wetsvoorstel biedt daartoe voldoende middelen. Daarnaast is het in mijn ogen voor
               de pensioensector ook van belang om te weten hoe de Kamer tegen het wetsvoorstel aankijkt.
               Pas als de Kamer instemt is er voldoende zekerheid voor hen om ook aan de slag te
               gaan met de implementatie van het wetsvoorstel.
            
Vraag 20
            
Bent u bereid om korte termijn een gevoeligheidsanalyse aan de Kamer voor te leggen
               voor een aanpassing in de economische scenarioset op de uitkomsten van elk van bovenstaande
               8 punten voor deelnemers van verschillende leeftijden, waarbij aanpassingen in de
               economische set plaatsvinden zoals bijvoorbeeld, om een beeld te geven:
            
1. gecommuniceerde pensioenen wijzigden 10%-15% door modelaanpassing in 2021:met de aanpassingen van de scenario set in 2020 (naar aanleiding van de Commissie
                     Parameters 2019) en de daarop volgende wijziging in de scenario set door DNB per 2021
                     stegen de verwachte pensioenbedragen in de communicatie naar deelnemers eerst met
                     tot wel 5%13 en daalden een jaar daarna met wel 10% tot 15%14. Door met name veranderingen in aannames in de scenario set;
                  
2. fiscale premiegrens bij kleine aanpassing scenario set al 2%-punt verschil:de Technische werkgroep economische scenario’s heeft de gevoeligheid van het meetkundig
                     gemiddelde reële rendement ten behoeve van de fiscale premiegrens bekeken onder een
                     paar relatief kleine modelwijzigingen. Bij een aanpassing in het meenemen van de lange
                     rente (ultimate forward rate) in de scenarioset steeg het meetkundig gemiddelde portefeuillerendement
                     van 1,5% naar 1,74% wat volgens het rapport. Dit zou tot een 2%-punt andere fiscale
                     premiegrens leiden.
                  
3. inclusieve marktwaarde voor invaren kan zo 10% anders bij aanpassing scenario set: in het rapport van de Technische werkgroep economische scenario’s is de inclusieve
                     marktwaarde van de uitkering van een 27-jarige bijvoorbeeld maar 47% van de voorziening
                     die we nu volgens het FTK moeten aanhouden. Mits doorgerekend met de KNW* economische
                     scenarioset. Rekenen ze een iets andere scenarioset door zonder UFR of gekalibeerd
                     op andere marktdata dan veranderen de cijfers enorm. De 27 jarige krijgt dan ineens
                     minimaal 55% in plaats van 47% van de voorziening mee. Ofwel door een wijziging in
                     de scenario set krijgt een 27-jarige ineens minimaal 17% meer vermogen mee bij invaren;
                  
4. netto profijt positief of negatief afhankelijk van de economische set: ook de netto profijt effecten worden enorm beïnvloedt. In het voorbeeld van de Technische
                     werkgroep economische scenario’s heeft de 27-jarige eerst 27% «profijt» als je de
                     voorziening meegeeft bij invaren. Bij een andere economische veronderstelling is dit
                     nog maar 12%.
                  
Er zijn ook gevoeligheidsanalyses in dat rapport waarin naast het KNW model (zoals
                     nu aan de basis ligt van de wettelijk voorgeschreven sets) ook een model van APG en
                     Ortec geijkt op dezelfde analysedatum wordt doorgerekend. Te zien is dan dat gepensioneerden
                     uit 1920–1930 er volgens het KNW model op achteruit kunnen gaan, en jongeren erop
                     vooruit (1990–2000). Met een andere economische set met dezelfde datum als basis gaan
                     juist gepensioneerden erop vooruit en jongeren erop achteruit?
                  
Antwoord 20
            
De Nederlandsche Bank heeft recent gevoeligheidsanalyses verricht die ik separaat
               aan u toestuur. Deze gevoeligheidsanalyses hebben betrekking op de rente, de invaardekkingsgraden
               en geven een (kwalitatieve) analyse van de effecten van inflatie. Bij deze analyses
               worden verschillende leeftijdscohorten onderscheiden. Zoals u zelf aangeeft heeft
               de Technische werkgroep reeds de gevoeligheid voor verschillende scenariosets in kaart
               gebracht. Daarnaast heeft zij reeds gekeken naar de gevoeligheid van het meetkundig
               gemiddelde reële rendement voor veranderingen in de ultimate forward rate. De commissie
               Parameters zal in zijn advies ook rekening houden met deze gevoeligheden. Daarnaast
               zal de commissie Parameters de eerder vastgestelde parameters actualiseren. Deze inzichten
               zullen met de Kamer worden gedeeld.
            
Vraag 21
            
Bent u het ermee eens dat de economische scenarioset dus een enorm grote rol gaat
               spelen en erg bepalend is voor de communicatie, het beleid van pensioenuitvoerders
               en het transitievraagstuk, er is door veel experts gewaarschuwd voor de gevoeligheid
               van de uitkomsten voor de aannames in de scenario set, waarbij ze ook wijzen op de
               subjectiviteit van veronderstellingen, bijvoorbeeld:
            
1. het CPB schrijft over netto-profijt15: «Een dergelijke waardering vereist veronderstellingen die deels uit prijzen op financiële
                     markten kunnen worden afgeleid. Voor een deel zijn de aannamen subjectief en zijn
                     veronderstellingen nodig.»;
                  
2. de technische werkgroep economische scenario’s schrijft bij de inflatie aannames:
                     «Een aandachtspunt hierbij is dat pensioenregelingen gebaseerd zijn op Nederlandse
                     prijs- of looninflatie, waarvoor geen marktinformatie beschikbaar is.» «Indien onzekere
                     toekomstige kasstromen afhangen van financiële risico’s waarvoor geen (liquide) markt
                     bestaat, dan zijn risiconeutrale scenario’s niet eenduidig te bepalen aan de hand
                     van marktgegevens.» Waarbij bijvoorbeeld toekomstige toeslagen een voorbeeld is van
                     een onzekere toekomstige kasstroom die in netto profijt en de VBA invaarmethode worden
                     gehanteerd;
                  
3. er zijn ook experts die waarschuwen dat de scenario sets niet geschikt zijn voor al
                     deze zaken. U heeft hier ook zelf voor laten waarschuwen. Willis Tower Watson schreef
                     in een rapport voor het ministerie:«Gesproken zou kunnen worden van mission creep:
                     de steeds ruimere toepassing van de rekenmethodieken is te beschouwen als een succes
                     ervan; kennelijk voorzien ze in een brede behoefte, maar tegelijkertijd is die ruimere,
                     bovenwettelijke toepassing een probleem: de rekenmethodieken (en de daarbij toegepaste
                     scenariosets) zijn niet voor deze toepassingen ontwikkeld, en zijn er ook niet per
                     se voor geschikt. Een risico daarvan is bijvoorbeeld dat op basis van de rekenmethodieken
                     en scenariosets beslissingen worden genomen aangaande het risicoprofiel, zoals het
                     niveau van de renteafdekking.»?
                  
Antwoord 21
            
De uiteindelijke pensioenuitkeringen van deelnemers hangen af van de ingelegde premies
               en het behaalde rendement daarop. Tegelijkertijd is de toekomst van tevoren onzeker.
               Het is niet mogelijk om exact te weten wat rendementen zullen worden. Daarom wordt
               voor toekomstige (lange-termijn) projecties gebruik gemaakt van modellen. Modellen
               zijn geen doel op zich, maar een middel waarmee handelingsperspectief geboden kan
               worden. Op basis van de projecties en modellen kan bijvoorbeeld ingeschat worden welk
               doel haalbaar is met welke premie. Door dit periodiek te herijken kunnen sociale partners
               op gezette momenten samen afspreken wat zij wenselijk vinden.
            
Ook in het kader van de verwachte toekomstige pensioenuitkeringen kunnen modellen
               behulpzaam zijn. Het biedt deelnemers inzage in wat zij kunnen verwachten op pensioendatum.
               Het alternatief is dat er geen projecties worden gemaakt en dat er niet naar deelnemers
               toe wordt gecommuniceerd wat zij kunnen verwachten. Een ander alternatief is het huidige
               financieel toetsingskader waarbij vóóraf een pensioenuitkomst wordt beloofd, maar
               daarvoor blijkt nu juist dat dit onvoldoende perspectief biedt op een koopkrachtig
               pensioen. Ten slotte, zij opgemerkt dat de toepassing van de scenariosets en de daarbij
               behorende voorschriften die voortkomen uit het advies van de commissie Parameters,
               worden vastgelegd in lagere regelgeving.
            
Vraag 22
            
Bent u het met mijn voorzichtige inschatting eens dat de gewijzigde scenarioset tot
               een verschuiving van zeker 100 miljard euro gaat leiden (en waarschijnlijk veel meer)
               bij het invaren, constaterende dat het een enorm verschil maakt op basis van welke
               scenarioset iemand gaat invaren?
            
Antwoord 22
            
Deze inschatting kent geen onderbouwing, waardoor ik hier geen oordeel over kan geven.
               Voor de impact van de uitkomst van het advies van de commissie Parameters op het voorgestelde
               wettelijk kader verwijs ik naar het antwoord op vraag 8.
            
Vraag 23
            
Bent u het eens dat het daarom van belang is om gevoeligheden voor (kleine en grote)
               aanpassingen in de scenarioset, en de impact daarvan op bovenstaande 8 toepassingen
               in beeld te krijgen:
            
1. de impact van de aanpassing van de scenarioset van de Commissie Parameters 2019 ten
                     opzichte van de scenarioset op basis van de aannames van de Commissie Parameters uit
                     2014;
                  
2. de impact van de aanpassing van de Scenarioset op basis van commissie parameters 2019
                     versus op de door DNB aangepaste aannames voor de parameters per 1 januari 202116;
                  
3. de impact van een andere dataperiode voor kalibratie van de economische scenarioset.
                     De huidige economische set gekalibreerd op andere meer up to date data periode augustus
                     2007- augustus 2022;
                  
4. de impact op de economische scenarioset van een 1% hoger opgelegd asymptotisch meetkundig
                     gemiddelde voor inflatie en hogere volatiliteit van de inflaties, zodat ook in ieder
                     geval de huidige inflaties van 10% in de scenario’s voorkomen?
                  
Antwoord 23
            
Het is van belang dat sociale partners en pensioenfondsen kunnen rekenen met scenario’s
               die de meest actuele inzichten bevatten. Daarom eist de huidige Pensioenwet reeds
               dat minimaal eens in de vijf jaar een onafhankelijk advies moet worden uitgebracht
               over de relevante parameters en scenario’s. Zoals eerder uiteengezet krijgen de economische
               scenario’s in het nieuwe pensioenstelsel verschillende functies.
            
Het wetsvoorstel toekomst pensioenen schrijft voor wanneer en in welke gevallen sociale
               partners en pensioenfondsen gebruik moeten maken van de scenario’s. De uitkomst van
               het advies van de commissie Parameters heeft echter geen invloed op het voorgesteld
               wettelijk kader, waarin wordt voorgeschreven wanneer gerekend moet worden met de voorgeschreven
               scenario’s.
            
Aanvullend daarop geldt dat de uitkomst van het advies van de commissie Parameters
               voor sociale partners en pensioenfondsen een extern gegeven is waarmee zij rekening
               moeten houden bij hun decentrale besluitvorming. Dit zijn echter niet de enige factoren
               die van invloed zijn op de daadwerkelijke uitwerking van de transitie. Andere factoren
               zoals de financiële positie van het fonds op het moment van invaren, fondsspecifieke
               aspecten (zoals de samenstelling van het deelnemersbestand) en de afspraken die op
               fondsniveau worden gemaakt omtrent de invaardoelstellingen, zijn van groot belang
               voor de daadwerkelijke uitwerking van de transitie. Vanwege deze fondsspecifieke factoren,
               die in de toekomst kunnen variëren, zijn de uiteindelijke transitie-effecten op het
               moment van het vaststellen van wet- en regelgeving inherent onzeker. Het wettelijk
               kader moet daarom zo zijn ingericht dat de fondsen – bij welk scenarioset dan ook
               – komen tot evenwichtige besluiten en evenwichtige belangenafweging. Ik ben van mening
               dat het wetsvoorstel toekomst pensioenen hiervoor voldoende waarborgen bevat.
            
Vraag 24
            
Kunt u een idee geven van hoe volatiel de uitkeringsfase kan worden van al ingegane
               pensioenen, indien wordt overgegaan tot invaren?
            
Antwoord 24
            
Volatiliteit in de uitkeringsfase wordt in de eerste plaats bepaald door de mate van
               beleggingsrisico dat door gepensioneerden wordt gelopen. Volgens het wetsvoorstel
               Wet toekomst pensioenen moet dat beleggingsrisico passen bij het risico dat deelnemers
               en pensioengerechtigden kunnen en willen lopen, dus bij hun risicohouding. Vervolgens
               kan door toepassing van spreiding van rendementen over de tijd de volatiliteit die
               gepaard gaat met beleggingsrisico worden beperkt.
            
In het Netspar-rapport «Inkomenseffecten bij en na invaren in het nieuwe pensioencontract»17 zijn deze effecten berekend en worden deze inzichtelijk gemaakt aan de hand van tabellen
               en grafieken. In appendix 1 op pagina 39 van bovengenoemd rapport is in figuur 7a.
               de volatiliteit van uitkeringen weergegeven, waarbij een aandelenexposure van 35%
               is verondersteld en drie willekeurige economische scenario’s zijn gehanteerd. Vervolgens
               laat figuur 7b. op pagina 40 van dit rapport zien dat spreiding van rendementen over
               tien jaar tot een sterke beperking van de volatiliteit van uitkeringen in de solidaire
               premieovereenkomst leidt. Ook in tabel 3 op pagina 21 van hetzelfde rapport wordt
               dit effect inzichtelijk gemaakt door de verwachte hoogte van pensioenen en jaarlijkse
               aanpassingen te laten zien met en zonder toepassing van spreiding van rendementen.
            
Vraag 25
            
Kunt u deze vragen een voor een en voor 6 september beantwoorden in verband met het
               op 12 september geplande Wetgevingsoverleg?
            
Technische Werkgroep Scenariosets, 10 februari 2022, «Rapport technische werkgroep
               economische scenario's».
            
Antwoord 25
            
Een aantal gestelde vragen komen sterk met elkaar overeen. Daarom heb ik besloten
               om in een aantal gevallen te verwijzen naar een eerder antwoord.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.