Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Sneller over het rapport Drugs de Baas d.d. 23 juni 2022, Denktank: drugsmisdaad wel te bestrijden, reguleer xtc en onderschep de coke d.d. 22 juni 2022
Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Financiën over het rapport Drugs de Baas d.d. 23 juni 2022, Denktank: drugsmisdaad wel te bestrijden, reguleer xtc en onderschep de coke d.d. 22 juni 2022 (ingezonden 21 juli 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Financiën (ontvangen 5 september 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2021–2022, nr. 3666.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het rapport «Drugs de Baas» van DenkWerk, een onafhankelijke
denktank (van o.a. Bernard ter Haar, Frans Blom, Barbara Baarsma en Hans Wijers)?1
Antwoord 1
De rijksoverheid is geen opdrachtgever voor het rapport «Drugs de Baas» van Denkwerk.
Ik heb met interesse kennisgenomen van het rapport.
Vraag 2
Deelt u de conclusie op pagina 22 dat «onderscheppingen [in tegenstelling tot de situatie
in de cocaïnehandel] amper impact hebben op het verdienmodel voor Nederlandse cannabis
en synthetische drugs»? Zo nee, kunt u deze conclusie en de onderliggende analyse
onderbouwd weerleggen?
Antwoord 2
De conclusie op pagina 22 dat «onderscheppingen [in tegenstelling tot de situatie
in de cocaïnehandel] amper impact hebben op het verdienmodel voor Nederlandse cannabis
en synthetische drugs» klinkt aannemelijk, in de zin dat de impact van onderscheppingen
op de cocaïnemarkt zeker groter zal zijn dan de impact van onderscheppingen op de
markt voor Nederlandse cannabis en synthetische drugs. Nederland is een productieland
voor cannabis en synthetische drugs, terwijl cocaïne juist vanuit andere landen wordt
ingevoerd of waarbij Nederland als doorvoerland dient. In de Nederlandse cocaïnemarkt
zijn onderscheppingen dus lastiger te compenseren. Van synthetische drugs kunnen binnen
korte tijd grote hoeveelheden worden geproduceerd om een onderschepping te compenseren.
Voor Nederlandse cannabis geldt dat het afkomstig is van een groot aantal relatief
kleine aanbieders, waardoor ook in deze markt onderscheppingen logischerwijs minder
invloed hebben. Tegelijkertijd kan het in beslag nemen van een specifieke partij cannabis
of synthetische drugs nog steeds veel impact hebben op de betrokken criminele groepering,
zeker als daarbij ook succesvolle vervolging plaatsvindt.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de beleidsaanbevelingen van DenkWerk ten aanzien van xtc, in
het bijzonder dat «regulering van de binnenlandse keten de geloofwaardigheid en effectiviteit
van het Nederlandse drugsbeleid zou vergroten» en dat «regulering van xtc de drempel
bovendien zou kunnen verhogen naar de aankoop van andere, schadelijkere drugs zoals
speed en crystal meth» (pagina 51)?
Antwoord 3
XTC is verboden in het Verdrag inzake psychotrope stoffen2 en is in 1988 geplaatst op lijst I van onze Opiumwet. De internationaal-juridische
context maakt dat regulering van de binnenlandse keten van xtc niet mogelijk is. Het
Nederlandse beleid ten aanzien van drugsbestrijding wordt mede ingegeven door de verplichtingen
die deel uitmaken van (internationale) verdragen over drugsbestrijding waarbij Nederland
partij is.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de resultaten van het onderzoek «Ontwikkeling van een rationeel
nationaal MDMA-beleid met behulp van multi-decision multi-criterion decision analyse
(MD-MCDA)», waar ook uit bleek dat een (strenge) vorm van regulering het meest effectief
was voor het verminderen van de gezondheidsrisicio’s en het bestrijden van de aan
MDMA-gerelateerde criminaliteit?3
Antwoord 4
Ik ben bekend met de resultaten van het genoemde onderzoek. Het volgens de onderzoekers
meest optimale beleidsmodel zal (naast een stijgend aantal gebruikers) kunnen zorgen
voor een aantal voordelen qua gezondheidsrisico’s en de aanpak van druggerelateerde
criminaliteit. Zo zal volgens de onderzoekers de kwaliteit van de MDMA omhoog gaan
en kunnen de gebruikers beter geïnformeerd worden over de risico’s van het gebruik.
Het onderzoek maakt gebruik van aannames waar je over van mening kunt verschillen,
en die op verschillende wijze tegen elkaar kunnen worden afgewogen. Legalisering van
MDMA is bovendien niet mogelijk door onze gebondenheid aan internationale verdragen,
zoals al benoemd in de beantwoording van vraag 3. Conform afspraak in het coalitieakkoord
komt er een staatscommissie die de status van MDMA in het kader van de volksgezondheid
onderzoekt en advies uitbrengt over de voor- en nadelen van medicinaal gebruik, met
inbegrip van een analyse vanuit verschillende disciplines van risico’s voor de gezondheid,
preventie en de Europese context en relevante verdragen.
Vraag 5
Hoeveel winst wordt er door Nederlandse groothandelaren in xtc en speed gemaakt? Op
welke onderzoeken baseert u zich voor dit bedrag?
Antwoord 5
Hoeveel winst er door de Nederlandse groothandelaren wordt gemaakt in xtc en speed
is mij niet bekend.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het (bij benadering) kennen van dit bedrag relevant is voor
het Nederlands drugsbeleid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het kennen van dit bedrag is van beperkt nut voor het Nederlands drugbeleid. Middelen
worden op lijsten van de Opiumwet gezet op basis van een risico-inschatting van een
stof, waarin een groot aantal factoren op het gebied van gezondheid en veiligheid
worden betrokken. De wijze waarop wij in Nederland met verboden middelen omgaan, is
niet direct afhankelijk van de hoeveelheid winst die door de producenten van die middelen
wordt gemaakt, maar is gebaseerd op het risico dat die middelen vormen. De productie
van veel middelen an sich brengt daarbij nog andere gevaren met zich mee, zoals woningbranden
bij hennepteelt en chemisch afval bij drugslabs.
Vraag 7
Wat is uw reactie op de berekening van DenkWerk dat dit niet zou gaan om «vele miljarden»,
maar om tussen 300 en 700 miljoen euro per jaar winst voor Nederlandse groothandelaren?
Kunt u hierbij een gedetailleerde appreciatie geven van de veronderstellingen, op
pagina 21 en de appendix, die aan deze berekening ten grondslag liggen?
Antwoord 7
De berekening van DenkWerk dat het niet om «vele miljarden» gaat, maar om 300 – 700
miljoen euro per jaar winst voor Nederlandse groothandelaren is interessant. In deze
berekening worden, net als in andere omvangsschattingen, een aantal aannames gedaan.
Deze zijn zeker niet onredelijk, maar blijven aannames die niet feitelijk kunnen worden
onderbouwd, en die resulteren in een bepaalde bandbreedte. Dit is ook het geval bij
andere onderzoeken op dit gebied.
Uiteindelijk is het kennen van de exacte omvang van de winst van Nederlandse groothandelaren
van ondergeschikt belang. Deze middelen zijn verboden omdat ze een risico vormen voor
de gezondheid en veiligheid van mens en maatschappij, zoals toegelicht bij vraag 6.
Daarbij komt dat ook als het gaat om honderden miljoenen, deze criminele winsten zelf
eveneens kwalijk zijn, bijvoorbeeld als het gaat om oneigenlijke concurrentie door
criminele investeringen in legale bedrijfstakken.
Vraag 8
Hoeveel procent van de cocaïne die in de Rotterdamse haven arriveert wordt door de
overheid onderschept? Herkent u het onderscheppingspercentage van 20% waar u vanuit
zou gaan? In hoeverre is het percentage waar u zich op baseert gestoeld op (bottom-up
en/of top-down) feiten, zoals de berekening in «Drugs de baas», in plaats van aannames?4
Antwoord 8
Tijdens mijn bezoek aan Colombia is besproken dat criminelen hun werkwijze aanpassen
zodra controles duidelijk voelbaar worden op hun smokkelroutes. Hierbij is ook het
onderscheppingspercentage van meer dan 20% van drugs genoemd. Er is geen percentage
waar «vanuit wordt gegaan» door de rijksoverheid. Het is wel mijn doel om met opsporingsdiensten,
Douane, de burgemeester van Rotterdam en havenbedrijven de controles op vervoersstromen
met internationale partners – en dan in het bijzonder samen met de autoriteiten van
zogenoemde bronlanden in Latijns Amerika – zodanig op te voeren dat Nederland minder
aantrekkelijk is voor drugscriminelen en voor drugssmokkel. De berekening in «Drugs
de baas» bevat net als andere onderzoeken aannames om te komen tot een geschatte totale
hoeveelheid gesmokkelde cocaïne. In de beantwoording van vraag 12 wordt nader ingegaan
op het geschatte onderscheppingspercentage van cocaïne van 50–60% in de haven van
Antwerpen en Rotterdam
De Douane geeft daarnaast aan dat zij in de rapportages uitgaat van vaststaande gegevens
en geconstateerde feiten. Het is exact aan te geven hoeveel kilo’s cocaïne worden
aangetroffen en in beslag genomen, en op welke plaatsen in Nederland dat is gebeurd.
Er wordt geen inschatting gemaakt van het onderscheppingspercentage. De hoeveelheid
inbeslaggenomen kilo’s is kenbaar, het onderscheppingspercentage niet.
Vraag 9
Kunt u toelichten waarom (uw inschatting van) dit percentage niet stelselmatig wordt
gerapporteerd, maar de hoeveelheid kilo’s wel? Welke van deze twee acht u een relevantere
indicator om het resultaat van beleidsinspanningen te kunnen bepalen?5
Antwoord 9
Zoals in de beantwoording van vraag 8 is aangegeven is exact aan te geven hoeveel
kilo’s cocaïne worden aangetroffen en in beslag genomen, en op welke plaatsen in Nederland
dat is gebeurd. Er wordt geen inschatting gemaakt van het onderscheppingspercentage.
De hoeveelheid inbeslaggenomen kilo’s is kenbaar, het onderscheppingspercentage niet.
Dit maakt dat het stelselmatig rapporteren over (verschuivingen in) dat percentage
zich niet leent voor het bepalen van het resultaat van beleidsinspanningen.
Vraag 10
Kunt u toelichten waarom dit percentage niet terugkomt in het rapport «Indicatoren
drugscriminaliteit» (in opdracht van het WODC)?
Antwoord 10
Het genoemde rapport is in opdracht van het WODC uitgevoerd door DSP. Het WODC waarborgt
de onafhankelijkheid van de onderzoeken die op verzoek van het Ministerie van JenV
worden uitgevoerd. Voor toelichting over de uitkomsten van dergelijke onderzoeken
verwijs ik u naar de onderzoekers.
Vraag 11
Wat is uw reactie op de kritiek dat de marktprijs van cocaïne een verkeerde indicator
is om de effectiviteit van onderscheppingen voor het ondergraven van het verdienmodel
van de cocaïnehandel te bepalen (pagina 23)?
Antwoord 11
Ik heb met interesse kennisgenomen van deze passage uit het rapport. Onderzoek leert
ons dat de marktprijs van cocaïne ongewijzigd is gebleven de afgelopen jaren, terwijl
er wel een verschil zit in de hoeveelheid onderschepte kilo’s cocaïne. Overigens wordt
er bij het bepalen van de effectiviteit van beleid nooit gekeken naar een enkele indicator, er is altijd sprake van meerdere kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren.
Daarbij komt beleid normaliter tot stand in samenspraak met degenen dit het in de
praktijk uitvoeren.
Vraag 12
Deelt u de conclusie dat het onderscheppingspercentage van cocaïne in de havens van
Rotterdam – Antwerpen tussen de 50 en 60% ligt? Zo nee, kunt u deze conclusie en de
onderliggende analyses onderbouwd weerleggen?
Antwoord 12
Door DenkWerk is een onderscheppingspercentage berekend, waarbij de mainports Antwerpen
en Rotterdam gezamenlijk zijn begrepen. Daarbij is geen onderscheid gemaakt tussen
de beide havens. Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van de berekeningsmethodiek
en de analyse door DenkWerk. Het betreft een methodiek die, voor zover ons bekend,
nog niet eerder is toegepast. Wij zien in de toegepaste methodiek geen significante
lacunes, er wordt in de gebruikte methodiek uitgegaan van aantallen en hoeveelheden
die vermeld zijn in rapportages van andere instituten en organen. De conclusies zijn
de verantwoordelijkheid van DenkWerk – deze zijn niet door andere wetenschappers getoetst.
Zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 8 en 9.
Vraag 13
Deelt u de mening dat het zogenaamde «break-even point» – waarna cocaïnehandel niet
meer winstgevend is – een onderscheppingspercentage van 75% vereist? Zo nee, bij welk
percentage ligt dit break-even punt volgens u?
Antwoord 13
Het kabinet hanteert geen dergelijk uitgangspunt. Dit is een interessante invalshoek,
die het belang onderstreept van het inzetten op de mainports als belangrijk kanaal
voor drugssmokkel.
Vraag 14
Deelt u de mening van DenkWerk dat havens, en met name de haventerminals van Rotterdam,
de belangrijkste plek zijn om op te focussen bij de aanpak van de cocaïnehandel?
Antwoord 14
Drugscriminelen maken misbruik van de logistieke ketens die er bestaan in de legitieme
handel. De haven van Rotterdam is de grootste haven van West-Europa en kent een forse
legale stroom goederen die afkomstig zijn uit de bron- en transitlanden van cocaïne.
In deze legale stroom goederen gaan ook partijen illegale goederen zoals cocaïne mee.
Een focus op de haven van Rotterdam is daarom logisch. Dat doet niets af aan de eveneens
noodzakelijke aandacht voor andere (lucht)havens in Nederland en andere logistieke
stromen. We blijven natuurlijk ook alert op het waterbedeffect en het verschuiven
van routes.
Er wordt daarom gewerkt aan een plan van aanpak om grootschalige drugssmokkel via
logistieke knooppunten tegen te gaan. Dit plan focust zich enerzijds op vijf grote
logistieke knooppunten: 1) de Rotterdamse haven, 2) de havens van Zeeland en West-Brabant
(o.a. Vlissingen), 3) het Noordzeekanaalgebied, 4) Schiphol en 5) de bloemenveilingen.
Anderzijds wordt er gekeken naar overkoepelende maatregelen, zoals het wegnemen van
knelpunten t.b.v. informatiedeling, het maken van internationale afspraken met het
oog op het gelijk speelveld en het onderzoeken van aangescherpte screeningsmogelijkheden.
Vanuit de Prinsjesdagmiddelen uit 2021 is er een bedrag van 24 mln. structureel beschikbaar
voor deze aanpak. Eind 2022 wordt de Kamer nader geïnformeerd over dit plan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.