Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Heinen over het ECB-persbericht 'The Transmission Protection Instrument'
Vragen van het lid Heinen (VVD) aan de Minister van Financiën over het ECB-persbericht «The Transmission Protection Instrument» (ingezonden 22 juli 2022).
Antwoord van Minister Kaag (Financiën) (ontvangen 2 september 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het persbericht van de Europese Centrale Bank (ECB) «The Transmission
Protection Instrument» op 21 juli 2022?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het nieuwe Transmission Protection Instrument (TPI), mede in het
licht van de kritiek van het kabinet op de eerder gepresenteerde plannen door Christine
Lagarde in de Eurogroep?2
Antwoord 2
Laat ik vooropstellen dat de ECB onafhankelijk is in het bepalen van het monetaire
beleid in de eurozone. Het past regeringen dan ook terughoudend te zijn in hun beoordeling
van het ECB-beleid, omdat dit in te sterke bewoordingen opgevat kan worden als het
indirect beïnvloeden van dit beleid. De ECB is gehouden aan haar mandaat van prijsstabiliteit
en het verbod op monetaire financiering. Het kabinet heeft in reactie op de eerdere
aankondigingen door de ECB over een nieuw antifragmentatie-instrument het belang van
prijsstabiliteit en het verbod op monetaire financiering benadrukt. Dit waren ook
belangrijke factoren in de eerdere uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese
Unie, waarbij is gekeken naar de verenigbaarheid van het OMT-programma (Outright Monetary Transactions) en het aankoopprogramma voor publiek schuldpapier (PSPP) met het mandaat van de ECB
en het verbod op monetaire financiering zoals verwoord in artikel 123 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
De ECB heeft aangekondigd het nieuwe TPI-instrument alleen in te zetten bij wanordelijke
en zelfversterkende rentestijgingen die de effectieve transmissie van het monetaire
beleid ondergraven en niet om renteverschillen weg te nemen die voortkomen uit structurele
verschillen tussen eurolanden. Ook heeft de ECB uitleg gegeven onder welke voorwaarden
en op welke manier het instrument ingezet kan worden3. Dergelijke kaders waren eerder van de belang in de uitspraken van het Hof over OMT
en PSPP, met name voor het oordeel dat de aankopen van obligaties in de praktijk niet
hetzelfde effect zou geven als een rechtstreekse aankoop van staatsobligaties van
overheden en voor het oordeel dat het instrument de lidstaten de prikkel voor gezond
begrotingsbeleid niet ontneemt. Daarmee heeft de ECB bij de aankondigingen over dit
instrument specifiek aandacht besteed hoe het instrument binnen haar mandaat van prijsstabiliteit
en het verbod op monetaire financiering valt. Bovendien heeft de ECB bij de introductie
van het TPI specifiek het OMT-programma benoemd voor situaties waarin marktonrust
wel degelijk gerechtvaardigd is door fundamentele economische factoren, en waarbij
een koppeling met het ESM geldt. Het OMT blijft daarmee beschikbaar als noodmaatregel
voor lidstaten die in de financiële problemen komen.
Het kabinet heeft oog voor het risico dat het TPI-instrument gepaard kan gaan met
het negatieve bijeffect dat het marktwerking op staatsobligatiemarkten in de weg kan
staan en de prikkel bij lidstaten om verstandig begrotingsbeleid te voeren kan verminderen.
De noodzaak die de ECB voelt voor het gebruik van dergelijke instrumenten zou worden
verkleind via de afbouw van overheidsschulden en het versterken van het groeivermogen
en de schokbestendigheid van de lidstaten.
Vraag 3
Is er nadien contact geweest tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en de
ECB over de wenselijkheid en vormgeving van het TPI? Zo ja, welke afspraken zijn hierbij
gemaakt?
Antwoord 3
Gezien de in artikel 130 van VWEU vastgelegde onafhankelijkheid van de ECB is het
niet toegestaan dat nationale regeringen het ECB-beleid proberen te beïnvloeden. Overleg
of afspraken maken over de wenselijkheid en vormgeving van het TPI tussen regeringen
en de ECB zijn dus ook niet toegestaan. Tijdens de Eurogroep van 11 juli jl. heeft
Nederland wel gewezen op het belang van het mandaat van de ECB en het verbod op monetaire
financiering (zie ook het antwoord bij vraag 4).
Vraag 4
Hoe heeft het kabinet uitvoering gegeven aan de motie van het lid Heinen waarin het
kabinet wordt verzocht met gelijkgezinde landen kenbaar te maken dat op geen enkele
wijze het verdragsrechtelijke mandaat door de ECB geschonden mag worden en gezond
begrotingsbeleid voorop moet blijven staan? Met welke eurolanden heeft het kabinet
hierin samen opgetrokken?4
Antwoord 4
Nederland heeft in navolging van de genoemde motie tijdens de Eurogroepvergadering
van 11 juli jl. onder het agendapunt «Macro-economische ontwikkelingen» de verwachting
uitgesproken dat het op dat moment nog vorm te geven instrument binnen de verdragsrechtelijke
kaders ontworpen zou worden en dat gezond begrotingsbeleid een essentieel uitgangspunt
is en blijft binnen de Unie. Het TPI was geen formeel agendapunt tijdens de Eurogroep-vergadering.
Tijdens de Eurogroepvergadering van 16 juni jl. hebben Nederland en andere lidstaten
ECB-president Lagarde al over dit instrument bevraagd.5
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat de ECB met het OMT-programma (Outright Monetary Transactions),
dat samen met het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) onder strikte (aanvullende)
voorwaarde van hervormingen ingezet kan worden, al over een crisisinstrument beschikt
en er dus geen noodzaak is voor een nieuw TPI?
Antwoord 5
De ECB beschikt over meerdere instrumenten om de monetaire transmissie te waarborgen
in het geval van oplopende renteverschillen tussen eurolanden. De ECB geeft aan dat
de herinvesteringen onder het Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) als eerste verdedigingslinie dienen. Hierbij kunnen herinvesteringen flexibel tussen
eurolanden ingezet worden om transmissierisico’s tegen te gaan. De ECB heeft aangegeven
dat het Outright Monetary Transactions (OMT) programma beschikbaar blijft. Het OMT is bedoeld voor lidstaten die in de financiële
problemen dreigen te komen en heeft als voorwaarde dat lidstaten zich houden aan de
beleidsvoorwaarden van een leningenprogramma of een preventieve kredietlijn van het
ESM. Daarmee is het OMT geschikt voor andere situaties dan het nieuwe instrument,
bijvoorbeeld wanneer structurele verschillen tussen lidstaten de oorzaak zijn van
oplopende renteverschillen.
Aan het bestaande instrumentarium heeft de ECB TPI toegevoegd. Hiermee kan de ECB
staatsobligaties op de secundaire markt kopen van eurolanden die te maken krijgen
met wanordelijke rentebewegingen die niet verklaard kunnen worden door structurele
factoren en die de monetaire transmissie dusdanig ondermijnen. Volgens de ECB bestaat
namelijk het risico dat markten overreageren en dat rentestijgingen zichzelf versterken
door onrust op financiële markten, zonder dat dit gerechtvaardigd is vanuit de onderliggende
economische en budgettaire situatie.6 De ECB geeft aan de inzet van het TPI te laten afhangen van een brede set van markt-
en transmissie-indicatoren, inclusief een aantal toegangscriteria dat er toe dient
om te beoordelen of een land gezond en houdbaar budgettaire en macro-economisch beleid
voert.7
Daarbij heeft de ECB een aantal van de criteria waar men naar zal kijken om deze beoordeling
te maken specifiek benoemd. Deze zijn erop gericht dat lidstaten niet in overtreding
zijn van de Europese begrotingsregels. Dat betekent dat een lidstaat niet in een buitensporigtekortprocedure
mag zitten óf dat het moet voldoen aan de aanbevelingen van de Raad van de Europese
Unie (de Raad) om het buitensporige tekort terug te dringen, en dat de staatsschuld
houdbaar is. Daarnaast mogen landen niet in een procedure bij buitensporige macro-economische
onevenwichtigheden zitten of moeten zij voldoen aan aanbevelingen van de Raad om deze
onevenwichtigheden te adresseren binnen een dergelijke procedure. Tot slot moeten
ze voortgang blijven boeken op de mijlpalen en doelen zoals vastgelegd in hun herstel-
en veerkrachtplannen en moeten ze voldoen aan de landspecifieke aanbevelingen op gebied
van begrotingsbeleid. Volgens de ECB is het de bedoeling dat eventuele interventies
tijdelijk van aard zijn en eindigen wanneer markten gekalmeerd zijn, óf als de ECB
van mening is dat er fundamentele factoren ten grondslag liggen aan het aanhouden
van de onrust.
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat er met het TPI minder strenge voorwaarden zijn verbonden
aan de opkoop van schuldpapier dan met OMT/ESM-programma’s het geval zou zijn? Acht
u dit wenselijk in het licht van de onderliggende structurele problemen in de eurozone?
Antwoord 6
Het OMT kan worden ingezet als lidstaten zich houden aan de beleidsvoorwaarden van
een leningenprogramma of een preventieve kredietlijn van het ESM, wanneer bijvoorbeeld
structurele fundamenten de onderliggende oorzaak zijn van oplopende renteverschillen.
TPI kan worden ingezet als onder andere aan een aantal criteria in het kader van de
economische beleidscoördinatie van de Unie is voldaan, wanneer sprake is van wanordelijke
en zelfversterkende rentestijgingen. Beide instrumenten zijn gericht op het zekerstellen
van de effectieve transmissie van het monetaire beleid, maar de ECB zal de instrumenten
in verschillende situaties inzetten, wanneer dit in de ogen van de ECB nodig is om
de aan de ECB opgedragen doelstellingen te bereiken en waarbij de ECB mede zal besluiten
op basis van de hierboven genoemde voorwaarden. Die voorwaarden laten zich lastig
vergelijken. Op voorhand is niet te zeggen wat de beleidsvoorwaarden zullen zijn die
verbonden worden aan steun van het ESM. Een preventieve kredietlijn van het ESM zal
waarschijnlijk niet gepaard gaan met een macro-economisch aanpassingsprogramma. Voor
TPI zijn de door de ECB genoemde criteria input voor de oordeelsvorming door de ECB
zelf over of een land gezond en houdbaar budgettair en macro-economisch beleid voert.
Het aanpakken van onderliggende structurele economische of budgettaire problemen,
bijvoorbeeld door het implementeren van investeringen en hervormingen en het voeren
van verstandig begrotingsbeleid, is hoe dan ook de verantwoordelijkheid van lidstaten
zelf. Beleidscoördinatie op Europees niveau middels het Europees Semester, inclusief
het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de macro-economische onevenwichtigheidsprocedure
(MEOP), kan bijdragen aan beleid om structurele problemen aan te pakken. Deze coördinatie
is tijdelijk versterkt door de koppeling tussen de middelen die lidstaten uit de herstel-
en veerkracht faciliteit (RRF) kunnen ontvangen en de implementatie van de landspecifieke
aanbevelingen uit 2019 en 2020 middels de herstelplannen.
Vraag 7
Wat voegen de voorwaarden van TPI volgens u toe aan de bestaande (juridisch vastgelegde)
voorwaarden voor begrotingsdiscipline en structurele hervormingen? Deelt u de mening
dat het aan overheden is om deze voorwaarden af te dwingen, niet aan de ECB?
Antwoord 7
Zoals hierboven genoemd, is begrotingsbeleid en de implementatie van investeringen
en hervormingen de verantwoordelijkheid van lidstaten zelf, binnen het kader van de
economische beleidscoördinatie in het kader van het Europees Semester of als een beroep
wordt gedaan op het ESM conform de beleidsvoorwaarden die daarbij overeengekomen worden.
De ECB begeeft zich met dit instrument niet op het vlak van de economische beleidscoördinatie
van de Unie en heeft niet als doel om beleidsvoorwaarden af te dwingen, maar gebruikt
elementen uit de beleidscoördinatie als een deel van de criteria voor haar beoordeling
of een land gezond en houdbaar budgettair en macro-economische beleid voert. Die beoordeling
weegt de ECB mee bij het eigen besluit om TPI al dan niet te activeren.
Vraag 8
Bent u van mening dat door te schuilen achter bestaande voorwaarden die door de Europese
Commissie worden beoordeeld, de ECB afhankelijker wordt van de Europese Commissie
voor de inzet van beleidsinstrumenten, wat de onafhankelijkheid van de ECB uiteindelijk
schaadt?
Antwoord 8
Onafhankelijkheid betekent dat het noch de ECB, noch een nationale centrale bank,
noch enig lid van hun besluitvormende organen is toegestaan om bij de uitoefening
van bevoegdheden en taken instructies te vragen dan wel te aanvaarden van instellingen,
organen of instanties van de EU, van regeringen van lidstaten of van enig ander orgaan;
en dat andere instanties van de Unie en de regeringen van de lidstaten niet trachten
de leden van de besluitvormende organen van de ECB of van de nationale centrale banken
bij de uitvoering van hun taken te beïnvloeden. Een deel van de criteria die de ECB
meeweegt in een eventueel besluit tot het inzetten van het TPI is gebaseerd op oordeelsvorming
van de Commissie en de Raad van de Europese Unie, zoals de vereisten dat een lidstaat
moet voldoen aan bepaalde regels van het SGP en de MEOP en zich dient te houden aan
de implementatie van het herstel- en veerkrachtplan (RRP). Indien een lidstaat voldoet
aan deze door de ECB zelf opgestelde criteria, weegt de ECB dit mee in haar eigen
besluit om het TPI al dan niet te activeren. De ECB vraagt of ontvangt hierbij geenszins
instructies van de Commissie of een andere EU-instelling. Bovendien heeft de ECB,
vanwege haar onafhankelijkheid, juist de beleidsvrijheid om invulling te geven aan
haar mandaat en in die vrijheid is door de ECB voor deze criteria gekozen als onderdeel
van een bredere set aan criteria die zij zal gebruiken in haar eigen beoordeling of
een lidstaat gezond en houdbaar budgettair en macro-economisch beleid voert.
Vraag 9
Klopt het dat de eerste en meest relevante TPI-voorwaarde («not being subject to an excessive deficit procedure») nauwelijks relevant is gezien het eerdere besluit van de Europese Commissie en de
Raad om de algemene ontsnappingsclausule breed toe te passen waarmee lidstaten kunnen
afwijken van het Stabiliteits- en Groeipact en om lidstaten juist niet in een buitensporigtekortprocedure
te plaatsen?
Antwoord 9
De ECB maakt geen onderscheid ten aanzien van de weging tussen de verschillende criteria
voor de inzet van het TPI-instrument en geeft geen uitputtend overzicht. Eén van de
genoemde criteria is dat lidstaten niet in overtreding zijn van de Europese begrotingsregels,
wat inhoudt dat een lidstaat niet in een buitensporige tekortprocedure mag zitten
óf dat het moet voldoen aan de aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie (de
Raad) om het buitensporige tekort terug te dringen. Naast het criterium dat een land
zich aan de Europese begrotingsregels moet houden noemt de ECB als een van de overige
genoemde criteria ook als criterium dat een land zich moet houden aan de landspecifieke
aanbevelingen ten aanzien van het begrotingsbeleid.
Het niet openen van buitensporigtekortprocedures is niet ingegeven door de algemene
ontsnappingsclausule van het SGP. Sinds het uitbreken van de coronapandemie zijn er
geen buitensporigtekortprocedures (excessive deficit procedures; EDP’s) geopend, omdat de Commissie en de Raad van mening waren dat de macro-economische
en budgettaire impact van de pandemie in lidstaten uitzonderlijk groot was, waardoor
de onzekerheid te hoog was om aan de lidstaten zinvolle en geloofwaardige begrotingsinspanningen
aan te bevelen om te hoge begrotingstekorten terug te dringen. Daarnaast hebben de
Commissie en de Raad dit voorjaar de ongekende onzekerheid die gepaard gaat met de
oorlog in Oekraïne in ogenschouw genomen. Op basis van deze onzekerheid en de neerwaartse
risico’s werd geconcludeerd dat het niet gerechtvaardigd was om EPD’s te openen. Het
kabinet heeft dit gesteund, omdat het van belang is dat lidstaten voldoende handelingsperspectief
hebben om begrotingsmaatregelen te nemen om kwetsbare groepen alsook investeringen
te beschermen.8 Op dit moment zitten er geen eurolanden in een EDP; alle eurolanden voldoen dus momenteel
aan de TPI-voorwaarde gerelateerd aan het SGP. De Commissie en de Raad zullen de overheidsfinanciën
van lidstaten opnieuw bekijken bij de beoordeling van de ontwerpbegrotingen voor 2023,
als onderdeel van het herfstpakket dit najaar.
Vraag 10
Klopt het dat wanneer de criteria van het Stabiliteits- en Groeipact strikt worden
toegepast, en zonder toepassing van de algemene ontsnappingsclausule, een land als
Italië momenteel wel in een buitensporigtekortprocedure geplaatst zou moeten worden
en derhalve het TPI niet ingezet kan worden om Italiaans schuldpapier op te kopen?
Antwoord 10
Op basis van de lenteraming van de Commissie9 en de convergentie- en stabiliteitsprogramma’s van lidstaten werden dit voorjaar
de overheidsfinanciën en de naleving met de begrotingsregels beoordeeld door de Commissie
en de Raad. Er werd vastgesteld dat dat de 3%-tekortnorm door 17 lidstaten niet werd
behaald (BE, BU, CZ, DE, EE, EL, ES, FR, IT, LV, LT, HO, MT, AT, PL, SL en SV). De
schuldnorm is door vijf landen niet behaald (BE, FR, IT, HO, FI), na het in acht nemen
van relevante factoren. Hierover bent u op 7 juni jl. geïnformeerd.10 Zoals in het antwoord op vraag 9 aangegeven speelt de algemene ontsnappingsclausule
geen directe rol bij het besluit om wel of geen buitensporigtekortprocedures te openen.
Het vaststellen van een buitensporig tekort door de Commissie en de Raad vindt altijd
plaats op basis van een overkoepelende analyse van de economische en budgettaire ontwikkelingen
en houdt rekening met relevante factoren. Als de economische en budgettaire onzekerheid
is afgenomen valt met de huidige regels te verwachten dat lidstaten die hun begrotingstekort
niet terugbrengen tot minder dan 3% op enig moment in een buitensporigtekortprocedure
worden geplaatst. De conclusie dat het TPI dan niet ingezet kan worden is niet juist.
Het criterium zoals de ECB dat heeft gecommuniceerd geeft immers aan dat er ook aan
is voldaan als een land in een buitensporigtekortprocedure zich houdt aan de aanbevelingen
van de Raad om dit tekort terug te dringen.
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat naar aanleiding van oplopende spreads tussen eurolanden,
niet de ECB in spoedzitting bijeen had moeten komen om een TPI uit te werken, maar
de Ministers van Financiën om nieuwe afspraken te maken over aanvullende hervormings-
en stabiliteitsprogramma’s om zo het vertrouwen in nationaal schuldpapier te versterken?
Antwoord 11
De ECB gaat over het monetair beleid en heeft het in dat kader nodig gevonden om aanvullend
bijeen te komen omdat men risico’s identificeerde ten aanzien van een goede doorwerking
van het monetair beleid, die nodig is om de doelstellingen van de ECB te bereiken.
Zoals benoemd in bovenstaande antwoorden gaat dit om renteverschillen die niet te
verklaren zijn door structurele verschillen in de economische fundamenten van lidstaten.
Het aanpakken van onderliggende structurele problemen, bijvoorbeeld door het implementeren
van investeringen en hervormingen en het voeren van verstandig begrotingsbeleid, is
de verantwoordelijkheid van lidstaten zelf. Beleidscoördinatie op Europees niveau
middels het Europees Semester, inclusief het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de
macro-economische onevenwichtigheidsprocedure (MEOP), kan bijdragen aan verstandig
beleid om structurele problemen aan te pakken. Deze coördinatie is tijdelijk versterkt
door de koppeling tussen de middelen die lidstaten uit de herstel- en veerkracht faciliteit
(RRF) kunnen ontvangen en de implementatie van de landspecifieke aanbevelingen uit
2019 en 2020 middels de herstelplannen.
De economische en budgettaire ontwikkelingen zijn in de eerste helft van het jaar
vrijwel iedere maand besproken in de Eurogroep en/of de Ecofinraad. De economische
vooruitzichten zijn gedurende deze periode verslechterd en met grote neerwaartse risico’s
omgeven. Dit is niet het gevolg van beleidsaanpassingen binnen de eurozone en de lidstaten
zelf maar als gevolg van een externe economische schok door de oorlog in Oekraïne.
Het belang van het structureel versterken van economie en overheidsfinanciën is evenwel
vaak aan de orde geweest en komt ook terug in de landspecifieke aanbevelingen van
de Raad aan de lidstaten. Over de besprekingen ten aanzien van de economische en budgettaire
ontwikkelingen door de Ministers van Financiën bent u steeds geïnformeerd via de geannoteerde
agenda en het verslag. Hierbij is ook aangegeven dat Nederland voortgang wil maken
ten aanzien van de discussie over de toekomst van de Europese begrotingsregels.
Vraag 12
Bent u bereid het voortouw te nemen voor striktere afspraken over begrotingsdiscipline
en structurele hervormingen ten aanzien van eurolanden met uitzonderlijk hoge schuldniveaus?
Antwoord 12
Het kabinet is van mening dat een gemoderniseerd SGP lidstaten met hoge risico’s voor
de schuldhoudbaarheid moet bewegen om voldoende schuldafbouw te realiseren om op middellange
termijn zelfstandig nieuwe schokken op te kunnen vangen, zonder daarbij economische
groei te schaden. Hierbij moet er meer schuldafbouw worden gerealiseerd dan in het
verleden met de toepassing van de huidige regels tot stand kwam, met name in economisch
goede tijden. Het waarborgen van schuldhoudbaarheid is dan ook één van de drie pijlers
van de kabinetsinzet ten aanzien van de SGP modernisering, naast het waarborgen van
opwaartse economische convergentie en effectieve handhaving. Strenge en gedetailleerde
begrotingsregels zijn voor lidstaten met lage schulden en lage schuldhoudbaarheidsrisico’s
minder van belang. Het kabinet neemt een constructieve houding aan ten aanzien van
de SGP modernisering en is bereid om een voortrekkersrol in te nemen langs de lijnen
van de kabinetsinzet, zoals verwoord in de brief van 4 maart jl.11
Vraag 13
Deelt u de uitspraken van uw Franse collega Bruno Le Maire begin juli dat er inmiddels
sprake is van een «nieuw economisch model» in de eurozone waarbij bestaande afspraken
omtrent schuld achterhaald zijn en (schuld)verschillen tussen Noord en Zuid volgens
de Franse regering «niet langer relevant zijn»? Hoe duidt u deze uitspraken in relatie
tot het nieuwe TPI van de ECB en de druk vanuit enkele lidstaten om het Stabiliteits-
en Groeipact (SGP) buiten werking te stellen dan wel te versoepelen (en daarmee de
buitensporigtekortprocedure)?12
Antwoord 13
Het kabinet deelt niet de mening dat de verschillen in schuldquota’s, en daarmee de
zeer hoge schulden van sommige lidstaten, niet relevant zijn. Een hoge publieke schuld
brengt risico’s met zich mee, omdat het overheden kwetsbaar maakt voor renteschokken
en kan zorgen voor twijfel op financiële markten ten aanzien van de houdbaarheid van
de schuld. Daarnaast beperkt een hoge schuld de ruimte voor overheden om de economie
te stabiliseren via automatische stabilisatoren of discretionaire maatregelen in geval
van een crisis. Hoge publieke schulden in lidstaten vormen daarmee een kwetsbaarheid
voor de EU en de eurozone als geheel, en moeten worden teruggebracht. Om deze reden
zet het kabinet zich ten aanzien van de SGP modernisering in voor effectievere begrotingsregels
die hogeschuldlanden aanzetten tot voldoende schuldafbouw. Het kabinet heeft oog voor
het risico dat het TPI-instrument gepaard kan gaan met het negatieve bijeffect dat
het marktwerking op staatsobligatiemarkten in de weg kan staan en de prikkel bij lidstaten
om verstandig begrotingsbeleid te voeren kan verminderen.
Vraag 14
Bent u van mening dat wanneer begrotingsdiscipline in de eurozone als gevolg van ECB-beleid
vermindert, dit dan via nationale lidstaten meer afgedwongen moet worden, bijvoorbeeld
door middel van aanscherping van het Stabiliteits- en Groeipact, in het belang van
een stabiel en economisch sterk Europa?
Antwoord 14
De afspraken over de Economische en Monetaire Unie grijpen op meerdere manieren aan
op het streven naar gezonde overheidsfinanciën. De ECB dient binnen haar mandaat van
prijsstabiliteit en het verbod op monetaire financiering te opereren. Bij dat laatste
is het van belang dat het beleid van de ECB de lidstaten de prikkel tot gezond begrotingsbeleid
niet ontneemt. Het kabinet heeft oog voor het risico dat het TPI-instrument gepaard
kan gaan met het negatieve bijeffect dat het marktwerking op staatsobligatiemarkten
in de weg kan staan en de prikkel bij lidstaten om verstandig begrotingsbeleid te
voeren kan verminderen.
Daarnaast zijn er afspraken gemaakt dat overheden geen bevoorrechte toegang tot de
financiële sector mogen hebben, dat de Unie en de lidstaten de verplichtingen van
(andere) lidstaten niet overnemen en dat buitensporige tekorten vermeden moeten worden.
Zoals ook in het antwoord op vraag 12 en 13 omschreven, zet het kabinet zich ten aanzien
van de SGP modernisering in voor begrotingsregels die lidstaten met hoge risico’s
voor de schuldhoudbaarheid moeten bewegen om voldoende schuldafbouw te realiseren
om op middellange termijn zelfstandig nieuwe schokken op te kunnen vangen, zonder
daarbij economische groei te schaden. Hierbij dient er meer schuldafbouw te worden
gerealiseerd dan er in het verleden met de toepassing van de huidige regels tot stand
kwam, met name in economisch goede tijden. Het waarborgen van schuldhoudbaarheid is
dan ook één van de drie pijlers van de kabinetsinzet ten aanzien van de SGP modernisering,
naast opwaartse economische convergentie en effectieve handhaving.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.