Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bontenbal over het bericht dat de ACM instemt met de aanleg van een privaat net voor zonneparken in Groningen
Vragen van het lid Bontenbal (CDA) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het bericht dat de ACM instemt met de aanleg van een privaat net voor 500 MW aan zonneparken in Groningen (ingezonden 30 juni 2022).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 30 augustus 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «ACM stemt in met aanleg privaat net voor 500 MW aan
zonneparken in Groningen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe kijkt u naar deze ontwikkeling, waarbij ontwikkelaars zoals Solarfields een elektriciteitsnet
in privaat eigendom en beheer ontwikkelen en daarmee direct op het hoogspanningsnet
van TenneT aangesloten kunnen worden, waarop, in tegenstelling tot op veel regionale
netten, nog wel ruimte voor teruglevering is?
Antwoord 2
Het in privaat eigendom hebben, beheren en ontwikkelen van elektriciteitsnetten is
geen nieuwe ontwikkeling. Het is op grond van de Elektriciteitswet 1998 en Europese
regels al sinds vele jaren mogelijk voor private partijen om een ontheffing aan te
vragen voor elektriciteitsnet, en deze te beheren als zogenaamd «gesloten distributiesysteem».
De nationale en Europese regels bieden ruimte voor situaties waarin partijen, zoals
bijvoorbeeld ziekenhuizen, windparken of industriële locaties, voorkeur hebben om
hun eigen net te beheren in verband met technische- of veiligheidsredenen of omdat
zij primair voor henzelf en aan hen verwante bedrijven elektriciteit transporteren.
Het is een keuze voor marktpartijen zelf om een dergelijk net aan te leggen en een
dergelijke ontheffing aan te vragen bij ACM. Er zijn doorgaans ook geen publieke belangen
gemoeid bij de aanleg van een dergelijk net en de kosten voor aanleg van een privaat
net dragen marktpartijen zelf.
Vraag 3
Kunt u inzichtelijk maken hoe vaak het voorkomt dat ontwikkelaars van bijvoorbeeld
wind- of zonneparken congestieproblemen omzeilen door ervoor te kiezen een privaat
stroomnet aan te leggen, daarop opwekinstallaties te bundelen en vervolgens direct
op het hoogspanningsnet in te voeden?
Antwoord 3
ACM houdt een openbaar register bij van afgegeven en actuele ontheffingen voor gesloten
distributiesystemen voor elektriciteit en gas. ACM geeft aan dat recentelijk een aantal
marktpartijen heeft aangegeven dat transportschaarste op het openbare net één van
de aanleidingen is geweest voor het aanvragen van een dergelijke ontheffing. Partijen
zijn echter niet verplicht om het aan te geven als dit een van de achterliggende redenen
is voor een ontheffingsaanvraag en dit is ook niet een criterium waar ACM de aanvraag
op toetst. Mij is dus niet bekend hoe vaak het voorkomt dat private partijen een gesloten
distributiesysteem aanleggen vanwege transportschaarste op lager gelegen spanningsniveaus.
Uit het register blijkt overigens geen duidelijke stijging van het aantal afgegeven
ontheffingen voor GDS-en voor elektriciteit in recente jaren.
Vraag 4
Kunt u aangeven welke criteria er door de Autoriteit Consument en Markt worden gehanteerd
bij de afweging om al dan niet ontheffing te verlenen voor het beheer van het privaat
elektriciteitsnet?
Antwoord 4
ACM beoordeelt een aanvraag op basis van de criteria neergelegd in de Elektriciteitswet
1998. Deze criteria vloeien voort uit het Europees-wettelijke kader.2 De belangrijkste eis is dat het bedrijfs- of productieproces van de gebruikers van
het desbetreffende net «om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd
is» of dat het net «primair elektriciteit distribueert voor de eigenaar van dat net
of de daarmee verwante ondernemingen». Daarnaast zien de criteria op de geografische
locatie, functionele verbondenheid van het net, aantal en typen afnemers (in beginsel
geen huishoudelijke afnemers), veiligheid en betrouwbaarheid van het net.
Vraag 5
In hoeverre komt met het ontwikkelen van dit soort private elektriciteitsnetten het
antidiscriminatiebeginsel uit de Elektriciteitswet in het geding, waarmee wordt voorgeschreven
dat aanvragen op volgorde van binnenkomst moet worden beoordeeld?
Antwoord 5
Het non-discriminatiebeginsel komt niet in het geding. Vooropgesteld: de Elektriciteitswet
1998 schrijft niet voor dat aansluit- en transportaanvragen op volgorde van binnenkomst
moeten worden beoordeeld. Dit is echter wel de meest voor hand liggende en de meest
gebruikte invulling van het Europees vastgelegde non-discriminatiebeginsel dat al
het handelen van netbeheerders normeert. Dit beginsel moeten netbeheerders toepassen
wanneer sprake is van concurrerende aansluit- of transportaanvragen. Dat gebeurt in
de praktijk nu met name omdat op veel plekken op het net de transportcapaciteit schaars
is.
Transportschaarste is echter locatiespecifiek en dus aanwezig op specifieke netdelen
en op specifieke spanningsniveaus en doorgaans ook slechts voor een richting: invoeding
of afname. Aansluit- en transportverzoeken op verschillende locaties in het net concurreren
in de praktijk niet noodzakelijkerwijs met elkaar. Het feit dat een netbeheerder op
een specifieke locatie op een hoger spanningsniveau wel degelijk een aansluit- en
transportverzoek kan accommoderen, terwijl zij of een (andere) regionale netbeheerder
dat op een andere locatie, op een lager spanningsniveau niet kan, raakt niet aan het
non-discriminatiebeginsel.
Vraag 6
In hoeverre acht u het wenselijk dat partijen, die wellicht bij aansluiting op het
regionale elektriciteitsnet andere aanvragers voor zich zouden hebben, via een privaat
elektriciteitsnet alsnog voorrang kunnen krijgen? Welke mogelijkheden heeft u om,
indien u deze ontwikkeling niet wenselijk acht, hier meer regie op te voeren?
Antwoord 6
Het meest wenselijke scenario is een waarin de netbeheerders beschikken over voldoende
transportcapaciteit en er geen sprake is van transportschaarste. Gezien het bestaan
van transportschaarste op het elektriciteitsnet vind ik het in algemene zin goed dat
producenten van hernieuwbare elektriciteit alternatieve aansluitoplossingen uitwerken
waarmee zij alsnog in staat worden gesteld om in te voeden. De aansluiting van een
gesloten distributiesysteem op een hoger spanningsniveau concurreert ook niet noodzakelijkerwijs
met de aansluiting van eventuele, andere beoogd aangeslotenen op lagere spanningsniveaus.
In sommige gevallen kan het beslag op andere, overbevraagde spanningsniveaus en netonderdelen
door aansluiting van een GDS op een hoger spanningsniveau juist afnemen, waardoor
daar ook eerder ruimte is voor aansluiting van andere partijen in de toekomst ok lagere
spanningsniveaus.
Het gesloten distributiesysteem als juridisch concept is echter van oorsprong bedoeld
voor relatief specifieke situaties: ziekenhuizen, industrie- en bedrijventerreinen.
Het is niet bedoeld als constructie voor een selecte groep samenwerkende marktpartijen
om een recht op toegang te creëren voor aansluiting op andere, hogere (en minder zwaar
belaste) spanningsniveaus. Ik zal daarom met ACM en netbeheerders in gesprek treden
over dit onderwerp en onderzoeken of er een risico bestaat dat marktpartijen uitsluitend
om deze redenen gesloten distributiesystemen aanleggen en of er deze ontwikkeling
andere marktpartijen in negatieve zin kan raken. Als daar aanleiding voor is, zal
ik eveneens onderzoeken hoe ik meer regie kan voeren op de ontwikkeling van gesloten
distributiesystemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.