Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over puntief onderzoek door de IGJ ten aanzien van de voorganger van Baptistengemeente De Rank
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over puntief onderzoek door de IGJ ten aanzien van de voorganger van Baptistengemeente De Rank (ingezonden 5 augustus 2022).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 25 augustus
2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de onder uw verantwoordelijkheid staande Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) het voornemen heeft geuit een boete op te leggen aan
predikant Rennie Schoorstra van Baptistengemeente De Rank in Alkmaar wegens overtreding
van de Geneesmiddelenwet, omdat de IGJ meent geloofsovertuigingen die de predikant
in de uitoefening van zijn ambt gedurende een godsdienstoefening heeft gedaan te mogen
aanmerken als ongeoorloofde reclame voor een geneesmiddel?
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Op welke wijze is er een klacht ontvangen, gezien IGJ stelt dat er een klacht is ontvangen?
Stimuleert de IGJ op enigerlei wijze het indienen van klachten?
Antwoord 2
IGJ heeft een melding ontvangen. Naar aanleiding daarvan is zij een onderzoek gestart.
IGJ doet soms een oproep tot melden over risico’s in de zorg. Bijvoorbeeld als de
indruk bestaat dat er onderrapportage is, of als bij het publiek niet duidelijk is
dat IGJ toezichthouder is op bepaalde zaken. IGJ heeft geen oproep voor meldingen
gedaan relatie tot het toezicht op verboden reclame.
Vraag 3
Bent u zich ervan bewust dat de vrijheid van godsdienst is opgenomen in de Grondwet
en in verschillende mensenrechtenverdragen waarbij Nederland partij is, en dat dit
dus betekent dat leden van een geloofsgemeenschap, en meer in het bijzonder de voorganger,
een grote mate van vrijheid genieten in het belijden en verkondigen van hun overtuigingen?
Zo ja, hoe rijmt u dat met het doen van punitief onderzoek naar vermeende reclame
gedurende de godsdienstoefening?
Antwoord 3
Uiteraard ben ik mij bewust van de vrijheid van godsdienst. Godsdiensten verdienen
bescherming onder artikel 9 EVRM. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de vrijheid
van geloof (vrijheid van godsdienst) en geloofsuitingen. De vrijheid van godsdienst
betekent dat men vrij is te geloven wat men wil, maar aan uitingen van dit geloof
mogen beperkingen worden gesteld, bijvoorbeeld ter bescherming van de volksgezondheid.
Kortom, de vrijheid van godsdienst gaat niet zo ver dat daarmee de volksgezondheid
onaanvaardbaar in gevaar mag worden gebracht. Gedragingen binnen kerken, waaronder
geloofsuitingen, zijn, op grond van de godsdienstvrijheid, niet uitgezonderd van de
reikwijdte van verbodsbepalingen die ook buiten de kerk gelden. Een geloofsovertuiging
rechtvaardigt dus niet alle uitingen van het geloof.
De Geneesmiddelenwet bevat diverse verbodsbepalingen die strekken ter bescherming
van de gezondheid. Deze bepalingen kunnen leiden tot een beperking op de vrijheid
om godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen, maar enkel wanneer
dit in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de bescherming
van de gezondheid als bedoeld in artikel 9 lid 2 EVRM.
Dit betekent dat IGJ bij vermeende overtredingen van wettelijke bepalingen gebruik
kan maken van de haar toekomende bevoegdheden en daarmee soms ook geloofsuitingen
kan beperken indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid.
Vraag 4
Erkent u dat de beslissing om onderzoek te doen naar geloofsuitingen binnen een geloofsgemeenschap
ingrijpend is en daarom niet lichtvaardig mag worden genomen? Bent u vooraf van dit
onderzoek in kennis gesteld en heeft u daarmee ingestemd? Zo nee, waarom niet? Op
welk ambtelijk niveau is de beslissing dan wel genomen?
Antwoord 4
IGJ is onafhankelijk toezichthouder die haar eigen afwegingen maakt. Ik ben van tevoren
niet op de hoogte gesteld van dit onderzoek. Al het werk van IGJ moet uiteraard zorgvuldig
plaatsvinden. Dit geldt ook voor het onderzoek naar de uitingen in deze zaak. De Geneesmiddelenwet
bevat echter verbodsbepalingen die het recht op vrijheid van geloofsuiting kunnen
beperken. Onderzoek hiernaar valt onder de reguliere toezichtstaken van IGJ.
Vraag 5
Erkent u dat het geloofsgemeenschappen vrij staat te geloven dat bepaalde nutriënten
en geneesmiddelen, waaronder ivermectine, heilzaam kunnen werken bij Covid-19, ook
al is uw departement niet overtuigd door de uitvoerige wetenschappelijke literatuur
en ervaringen van artsen die dit geloof ondersteunen?
Antwoord 5
Een ieder in Nederland is vrij om zijn eigen overtuigingen te vormen en te delen,
zolang dit past binnen de grenzen van de wet.
Vraag 6
Erkent u dat het geloofsgemeenschappen vrij staat zich binnen hun kring ook feitelijk
te gedragen overeenkomstig hun overtuigingen?
Antwoord 6
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Vraag 7
Erkent u dat een redelijkerwijs te verwachten gevolg van het onderzoek van de IGJ
en het geuite voornemen een boete op te leggen, is dat predikanten zich minder vrij
voelen in het uiten van hun geloof gedurende de godsdienstoefening en dat dit onderzoek
en dat voornemen alleen al daarom een beperking van de belijdenisvrijheid inhoudt?
Antwoord 7
Nee. Er wordt niet ingegrepen op de vrijheid van mensen om hun geloof gedurende de
godsdienstoefening te uiten.
Vraag 8
Kunt u uitleggen op basis van welke belangenafweging is besloten tijd en middelen
in te zetten voor deze zaak, gezien de IGJ zich beklaagt over een tekort een personele
en financiële middelen? Deelt u de opvatting dat de IGJ niets belangrijkers te doen
heeft? Acht u het gerechtvaardigd dat nog meer publieke middelen aan deze zaak worden
besteed?
Antwoord 8
IGJ heeft een melding ontvangen en heeft daarnaar onderzoek gedaan. Gelet op de capaciteit
aan inspecteurs, het grote veld aan onder toezicht staanden en daaruit voortvloeiende
veelheid van meldingen, thema’s en trajecten, moet IGJ inderdaad keuzes maken en prioriteren.
Dat doet zij risico-gestuurd. IGJ is onafhankelijk toezichthouder die haar eigen afwegingen
maakt en ik meng mij niet in deze afweging.
Vraag 9
Kunt u een overzicht geven van alle zaken waarin de IGJ onderzoek doet of heeft gedaan
naar geloofsgemeenschappen in verband met vermeende uitlatingen over behandelmogelijkheden
bij Covid-19?
Antwoord 9
IGJ heeft mij laten weten dat het onderzoek waar deze vragen over gaan het enige onderzoek
is waarbij opvolging is gegeven aan een melding over uitingen van een voorganger.
Vraag 10
Kunt u aangeven welk percentage van de patiënten voor wie deze recepten zijn uitgeschreven
is overleden, in het ziekenhuis is opgenomen dan wel zonder ziekenhuisopname is genezen,
gezien de IGJ niet alleen optreedt tegen geloofsgemeenschappen die geloven dat bepaalde
nutriënten en geneesmiddelen, waaronder ivermectine, heilzaam kunnen werken bij Covid-19,
maar ook tegen artsen en apothekers die op grond van wetenschappelijke literatuur
en eigen ervaring dezelfde mening zijn toegedaan en de IGJ meerdere honderden doktersrecepten
in beslag heeft genomen waarbij ivermectine of hydroxychloroquine is uitgeschreven
bij Covid-19? Kunt u aangeven hoe deze percentages zijn voor andere patiënten die
met Covid-19 onder behandeling van een huisarts zijn geweest?
Antwoord 10
Dat kan ik niet aangeven omdat ik niet beschik over deze cijfers.
Vraag 11
Is het juist dat hydroxychloroquine gedurende een periode in de tweede lijn is ingezet
voor de behandeling van Covid 19?
Antwoord 11
Dit klopt. Onder andere in dit onderzoek1 van het VUMC kan over deze inzet worden gelezen. Ook is dit middel enige tijd opgenomen
in de behandelrichtlijn van het SWAB, waarin momenteel staat: «Een van de eerste versies
van het SWAB-COVID-19-document gaf een dosisadvies van 2 x 400 mg hydroxychloroquine
sulfaat op dag 1, vervolgens 2 x 200 mg hydroxychloroquine sulfaat op dag 2–5.». Inmiddels
is opgenomen: «Alles bijeengenomen moet op grond van meerdere grote gerandomiseerde
studies en een meta-analyse op dit moment geconcludeerd worden dat hydroxychloroquine
en chloroquine (ook in combinatie met azitromycine) niet effectief zijn in de behandeling
of preventie van COVID-19.»2
Vraag 12
Erkent u dat een zinvolle maatschappelijke discussie over de vraag welke keuzes kunnen
worden gemaakt om Covid-19 tegemoet te treden, vergt dat alle verschillende opvattingen
de ruimte hebben om hun wetenschappelijke onderbouwingen naar voren te brengen? Bent
u bekend met het feit dat ten gevolge van punitief optreden door de IGJ een groot
aantal wetenschappelijke publicaties en vertalingen daarvan voor een groter publiek,
over onder meer hydroxychloroquine en ivermectine, is verwijderd van de website zelfzorgcovid19.nl
van de Algemene Nederlandse BurgerBelangen Vereniging (ANBB)? Erkent u dat hierdoor
het vrije debat wordt belemmerd en dat partijen zoals de heer Schoorstra, die zich
tegenover de IGJ op deze literatuur willen beroepen, in hun verdediging worden geschaad?
Antwoord 12
Ik ben er niet mee bekend dat de genoemde publicaties van de website zelfzorgcovid19.nl
zijn verwijderd. IGJ heeft niet verzocht om publicaties van voornoemde website te
verwijderen.
Vraag 13
Bent u bereid uw verantwoordelijkheid te nemen door een aanwijzing aan de IGJ te geven
dat buiten geval van evident misbruik serieuze bijdragen aan de geloofsbelijdenis,
aan het politieke, maatschappelijke of wetenschappelijke debat waarin mogelijke voor-
of nadelen van geneesmiddelen aan de orde komen, niet dienen te worden aangemerkt
als reclame?
Antwoord 13
Nee. De inspectie is onafhankelijk in haar toezicht en moet bij vermeende overtredingen
van wettelijke bepalingen gebruik kunnen maken van de haar toekomende bevoegdheden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.