Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Podt over het bericht 'Uitspraak Europees Hof zet Nederlands asielbeleid op losse schroeven; staat mag documenten asielzoeker niet meer zomaar opzijschuiven'
Vragen van het lid Podt (D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Uitspraak Europees Hof zet Nederlands asielbeleid op losse schroeven; staat mag documenten asielzoeker niet meer zomaar opzijschuiven» (ingezonden 24 juni 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 10 augustus
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3558.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Uitspraak Europees Hof zet Nederlands asielbeleid op
losse schroeven; staat mag documenten asielzoeker niet meer zomaar opzijschuiven»?1
Antwoord 1
Met dit bericht ben ik bekend. Mijn voorganger heeft u op 8 juli 2021 over de betreffende
uitspraak geïnformeerd.2
Vraag 2
Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State op 26 januari 2022 die deze uitspraak
nogmaals onderstreept?3
Antwoord 2
Met die uitspraak ben ik bekend.
Vraag 3
Bent u bekend met de reactie van uw ambtsvoorganger op het rapport «Bewijsnood: wanneer
nationaliteit en identiteit ongeloofwaardig worden bevonden»? (Kamerstuk 19 637, nr. 2760)
Antwoord 3
Met die reactie ben ik bekend.
Vraag 4
Bent u het eens met de stelling dat het Nederlandse beleid moet worden aangepast naar
aanleiding van de uitspraak van het Europees Hof en de Raad van State, ook omdat dit
conform de afspraak uit het coalitieakkoord is waarin staat dat Nederland alle EU-richtlijnen
uitvoert? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Zoals mijn ambtsvoorganger heeft toegelicht in voornoemde Kamerbrief van 8 juli 2021,
liet de voorheen geldende lijn van de Afdeling de IND de mogelijkheid om documenten
waarvan de authenticiteit niet kan worden vastgesteld, geheel buiten beschouwing te
laten. De uitvoeringspraktijk was echter al minder strikt. Ik acht de huidige werkwijze
van de IND in overeenstemming met de hier bedoelde jurisprudentie van het EU-Hof van
Justitie en de Raad van State. Ik verwijs naar de openbare IND-werkinstructie 2022/13
(opvolgende asielaanvragen), die geldt sinds 1 juli 2022 en waarin reeds eerder gegeven
instructies aan de IND medewerkers in de vorm van informatieberichten zijn verwerkt.4 Mijn ambtsvoorganger heeft de voor die tijd geldende werkinstructie 2021/74, tezamen
met een aantal andere werkinstructies, al eerder aan uw Kamer toegezonden.5 Hieruit volgt dat de IND – overeenkomstig voormelde jurisprudentie – ook kopieën
betrekt van documenten en documenten waarvan de authenticiteit niet is vastgesteld,
of die geen objectief verifieerbare bron hebben, bij de beoordeling van een opvolgende
asielaanvraag. De IND beoordeelt conform de EU-Procedurerichtlijn wat de bewijswaarde
van het document is en of het de kans op internationale bescherming aanzienlijk groter
maakt. Dat zal onder andere niet het geval zijn als het document geen informatie behelst
die relevant is voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag of als het document
geen steun biedt voor het asielrelaas of er misschien zelfs mee in strijd is. Ook
de omstandigheid dat de authenticiteit van een stuk niet is aangetoond, kan bij de
beoordeling van de bewijswaarde van overgelegde documenten worden meegewogen.
Vraag 5
Welke concrete stappen gaat u ondernemen die ervoor zorgen dat er een realistische
bewijslast komt voor asielzoekers die in overeenstemming is met het EU-recht en EU-richtlijnen?
Bent u in het bijzonder bereid het recht op gelijke proceskansen (equality of arms) en het beginsel van het «voordeel van de twijfel» beter te waarborgen gedurende de
asielprocedure?
Antwoord 5
Zoals hiervoor is toegelicht, acht ik de huidige werkwijze van de IND in overeenstemming
met de eisen die het EU-recht daaraan stelt. Zoals mijn ambtsvoorganger in de beleidsreactie
van 8 juli 2021 op het rapport van Amnesty International «Bewijsnood» heeft toegelicht,6 is de Nederlandse asielprocedure erop gericht de asielzoeker zo goed mogelijk in
staat te stellen zijn asielrelaas naar voren te brengen. IND-medewerkers maken zich
er dagelijks hard voor dat asielbescherming wordt geboden aan hen die daar recht op
hebben. Uiteraard kan de IND enkel een asielvergunning verlenen indien aannemelijk
is dat de betreffende vreemdeling te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 31, zesde lid van de Vreemdelingenwet en artikel
4 van de EU-Kwalificatierichtlijn, kan er aanleiding zijn om de vreemdeling hieromtrent
het voordeel van de twijfel te gunnen, hetgeen ook veelvuldig voorkomt.
Vraag 6, 7 en 8
Bent u bereid er voor te zorgen dat bij de overdracht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND) aan de Dienst Terugkeer & Vertrek duidelijk is of de nationaliteit al dan niet
is vastgesteld en of een inhoudelijke toets heeft plaatsgevonden naar de risico’s
bij uitzetting naar het vermoedelijke land van herkomst of een eventueel derde land?
Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid ervoor te zorgen dat wanneer de nationaliteit tijdens het uitzetproces
alsnog wordt vastgesteld, dit wordt doorgegeven aan de IND zodat toetsing aan het
Vluchtelingenverdrag en artikel 3 EVRM alsnog kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Hoe gaat u er voor zorgen dat de IND en de DT&V voldoende waarborgen inbouwen, zodat
het niet afhankelijk is van een advocaat om mogelijke schendingen te voorkomen tijdens
het uitzetproces?
Antwoord 6, 7 en 8
Allereerst merk ik op dat een inhoudelijke toets naar de risico’s bij (gedwongen)
terugkeer wordt uitgevoerd door de IND naar aanleiding van een ingediende asielaanvraag.
Voorts verwijs ik naar de uitgebreide toelichting die mijn ambtsvoorganger heeft gegeven
over het vertrekproces van vreemdelingen van wie de nationaliteit niet is vastgesteld
in de beleidsreactie op het rapport van Amnesty International. Tot slot wijs ik op
paragraaf 13 van de openbare IND-werkinstructie 2022/4 (herkomstonderzoek in asielzaken).
In beginsel geldt dat een vreemdeling die niet (meer) rechtmatig in Nederland verblijft,
Nederland dient te verlaten. Dat is eerst en vooral een eigen verantwoordelijkheid
van de vreemdeling. Dat kan vertrek naar het land van herkomst zijn, maar ook een
ander land van bestendig verblijf, een land van doorreis, of enig ander land waar
de vreemdeling naar wil terugkeren. Uitgangspunt is dat toegang tot het andere land
dient te zijn geborgd. Voorafgaand aan het vertrek wordt aan de vreemdeling een terugkeerbesluit
uitgereikt dat het land vermeldt waarnaar wordt uitgezet. Ook voor die tijd kan worden
gewerkt aan terugkeer naar een ander land, of zelfs meerdere landen tegelijk, mocht
vertrek naar het in het terugkeerbesluit opgenomen land niet mogelijk blijken. Eventueel
zal, nadat de vreemdeling is gehoord, een aanvullend terugkeerbesluit worden genomen
waarin het (nieuwe) land van beoogde terugkeer wordt vermeld. Wanneer de vreemdeling
in het gehoor voorafgaand aan het aanvullend terugkeerbesluit naar voren brengt dat
terugkeer naar dat land voor hem bezwaarlijk is, kan de betreffende ketenpartner dat
afhankelijk van wat de vreemdeling in dit kader precies naar voren brengt, onderkennen
als een asielaanvraag. In dat geval wordt die aanvraag doorgeleid naar de IND.
De vreemdeling en/of diens gemachtigde heeft op meerdere momenten de mogelijkheid
om op te komen tegen de beoogde (gedwongen) terugkeer; bijvoorbeeld wanneer hij voorafgaand
aan het aanvullende terugkeerbesluit gehoord wordt, hij beroep instelt tegen het aanvullend
terugkeerbesluit of wanneer hij bezwaar indient tegen de feitelijke uitzetting.
Daarnaast kan de vreemdeling in iedere fase van het terugkeerproces een opvolgende
asielaanvraag indienen, waarbij hij de gestelde risico’s bij terugkeer naar dat land
naar voren kan brengen. De DT&V wijst de vreemdeling op deze mogelijkheid indien gedwongen
vertrek aan de orde is. Tegen een afwijzing van die opvolgende asielaanvraag kan de
vreemdeling bij de rechter in beroep komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.