Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Podt over het bericht ‘De IND komt vaak niet opdagen bij rechtszaken’
Vragen van het lid Podt (D66) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «De IND komt vaak niet opdagen bij rechtszaken» (ingezonden 18 juli 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 10 augustus
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3647.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «De IND komt vaak niet opdagen bij rechtszaken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u het geschetste beeld dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bij
ruim één op de tien rechtszaken niet aanwezig is? Is dit alleen te wijten aan het
personeelstekort of spelen meerdere overwegingen mee bij de keuze om weg te blijven
bij een zaak?
Antwoord 2
Ja, de IND kan niet uit het systeem halen in hoeveel zaken zij niet aanwezig was bij
de rechtszaken, maar uit een handmatige registratie blijkt dat bij ongeveer 11% van
de zaken (alle gerechtelijke procedures) geen vertegenwoordiging van de IND aanwezig
was.
Er zijn meerdere redenen waardoor de IND niet altijd aanwezig kan zijn bij de rechtszaken.
Zo staat er sinds geruime tijd veel spanning op de capaciteit van de Directie Juridische
Zaken van de IND ten opzichte van het (fluctuerende) werkaanbod vanuit de rechtbank.
Op de kernfuncties (pleiten en verweerschrijven) van de Directie Juridische Zaken
(zo’n 200 fte) is ongeveer 20 fte aan vacatureruimte op dit moment niet ingevuld.
Uiteraard wordt er nieuw personeel geworven, maar in deze huidige krappe arbeidsmarkt
is dat niet eenvoudig. Er zijn nu 28 nieuwe mensen in opleiding.
Naast capaciteitsdruk werkt de rechtspraak met een planningssystematiek waarbij de
Directie Juridische Zaken maximaal drie weken voor zitting de planning doorkrijgt
van de rechtbanken. Het aantal zittingen dat gepland wordt, kan dusdanig afwijken
dat het de ene keer 53% van het gemiddelde werkaanbod betreft maar een andere keer
135%. Zelfs met een volledige bezetting is dit voor de IND zeer lastig om op te vangen.
Het overgrote deel van de zaken betreft bovendien korte termijn zaken: bewaringszaken,
AA-zaken en VA-kort zaken. Deze zaken kennen een afdoeningstermijn van 4 weken. Het
is dus ook veelal niet mogelijk om deze zaken al eerder in te plannen. Ondanks de
omstandigheid dat de fluctuerende instroom, de korte termijn zaken en de beschikbare
capaciteit bij juridische zaken een tijdige en op elkaar afgestemde afstemming lastig
maakt, probeert de IND samen met de rechtbanken tot een evenwichtigere en meer voorspelbare
zittingsplanning per week te komen.
Daarnaast is ook bij de IND sprake van een hoog ziekteverzuimpercentage. Om deze druk
op te kunnen vangen moesten in het voorjaar deze harde maatregel, om niet ter zitting
te verschijnen, worden getroffen. Dat er zittingsdagdelen zijn waar de IND niet bij
aanwezig kan zijn, is in het licht van het bovenstaande onvermijdelijk.
De IND maakt naar aanleiding van een inhoudelijke screening een zorgvuldige afweging
en bepaalt op grond daarvan bij welke zittingen de IND aanwezig kan zijn. Daar waar
de IND niet verschijnt, wordt ook geen inhoudelijk schriftelijk verweer gevoerd. Als
de IND niet ter zitting kan verschijnen, wordt dat in ieder geval schriftelijk aan
rechtbank en de gemachtigde van de vreemdeling medegedeeld. Daarbij wordt gewezen
op het capaciteitsgebrek bij de Directie Juridische Zaken en wordt aangegeven dat
de IND zich op het standpunt stelt dat het besluit inhoudelijk juist is. De ketenpartners,
zoals de rechtspraak en de advocatuur, zijn ook in algemene zin door de Directie Juridische
Zaken van de IND geïnformeerd over het huidige capaciteitsgebrek en de keuzes die
daarbij noodgedwongen moeten worden gemaakt.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de rechtbank in Den Bosch die termen als «onaanvaardbaar,
onacceptabel en respectloos» gebruikte om de proceshouding van de IND te beschrijven?
Antwoord 3
Het past mij niet om te reageren op een uitspraak van een individuele rechter en de
daarin gebezigde termen. In het algemeen kan ik zeggen dat ik, evenals de IND, het
ter zitting verschijnen van het grootste belang acht. Naast dat dat de medewerker
van de Directie Juridische Zaken een inhoudelijke toelichting kan geven op het besluit
en vragen kan beantwoorden van de rechter, is aanwezigheid ter zitting ook een vorm
van erkenning van het belang van de vreemdeling en respect voor de instituties. Dit
neemt niet weg dat ik, gelet op het antwoord van vraag 2, begrijp dat de IND helaas
niet aanwezig kan zijn bij alle zittingen.
De medewerkers van de IND werken dagelijks met grote inzet en betrokkenheid aan zaken,
dit geldt ook voor de medewerkers van de Directie Juridische Zaken en de zaken die
op zitting staan.
Overigens is het verschijnen ter zitting geen vereiste in het procesrecht; niet voor
niets heeft de rechter de mogelijkheid om partijen op te roepen om alsnog te verschijnen
indien de rechter dat noodzakelijk acht. Dit neemt echter niet weg dat ik de huidige
gang van zaken wel ongewenst vind.
Vraag 4
Staat u nog steeds achter de conclusie die werd getrokken uit de evaluatie van uw
ambtsvoorganger waaruit algehele ontevredenheid bleek over het wegblijven van de IND
(Kamerstuk 19 637, nr. 2469) bij rechtszaken? Is het doel nog steeds om te zorgen dat de IND altijd aanwezig
is bij rechtszaken?
Antwoord 4
Het doel van de Directie Juridische Zaken van de IND is nog steeds dat de IND in beginsel
altijd aanwezig is bij rechtszaken. Evenals in 2018 is echter het dilemma gelegen
in de beschikbaarheid van mensen op het moment dat de rechtbank dat vraagt. Er wordt
op dit moment met de rechtbanken gekeken naar een betere systematiek om te plannen.
Daarbovenop komt dat, zoals onder vraag 2 aangegeven, de Directie Juridische Zaken
te kampen heeft gehad met een hoog en langdurig ziekteverzuim en de gevolgen van de
krappe arbeidsmarkt. Dit heeft ertoe geleid dat al langere tijd minder pleiters beschikbaar
zijn (zo’n 18% minder, zij het fluctuerend).
Vraag 5
Op basis waarvan wordt gekozen bij welke rechtszaken de IND wel en niet aanwezig zal
zijn? En op welke manier wordt hier het belang van de asielzoeker in meegenomen?
Antwoord 5
Voorop wordt gesteld dat de IND deze harde maatregel, om niet ter zitting te verschijnen,
alleen treft wanneer het niet anders mogelijk is. In dat geval vindt er een zorgvuldige
afweging plaats op grond van een inhoudelijke screening of de betreffende zitting
/ het dagdeel zich daarvoor leent. Hierbij wordt onder meer het zaak overstijgende
karakter van de zaak betrokken.
Uitgangspunt is dat het genomen besluit in de meeste zaken op juiste gronden is genomen
en dat het besluit daarmee de rechterlijke toets kan doorstaan. Bij de inhoudelijke
screening wordt dit globaal bekeken. Daarnaast wordt er gekeken of de door de vreemdeling
ingebrachte beroepsgronden nieuwe informatie bevat waar nog op gereageerd moet worden,
en of er nieuwe jurisprudentie is die een inhoudelijke reactie vergt. Tevens streeft
de IND ernaar in de meest kwetsbare en gevoelige zaken aanwezig te zijn bij de rechtszitting.
Zoals hieronder bij vraag 9 is beantwoord werkt de Directie Juridische Zaken van de
IND momenteel hard aan diverse maatregelen om meer grip op het proces te krijgen.
Vraag 6, 7 en 8
Wat zijn over het algemeen de gevolgen van de afwezigheid van de IND bij de rechtszaak,
bijvoorbeeld voor de asielzoeker, diens procedure, de wachttijd en extra werk voor
de IND als gevolg van beroepszaken?
In hoeveel gevallen heeft de afwezigheid van de IND voor vertraging in de gehele procedure
gezorgd?
Bent u het eens met de stelling dat de afwezigheid van de IND nooit mag leiden tot
nadelige gevolgen voor de asielzoeker, die hier tenslotte niets aan kan doen? Zo ja,
op welke wijze wordt dit voorkomen?
Antwoord 6, 7 en 8
Op basis van de hiervoor beschreven screening verwacht de IND dat de meeste zaken
waarbij geen vertegenwoordiger ter zitting aanwezig is de rechterlijke toets kunnen
doorstaan, en dat de beroepen ongegrond worden verklaard. In die zin heeft het niet
verschijnen ter zitting dan geen gevolgen voor de vreemdeling en diens procedure.
In zaken waarin de rechtbank in weerwil van de door de IND gemaakte inschatting oordeelt
dat het besluit niet in stand kan blijven vanwege daaraan verbonden gebreken, zal
een nieuw besluit moeten worden genomen. Dat kan, mede gelet op de achterstanden bij
de IND, leiden tot een langere wachttijd. Of het indienen van een verweerschrift en
het verschijnen ter zitting in dergelijke zaken tot een andere uitkomst zou hebben
geleid, is echter een vraag die niet goed in zijn algemeenheid te beantwoorden valt.
Ook in zaken waarin de IND wél ter zitting verschijnt, kunnen beroepen gegrond worden
verklaard. De mogelijkheid voor de Directie Juridische Zaken om gebreken in de besluitvorming
in de beroepsfase te repareren, kent de nodige beperkingen. Er is ook niet na te gaan
in hoeverre de afwezigheid van de IND voor vertraging in de gehele procedure heeft
gezorgd. Er wordt niet in systemen geregistreerd wat de reden is voor een vertraging
van een zaak.
In algemene zin zullen eventuele vertragingen in de procedure echter maar zelden het
rechtstreekse gevolg zijn van het niet ter zitting verschijnen.
Vraag 9
Wordt er, naast het werven van nieuw personeel, nog op andere manieren gewerkt aan
het vergroten van de aanwezigheid bij rechtszaken? Zo ja, op welke manieren?
Antwoord 9
Er wordt in afstemming met de rechtbanken gewerkt aan een nieuwe planningssystematiek
en andere maatregelen waaronder een andere inrichting van de organisatie om beter
met de volatiliteit aan werkbelasting te kunnen omgaan. Sinds het najaar van 2021
wordt regelmatig met de rechtbanken gesproken over de structurele kant in deze capaciteits-
en planningsproblematiek. Dat gebeurt op landelijk niveau en met de individuele zittingsplaatsen.
Deel van die maatregelen is dat zo ruim als mogelijk van tevoren (nu dus zo’n drie
weken van tevoren) bekeken wordt hoe de beschikbare capaciteit zich verhoudt tot de
door de rechtbanken gevraagde inzet. Als daar een overschot aan zitting ten opzichte
van de personele capaciteit in ontstaat dan wordt in laatste instantie ook gekeken
naar het zo nodig triageren van dagdelen. Dat betekent dat bij de te behandelen zaken
langs inhoudelijke criteria bekeken worden of het zittingsdagdeel zich leent voor
een afdoening buiten zitting door de rechtbank of een afdoening zonder de IND. Hierbij
moet benoemd worden dat de rechtbank bepaalt of een zaak al dan niet op zitting wordt
afgedaan. Uitgangspunt is dat er altijd eerst een globale inhoudelijke screening plaatsvindt
of de zitting (wat voor soort zaken staan er op) zich leent voor triage. Hiermee wordt
geborgd dat de Directie Juridische Zaken aanwezig is op zitting indien het gevoelige
en complexe zaken betreft. Indien een zitting getriageerd wordt, geeft de Directie
Juridische Zaken momenteel aan dat zij ook geen aanvullend verweerschrift zal schrijven
in de zaken die op die zitting staan. Gedachte hierachter is dat dit ook weer capaciteit
kost, die de Directie Juridische Zaken juist nodig heeft om zoveel mogelijk andere
zittingen wel te kunnen bemensen. Bovendien wordt ten aanzien van de getriageerde
zaken globaal inhoudelijk beoordeeld of het bestreden besluit op goede gronden genomen
is en de gronden van beroep tot een andersluidend standpunt kunnen leiden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.