Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dassen en Omtzigt over het nieuwsbericht 'Faillissement door verkoopverbod tabak? Lobby klopte cijfers op'
Vragen van de leden Dassen (Volt) en Omtzigt (Omtzigt) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het nieuwsbericht «Faillissement door verkoopverbod tabak? Lobby klopte cijfers op» (ingezonden 24 juni 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen
15 juli 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Faillissement door verkoopverbod tabak? Lobby
klopte cijfers op»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe worden de resultaten en de werkwijze gecontroleerd van onderzoeksbureaus die in
opdracht van bewindspersonen en ministeries onderzoek doen, alvorens de informatie
naar de Kamer wordt gestuurd en mede bepalend worden voor de totstandkoming van overheidsbeleid?
Kunt u aangeven hoe dat in zijn algemeenheid gecontroleerd wordt en hoe dat in dit
specifieke geval gedaan is?
Antwoord 2
Ik erken het belang van kwaliteit van onderzoek dat uitgezet is door de overheid en
dat onderzoeksresultaten gebaseerd dienen te zijn op feitelijke onderzoeksuitkomsten.
Bij het uitzetten van onderzoeken werken we met aanbestedingsregels, raamovereenkomsten
en werkafspraken. Vanuit het opdrachtgevende ministerie zijn bewindspersonen en ministeries
met name betrokken bij de fase van de vraagarticulatie vanuit de kennisbehoefte, de
opdrachtnemende partij is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering. Voor
de uitvoering zijn er documenten die waarborgen bieden voor onafhankelijk onderzoek
en onafhankelijke oordeelsvorming, zoals overzichtelijk gebundeld in de brief (Kamerstuk
31 490, nr. 306) die de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in oktober
2021 naar de Kamer stuurde. Zo bieden de Algemene Rijksvoorwaarden voor het verstrekken
van opdrachten tot het verrichten van diensten 2018 (hierna: ARVODI) een eenvormige
set van algemene voorwaarden voor dienstverleningsovereenkomsten tussen de Staat der
Nederlanden (alle ministeries en daaronder ressorterende diensten) en derden. Artikel
28 van de ARVODI gaat specifiek in op integriteit en het voorkomen van belangenverstrengeling.
Uitgangspunt is dat belangenverstrengeling of andere integriteitskwesties te allen
tijde moeten worden voorkomen.
Ook wordt in de modelovereenkomsten voor beleidsgericht onderzoek verwezen naar de
Europese gedragscode voor Wetenschappelijke Integriteit, All European Academies (hierna: ALLEA). In de ALLEA-gedragscode worden de professionele, wettelijke en ethische
verantwoordelijkheden beschreven. De gedragscode is van toepassing op zowel publiek
als particulier gefinancierd onderzoek. In de code zijn onder andere opgenomen de
beginselen van wetenschappelijke integriteit en goede onderzoekspraktijken.
Voor ambtenaren geldt de Gedragscode Integriteit Rijk (GIR) als leidend minimum kader
voor het handelen. De GIR geeft een overzicht van de belangrijkste rijksbrede afspraken
op het gebied van integriteit en biedt houvast bij het maken van afwegingen en nemen
van beslissingen bij integriteitskwesties. De GIR benoemt ook de regels en afspraken
omtrent betrokkenheid bij onafhankelijk onderzoek en (wetenschappelijke) integriteit.
Als opdrachtgever dient de ambtenaar ervoor te zorgen dat de onderzoeker in alle veiligheid
en onafhankelijkheid zijn werk kan doen. Verder hebben sommige organisaties een Chief
Science Officer en/of een Vertrouwenspersoon Wetenschappelijke Integriteit aangesteld.
Hier kunnen medewerkers terecht die vragen hebben over wetenschappelijke integriteit.
In het specifieke geval van het onderzoek uit het nieuwsbericht is de werkwijze van
het onderzoeksbureau (de onderzoeksopzet) in de offertefase met VWS gedeeld en vervolgens
door VWS kritisch gelezen en goedgekeurd. Nadat grote supermarktketens geen medewerking
aan het onderzoek wilden verlenen, zijn er wijzigingen aangebracht in de onderzoeksopzet:
de branchevereniging voor onder meer franchisenemers in de supermarktsector is geïnterviewd
en via de branchevereniging is met franchisenemers gesproken. De verkregen inzichten
uit de interviews zijn vervolgens getoetst aan de beschikbare literatuur en bij onafhankelijke
experts. Deze wijzigingen zijn gedurende het onderzoek aan VWS medegedeeld.
Vraag 3
Hoe wordt gecontroleerd dat onderzoeken die worden uitgevoerd door onderzoeksbureaus
in opdracht van bewindspersonen en ministeries representatief zijn voor de gehele
branche en bovendien gebaseerd zijn op feitelijke onderzoeksresultaten? Kunt u aangeven
hoe dat in zijn algemeenheid gecontroleerd wordt en hoe dat in dit specifieke geval
gedaan is?
Antwoord 3
Representativiteit van onderzoek en feitelijkheid van onderzoeksresultaten zijn belangrijke
voorwaarden voor de kwaliteit van onderzoek. Vanuit het ministerie zijn wij met name
betrokken bij de fase van de vraagarticulatie vanuit onze kennisbehoefte, de opdrachtnemende
partij is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering.
In het specifieke geval van het onderzoek uit het nieuwsbericht is de onderzoeksopzet
besproken en goedgekeurd door VWS. Bij de selectie van onderzoeksbureaus speelt kwaliteit
een belangrijke rol. Deze wordt beoordeeld aan de hand van de onderzoeksopzet en de
ervaring en het profiel van het team dat het onderzoek gaat uitvoeren. Zoals genoemd
in de beantwoording van vraag 2 zijn er door omstandigheden wijzigingen aangebracht
in de initieel aangedragen onderzoeksopzet. Deze zijn aan VWS medegedeeld.
Vraag 4
Hoe wordt gecontroleerd dat onderzoeken die worden uitgevoerd door onderzoeksbureaus
in opdracht van bewindspersonen en ministeries niet gebaseerd zijn op oneigenlijke
lobbypraktijken? Kunt u aangeven hoe dat in zijn algemeenheid gecontroleerd wordt
en hoe dat in dit specifieke geval gedaan is?
Antwoord 4
Nederland kent een traditie waarin de inbreng van maatschappelijke partijen bij de
vorming van beleid en wetgeving positief wordt gewaardeerd. Dit mag er echter niet
toe leiden dat onderzoek in opdracht van de overheid niet meer objectief en neutraal
wordt uitgevoerd. Daartoe dienen ook de codes en documenten, zoals genoemd in het
antwoord op vraag 2. Dat is natuurlijk geen garantie dat het altijd leidt tot objectieve
rapportages; want het blijft mensenwerk. Transparantie over de werkwijze is daarom
essentieel. Hiermee leggen onderzoekers verantwoording af over de werkzaamheden en
worden ministeries, het parlement en de maatschappij in staat gesteld deze te controleren.
In het specifieke geval van het onderzoek uit het nieuwsbericht is de onderzoeksopzet
van tevoren gedeeld en besproken met VWS. In dit onderzoek zijn zienswijzen van diverse
maatschappelijke partijen meegenomen. Deze zienswijzen zijn vervolgens getoetst bij
onafhankelijke experts en eveneens getoetst aan de beschikbare wetenschappelijke literatuur.
Vraag 5
Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over de werkwijze van het onderzoeksbureau SEO
Economisch Onderzoek en de totstandkoming van de cijfers?
Antwoord 5
De Tweede Kamer is op 17 december 2021 geïnformeerd over het onderzoeksrapport «Beperken
tabaksverkoop tot tabaksspeciaalzaken» uitgevoerd door onderzoeksbureau SEO Economisch
Onderzoek (32 011, nr. 92). In het rapport van SEO Economisch Onderzoek dat is meegezonden, is de Tweede Kamer
in het hoofdstuk «Onderzoeksaanpak» geïnformeerd over de werkwijze van het onderzoeksbureau.
Vraag 6
Deelt u de mening dat een standaard voor onafhankelijk onderzoek dat door de overheid
gefinancierd nodig is en hoe gaat u dat bereiken?
Antwoord 6
Zoals aangegeven in de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
aan de Tweede Kamer van 1 oktober 2021 (Kamerstuk 31 490, nr. 306) bieden naar overtuiging van het kabinet de bestaande codes en documenten voldoende
waarborgen voor onafhankelijk onderzoek en onafhankelijke oordeelsvorming.
Vraag 7
Hoe gaat u motie-Omtzigt c.s. uitvoeren die de regering verzoekt de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) opdracht te geven om standaarden en protocollen
op te stellen voor onafhankelijkheid van advisering en onafhankelijkheid van onderzoek,
en hen de vrijheid te geven daar de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
(KNAW) bij te betrekken?2
Antwoord 7
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft Uw Kamer middels de
brief van 5 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1825) in antwoord op de motie-Omtzigt c.s. over het opstellen van standaarden en protocollen
door de WRR (Kamerstuk 25 295, nr. 1805, was nr. 1804) hierover reeds eerder geïnformeerd. In de brief is aangegeven dat
de Minister van BZK vanuit haar coördinerende verantwoordelijkheid voor de organisatie
en kwaliteit van de rijksdienst deze motie binnen het kabinet zal oppakken. In antwoord
op de motie-Omtzigt c.s. is aangegeven dat bij de uitvoering van de motie de bijzondere
positie van de WRR ten opzichte van de regering en het parlement relevant is. Zoals
vastgelegd in de Instellingswet W.R.R. stelt de WRR zelf het eigen werkprogramma vast.
In het licht hiervan heeft de Minister van BZK naar aanleiding van de motie contact
opgenomen met de WRR. Daaruit is gebleken, dat de WRR binnen afzienbare tijd met de
indieners van voornoemde motie in gesprek zal willen gaan om de achtergrond van de
vraag beter te begrijpen en te bezien of deze binnen het werkprogramma past. Op 13 oktober
vindt een gesprek plaats van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken met de WRR.
Vraag 8
Hoe rijmt u deze casus met artikel 5.3 van het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging
(Framework Convention on Tobacco Control, FCTC) van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) uit 2005, mede ondertekend en geratificeerd door Nederland? Bent u het ermee
eens dat de overheid in deze casus artikel 5.3 heeft geschonden?
Antwoord 8
De overheid heeft in deze artikel 5.3 van het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging
niet geschonden. Uit artikel 5.3 volgt dat verdragspartijen maatregelen moeten nemen
om het tabaksontmoedigingsbeleid te beschermen tegen de commerciële belangen van de
tabaksindustrie. Ik verwijs u naar de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de
verplichtingen van dit artikel naar de brief die voormalig Staatssecretaris van Rijn
hierover naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.3 Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat de overheid geen contact heeft met
de tabaksindustrie, tenzij dat in verband met uitvoeringstechnische kwesties die rijzen
bij vastgesteld beleid of vastgestelde regelgeving noodzakelijk is. Daar is in de
onderhavige casus aan voldaan. Het onderzoeksbureau heeft in het kader van het onderzoek
gesproken met het Vakcentrum, een belangenbehartiger van zelfstandige supermarkten.
Deze zienswijzen zijn vervolgens getoetst bij onafhankelijke experts en eveneens getoetst
aan de beschikbare wetenschappelijke literatuur.
Vraag 9
Hoe gaat u in de toekomst voorkomen dat de Kamer foutief geïnformeerd wordt, althans
een verkeerd beeld wordt voorgehouden, mede door derden die trachten de regeringsprocessen-
en besluiten te beïnvloeden?
Antwoord 9
Oneigenlijke beïnvloeding en andere vormen van belangenverstrengeling bij onderzoek
dienen te allen tijde te worden voorkomen. De bestaande codes en documenten, zoals
in mijn antwoord op vraag 2 benoemd, bieden waarborgen voor onafhankelijk onderzoek
en onafhankelijke oordeelsvorming. Conform de ALLEA-gedragscode gaan onderzoekers
voorzichtig en weloverwogen te werk bij het ontwerpen, uitvoeren, analyseren en documenteren
van onderzoek. Het Rijk onderschrijft de beginselen uit de ALLEA gedragscode eveneens.
Belangenbehartiging door derden vormt voorts onderwerp van het debat n.a.v. de initiatiefnota
van de leden Dassen en Omtzigt over wettelijke maatregelen om de integriteit van bewindspersonen
en de ambtelijke top te bevorderen (Kamerstuk 36 101).
Vraag 10
Overeenkomstig de GRECO-aanbevelingen over de personen die de hoogste leidinggevende
functies bekleden (Bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 35 000-VII, nr. 91), welke regels en richtlijnen bent u van plan in te voeren over de wijze waarop de
personen die de hoogste leidinggevende functies bekleden (onder meer bewindspersonen
en topambtenaren) in contact treden met lobbyisten en andere derden die ernaar streven
regeringsprocessen- en besluiten te beïnvloeden?
Antwoord 10
Gedragsregels omtrent de omgang van bewindspersonen met derden/lobbyisten zullen worden
opgenomen in de gedragscode voor bewindspersonen, die najaar 2022 aan de Tweede Kamer
zal worden gezonden. Daarenboven zijn recent de regels omtrent het opnemen van afspraken
in de openbare agenda’s van bewindspersonen aangepast. In reactie op Kamervragen van
de leden Sneller en Bromet heeft het kabinet aangegeven dat het de motie van deze
leden (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 18) onverkort zal uitvoeren. De openbare agenda’s
van bewindspersonen worden gebruiksvriendelijker, het streven is contactgegevens op
te nemen bij de agenda-items met een korte beschrijving van het betreffende onderwerp.
Ook worden de agenda-items gecategoriseerd, conform de motie van de leden Sneller
en Bromet (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 18
zodat kan worden gezocht op trefwoorden. Hiermee wordt voorzien in de vraag naar meer
transparantie. De aanbevelingen van GRECO in de vijfde evaluatieronde zijn niet van
toepassing op topambtenaren, die gebonden zijn door de Gedragscode Integriteit Rijk.
Vraag 11
Overeenkomstig de GRECO-aanbevelingen over de personen die de hoogste leidinggevende
functies bekleden (Bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 35 000-VII, nr. 91), hoe gaat u de transparantie vergroten ten aanzien van contacten en onderwerpen
met betrekking tot het lobbyen bij personen die de hoogste leidinggevende functies
bekleden?
Antwoord 11
Zie antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Kunt u aangeven hoe u de motie Dassen cs. gaat uitvoeren?4
Antwoord 12
Het kabinet zal een hoogleraar met expertise op het gebied van belangenbehartiging
en politieke besluitvorming vragen om advies over een lobbyregister, en hierover najaar
2022 nader berichten. Uitgangspunt bij deze adviesaanvraag is dat een lobbyregister
ten aanzien van bewindspersonen wordt ingevoerd, zoals ook is verzocht in de motie
Dassen cs. In de adviesaanvraag zal onder meer worden verzocht aandacht te besteden
aan de vraag wat precies onder lobbyisten moeten worden verstaan, hoe bij een registratie
bureaucratische lasten binnen de perken kunnen blijven en hoe ervaringen vanuit andere
landen kunnen worden betrokken. Ook is het van belang dat een lobbyregister niet onbedoeld
beperkingen oplegt aan mensen met wie een bewindspersoon graag in contact komt en
die geen lobbyist zijn.
Vraag 13
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.